30 175 Besluit luchtkwaliteit 2005

Nr. 161 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

In de afgelopen periode zijn er, zowel in uw Kamer als in de pers, regelmatig vragen gesteld over de betrouwbaarheid van de rekenmodellen waarmee de luchtkwaliteit wordt bepaald. Om hier duidelijkheid over te krijgen heb ik het RIVM gevraagd hier een uitgebreid onderzoek naar te doen. De resultaten van dit onderzoek alsmede een uitgebreide beschrijving van de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd, heeft het RIVM in het rapport «Gemeten en berekende (NO2) concentraties in 2010 en 2011» (RIVM Rapport 680705027/2013)1 beschreven. Bij de rapportage over het onderzoek zijn ook deskundigen van de Milieudienst Rijnmond DCMR en de GGD Amsterdam betrokken geweest.

Het RIVM concludeert op basis van het onderzoek dat de kwaliteit van de rekenmethoden goed is: er is binnen de onzekerheid geen sprake van een wezenlijke systematische over- of onderschatting van de NO2-metingen.

Omdat de berekeningen en metingen voor een groot deel door het RIVM zelf zijn uitgevoerd, heb ik het onderzoek laten reviewen door twee onafhankelijke, deskundige partijen: prof. dr. M. Krol van de Universiteit Wageningen en het Belgische onderzoeksinstituut VITO. Beide reviews geven aan dat het onderzoek voldoet aan een hoge wetenschappelijke standaard en dat de conclusies in het rapport logisch en correct zijn.

De conclusies van het rapport zijn besproken met de vier grote steden. Ook zij onderschrijven dat de rekenmethoden geschikt zijn voor berekeningen van de luchtkwaliteit. Het rapport is ook publiek beschikbaar op de website van het RIVM.

Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven