A
nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2005
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 23 juni 2005. De wens dat het in de maatregel geregelde onderwerp
bij de wet wordt geregeld kan door of namens een van beide Kamers of door
ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de
Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 21 juli 2005.
Hierbij zend ik u overeenkomstig artikel 21.6, vijfde lid, eerste volzin,
van de Wet milieubeheer (Wm), een exemplaar van het Staatsblad 2005, nr. 3161, waarin bovenvermeld besluit is gepubliceerd. Op het
besluit is de procedure van artikel 21.6, vijfde lid, derde volzin, Wm, van
toepassing.
Het is mijn voornemen de inwerkingtreding van dit besluit te bevorderen
onmiddelijk na afloop van de wettelijke termijn van 4 weken na verzending
van deze brief.
Tevens zend ik u hierbij de antwoorden op de 58 vragen (kamerstuk 30175,
nr. 2) die de vaste commissie van VROM onlangs gesteld heeft naar aanleiding
van het eerder aan uw Kamer toegezonden ontwerpbesluit luchtkwaliteit 2005
(Kamerstukken II, 2004–2005, 28 663, nr. 35). Voor de volledigheid
en in verband met de nauwe samenhang zijn bij de antwoorden afschriften van
het advies van de Raad van State van 15 juni jl. en het nader rapport
van 17 juni jl. als bijlage 1 respectievelijk bijlage 2 gevoegd.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel