30 172
Wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 28 september 2005

* Dit stuk is eerder abusievelijk gepubliceerd als kamerstuk 30 172, nr. 4, dat hiermee komt te vervallen.

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. Het verslag volgt de opbouw van de memorie van toelichting en behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met de invoering van bachelor-masterstruc- tuur bij opleidingen. Deze leden vinden het van belang dat de consument en opdrachtgever beschermt wordt door de registratie van architecten. Ook vinden deze leden het belangrijk dat de positie van de Nederlandse architect ten opzichte van hun Europese collega's versterkt wordt en er uitvoering gegeven wordt aan de EU-Architectenrichtlijn. De term architect is een beroepstitel en geen opleidingstitel. Invoering van de bachelor-masterstructuur maakt aanpassing van de wet op de architectentitel nodig.

De leden van de VVD-fractie hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de architectentitel. Deze leden vragen de regering aan te geven, of afgestudeerden op het gebied van architectuur aan de Academies van Bouwkunst en aan de Academies voor Beeldende Kunsten op dit moment de titel bachelor, of de titel master voeren. Ook vragen deze leden welke titel deze afgestudeerden zullen dragen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Dit met het oog op de keuze van de regering om de inschrijving als architect in het architectenregister uitsluitend toe te staan op basis van het masterdiploma.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de universitaire opleidingen op het gebied van de architectuur, stedenbouw en tuin- en landschapsarchitectuur met ingang van het academische jaar 2002–2003 geherstructureerd zijn in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur. Zij vragen of deze geherstructureerde opleidingen voldoen aan de toelatingseisen van het architectenregister en, zo ja, wat waren de bevindingen daarvan?

Tevens willen zij graag weten wie verantwoordelijk is voor het beoordelen of de opleidingen op het gebied van de architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur voldoen aan de eisen van het architectenregister.

In de ministeriële regeling over de inrichting van de architectuuropleiding zal worden bepaald dat de masteropleiding moet worden voorafgegaan door een bacheloropleiding op het gebied van de architectuur of een daaraan gelijkwaardige opleiding. Voor de masteropleidingen op het gebied van de stedenbouw en tuin- en landschapsarchitectuur zal voor dezelfde structuur worden gekozen. Daarmee zijn de onderwijsinstellingen verantwoordelijk voor de instroom in de masteropleidingen. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven hoe de betrokken onderwijsinstellingen (universiteiten en Academies van Bouwkunst) dit beoordelen. Zijn hiervoor criteria vastgesteld en zo ja, worden die in de ministeriële regeling vastgelegd? Wat is een «gelijkwaardige» opleiding? Kan dat bijvoorbeeld ook een opleiding op een ander, aanpalend vakgebied zijn? En hoe worden buitenlandse bachelors die in de Nederlandse masteropleidingen willen instromen, beoordeeld?

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting bij het wetsvoorstel, dat diploma's van de masteropleidingen op het gebied van de architectuur overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn van 10 juni 1985 aan de Europese Commissie en de andere lidstaten worden gemeld zodra de onderhavige wet in het Staatsblad is geplaatst. Betekent dit dat de andere lidstaten en de Commissie beoordelen of de Nederlandse opleidingen voldoen aan de artikelen 3 en 4 van de richtlijn? Zo ja, wat houdt die beoordeling precies in en hoe is gewaarborgd dat die beoordeling niet negatief uitvalt?

De opleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur maken onderdeel uit van het kunstonderwijs en zijn opgegaan in de opleidingen Vormgeving behorend bij het Domein Beeldende Kunst en Vormgeving. Anders dan bij de opleidingen op het gebied van de architectuur, stedenbouw en de tuin- en landschapsarchitectuur gaat het hier om opleidingen op bachelorniveau. De leden van de CDA-fractie vragen waarom voor de toelating tot het architectenregister voor interieurarchitecten het bachelorniveau voldoende is, terwijl voor de andere disciplines het masterniveau wordt vereist.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Halen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vacature (algemeen), Fierens (PvdA), Ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser Kaya (D66), Gerkens (SP), Vergeer (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).

Naar boven