30 172
Wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

De invoering van de bachelor-masterstructuur (hierna: bama-structuur) in het hoger onderwijs door middel van de wet van 6 juni 2002 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Stb. 2002, 303) brengt mee dat de Wet op de architectentitel dient te worden gewijzigd. De Wet op de architectentitel voorziet, wat de opleidingen in het hoger onderwijs betreft, immers alleen in de inschrijving in het architectenregister van architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten die in het bezit zijn van getuigschriften of diploma's, afgegeven door onderwijsinstellingen die de in deze wet genoemde opleidingen aanbieden. Dit zijn de opleidingen aan de Universiteiten van Delft, Eindhoven en Wageningen, aan de Academies van Bouwkunst en aan de Academies voor Beeldende Kunsten. Houders van diploma's op grond van de nieuwe bachelor- en masteropleidingen, voorzover deze door genoemde onderwijsinstellingen worden afgegeven, dienen echter ook in het architectenregister te kunnen worden ingeschreven en uit dien hoofde de titel van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect te kunnen voeren. Het onderhavige wetsvoorstel strekt daartoe.

Wat de inschrijving van architecten in het architectenregister betreft, is bij de aanpassing van de Wet op de architectentitel aan de invoering van de bama-structuur mede in beschouwing genomen richtlijn nr. 85/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PbEG L 223) (hierna: de richtlijn). Deze richtlijn bevat de eis dat de opleiding hoofdzakelijk betrekking heeft op de architectuur en de duur daarvan ten minste hetzij vier jaar full-time studie aan een universiteit of vergelijkbare onderwijsinstelling, hetzij zes jaar studie, waarvan ten minste drie jaar full-time, aan een universiteit of vergelijkbare onderwijsinstelling moet bedragen, wil een diploma door een andere lidstaat worden erkend. In 1999 ondertekenden de ministers verantwoordelijk voor hoger onderwijs uit 29 Europese landen te Bologna een verklaring om «studenten meer keuzemogelijkheden te bieden en instellingen de ruimte te geven onderwijs te ontwikkelen dat flexibel, open en internationaal georiënteerd is». Deze zogenaamde Bologna-verklaring behelst een intentieverklaring die ten doel heeft de hoger onderwijsstelsels in de verschillende lidstaten beter op elkaar af te stemmen. In Nederland heeft dit geleid tot de invoering van de bama-structuur in het hoger onderwijs. In verband hiermede zijn de universitaire opleidingen geherstructureerd. Wat de opleiding voor architecten betreft, dient daarbij in ieder geval te worden voldaan aan de vereisten van de richtlijn die immers naar Europees recht verbindend is. Met betrekking tot de inschrijving als architect in het architectenregister is ervoor gekozen in de Wet op de architectentitel uitsluitend het masterdiploma voor te schrijven. Hiermee wordt uitgegaan van het eindniveau van de opleiding. In de op grond van artikel 9, tweede lid, van de wet vast te stellen ministeriële regeling (over de inrichting die degene die inschrijving in het register als architect wenst te verkrijgen aan zijn opleiding moet hebben gegeven) wordt bepaald dat de masteropleiding moet zijn voorafgegaan door een bacheloropleiding op het gebied van de architectuur of door een daaraan gelijkwaardige opleiding. Daarmee wordt voldaan aan bovenvermelde eisen van de richtlijn. De onderwijsinstellingen zijn dus verantwoordelijk voor de instroom in de masteropleidingen.

Uit een oogpunt van uniformiteit is ten aanzien van de universitaire opleidingen op het gebied van de stedenbouw en de tuin- en landschapsarchitectuur voor een zelfde opleidingsstructuur gekozen.

Wat de benamingen van de op grond van de wet voor de inschrijving in het architectenregister vereiste masteropleidingen betreft, is ermee volstaan in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, 1°, en c, 1°, artikel 10, eerste lid, onderdelen a, 1°, en d, 1°, en artikel 11, eerste lid, onderdelen a, 1°, en b, 1°, aan te geven dat het gaat om masteropleidingen op het gebied van architectuur, stedenbouwkunde en landschapsarchitectuur. Aangezien de naamgeving van de opleidingen de bevoegdheid is van de onderwijsinstellingen en met een zekere regelmaat wordt gewijzigd, is ervoor gekozen de benaming niet in de wet vast te leggen. De opleidingen dienen in ieder geval geregistreerd te zijn bij het Centraal register opleidingen hoger onderwijs. In de op grond van de artikelen 9, tweede lid, 10, tweede lid, en 11, tweede lid, vast te stellen ministeriële regeling over de inrichting die degene die inschrijving in het architectenregister wil verkrijgen, aan zijn opleiding moet hebben gegeven, zullen de benamingen van de diverse opleidingen en de afstudeerrichtingen, varianten en specialisaties van die opleidingen worden vermeld, respectievelijk worden toegevoegd indien dit als gevolg van een wijziging van de benaming nodig is.

De diploma's van de masteropleidingen op het gebied van de architectuur, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, 1°, en c, 1°, zullen overeenkomstig artikel 7, eerste lid, derde volzin, van de richtlijn gelijktijdig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de andere lidstaten worden gemeld, zodra de wet tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs in het Staatsblad is geplaatst. Indien door een lidstaat of de Commissie niet wordt betwijfeld dat deze diploma's voldoen aan de criteria van de artikelen 3 en 4 van de richtlijn, vindt drie maanden na de melding bekendmaking van de diploma's door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie plaats. De bekendmaking leidt ertoe dat de diploma's door de andere lidstaten worden erkend.

Wat de interieurarchitecten betreft, is in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, 1°, rekening gehouden met het sinds september 2002 geherstructureerde kunstonderwijsaanbod. De opleidingen interieurarchitectuur zijn opgegaan in de veel bredere opleidingen Vormgeving behorend bij het Domein Beeldende Kunst en Vormgeving. De opleiding Vormgeving kent drie uitstroomprofielen, waaronder het uitstroomprofiel Ruimtelijke vormgeving. Binnen dit uitstroomprofiel wordt de discipline Interieurarchitectuur aangeboden. In de op grond van artikel 12, tweede lid, van de wet vast te stellen ministeriële regeling zullen evenals dit geschiedt ten aanzien van de architecten, stedenbouwkundigen en tuin- en landschapsarchitecten, de benamingen van de diverse opleidingen tot interieurarchitect worden vermeld.

Met ingang van het academische jaar 2002–2003 heeft een aantal hoger-onderwijsinstellingen die opleidingen aanbieden die toegang geven tot het architectenregister de bama-structuur ingevoerd. Gebleken is dat al vrij spoedig masterdiploma's werden afgegeven. Op grond van de toen bestaande voorschriften van de Wet op de architectentitel konden de houders van deze diploma's niet in het architectenregister worden ingeschreven. Betrokkenen zijn echter, vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze wet, toch ingeschreven in het register wanneer zij bij het masterdiploma een aanhangsel konden overleggen, waarin wordt verklaard dat het afgegeven masterdiploma gelijk(waardig) is aan het tot voor kort afgegeven getuigschrift zoals dit in de Wet op de architectentitel is genoemd. Hieraan zijn noch voor de betrokken afgestudeerden noch voor de onderwijsinstellingen kosten verbonden. Van eventuele moeilijkheden die afgestudeerden ondervinden bij vestiging of het verrichten van werkzaamheden in een andere lidstaat is nog niet gebleken. Moeilijkheden zijn overigens niet te verwachten omdat de inhoud van de opleidingsprogramma's niet is gewijzigd. Door terugwerkende kracht te verlenen aan de wet tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur is bereikt dat de inschrijving van houders van masterdiploma's die heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze wet is gelegaliseerd. Artikel II voorziet hierin.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven