nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is educatiegelden
in de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van het Grotestedenbeleid
onder te brengen;
dat het verder wenselijk is om in verband met overheveling van educatiegelden
voor NT2-opleidingen op de voor inburgering relevante niveaus, naar de begroting
van het Ministerie van Justitie alsmede in verband met de overdracht van de
verantwoordelijkheid voor deze opleidingen aan de Minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie, de voorschriften voor educatie aan te passen;
dat het voorts wenselijk is splitsing van instellingen mogelijk te maken,
een grondslag op te nemen voor nadere regels voor splitsing van instellingen
en enige technische wijzigingen aan te brengen;
dat het tevens wenselijk is een ondergrens te stellen aan de bekostiging
van deeltijdse beroepsopleidingen;
dat het ten slotte wenselijk is het verantwoordingsregime voor gemeenten
over de inzet van educatiemiddelen in de Wet educatie en beroepsonderwijs
op te nemen;
dat daartoe de Wet educatie en beroepsonderwijs dient te worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid, onder b, wordt «instellingen die zijn voortgekomen
uit een samenvoeging van bekostigde instellingen» vervangen door: instellingen
die zijn voortgekomen uit samenvoeging of splitsing van bekostigde instellingen.
b. Aan het eind van het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met
betrekking tot het tweede lid, onder b.
B
Artikel 2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een nieuw lid
ingevoegd, luidende:
6. Bij de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder
a, blijven buiten beschouwing deelnemers aan een deeltijdse opleiding waarvoor
het bevoegd gezag een in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma, met
inbegrip van de beroepspraktijkvorming, heeft ingericht dat minder dan 300
uren per volledig studiejaar omvat.
C
Artikel 2.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid
wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op gemeenten die op grond van
het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid een brede
doeluitkering in het kader van het Grotestedenbeleid ontvangen. Voorzover
de brede doeluitkering wordt aangewend voor educatie, zijn de artikelen 2.3.3,
2.3.4 en 2.3.6 tot en met 2.3.6d daarop van overeenkomstige toepassing.
D
Na artikel 2.5.9 wordt een paragraaf 1a ingevoegd, luidende:
Paragraaf 1a. Verantwoording educatiemiddelen
Artikel 2.5.9a. Verantwoording gemeenten over inzet educatiemiddelen
1. Voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de middelen
aan het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt, dient het
college van burgemeester en wethouders bij Onze Minister een verantwoording
in waaruit blijkt dat de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid,
door het college van burgemeester en wethouders rechtmatig is besteed. Indien
activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.4, derde lid, onder a, waarvoor het
college van burgemeester en wethouders zich heeft verplicht, niet of niet
volledig zijn verricht en het college van burgemeester en wethouders uit dien
hoofde in enig jaar aanspraken heeft jegens de instelling, besteedt het college
van burgemeester en wethouders de uit die aanspraken voortvloeiende middelen
uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin die middelen zijn terugontvangen,
en verantwoordt het college van burgemeester en wethouders die middelen in
het jaar volgend op het jaar waarin de middelen zijn besteed.
2. Ten behoeve van de verklaring van de accountant wordt bij ministeriële
regeling een controleprotocol opgesteld.
3. De financiële verantwoording wordt ingericht volgens een bij ministeriële regeling vastgesteld model en is voorzien van een
verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld
in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Aan Onze
Minister wordt op diens verzoek inzicht gegeven in de gegevens die bij de
controle op enigerlei wijze een rol spelen, en in de controlerapporten van
de accountant.
E
Artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. andere opleidingen, gericht op sociale redzaamheid, met uitzondering
van de opleiding Nederlands als tweede taal niveaus 1 en 2 van het Referentiekader
NT2, zoals te regelen bij ministeriële regeling.
F
In artikel 7.4.11, derde lid, worden de woorden «Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld» vervangen
door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden vastgesteld».
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,