30 166
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens het toebrengen van ernstige schade aan de essentiële belangen van het Koninkrijk of van een of meer van zijn landen

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID AZOUGH

Ontvangen 4 oktober 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

I

In de aanhef van punt 1 wordt «Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid» vervangen door: Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vijfde tot en met zevende lid.

Toegevoegd worden twee leden, luidende:

3. Onze Minister kan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken indien zij berust op onjuiste opgave van de personalia of valse identiteit. Onze Minister gaat niet over tot intrekking van het Nederlanderschap indien de onjuiste opgave van de personalia of valse identiteit de betrokken persoon desondanks voldoende identificeert. In andere gevallen onderzoekt Onze Minister of er bijzondere omstandigheden bestaan die aan intrekking van het Nederlanderschap in de weg staan. De intrekking is niet mogelijk indien sedert de verkrijging of verlening een periode van drie jaar is verstreken.

4. Intrekking van de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap op grond van het eerste en derde lid is slechts mogelijk indien betrokkene is veroordeeld voor de strafbare feiten die aan de intrekking ten grondslag zijn gelegd.

II

In punt 2 wordt «In het nieuwe derde lid» vervangen door: In het nieuwe vijfde lid.

Toelichting

In de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt gesteld dat er een bestendige gedragslijn bestaat ten aanzien van de ongeldigheid van een naturalisatiebesluit. Geredeneerd wordt dat door het opgeven van onjuiste personalia (valse identiteit) niet de juiste personalia van betrokkene worden vermeld op het Koninklijk Besluit tot naturalisatie.

Deze benadering is naar het oordeel van ondergetekende onjuist en miskent het belang van een discretionaire bevoegdheid om de bijzondere omstandigheden waarin betrokkene kan verkeren af te wegen tegen de ernst van opgeven van onjuiste personalia.

Het is volgens ondergetekende principieel onjuist om de identiteit van de betrokkene te beperken tot de voor de naturalisatieprocedure opgegeven personalia. Het miskent dat er zich omstandigheden kunnen voordoen, waaronder de betrokkene zich gedwongen kan voelen om onjuiste personalia op te geven.

Azough

Naar boven