30 166 (R 1795)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens het toebrengen van ernstige schade aan de essentiële belangen van het Koninkrijk of van een of meer van zijn landen

nr. 13
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 oktober 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen A en B worden geletterd B en C.

2. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. het niet-Nederlandse kind, daaronder begrepen het in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba geadopteerde kind, dat op 1 januari 1985 de leeftijd van 21 jaar nog niet had bereikt van een vrouw die op enig moment tussen 1 januari 1985 en 31 december 1987 Nederlander was, dan wel – indien zij vóór 1 januari 1985 is overleden – op het moment van overlijden nog Nederlander was.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidende:

9. Het niet-Nederlandse kind, bedoeld in het eerste lid, onder i, verkrijgt het Nederlanderschap vanaf 1 januari 1985. Artikel 15, eerste lid, onder c is op hem niet van toepassing, tenzij de in dit onderdeel bedoelde periode geheel is gelegen na de datum waarop het optiebesluit is bevestigd.

B

In artikel II wordt «onderdeel A» vervangen door: onderdeel B.

Toelichting

De wijzigingen beogen tegemoet te komen aan de breed in de Tweede Kamer levende wens om een voorziening te bieden voor de kinderen van Nederlandse moeders geboren vóór 1985 die geen gebruik hebben gemaakt van de eenmalige driejarige optieregeling, die in dat jaar werd ingevoerd als overgangsregeling bij de gelijkstelling van mannen en vrouwen in het nationaliteitsrecht.

De wijzigingen volgen de voorwaarden die in de optieregeling van 1985 waren gesteld, met dien verstande dat de regeling nu permanent wordt gemaakt. Evenals het geval zou zij geweest als betrokkenen wel gebruik hadden gemaakt van de driejarige optieregeling, verkrijgen hun afstammelingen het Nederlanderschap volgens de daarvoor geldende regels, door de bepaling dat de optanten het Nederlanderschap verkrijgen vanaf 1 januari 1985. De voorwaarde dat het kind in kwestie niet gehuwd of gehuwd geweest mocht zijn is niet opgenomen om geen onredelijke verschillen te creëren tussen degenen vóór of na 1 januari 1985 zijn gehuwd.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Naar boven