nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 22 september 2005
De vaste commissie voor Justitie1 belast met
het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag
uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte
opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling
van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen
De leden van de CDA-fractie danken de regering voor het toezenden van
het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
Deze leden achten het van belang dat burgers overal in de Europese Unie de
toegang hebben tot schadeloosstellingregelingen in geval zij slachtoffer zijn
van geweldsmisdrijven in de desbetreffende landen. Wel hebben deze leden enige
vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat de richtlijn het eenvoudiger
maakt om in een ander land schadeloosstelling te verkrijgen. Het kan zijn
dat hierdoor meer beroep op het Schadefonds geweldsmisdrijven wordt gedaan
door ingezetenen van andere EU-landen. De leden van de CDA-fractie vragen
of de regering kan uitleggen of zij verwacht dat hierdoor meer geld uitgekeerd
zal moeten worden door het schadefonds geweldsmisdrijven.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de door de implementatie van
de richtlijn het Schadefonds geweldsmisdrijven nieuwe taken krijgt, onder
meer het verlenen van assistentie bij het invullen van aanvraagformulieren.
Deze leden vragen of de regering verwacht dat hierdoor een grotere administratieve
druk op het fonds gelegd zal worden. Zij vragen of voor deze nieuwe taken
budgettaire ruimte gevonden in de begroting van het fonds en of hierdoor hogere
totale kosten zullen ontstaan.
De richtlijn voegt toe dat een ieder die in Nederland zijn verblijfplaats
heeft en die in een andere EU-lidstaat slachtoffer is geworden van een opzettelijk
gepleegd geweldsmisdrijf, aanspraak op schadeloosstelling kan maken. De leden
vragen welke definitie de regering hanteert voor het begrip «een ieder
die in Nederland zijn verblijfplaats heeft». Welke groepen personen
horen hiertoe en welke niet, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de richtlijn op 1 januari
2006 in de landen van de EU in werking moet zijn getreden. Zij merken op dat dit ook betekent dat alle lidstaten een instantie moeten hebben die
een vergelijkbare rol heeft als het Schadefonds geweldsmisdrijven in Nederland.
Deze leden vragen welke landen op dit moment nog niet een dergelijke instantie
hebben. Verwacht de regering dat alle lidstaten op 1 januari 2006 een
dergelijke instantie hebben opgericht, zo vragen deze leden. Bovendien vragen
de leden van de CDA-fractie hoe het gesteld is met de toegankelijkheid tot
deze buitenlandse instanties in vergelijking tot de toegankelijkheid tot het
Nederlandse Schadefonds geweldsmisdrijven.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het
voorliggende wetsvoorstel. Zij menen dat de implementatie van deze richtlijn
een daadwerkelijke positieverbetering voor de slachtoffers van misdrijven
betekent. Wel hebben zij nog enkele vragen. Zo informeren zij of alle EU-lidstaten
beschikken over een schadeloosstellingregeling. Zo niet, welke landen beschikken
daar nog niet over en op welke wijze worden deze lidstaten gestimuleerd tot
het afkondigen van een dergelijke regeling, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts op welke wijze slachtoffers
van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf op de hoogte worden gebracht
van het feit dat zij aanspraak op schadeloosstelling kunnen maken via het
Schadefonds geweldsmisdrijven in Nederland.
Voor wat betreft de inwerkingtreding is het de leden van de PvdA-fractie
onduidelijk wat de concrete gevolgen zijn voor de slachtoffers van opzettelijke
geweldsmisdrijven in een EU-lidstaat. Kunnen zij vanaf 1 januari
2006 een beroep doen op het schadefonds geweldsmisdrijven? Waarom kan de wet
niet in het laatste Staatsblad voor de ingangsdatum van 1 januari worden
geplaatst, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
bovengenoemd wetsvoorstel, hetgeen hen slechts aanleiding geeft tot het stellen
van de volgende vraag.
Wat verwacht de regering dat de financiële consequenties zullen zijn
voor het Schadefonds, nu deze richtlijn het ook mogelijk maakt om een uitkering
voor een nieuwe categorie misdrijven – die gepleegd in een ander land
dan Nederland – mogelijk maakt? Zal dit leiden tot een zwaardere druk
op het schadefonds? Hoe becijfert de regering dit effect?
De voorzitter van de commissie
De Pater-van der Meer
Adjunct-griffier van de commissie
Beuker
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL),
Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD),
Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz
(CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van
Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA),
Straub (PvdA), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot
(VVD), Vacature (LPF), Vacature (SP).
Plv. Leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema
(GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA),
Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout
(CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA),
Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts
(D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Hermans (LPF),
Vergeer (SP).