30 145
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2007

Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding op 21 maart 2007 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 51, blz. 2997–3020 en blz. 3024–3042) heeft de Minister van Justitie toegezegd per brief nadere toelichting te verschaffen over een aantal punten dat bij dat overleg aan de orde kwam. In zijn brief van 28 maart is de Minister van Justitie mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, reeds op enkele hiervan ingegaan (Kamerstukken II 2006/07, 30 145, nr. 9). Namens de Minister van Justitie geef ik in deze brief een korte toelichting op het verzoek van het lid Halsema (GroenLinks) om het criterium van de feitelijke gezinsband in het vreemdelingenbeleid af te schaffen.

Over dit onderwerp heeft de toenmalig Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie uw Kamer een brief doen toekomen (Kamerstukken II 2006/07, 19 737, nr. 1089). In deze brief schrijft zij dat het onderliggende uitgangspunt van het beleid is dat ouder en kind in beginsel bij elkaar horen en dat de gezinsband tussen hen niet snel verbroken kan worden geacht. Zij kondigt per 8 september 2006 een beleidswijziging aan waarbij niet langer wordt vastgehouden aan de tot dan toe geldende definitie van de «feitelijke gezinsband». Zowel om inhoudelijke als om praktische redenen is besloten dat de gezinsband niet langer automatisch wordt geacht te zijn verbroken na een scheiding van vijf jaar of langer. Er wordt nu nauwer aangesloten bij het begrip familie- en gezinsleven («family life») in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Tegen deze achtergrond zie ik thans geen aanleiding om het beleid ten aanzien van de feitelijke gezinsband in het vreemdelingenbeleid nader te bezien.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven