30 145
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

nr. 14
AMENDEMENT VAN DE LEDEN DE PATER-VAN DER MEER EN VAN DER STAAIJ

Ontvangen 18 april 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Na artikel 247 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 247a

Indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst en de ouders hun samenleving beëindigen, stellen zij een ouderschapsplan op als bedoeld in artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

II

In artikel I, onderdeel K, wordt in artikel 253a, onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien op de ouders de verplichting van artikel 247a rust en zij daaraan niet hebben voldaan, houdt de rechter de beslissing op een in het tweede lid bedoeld verzoek ambtshalve aan, totdat aan die verplichting is voldaan. Aanhouding blijft achterwege indien het belang van het kind dit vergt.

Toelichting

Ook ouders die niet gehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan hebben de plicht zich rekenschap te geven over de toekomst van hun kinderen na het verbreken van de relatie. In toenemende mate kiezen partners er niet meer voor hun onderlinge relatie vast te leggen. Niet de vorm van de relatie, maar het belang van het kind moet leidend zijn.

Dit amendement verplicht de ouders, die het gezamenlijk gezag hebben laten aantekenen (art. 1:252), tot het opstellen van een ouderschapsplan indien zij hun samenleving beëindigen.

Dit ouderschapsplan is geen vrijblijvende aangelegenheid. Indien er geen ouderschapsplan is opgesteld, zal de rechtbank het verzoek om een beslissing als bedoeld in art. 253a (nieuw) moeten aanhouden, totdat een ouderschapsplan is opgesteld.

Ook daarbij blijft het belang van het kind leidend: indien het belang van het kind dit vergt, blijft aanhouding achterwege. De ouders houden dan wel de plicht tot het opstellen van een ouderschapsplan. Noodzakelijke maatregelen kunnen echter dan toch in het belang van het kind worden genomen.

De Pater-van der Meer

Van der Staaij

Naar boven