30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

Nr. 38 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juli 2012

1. Inleiding

In mijn brief van 13 maart 2012 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de verschijningsplicht van ouders ter terechtzitting van hun minderjarig kind (Kamerstukken II 2011/12, 30 143, nr. 37). In die brief heb ik toegezegd uw Kamer voor 1 augustus 2012 te informeren over een onderzoek naar de rol van ouders in het strafproces van hun kind1. Voorts heb ik daarin toegezegd uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie- van het lid Marcouch (PvdA) over een sociaal verhoor (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VI, nr. 18). In het algemeen overleg van 11 april 2012 over het Actieprogramma Jeugdgroepen heb ik tot slot toegezegd met de Raad voor de rechtspraak te spreken over de uitvoering van de verschijningsplicht van ouders ter terechtzitting van hun minderjarig kind. Met deze brief geef ik uitvoering aan deze toezeggingen.

Het onderzoek naar de rol van ouders in het jeugdstrafproces is verricht vanuit de Faculteit der Gedrags- en Geesteswetenschappen (Forensische Orthopedagogiek) van de Universiteit van Amsterdam. De doelstelling van dit onderzoek2 was na te gaan wat de huidige positie van ouders in het jeugdstrafproces is en of die positie verder moet en kan worden versterkt. In het onderzoek is ook nagegaan of een sociaal verhoor de positie van ouders zou kunnen versterken.

2. De rol van ouders en het sociaal verhoor

Rol van ouders

De aanpak van jeugdcriminaliteit is een prioriteit van het kabinet. Dat begint met het voorkomen ervan. Ouders hebben hierin een belangrijke rol. Zij zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Zij zijn daarop aanspreekbaar, ook als het kind strafbare feiten pleegt en daarvoor wordt gestraft. Zij zijn ervoor verantwoordelijk dat hun kind na het strafproces niet verder afglijdt naar een criminele carrière. Het is daarom belangrijk om ouders nauw en effectief bij het strafproces van hun kind te betrekken.

Het verminderen van recidive is het hoofddoel van ouderbetrokkenheid. Maar er zijn meer redenen om ouderbetrokkenheid te stimuleren. In de eerste plaats moeten ouders worden geconfronteerd met het delinquent gedrag van hun kind en de noodzaak om daaraan grenzen te stellen. In de tweede plaats kunnen zij hun kind tijdens het strafproces steunen en kunnen zij worden benut als informatiebron in het strafproces, zodat een juist beeld kan worden geschetst van de eventuele gezinsproblematiek, de nodige zorg en de meest passende sanctie. Tot slot kunnen zij een bijdrage leveren aan het effectief uitvoeren van de sanctie die aan hun kind is opgelegd. Deze sanctie heeft conform het jeugdstrafrecht opvoeding tot doel.

Bij het jeugdstrafproces zijn verschillende organisaties betrokken: de politie, Halt, de jeugdreclassering, de Raad voor de kinderbescherming, het Openbaar Ministerie, de Rechtspraak en de justitiële jeugdinrichting (JJI). Uit het onderzoek blijkt dat deze jeugdketenpartners doordrongen zijn van de noodzaak de ouders effectief bij het jeugdstrafproces te betrekken. Ouders worden volgens hen in de verschillende fasen van het strafproces van hun kind geconfronteerd, geïnformeerd, uitgenodigd om te praten met de professionals en zij kunnen meedenken over een passende straf voor hun kind. Drie ketenpartners (Halt, de jeugdreclassering en de JJI) hebben een aparte handreiking of methodiek ontwikkeld voor de omgang met ouders. De overige hebben dat geïntegreerd in hun reguliere werkproces. De invoering van de verschijningsplicht van ouders ter terechtzitting van hun minderjarig kind (per 1 januari 2011) biedt het OM en de Rechtspraak een extra mogelijkheid om ouders actief bij de rechtszaak te betrekken. In de bijlage bij deze brief is een beknopt overzicht van de inspanningen van de jeugdketenpartners opgenomen zoals die uit het onderzoek naar voren komen.

Voorts blijkt uit het onderzoek dat de positie van ouders volgens de jeugdketenpartners thans niet verder hoeft te worden versterkt. Tegelijkertijd geven zij aan open te zullen staan voor veranderingen en verbeteringen met betrekking tot ouderbetrokkenheid als nieuwe ontwikkelingen daarom vragen.

Ik constateer op basis van de gegevens uit het onderzoek dat de inspanningen van de jeugdketenpartners nu en in de toekomst zijn gericht op een versterking van de betrokkenheid van ouders. Ik herken dat beeld vanuit mijn eigen ervaringen. Ik zie daarom geen aanleiding om verdere maatregelen te treffen.

Sociaal verhoor

De motie-Marcouch over het sociaal verhoor beoogt «te bevorderen dat de ouder of voogd van de aangehouden minderjarige gedurende de periode waarin de minderjarige is aangehouden of in verzekering is gesteld, wordt onderworpen aan een gesprek ten aanzien van diens verantwoordelijkheden en capaciteiten als opvoeder».

Ik deel het doel van de motie over het sociaal verhoor. Het is belangrijk ouders aan te spreken op hun opvoedingsverantwoordelijkheid. Uit het onderzoek blijkt dat de politie het formeel niet tot haar taak beschouwt om ouders aan een sociaal verhoor over hun opvoedingscapaciteiten te onderwerpen. De politie is daarvoor ook niet geëquipeerd. De rol van de politie beperkt zich formeel tot het informeren van ouders dat hun kind voor een strafbaar feit is opgepakt en op het politiebureau verblijft. De mate waarin de politie contact heeft met de ouders is afhankelijk van de ernst van de zorgsignalen. De politie doet bij signalen van risicogezinnen standaard een zorgmelding bij Bureau jeugdzorg.

Voorts blijkt uit het onderzoek dat het concept van het sociaal verhoor volgens de jeugdketenpartners al wordt uitgevoerd door de Raad voor de kinderbescherming, die na het politiecontact onderzoek doet naar de gezinssituatie en de ouders daarbij nauw betrekt. De introductie van een apart sociaal verhoor heeft volgens hen daarom geen meerwaarde.

Uit het onderzoek blijken ook andere reserves tegen een sociaal verhoor zoals de motie beoogt. In de eerste plaats zijn de pas aangehouden jongeren verdacht van een strafbaar feit en staat nog niet vast dat zij het delict hebben gepleegd. Dat zij verdacht zijn biedt onvoldoende juridische grond om de ouders tot een gesprek over hun opvoedingsverantwoordelijkheid te dwingen. Daarnaast is het overgrote deel van de ouders in positieve zin betrokken bij hun kinderen. Dat het kind door de politie is aangehouden betekent niet per se dat de ouders in hun opvoedingsverantwoordelijkheid tekort zijn geschoten. Een sociaal verhoor voor deze groep ouders is dan een te zwaar middel. De groep ouders die uit onmacht of onwil onvoldoende grip heeft op hun kind (10%3) is meestal al in beeld bij het Bureau Jeugdzorg of de GGz. Voor hen kan een sociaal verhoor over hun opvoedingsverantwoordelijkheid een averechts effect hebben.

Bij risicogezinnen acht ik het van belang in te grijpen om te voorkomen dat het kind of zijn broers of zusters in hun verdere ontwikkeling worden geschaad. Specifiek voor kinderen die nog geen twaalf jaar oud zijn, is het instrument Prokid ontwikkeld. Met Prokid kan de politie twaalfminners die zich in een situatie bevinden waarin ze onvoldoende of geen ontwikkelingskansen hebben, sneller signaleren en doorverwijzen naar de hulpverlening. Voor jeugdigen vanaf twaalf jaar is het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtsketen (LIJ) ontwikkeld. Het LIJ is een instrument waarmee over jongeren die met de politie in aanraking komen, gerichte informatie wordt verzameld om effectieve vervolgbeslissingen te kunnen nemen. De politie krijgt met dit nieuwe instrument beter zicht op risicosignalen bij jeugdigen en hun gezinnen op basis waarvan standaard wordt doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Door de landelijke invoering van het LIJ en Prokid kunnen zorgbehoeften bij jongeren die in aanraking komen met de politie systematisch worden gesignaleerd. Op basis van deze signalen kunnen passende zorgtrajecten worden gestart.

Ik deel de conclusies uit het onderzoek. Ik ben van mening dat een sociaal verhoor, zoals verwoord in de motie – Marcouch geen meerwaarde heeft ten aanzien van het gesprek dat de Raad voor de kinderbescherming reeds met de ouders voert. Dit gesprek gecombineerd met het hierboven beschreven signaleringsinstrumentarium biedt voldoende mogelijkheid om de nodige en passende interventies in te zetten.

3. Gesprek met de Raad voor de rechtspraak

In het algemeen overleg van 11 april 2012 over criminele jeugdgroepen is de verschijningsplicht van ouders ter terechtzitting van hun minderjarig kind aan de orde gesteld. Daarin werd gesteld dat de Rechtspraak de verschijningsplicht onvoldoende toepast. Ik heb tijdens dat overleg toegezegd nogmaals met de Raad voor de rechtspraak te spreken over de uitvoering van de verschijningsplicht. Uit dat gesprek is mij gebleken dat kinderrechters de verschijningsplicht terdege uitvoeren. Zij doen dit op een pragmatische wijze, waarbij de plicht tot aanwezigheid van ouders zorgvuldig wordt afgewogen tegen het belang dat het kind daarbij heeft en zijn belang bij een berechting binnen redelijke termijn.

4. Tot slot

Ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Het is daarom belangrijk, zoals ik hiervoor heb betoogd, hen nauw bij het strafproces van hun kind te betrekken. Deze ouderverantwoordelijkheid houdt mede in dat ouders financieel aanspreekbaar moeten zijn voor de gevolgen van het delinquent gedrag van hun kind. Het initiatiefvoorstel van het lid Çörüz, (CDA) dat op 5 juli 2012 door uw Kamer is aanvaard, verruimt de aansprakelijkheid van ouders in die zin dat zij aansprakelijk zijn tot hun kind de leeftijd van 18 jaar bereikt. Het staat de ouders vrij om met hun kind een betalingsregeling te treffen, zodat het kind daadwerkelijk de financiële gevolgen van zijn daden voelt. Dit wetsvoorstel beoogt ouders -in lijn met het regeerakkoord- eerder en meer aansprakelijk te stellen voor de overlast en de criminaliteit die hun kind pleegt, maar laat onverlet dat het kind de gevolgen van zijn daden moet dragen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Bijlage

De politie is verplicht de ouders op de hoogte te stellen van de arrestatie van hun kind en zijn verblijfplaats. Volgens de Salduzregeling heeft een minderjarig kind recht op consultatiebijstand van een jeugdadvocaat voorafgaand aan het politieverhoor en recht op verhoorbijstand van een advocaat of een vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor. De vertrouwenspersoon is in de praktijk vaak één van de ouders. Ouders worden dus door de politie geïnformeerd en hebben het recht om hun kind te bezoeken en eventueel aanwezig te zijn bij het verhoor. De politie kan ook een zorgmelding doen bij het Bureau Jeugdzorg. De politie beschouwt het echter in het algemeen niet tot haar taak om ouders te betrekken in die zin dat zij met de ouders een opvoedingsgesprek moet voeren. De politie acht de periode na de arrestatie ook niet de meest aangewezen tijd om een gesprek te voeren aangezien de ouders dan te zeer geschrokken zijn.

Halt acht het betrekken van ouders essentieel voor een professionele en effectieve haltafdoening. Het betrekken van ouders heeft ten doel ouders inzicht te geven in hun rol als opvoeder bij het tegengaan van ongewenst en strafbaar gedrag van hun kind. Bovendien kan Halt de ouders voor hulp doorverwijzen naar Jeugdzorg. De ouders zijn verplicht op het haltbureau te verschijnen en worden geïnformeerd over de inhoud van de haltafdoening. Van hen wordt een actieve rol verwacht. De ouders mogen meedenken en meepraten en zien erop toe dat het kind zijn opdrachten uitvoert.

De Raad voor de kinderbescherming heeft intensief contact met de ouders. Eerst in het kader van vroeghulp nadat het kind op het politiebureau in verzekering is gesteld. Dit contact is meestal telefonisch. Daarna ten behoeve van het basisraadsonderzoek dat de Raad uitvoert. Een gesprek met de ouders apart en met het kind samen dient om meer te weten te komen over de persoonlijke omstandigheden van het kind en zijn gezin.

De Jeugdreclassering heeft een aparte handreiking ontwikkeld voor het werken met ouders en het gezinssysteem waarin de reclasseringsmedewerkers worden getraind. De Jeugdreclassering betrekt ouders altijd wanneer de jeugdige onder haar toezicht is gesteld en bij de netwerk- en trajectberaden in de justitiële jeugdinrichtingen. Ouders worden uitgenodigd voor een eerste gesprek; vaak vindt ook een huisbezoek plaats. Tijdens het traject wordt regelmatig contact met de ouders gezocht, zeker wanneer een jongere zich niet aan zijn afspraken houdt.

Het Openbaar Ministerie roept ouders op om bij de zogenaamde TOM-mi zittingen4 aanwezig te zijn en bij de terechtzitting bij de kinderrechter. Sinds 1 januari 2011 zijn de ouders zelfs verplicht om te verschijnen bij de terechtzitting van hun kind bij de kinderrechter. Zowel bij de TOM-mi zitting als bij de kinderrechter nodigt de officier van justitie de ouders uit om hun beeld van de situatie te schetsen en een reactie te geven op het delictgedrag van hun kind. De opkomst van ouders is bij beide zittingen behoorlijk.

De kinderrechter benut, evenals het OM, de aanwezigheid van de ouders als informatiebron. Met het project «Kind centraal stellen» wordt een format ontwikkeld voor een standaard wijze van ouderparticipatie.

De justitiële jeugdinrichtingen (JJI) geven ouders voldoende gelegenheid om betrokken te zijn bij hun kind wanneer het in een JJI moet verblijven. De JJI hebben in 2011 de visie op ouderparticipatie ontwikkeld waarmee ouders actief tijdens het verblijf van hun kind in de JJI worden betrokken. Deze visie wordt thans vertaald naar de inrichtingspraktijk.

De JJI werken met de basismethodiek Youturn, waarbij ouders nauw betrokken worden. Zij doorlopen samen met hun kind enkele systeemgerichte gedragsinterventies.


X Noot
1

Verzoek van het lid Van Toorenburg tijdens de behandeling van de begroting 2012 van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

X Noot
2

Het onderzoek is gebaseerd op literatuuronderzoek en interviews met de betrokken jeugdketenpartners en met de indiener van de motie over het sociaal verhoor, de heer Marcouch.

X Noot
3

Schatting in het onderzoek.

X Noot
4

Transactie OM minderjarigen.

Naar boven