30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 18
AMENDEMENT VAN DE LEDEN TEEVEN EN WOLFSEN

Ontvangen 3 december 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 51h komt te luiden:

Artikel 51h

1. Zowel het slachtoffer of diens nabestaanden als de verdachte kan in elke fase van het strafproces verzoeken om bemiddeling.

2. De rechter neemt kennis van een overeenkomst die in een bemiddeling wordt bereikt. Hij kan hiermee rekening houden en vermeldt dit in voorkomend geval in het vonnis.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende bemiddeling tussen het slachtoffer of diens nabestaanden en de verdachte.

4. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe het recht op bemiddeling in strafzaken in de wet verankeren. De uitkomst van dit proces dient (daar waar dat qua tijdspad mogelijk is) in het procesdossier van de officier gevoegd te worden opdat de rechter er kennis van neemt en in de motivatie op zijn vonnis aangeeft op welke wijze hij dit document (al dan niet) heeft laten meewegen bij zijn beslissing.

Bemiddeling in strafzaken kan tegemoet komen aan de behoefte van (een deel van de groep) slachtoffers en mogelijk deels bijdragen ter ontlasting van de rechterlijke macht. Als een vorm van afdoening kan door de officier van justitie bijvoorbeeld worden deelgenomen aan het bemiddelingstraject, waarna de eventueel tot stand gekomen overeenkomst door de rechter wordt getoetst.

Vanuit het oogpunt van eigen verantwoordelijkheid, tegemoetkomen aan de behoeften van direct betrokkenen en efficiënter gebruik van de dure en tijdrovende rechtsgang wordt het voordeel van bemiddeling steeds vaker ingezien en ingezet. Er is in Europa recentelijk een enorme ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van bemiddeling in strafzaken. Dit heeft tot verschillende internationale en Europese documenten geleid waarin het belang en de waarde van bemiddeling tot uitdrukking wordt gebracht.

Ten gevolge van artikel 10 van het Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (2001/220/JBZ) zijn de lidstaten verplicht bemiddeling in strafzaken te bevorderen en erop toe te zien dat elke overeenkomst die in dit kader wordt bereikt, in aanmerking kan worden genomen (lid 2). Hiertoe dienen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden (art. 17).

De indieners zijn van mening dat het in artikel 51h voorgestelde «Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende bemiddeling tussen verdachte en het slachtoffer» onvoldoende recht doet aan de Europese verplichting en wens die met het Kaderbesluit is uitgesproken.

Na implementatie van het kaderbesluit in de lidstaten (ten tijde van het Kaderbesluit) zal bemiddeling in strafzaken in elk geval mogelijk zijn in 13 van de 15 lidstaten. Zo is bemiddeling in strafzaken voor volwassen daders reeds formeel in de wet geregeld in onder meer België en Duitsland1.

Indieners beogen dus een formeel wettelijke verankering van bemiddeling in strafzaken en benadrukken daarbij de volgende uitgangspunten. Het gaat om de versterking van de positie van het slachtoffer; het verzoek om bemiddeling mag niet worden misbruikt ter vertraging of belemmering van het onderzoek of de rechtsgang. Wel kan het op elk moment door de genoemde partijen kan worden verzocht en dient het op basis van vrijwilligheid plaats te vinden. Kortom, bemiddeling in strafzaken kan dienen als aanvulling of complementair aan de juridische strafzaak. Beoordelaar van het verzoek om bemiddeling (aangewezen bij amvb) overweegt of het verzoek niet het belang van het onderzoek schaadt en/of een belemmering van de rechtsgang vormt.

Indieners menen dat daar waar een overeenkomst tussen slachtoffer of diens nabestaanden en de verdachte tot stand is gekomen dit van dusdanige waarde is dat de rechter hier in ieder geval kennis van dient te nemen en in het vonnis dient op te nemen of en op welke wijze (overwegingen en gevolgen) er (al dan niet) rekening met deze overeenkomst is gehouden.

Het derde en vierde lid van artikel 51 h zien toe op de uitwerking van bemiddeling in strafzaken in nadere regels middels amvb die in een voorhangprocedure aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd.

Teeven

Wolfsen


XNoot
1

Zie bijvoorbeeld: Mapping Restorative Justice: Developments in 25 European Countries, edited by David Miers and Jolien Willemsens for the European Forum for Victim-Offender Mediation and Restorative Justice, Leuven, 2004 en Negotiating Mediation: Aims and obstacles introducing legislative instruments on mediation in criminal cases at European Union level, V.E. van der Does, 2006 http://www.law.kuleuven.ac.be/cals/eurcrim/papers/Negotiating%20Mediation%20-%20V.E.%20van%20der%20Does.pdf

Naar boven