30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 15
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN TEEVEN

Ontvangen 18 oktober 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In de beweegreden wordt de zinsnede «dat het wenselijk is aanvullende bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces» vervangen door: dat het wenselijk is aanvullende bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.

II

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 36f wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

6. Indien de veroordeelde niet of niet volledig binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest, waarbij de maatregel bedoeld in het eerste lid is opgelegd, onherroepelijk is geworden, aan zijn verplichting heeft voldaan, keert de staat het resterende bedrag tot een maximum van € 5 000 uit aan het slachtoffer, dat geen rechtspersoon is. De beperking tot het maximumbedrag van € 5 000 geldt niet indien de maatregel tot een hoger bedrag is opgelegd ten behoeve van het slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf. De staat verhaalt het uitgekeerde bedrag, verhoogd met 15% in verband met de kosten van inning, op de veroordeelde. Bij dit verhaal is artikel 24b niet van toepassing.

Toelichting

De schadevergoedingsmaatregel beoogt de strafrechtelijke positie van het slachtoffer te versterken door herstel van de rechtmatige toestand. Belangrijk voordeel daarbij voor het slachtoffer is dat het OM is belast met de tenuitvoerlegging. Te vaak duurt de tenuitvoerlegging echter, om welke redenen dan ook, te lang. Deze lange duur leidt vervolgens vaak tot onnodig extra leed bij de slachtoffers. Dat wensen de ondertekenaars zoveel als mogelijk is tegen te gaan. Daarom beoogt dit amendement een voorschotregeling in het leven te roepen voor alle slachtoffers ten behoeve van wie zo’n schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Voor slachtoffers van een gewelds- of zedendelict gelden geen beperkingen ten aanzien van de hoogte van een voorschot. Voor slachtoffers van alle andere delicten staat de voorschotregeling open tot een maximum van 5000 euro. Gekozen is voor het fixeren van een datum gerelateerd aan het onherroepelijk worden van de veroordeling. Het kost gemiddeld twee maanden voordat het CJIB door het openbaar ministerie in kennis wordt gesteld van de rechterlijke uitspraak. Daarna wordt een datum vastgesteld waarbinnen de betaling moet zijn gedaan en een acceptgirokaart aan de veroordeelde verzonden. Dit is het begin van de tenuitvoerlegging. Uit de cijfers van het CJIB blijkt dat thans bijna 15 % van de veroordeelden in staat is om binnen zes maanden tot betaling over te gaan. Uitgangspunt dient te blijven dat aan de veroordeelde een redelijke termijn moet worden gegund om zelf aan zijn verplichtingen te voldoen en dat het de voorkeur verdient dat de veroordeelde ook zelf via het CJIB aan het slachtoffer betaalt. Vandaar de termijn van in totaal acht maanden. Het CJIB verhaalt vervolgens het uitbetaalde voorschot op de veroordeelde. Dat bedrag wordt verhoogd met 15% in verband met de kosten van inning en apparaatskosten van het CJIB. Andere verhogingen worden daarop dan niet meer toegepast.

Indien dit amendement wordt aangenomen, komt het opschrift als volgt te luiden: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.

Wolfsen

Teeven

Naar boven