30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 11
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN ÇÖRÜZ

Ontvangen 18 mei 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel J worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

Ja

Artikel 496 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. De ouders of de voogd zijn verplicht tot bijwoning van de terechtzitting. Zij worden daartoe opgeroepen. Bij de oproeping wordt hun kennisgegeven, dat, indien zij niet aan deze verplichting voldoen, het gerecht hun medebrenging kan gelasten.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het vijfde en zesde lid, worden drie leden ingevoegd, die luiden:

2. Indien de ouders of voogd van een van misdrijf verdachte minderjarige in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, stelt het gerecht, tenzij aanstonds van nietigheid van de dagvaarding, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of onbevoegdheid van het gerecht blijkt, het onderzoek tot een bepaalde dag uit en beveelt het tevens hun medebrenging. Het gerecht kan echter indien van hen geen woon- of verblijfplaats bekend is of op grond van bijzondere omstandigheden het geven van een bevel tot medebrenging achterwege laten.

3. Indien de ouders of voogd van een van overtreding verdachte minderjarige in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, kan het gerecht, indien het hun aanwezigheid bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting wenselijk acht, hun medebrenging gelasten.

4. Indien de ouders of voogd in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, zet het gerecht het onderzoek daarna voort, tenzij het de medebrenging tegen een nader tijdstip gelast.

Jb

In artikel 500, eerste lid, wordt «495b tot en met 498» vervangen door: 495b, 496, eerste lid, tweede volzin, vijfde en zesde lid, 497 en 498.

Toelichting

Dit amendement beoogt een verschijningsplicht in het leven te roepen voor de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige verdachte.

Naar huidig recht hebben de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige verdachte een recht op bijwoning van de terechtzitting en mogen zij op de terechtzitting tegen de aldaar afgelegde verklaringen inbrengen wat tot verdediging van kun kind of pupil kan dienen.

Onverminderd deze rechten, brengen de opvoedingstaak en de juridische en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de wettelijke vertegenwoordigers voor het gedrag van de onder hun gezag geplaatste minderjarige naar de mening van ondergetekende mee dat zij de terechtzitting dienen bij te wonen. Hun aanwezigheid op en deelname aan de terechtzitting kan bovendien een bijdrage leveren aan de oplossing van de gedragproblematiek van de jeugdige en daarmee aan voorkoming van herhaling. De verschijningsplicht dient dan ook in abstracto (mede) het belang van de minderjarige.

Daarom moet de verschijning van de ouders of voogd kunnen worden afgedwongen. Voor zover de minderjarige wordt verdacht van misdrijf, is het gerecht verplicht de zaak aan te houden en de medebrenging te gelasten, tenzij zich één van de in het voorgestelde tweede lid genoemde uitzonderingen voordoet. Deze bepaling is ontleend aan artikel 495a, tweede lid, Sv. Wordt de minderjarige uitsluitend een overtreding ten laste gelegd, dan kan de rechter de zaak aanhouden en een last tot medebrenging verlenen. Er bestaat daartoe dan geen verplichting, omdat de wet ten aanzien van de van overtreding verdachte niet verschenen minderjarige evenmin zo een verplichting geeft. In geval van overtreding is het dus aan de rechter overgelaten om te beslissen of hij de aanwezigheid van de ouders of voogd bij de berechting zo wenselijk acht dat hij daartoe de behandeling aanhoudt en een last tot medebrenging geeft. De ondergetekenden stellen zich voor dat, wanneer de rechter geen aanleiding ziet de behandeling van de zaak aan te houden om de verdachte voor hem te doen geleiden, een aanhouding om de ouders te doen meebrengen evenmin in de rede ligt.

De ondergetekenden merken nog op dat ingevolge artikel 131 Sv onder «ouders» worden verstaan de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen. Is maar één ouder van de minderjarige met het gezag belast, dan is alleen deze ouder verplicht de terechtzitting bij te wonen en kan alleen zijn medebrenging worden gelast. Zijn twee personen met het gezag belast, dan zijn beiden verplicht te verschijnen, maar het gerecht kan een eventuele last tot medebrenging beperken tot één van hen.

Wolfsen

Çörüz

Naar boven