nr. 11
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN ÇÖRÜZ
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel J worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:
Ja
Artikel 496 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. De ouders of de voogd zijn verplicht tot bijwoning van de terechtzitting.
Zij worden daartoe opgeroepen. Bij de oproeping wordt hun kennisgegeven, dat,
indien zij niet aan deze verplichting voldoen, het gerecht hun medebrenging
kan gelasten.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het vijfde
en zesde lid, worden drie leden ingevoegd, die luiden:
2. Indien de ouders of voogd van een van misdrijf verdachte minderjarige
in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, stelt het gerecht,
tenzij aanstonds van nietigheid van de dagvaarding, niet-ontvankelijkheid
van het openbaar ministerie of onbevoegdheid van het gerecht blijkt, het onderzoek
tot een bepaalde dag uit en beveelt het tevens hun medebrenging. Het gerecht
kan echter indien van hen geen woon- of verblijfplaats bekend is of op grond
van bijzondere omstandigheden het geven van een bevel tot medebrenging achterwege
laten.
3. Indien de ouders of voogd van een van overtreding verdachte minderjarige
in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, kan het gerecht, indien
het hun aanwezigheid bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting wenselijk
acht, hun medebrenging gelasten.
4. Indien de ouders of voogd in gebreke blijven op de terechtzitting
te verschijnen, zet het gerecht het onderzoek daarna voort, tenzij het de
medebrenging tegen een nader tijdstip gelast.
Jb
In artikel 500, eerste lid, wordt «495b tot en met 498» vervangen
door: 495b, 496, eerste lid, tweede volzin, vijfde en zesde lid, 497 en 498.
Toelichting
Dit amendement beoogt een verschijningsplicht in het leven te roepen voor
de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige verdachte.
Naar huidig recht hebben de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige
verdachte een recht op bijwoning van de terechtzitting en mogen zij op de
terechtzitting tegen de aldaar afgelegde verklaringen inbrengen wat tot verdediging
van kun kind of pupil kan dienen.
Onverminderd deze rechten, brengen de opvoedingstaak en de juridische
en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de wettelijke vertegenwoordigers
voor het gedrag van de onder hun gezag geplaatste minderjarige naar de mening
van ondergetekende mee dat zij de terechtzitting dienen bij te wonen. Hun
aanwezigheid op en deelname aan de terechtzitting kan bovendien een bijdrage
leveren aan de oplossing van de gedragproblematiek van de jeugdige en daarmee
aan voorkoming van herhaling. De verschijningsplicht dient dan ook in abstracto
(mede) het belang van de minderjarige.
Daarom moet de verschijning van de ouders of voogd kunnen worden afgedwongen.
Voor zover de minderjarige wordt verdacht van misdrijf, is het gerecht verplicht
de zaak aan te houden en de medebrenging te gelasten, tenzij zich één
van de in het voorgestelde tweede lid genoemde uitzonderingen voordoet. Deze
bepaling is ontleend aan artikel 495a, tweede lid, Sv. Wordt de minderjarige
uitsluitend een overtreding ten laste gelegd, dan kan de rechter de zaak aanhouden
en een last tot medebrenging verlenen. Er bestaat daartoe dan geen verplichting,
omdat de wet ten aanzien van de van overtreding verdachte niet verschenen
minderjarige evenmin zo een verplichting geeft. In geval van overtreding is
het dus aan de rechter overgelaten om te beslissen of hij de aanwezigheid
van de ouders of voogd bij de berechting zo wenselijk acht dat hij daartoe
de behandeling aanhoudt en een last tot medebrenging geeft. De ondergetekenden
stellen zich voor dat, wanneer de rechter geen aanleiding ziet de behandeling
van de zaak aan te houden om de verdachte voor hem te doen geleiden, een aanhouding
om de ouders te doen meebrengen evenmin in de rede ligt.
De ondergetekenden merken nog op dat ingevolge artikel 131 Sv onder «ouders»
worden verstaan de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen. Is
maar één ouder van de minderjarige met het gezag belast, dan
is alleen deze ouder verplicht de terechtzitting bij te wonen en kan alleen
zijn medebrenging worden gelast. Zijn twee personen met het gezag belast,
dan zijn beiden verplicht te verschijnen, maar het gerecht kan een eventuele
last tot medebrenging beperken tot één van hen.
Wolfsen
Çörüz