30 139 Veteranenzorg

Nr. 151 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2015

Zoals toegezegd tijdens het notaoverleg veteranen van 26 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 150) informeer ik uw Kamer met deze brief over de opzet en vraagstelling van de in 2016 voorziene evaluatie van het veteranenbeleid.

Aanleiding

Defensie heeft de grondwettelijke taak om het Koninkrijk te verdedigen en te beschermen, en om de internationale rechtsorde te handhaven en te bevorderen. Voor militairen betekent dit dat zij, als zij worden uitgezonden, in bijzondere omstandigheden opereren. Zij worden voorbereid op en krijgen niet zelden te maken met uitzonderlijke risico’s, waaronder fysieke bedreigingen en aanzienlijk menselijk leed. De regering heeft daarom een bijzondere verantwoordelijkheid voor het welzijn van militairen in aanloop naar een uitzending, tijdens een uitzending, en in de periode na een uitzending. Voor veteranen komt deze verantwoordelijkheid specifiek tot uiting in de Veteranenwet (2012) en het Veteranenbesluit (2014).

Zoals in de Veteranenwet is neergelegd, is het veteranenbeleid gericht op drie doelstellingen:

  • het bevorderen van de erkenning van de verdiensten van veteranen en van de mogelijke gevolgen van de inzet als militair;

  • het bevorderen van de waardering die veteranen op grond van hun verdiensten toekomt;

  • het waarborgen van de bijzondere zorg die veteranen en hun relaties in verband met de inzet als militair nodig hebben.

Sinds de Veteranennota 2005 (Kamerstuk 30 139, nr. 2) wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken van het veteranenbeleid. In 2011 is een evaluatie uitgevoerd door het Trimbos-instituut over het veteranenbeleid tussen 2005 en 2010 (bijlage bij Kamerstuk 30 139, nr. 93). In verband met de recente beleidswijzigingen die voortkomen uit de Veteranenwet en het Veteranenbesluit, is het wenselijk om een brede valuatie uit te voeren van het huidige beleid. Deze evaluatie zal betrekking hebben op het beleid in de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2016.

Doel en vraagstelling

Het doel van deze evaluatie is om tot een oordeel te komen over de recente ontwikkelingen van het veteranenbeleid en over de mate waarin dat beleid doeltreffend en doelmatig is geweest. Centraal staat de vraag of de drie genoemde doelstellingen van het veteranenbeleid zijn behaald en in hoeverre sprake is van (gewenste of ongewenste) neveneffecten. De conclusies kunnen aanleiding zijn voor aanscherping van het beleid.

De centrale onderzoeksvraag van deze evaluatie luidt:

Hoe heeft het Veteranenbeleid zich in de periode 2011–2016 ontwikkeld en in hoeverre is dat beleid doeltreffend en doelmatig geweest?

De deelvragen om tot beantwoording van deze hoofdonderzoeksvraag te kunnen komen zijn:

  • 1) Wat was het probleem dat aanleiding was voor de intensivering van het beleid?

  • 2) Wat is de rol van Defensie hierbij?

  • 3) Welke beleidsdoelstellingen zijn op grond hiervan geformuleerd?

  • 4) Welke instrumenten zijn gehanteerd bij vormgeving van het beleid?

  • 5) Welke budgetten zijn ingezet voor het veteranenbeleid?

  • 6) Wat zijn de (maatschappelijke) effecten van de gehanteerde beleidsinstrumenten? Heeft het nieuwe beleid het beoogde effect gehad? Welke positieve en/of negatieve neveneffecten van het nieuwe veteranenbeleid kunnen worden geconstateerd?

  • 7) Is het nodig en mogelijk de erkenning en waardering voor veteranen verder te bevorderen, en de bijzondere zorg voor veteranen (en hun relaties) verder te verbeteren?

Opzet en uitvoering

Een projectteam van Defensie voert de evaluatie uit. Het begin van de evaluatie zal worden gemarkeerd met een interactieve startconferentie. Vanzelfsprekend zullen allereerst een representatieve vertegenwoordiging van de veteranen zelf met hun partners, buddies en nuldelijnhulpverleners worden uitgenodigd om te reflecteren op de recente ontwikkelingen van het veteranenbeleid, de verbeteringen die zij signaleren, en de mogelijke hiaten in het beleid. De ervaringen van deze groep zijn immers van centraal belang voor de evaluatie. Daarnaast worden de veteranenorganisaties die worden genoemd in het Veteranenbesluit en de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148) gevraagd om aan de conferentie deel te nemen. Ook individuele experts, de indieners van de Veteranenwet en andere betrokkenen zullen worden uitgenodigd. De uitkomsten van de conferentie zullen worden verwerkt in de voortgang van de hele evaluatie.

Het projectteam zal zich voor het onderzoek breed oriënteren. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande literatuur en gegevens. Er zullen verschillende klankbordbijeenkomsten plaatsvinden met de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO), de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG), de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK), de Contactraad voor de Uitvoering van het Veteranenbeleid (CUV) en een representatieve groep veteranen. De evaluatie zal uiteindelijk worden afgesloten met een slotconferentie, waarin de evaluatie en de conclusies worden besproken.

Met de startconferentie, de klankbordbijeenkomsten en de slotconferentie probeert Defensie de veteranen en hun relaties een volwaardige positie te geven in de evaluatie, en het draagvlak voor de uitkomsten zo groot mogelijk te maken. Ook de kwaliteit van de evaluatie zal hierbij gebaat zijn.

Om de onafhankelijkheid en kwaliteit van de evaluatie te waarborgen, zal het Ministerie van Defensie een onafhankelijke deskundige aanstellen die het proces van de evaluatie volgt, een oordeel geeft over het eindresultaat en het ministerie conform adviseert.

De evaluatie wordt uiterlijk december 2016 aan uw Kamer aangeboden.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven