30 130
Premie-inning werknemersverzekeringen

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juli 2005

De commissies voor de Rijksuitgaven1, voor Financiën2 en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport «Premie-inning werknemersverzekeringen» (30 130, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 juli 2005. Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

B. M. de Vries

De voorzitter van de commissie voor Financiën,

Tichelaar

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

Adjunct-griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Erwich

Vragen en antwoorden

1

De Algemene Rekenkamer zegt dat meer duidelijkheid nodig is over de controleaanpak van de Belastingdienst. Is de Algemene Rekenkamer bereid om nog eind dit jaar een nader onderzoek te doen naar de verdere invulling door de Belastingdienst van die onderdelen van het proces van premie-inning en premieheffing, de afstemming met het UWV, de controle, handhaving en verantwoording daarvan en de Kamer daarover te informeren?

Wij zullen de controle-aanpak van de Belastingdienst jaarlijks beoordelen in ons onderzoek naar het jaarverslag van het Ministerie van Financiën, waarover wij rapporteren op de derde woensdag in mei («Verantwoordingsdag»). Dit jaar zal de Algemene Rekenkamer in haar rechtmatigheidsonderzoek specifiek aandacht besteden aan de door de Tweede Kamer genoemde aspecten. Mocht daar aanleiding voor zijn dan zal de Algemene Rekenkamer tussentijds – dus voor Verantwoordingsdag – de Tweede Kamer hiervan op de hoogte stellen.

2

Wat zijn de effecten op het gebied van fraudebestrijding nu er geen sprake is van de integratie van de EDM in de polisadministratie? Met welke factor neemt de kans op fraudebestrijding af, zolang deze integratie niet tot stand is gebracht?

In ons rapport (blz. 43) is opgenomen dat in de eerste helft van 2006 besloten zal worden of de gegevens van de EDM wel of niet in de polisadministratie worden opgenomen. Als de gegevens wel worden opgenomen in de polisadministratie, dan bevordert dat de kansen op preventie en vroegtijdige detectie van fraude en daarmee de effectiviteit van de fraudebestrijding. Worden ze niet opgenomen dan leidt dat tot meer correctieve maatregelen en dienen hogere eisen aan de kwaliteit van de fraudebestrijdingsorganisatie te worden gesteld. Met welke factor de kans op fraudebestrijding afneemt kan de Algemene Rekenkamer niet beoordelen.

3

Het UWV gebruikt naast de Belastingdienst ook andere inningmethoden. In de helft van de gevallen schakelt het UWV incasso- of advocatenbureaus in, omdat dwanginvordering door de Belastingdienst vaak traag verloopt. Is het waar dat het UWV mede daardoor gemakkelijker over kan gaan tot (dreigen met) faillissementsaanvraag bij werkgevers die weigeren premies af te dragen?

De Algemene Rekenkamer heeft niet onderzocht of UWV – mede als gevolg van de inschakeling van incasso- of advocatenbureaus – gemakkelijker over kan gaan tot (dreigen met) faillissementsaanvraag bij werkgevers die weigeren premie af te dragen.

4

Anders dan het UWV betekent de Belastingdienst dwangbevelen sinds 2004 niet meer per deurwaarder, maar via de post. Is de effectiviteit van deze methode onderzocht? Vindt de Algemene Rekenkamer dat er duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over de manier waarop de Belastingdienst de premies gaat heffen en innen, waarbij zij ook de gelegenheid moet krijgen om gebruik te maken van de middelen die nu het UWV ten dienste staan? Zo ja, welke?

De Algemene Rekenkamer heeft de effectiviteit van het per post bezorgen van dwangbevelen door de Belastingdienst niet in het onderzoek betrokken.

Zij is van mening dat het Ministerie van SZW, de Belastingdienst en UWV onderling afspraken moeten maken over de wederzijdse afhankelijkheden en informatievoorziening. Een element daarvan zou de inningsmethode kunnen zijn.

5

Bij de omzetting van de premie-inning zal er sprake zijn van een liquiditeitstekort van € 1,6 miljard in 2006. In hoeverre wordt het liquiditeitstekort vergroot en met welk bedrag door de achterstand van de belastinginning door de Belastingdienst in 2005 en 2006?

De Algemene Rekenkamer heeft dit niet onderzocht en kan daar derhalve geen uitspraken over doen.

6

De Belastingdienst berekent haar inningspercentage niet als het ontvangen bedrag als percentage van de totale opgelegde premies, zoals het UWV. De Belastingdienst hanteert daarentegen de tijdig ontvangen belastingen als percentage van de werkelijk ontvangen belastingen. Dit percentage biedt geen inzicht in de ontvangen bedragen als percentage van het totaal aantal aanslagen. Hoe kijkt de Algemene Rekenkamer aan tegen deze berekeningsgrondslag? Hoe bepaalt de Belastingdienst dan de effectiviteit van haar inningsproces? Vindt de Algemene Rekenkamer dat de Belastingdienst, net als het UWV dat nu doet, vanaf 2006 apart dient te rapporteren over het inningspercentage voor de premies op basis van het totaal aantal opgelegde aanslagen?

De Algemene Rekenkamer stelde vast dat de Belastingdienst in het Beheersverslag geen inzicht geeft in de inningsresultaten van de loonheffing. In het Beheersverslag is wel opgenomen welk deel van de ontvangen gelden in een jaar (op aangifte) op tijd is betaald. Dit is het «inningspercentage» waaraan de Tweede Kamer refereert. Dit percentage wordt echter niet berekend om de effectiviteit van het inningsproces te kunnen meten, maar wordt door de Belastingdienst gebruikt om inzicht te geven in het betaalgedrag van belastingplichtigen als onderdeel van het bepalen van de mate van «compliance». De Algemene Rekenkamer heeft de staatssecretaris van Financiën aanbevolen om duidelijke afspraken te maken over de prestatie-indicatoren waarover de Belastingdienst vanaf 2006 verantwoording gaat afleggen. Zij vindt dat het van belang is daarin de recht- en doelmatigheid van de premieheffing eninning op te nemen, waaronder een helder gedefinieerd inningspercentage. De minister van Financiën heeft geantwoord dat hij gezien de integrale heffing van de premies werknemersverzekeringen en de loonheffing per 2006 specifieke kengetallen niet zinvol vindt. Hij streeft ernaar om in de loop van dit jaar enkele kengetallen voor het gehele, geïntegreerde proces te introduceren.

De Algemene Rekenkamer is van mening dat in ieder geval de minister van SZW, vanuit zijn verantwoordelijkheid, informatie nodig heeft over de recht- en doelmatigheid van de premieheffing eninning en over de resultaten van de controles van de Belastingdienst. Bij de beslissing of deze gegevens ook in het Beheersverslag moeten worden opgenomen moet de informatiewaarde worden afgewogen tegen een wijziging van de huidige verantwoordingswijze voor de Belastingdienst.

7

De Belastingdienst heeft een achterstand met innen van de belastinggelden. In 2003 bedroeg deze achterstand zo'n € 4,7 miljard oftewel 8% van het totaal aan belastinggelden (Jaarverslag Belastingdienst 2003). Volgens de Belastingdienst zijn de slechte economische omstandigheden een belangrijke oorzaak van deze achterstand. Wat vindt de Algemene Rekenkamer van dit percentage en de genoemde oorzaak? Waarom heeft het UWV daar geen last van bij de inning van de premies werknemersverzekeringen?

De Algemene Rekenkamer heeft voornoemde cijfers niet nader onderzocht. Zij acht het echter – mede gelet op beschikbare CBS-cijfers over faillissementen – niet onaannemelijk dat slechte economische omstandigheden van bedrijven een rol hebben gespeeld bij het oplopen van de achterstanden in het betalen van belastingen en premies. Overigens geldt dit eveneens voor UWV. Uit het Jaarverslag 2003 van UWV blijkt dat het bedrag aan openstaande premievorderingen in 2003 met ongeveer 21% (€ 250 miljoen) is toegenomen ten opzichte van 2002. In het jaarverslag van UWV wordt niet stilgestaan bij de oorzaken van deze toename. Aannemelijk is echter dat, evenals voor de belastingontvangsten, de economische omstandigheden een rol hebben gespeeld.

8

Wat vindt de Algemene Rekenkamer ervan dat pas in november 2005 integrale ketentesten gehouden worden? Dit gegeven het feit dat er voor juli 2005 een beslissing genomen moet worden over het definitief doorgaan van Walvis/Wfsv, omdat anders de huidige premieheffingmethode op voorschotbasis voor 2006 niet meer kan worden uitgevoerd?

Van maart tot juni 2005 wordt een test uitgevoerd op de basisvoorzieningen om de werking van de werkprocessen in hun onderlinge samenhang te kunnen beoordelen. Op basis daarvan wordt op 1 juli 2005 bepaald of invoering van de Wfsv per 1 januari 2006 haalbaar is.

Gelet op de door de Algemene Rekenkamer genoemde risico's voor een tijdige oplevering van een betrouwbare polisadministratie lijkt haar november 2005 voor integrale ketentesten aan de late kant, te meer daar UWV en de Belastingdienst hebben aangegeven dat er inmiddels geen rek meer zit in de termijn voor de tests van de verschillende systemen.

9

De Algemene Rekenkamer wijst er op dat het UWV wel een sanctie hanteert voor het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte en de Belastingdienst niet. Bovendien heeft het UWV een hogere boete voor het niet tijdig doen van een aangifte. In de toekomst zal ook de Belastingdienst strengere sancties en hogere boetes hanteren, maar juist daartegen maakt het VNO/NCW bezwaar. Hoe beoordeelt de Algemene Rekenkamer de effecten van het afzien van deze strengere sancties met als gevolg minder dwangmiddelen ten opzichte van de huidige situatie? Welke consequenties kan dit hebben voor het inningspercentage?

In het rapport van de Algemene Rekenkamer is niet vermeld dat UWV wel een sanctie hanteert voor het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte en de Belastingdienst niet. Wel is op blz. 17 vermeld dat bij beide organisaties bij niet tijdige betaling een systeem in werking treedt van verzoeken om betalingen en/of aanmaningen, indien nodig gevolgd door een dwangbevel. Ook het boete- en sanctiebeleid van UWV nu en de Belastingdienst straks is in grote lijnen vergelijkbaar.

De Algemene Rekenkamer kan op basis van haar onderzoek geen uitspraak doen over de effecten van het afzien van strengere sancties.

10

Welke gegevens zouden noodzakelijk zijn om premie-inning voor en na de Wfsv vergelijkbaar te maken?

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport geconcludeerd dat de nieuwe systematiek van premieheffing en -inning niet wezenlijk verandert vanaf 2006. Om de resultaten van de premie-inning vergelijkbaar te maken zou de Belastingdienst informatie over de resultaten op een andere wijze moeten verantwoorden. Voor een goede vergelijking zijn echter ook de gevolgen van een aantal omstandigheden van wezenlijke invloed op de inningsresultaten:

– de uniformering van het loonbegrip;

– de jaarlijkse wijziging van de premie-percentages;

– fluctuerende economische omstandigheden.

11

Hoe verandert een aanname van het wetsvoorstel WIA de conclusies van het rapport?

Aanname van het wetsvoorstel zal de conclusies van het rapport niet wezenlijk veranderen. Wel kan het zo zijn dat wijzigingen in het wetsvoorstel kunnen leiden tot aanpassingen in de polisadministratie, die niet voor 1 januari 2006 gerealiseerd kunnen worden. Ingrijpende wijzigingen kunnen dan ten koste gaan van de betrouwbaarheid van de polisadministratie.

12

Vindt de Algemene Rekenkamer het «fall back» scenario te verkiezen boven uitstel van de invoering van de Walvis/Wfsv met een jaar? Betekent een onbetrouwbare EBV dat er alsnog uitvraag bij de werkgevers nodig is? Zo ja, wat is dan nog de meerwaarde van het invoeren van dit «fall back» scenario, gelet op de overige risico's die de Algemene Rekenkamer noemt? Wat gebeurt er als de tijdige realisatie van het «fall back» scenario per 1 januari 2006 mislukt?

De overheveling van de premieheffing en -inning per 1 januari 2006 was voor de Algemene Rekenkamer het uitgangspunt bij haar onderzoek. Uitstel van de invoering van de Walvis/Wfsv heeft de Algemene Rekenkamer niet onderzocht.

Als meerwaarde van het «fall-back» scenario kan worden genoemd dat in ieder geval een begin is gemaakt met de opbouw van een polisadministratie. Daar staat tegenover de mogelijkheid van een vervuild gegevensbestand en het risico dat die vervuiling slechts met veel moeite kan worden teruggedrongen.

Een onbetrouwbare EBV zal tot gevolg hebben dat er alsnog uitvraag bij de werkgevers nodig is; dit zal zich echter voornamelijk richten op de verificatie van gegevens in de polisadministratie. Een onbetrouwbare polisadministratie heeft vervolgens weer consequenties voor de controles door UWV en de Belastingdienst.

De niet tijdige realisatie van het «fall back» scenario betreft één van de risico's voor een betrouwbare polisadministratie in de eerste jaren die door de Algemene Rekenkamer is genoemd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Bakker (D66), ondervoorzitter, Rouvoet (CU), De Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Schippers (VVD), Nijs MBA (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Van Egerschot (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GL), Duyvendak (GL), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Omtzigt (CDA), Vergeer (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van Beek (VVD), Hofstra (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), Van Beek (VVD).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Nijs MBA (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Van Egerschot (VVD).

Naar boven