30 120 (R 1790)
Verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en de andere EU-lidstaten, inzake het uitwisselen van informatie betreffende inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, met briefwisselingen inzake voorlopige toepassing

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2005

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 13 mei 2005.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 juni 2005.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en respectievelijk het Koninkrijk België, de Republiek Cyprus, het Koninkrijk Denemarken, de Duitse Bondsrepubliek, de Republiek Estland, de Republiek Finland, de Republiek Frankrijk, de Republiek Griekenland, de Republiek Hongarije, Ierland, de Republiek Italië, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Malta, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Republiek Portugal, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Tsjechsche Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk Zweden, inzake het uitwisselen van informatie betreffende inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, met briefwisselingen inzake voorlopige toepassing (Trb. 2005, 101 t/m 147 (oneven nrs.)).

Een toelichtende nota bij deze verdragen treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor de Nederlandse Antillen gevraagd.

Aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen is verzocht hogergenoemde stukken op 13 mei 2005 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen.

De Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Inleiding

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 16 juli 2003 is de Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 157/38) (hierna: de Richtlijn 2003/48/EG) in werking getreden. Op grond van deze Richtlijn 2003/48/EG zal gegevensuitwisseling plaatsvinden over rentebetalingen die worden verricht door uitbetalende instanties aan natuurlijke personen (uiteindelijk gerechtigden) die woonachtig zijn in een andere lidstaat. Gedurende een overgangsperiode past een drietal landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) in plaats daarvan een bronheffing toe.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG wordt de Richtlijn vanaf 1 januari 2005 van toepassing, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Op grond van de beschikking van de Raad van 19 juli 2004 inzake de datum van toepassing van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 257/7) is deze datum gewijzigd in 1 juli 2005. Een van de voorwaarden, waaraan voldaan moet worden, is dat alle betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden, waaronder de Nederlandse Antillen en Aruba, vanaf diezelfde datum conform de Richtlijn 2003/48/EG overgaan tot automatische gegevensuitwisseling of, gedurende de overgangsperiode, bronbelasting heffen. De Nederlandse Antillen en Aruba hebben hieraan hun medewerking verleend. Hiertoe zijn door het Koninkrijk ten behoeve van beide landen verdragen gesloten met de lidstaten van de Europese Unie. De Nederlandse Antillen hebben ervoor gekozen om in de overgangsperiode bronbelasting toe te passen. Aruba zal direct overgaan tot gegevensuitwisseling.

Met de onderhavige verdragen verplichten de Nederlandse Antillen zich gedurende de overgangsperiode van de Richtlijn 2003/48/EG een bronheffing in te houden op rentebetalingen die worden verricht door een uitbetalende instantie gevestigd in de Nederlandse Antillen aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van een lidstaat van de EU, met uitzondering van Nederland. De Nederlandse Antillen zullen driekwart van de opbrengst van de bronheffing overmaken aan de lidstaat van de uiteindelijk gerechtigde. Om een bronheffing mogelijk te maken op rentebetalingen aan uiteindelijk gerechtigden die inwoner zijn van Nederland, zal de Belastingregeling van het Koninkrijk worden aangepast. Na de overgangsperiode van de Richtlijn 2003/48/EG zullen de Nederlandse Antillen automatisch gegevens uitwisselen over de hiervoor genoemde rentebetalingen. De lidstaten van de EU verplichten zich in de onderhavige verdragen ertoe:

– in het geval van lidstaten die vanaf het moment van toepassing van de Richtlijn 2003/48/EG overgaan tot het inhouden van een bronheffing (te weten België, Luxemburg en Oostenrijk), dat zij ook op rentebetalingen van een uitbetalende instantie, gevestigd in die lidstaat, aan een uiteindelijk gerechtigde, die inwoner is van de Nederlandse Antillen, een bronheffing inhouden en driekwart van de opbrengst overmaken aan de Nederlandse Antillen;

– in het geval van lidstaten die vanaf het moment van toepassing van de Richtlijn 2003/48/EG overgaan tot automatische gegevensuitwisseling, dat zij ook aan de Nederlandse Antillen automatisch gegevens zullen uitwisselen over rentebetalingen van een uitbetalende instantie, gevestigd in die lidstaat, aan een uiteindelijk gerechtigde, die inwoner is van de Nederlandse Antillen.

De Europese Unie heeft ook verdragen ondertekend met vijf niet-lidstaten, te weten Zwitserland, Monaco, Liechtenstein, Andorra en San Marino. Deze vijf landen hebben zich verplicht conform de Richtlijn 2003/48/EG bronheffing in te houden op rentebetalingen door een uitbetalende instantie, gevestigd in het betreffende land, aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie. Deze verdragen strekken zich niet uit tot rentebetalingen aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van de Nederlandse Antillen.

Verloop van de onderhandelingen

In verband met artikel 17, tweede lid, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG diende in korte tijd een groot aantal verdragen voor enerzijds de in dat onderdeel genoemde afhankelijke of geassocieerde gebieden van de EU en anderzijds de lidstaten van de EU te worden gesloten. Het op afzonderlijke basis voeren van onderhandelingen over deze verdragen zou te veel tijd vergen. Om die reden zijn er in samenwerking met de Nederlandse Antillen twee modelverdragen opgesteld die vervolgens door de lidstaten van de EU zijn besproken en goedgekeurd. Een modelverdrag bevat de tekst voor de verdragen die worden gesloten met de EU-lidstaten die gekozen hebben voor een bronheffing (Oostenrijk, België en Luxemburg). Het andere modelverdrag bevat de tekst voor de verdragen die worden gesloten met de EU-lidstaten die meteen overgaan tot gegevensuitwisseling. Op basis van de tekst van beide modellen zijn de 24 individuele verdragen opgesteld en ondertekend.

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

De budgettaire gevolgen van de verdragen zijn voor de Nederlandse Antillen positief. De Nederlandse Antillen hebben immers recht op 25% van de bronheffing op de rentebetalingen door uitbetalende instanties op de Nederlandse Antillen aan uiteindelijk gerechtigden in de verdragslanden. Daarnaast zal de inhouding van bronheffing door België, Luxemburg en Oostenrijk en de informatieverstrekking door de andere verdragslanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen tot een budgettaire opbrengst leiden. Voor het maken van een raming van de omvang van de positieve budgettaire gevolgen zijn onvoldoende gegevens beschikbaar.

De implementatie van de spaarrenterichtlijn verplicht financiële instellingen op de Nederlandse Antillen tot de inhouding van bronheffing op rentebetalingen aan uiteindelijk gerechtigden woonachtig in de verdragslanden en – na de overgangsperiode – tot het renseigneren van gegevens over die rentebetalingen. Nederlands Antilliaanse financiële instellingen beschikken al over gegevens over de identiteit van rekeninghouders. Tegen die achtergrond zal de lastenverzwaring niet excessief zijn.

Koninkrijkspositie

De verdragen zullen, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor de Nederlandse Antillen gelden. Voor Aruba zijn in het kader van artikel 17, tweede lid, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG afzonderlijke verdragen met de lidstaten van de EU gesloten.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Hierna zal de tekst van de verdragen worden toegelicht. De tekst van het verdrag dat ten behoeve van de Nederlandse Antillen is gesloten met de Bondsrepubliek Duitsland is daarbij als uitgangspunt genomen. Dit is een EU-lidstaat die vanaf het moment van toepassing van de Richtlijn 2003/48/EG tot gegevensuitwisseling over zal gaan. Indien de tekst van de verdragen die gesloten zijn met andere EU-lidstaten van deze tekst afwijkt, zal dat bij het desbetreffende artikel worden aangegeven. Aan de toelichting is een tabel toegevoegd, waarin wordt verduidelijkt op welke artikelen van de Richtlijn 2003/48/EG de artikelen van de verdragen zijn gebaseerd.

Briefwisseling

Voorafgaand aan de ondertekening van het verdrag heeft een briefwisseling tussen de verdragspartijen plaatsgevonden, waarin is bepaald dat het verdrag voorlopig zal worden toegepast per 1 januari 2005 of het moment waarop de Richtlijn 2003/48/EG zal worden toegepast, indien dit tijdstip later valt, in het geval op dat moment nog niet de procedures voor bekrachtiging van het verdrag zijn afgerond. Op dit moment ziet het er naar uit dat de Richtlijn 2003/48/EG zal worden toegepast vanaf 1 juli 2005. Eventuele voorlopige toepassing van het verdrag op het moment dat de Richtlijn 2003/48/EG wordt toegepast, is in het belang van het Koninkrijk omdat anders de inwerkingtreding van diezelfde Richtlijn in gevaar komt. Artikel 17, lid 1, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG bepaalt namelijk dat de toepassing van de bepalingen van de Richtlijn 2003/48/EG afhankelijk is van het gegeven dat onder andere de Nederlandse Antillen vanaf dezelfde datum automatisch gegevens zal uitwisselen of een bronheffing zal inhouden.

Artikel 1

Artikel 1 bevat de algemene reikwijdte van het verdrag. Het verdrag geldt volgens het eerste lid slechts voor rentebetalingen door een uitbetalende instantie gevestigd in een van de verdragsstaten aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van de andere verdragsstaat.

Volgens het tweede lid geldt het verdrag alleen voor rentebetalingen op schuldvorderingen en heeft het geen gevolgen voor zaken die samenhangen met de belastingheffing van pensioenen of verzekeringsvoordelen.

Artikel 2

In artikel 2 worden verschillende termen gedefinieerd, waarbij voor de definities van uiteindelijk gerechtigde, uitbetalende instantie en rentebetaling wordt aangesloten bij de definities uit de Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 3

Voor de vraag of een in de Nederlandse Antillen gevestigde uitbetalende instantie bronheffing moet inhouden, is van belang wie de uiteindelijk gerechtigde is en wat zijn woonplaats is. De Nederlandse Antillen zullen hiertoe volgens artikel 3 procedures vaststellen die voldoen aan de normen van artikel 3 van de Richtlijn 2003/48/EG. Voor contractuele betrekkingen van vóór 1 januari 2004 zal de identiteit en woonplaats echter worden vastgesteld op basis van de informatie die de uitbetalende instantie heeft op grond van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (Landsverordening van 10 februari 1996 houdende regelen inzake identificatie van cliënten bij financiële dienstverlening, Publicatieblad van de Nederlandse Antillen 1996, nr. 23).

De laatste volzin van artikel 3 gaat de situatie tegen dat de uitbetalende instantie voor contractuele betrekkingen van voor 1 januari 2004 niet de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde kan vaststellen op basis van de informatie die het heeft op grond van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening omdat er op basis van deze Landsverordening vrijstellingen of ontheffingen zijn verleend aan de uiteindelijk gerechtigde. Tevens bepaalt de laatste volzin dat er in de toekomst geen verdere vrijstellingen of ontheffingen mogen worden verleend. De Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening bevat namelijk in artikel 5, zesde lid, een mogelijkheid voor de Nederlands-Antilliaanse minister van Financiën om vrijstellingen of ontheffingen te verlenen. De lidstaten van de EU wilden voorkomen dat deze delegatiemogelijkheid zou worden gebruikt, zodat alsnog de identiteit en woonplaats van een uiteindelijk gerechtigde niet zijn te achterhalen. Aangezien van deze delegatiemogelijkheid tot op heden geen gebruik is gemaakt en om tegemoet te komen aan de zorgen van de lidstaten van de EU, hebben de Nederlandse Antillen ermee ingestemd, in de spaartegoedenverdragen de regeling op te nemen uit de laatste volzin van artikel 3, inhoudende dat bestaande vrijstellingen of ontheffingen niet meer van toepassing zijn en er geen verdere vrijstellingen of ontheffingen worden verleend. Deze bepaling is niet terug te vinden in de Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 4

Artikel 4 bevat de hoofdregel van het verdrag. De verdragsstaten wisselen volgens het eerste lid met elkaar de gegevens uit die zijn genoemd in artikel 8 van de Richtlijn 2003/48/EG op het moment dat de uitbetalende instantie in de ene verdragstaat is gevestigd en de uiteindelijk gerechtigde woonachtig is in de andere verdragstaat.

Het tweede lid bepaalt dat de gegevensuitwisseling automatisch van aard zal zijn. Gegevens over de rentebetalingen gedaan in een belastingjaar worden tenminste een keer per jaar en binnen zes maanden na afloop van dat belastingjaar uitgewisseld.

Artikel 7 van de Richtlijn 77/799/EEG, betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en indirecte belastingen (PbEU 1977 L 336/15), bevat bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid van informatie. Aangezien deze richtlijn niet van toepassing is op de Nederlandse Antillen wordt in het derde lid bepaald dat de verdragsstaten de regels uit artikel 7 van de Richtlijn 77/799/EEG zullen toepassen op de gegevensuitwisseling die plaatsvindt op basis van dit verdrag.

Artikel 5

Het eerste lid van artikel 5 bevat de uitzondering op de hoofdregel van artikel 4, inhoudende dat de Nederlandse Antillen gedurende de overgangsperiode bevoegd zijn in plaats van gegevensuitwisseling een bronheffing in te houden op rentebetalingen van uitbetalende instanties gevestigd in de Nederlandse Antillen aan uiteindelijk gerechtigden woonachtig in Duitsland. Deze bronheffing zal de eerste drie jaren 15% zijn van het bedrag van de rentebetaling, 20% in de volgende drie jaren en daarna 35%.

Het tweede lid schrijft voor dat bij de inhouding van de bronheffing de regels van artikel 11 van de Richtlijn 2003/48/EG moeten worden gebruikt door de uitbetalende instantie.

Volgens het derde lid verhindert de inhouding van een bronheffing Duitsland er niet van de rentebetaling in de inkomstenbelasting te betrekken.

Het vierde lid is de tegenhanger van artikel 11, vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. Deze bepaling ziet op de situatie dat aan een in een lidstaat gevestigde entiteit rente wordt uitbetaald ten gunste van een uiteindelijk gerechtigde. Deze entiteit wordt op grond van artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn onder bepaalde voorwaarden ook als uitbetalende instantie aangemerkt. In overeenstemming met artikel 11, vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG, kunnen de Nederlandse Antillen op grond van het vierde lid bepalen dat een aldaar gevestigde marktdeelnemer die rente betaalt aan een in Duitsland gevestigde entiteit als bedoeld in, artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG wordt aangemerkt als uitbetalende instantie zolang de Duitse entiteit zich niet kenbaar heeft gemaakt aan de op de Nederlandse Antillen gevestigde marktdeelnemer. De Nederlands-Antilliaanse marktdeelnemer draagt dan bronbelasting af ter zake van de gehele betaling aan de in Duitsland gevestigde entiteit, totdat de entiteit zich formeel bekend heeft gemaakt aan de marktdeelnemer en vaststaat dat deze voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG.

In het vijfde lid wordt bepaald dat de Nederlandse Antillen na afloop van de overgangsperiode de inhouding van bronheffing stop zetten en overgaan tot gegevensuitwisseling zoals geregeld in artikel 4. De Nederlandse Antillen kunnen in de tussentijd ook vrijwillig ervoor kiezen, in plaats van een bronheffing in te houden gegevens uit te wisselen.

In de verdragen met de bronheffinglanden1 wordt in artikel 5 bepaald dat de bronheffinglanden net zoals de Nederlandse Antillen gedurende de overgangsperiode een bronheffing mogen inhouden in plaats van gegevensuitwisseling en dat ze daarbij dezelfde regels als de Nederlandse Antillen moeten toepassen.

Artikel 6

Dit artikel is de tegenhanger van artikel 12 van de Richtlijn 2003/48/EG. Uit deze bepaling volgt de verdeling van de opbrengst van de bronheffing. De Nederlandse Antillen dragen in één tranche binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar 75% van de op grond van artikel 5 ontvangen bronheffing aan Duitsland af. Het restant, 25%, komt toe aan de Nederlandse Antillen zelf.

Er is in het tweede lid ook voorzien in een verdeling van de belastingopbrengst indien de Nederlandse Antillen gebruik maken van de mogelijkheid om bronheffing in te houden op basis van artikel 5, vierde lid. Voor die situatie geldt eveneens een 75–25% verdeling met betrekking tot de belastingopbrengst op rentebetalingen aan in Duitsland gevestigde entiteiten.

In de verdragen met de bronheffinglanden is bepaald dat de bronheffinglanden op dezelfde wijze als de Nederlandse Antillen 75% van de opbrengst van de bronheffing ingehouden op rentebetalingen aan uiteindelijk gerechtigden woonachtig in de Nederlandse Antillen aan de Nederlandse Antillen afdragen.

Artikel 7

Uiteindelijk gerechtigden kunnen verzoeken om gegevensuitwisseling in plaats van bronheffing. Daarvoor zullen de Nederlandse Antillen een van de procedures van artikel 13 van de Richtlijn 2003/48/EG invoeren. In dat kader zal de bevoegde autoriteit in Duitsland een woonplaatsverklaring van de uiteindelijk gerechtigde afgeven.

In de verdragen met de bronheffinglanden bevat artikel 7 eenzelfde verplichting tot invoering van een van de procedures van artikel 13 van de Richtlijn 2003/48/EG voor de bronheffinglanden.

Artikel 8

Dit artikel verplicht Duitsland voor de bronheffing die door de Nederlandse Antillen wordt ingehouden een vermindering ter voorkoming van dubbele belastingheffing te geven conform de Richtlijn 2003/48/EG.

De verdragen met de bronheffinglanden bevatten een gelijke verplichting voor de Nederlandse Antillen, d.w.z. dat de Nederlandse Antillen een vermindering ter voorkoming van dubbele belastingheffing moeten geven conform de Richtlijn 2003/48/EG voor de bronheffing die is ingehouden door de bronheffinglanden.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt expliciet dat beide verdragsstaten de mogelijkheid behouden om andere vormen van bronheffingen in te houden die anders zijn dan de bronheffing die geregeld is in artikel 5. Dat betekent dat het verdrag elke andere bronheffing die wordt geheven op rente betaald op spaartegoeden niet in de weg staat.

Artikel 10

Volgens dit artikel moeten de verdragsstaten voor 1 januari 2005 de noodzakelijke wijzigingen van wetten en andere regelingen hebben doorgevoerd om te voldoen aan de vereisten van dit verdrag. Aangezien de datum van toepassing van de Richtlijn 2003/48/EG is veranderd in 1 juli 2005 kan er van uit worden gegaan dat ook voor de toepassing van artikel 10 de datum van 1 januari 2005 is veranderd in 1 juli 2005.

Artikel 11

De teksten van de Richtlijn 2003/48/EG en artikel 7 van de Richtlijn 77/799/EEG worden als gevolg van artikel 11 opgenomen in een bijlage bij het verdrag. Deze bijlagen vormen een integrerend onderdeel van het verdrag en zijn aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

BIJLAGE

Tabel vergelijking artikelen overeenkomst en Richtlijn 2003/48/EG

OvereenkomstRichtlijn
Artikel 1N.v.t.
Artikel 2Artikel 2, 4, 5, 6 en 15
Artikel 3Artikel 3
Artikel 4Artikel 8 en 9
Artikel 5Artikel 10 en 11
Artikel 6Artikel 12
Artikel 7Artikel 13
Artikel 8Artikel 14
Artikel 9Artikel 16
Artikel 10Artikel 17
Artikel 11N.v.t.
Artikel 12N.v.t.
Artikel 13N.v.t.

XNoot
1

Dat wil zeggen de verdragen met België, Luxemburg en Oostenrijk.

Naar boven