nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Voorstel van wet
Artikel I van het bij de Raad ingediende wetsvoorstel luidde oorspronkelijk:
In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden aan artikel 13c drie leden toegevoegd, luidende:
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien de belastingplichtige
via een deelneming een belang heeft van ten minste vijf percent in een lichaam
als bedoeld in het eerste lid.
5. Het vierde lid is niet van toepassing indien met betrekking tot een
deelneming of een belang in het in dat lid bedoelde lichaam de deelnemingsvrijstelling
op grond van dit artikel buiten toepassing blijft bij een lichaam waarin de
belastingplichtige een belang heeft.
6. Indien met betrekking tot een deelneming de deelnemingsvrijstelling
op grond van het vierde lid geen toepassing vindt en een omstandigheid meebrengt
dat met betrekking tot die deelneming het vierde lid niet langer van toepassing
is, stelt de belastingplichtige de deelneming op het onmiddellijk aan die
omstandigheid voorafgaande moment te boek op de waarde in het economische
verkeer indien die hoger is dan de boekwaarde.
Artikel III van het bij de Raad ingediende wetsvoorstel luidde oorspronkelijk:
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Memorie van toelichting
De eerste zin van paragraaf 1.4 (Overgangsregeling) luidde oorspronkelijk:
Voorgesteld wordt de wijziging van art. 13c in werking te doen treden
op de eerste dag van de derde maand na publicatie in het Staatsblad.
Paragraaf 1.5 «Verenigbaarheid met EG Recht» was niet
opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd.
In de toelichting op artikel I was in de tweede alinea de volgende zin
niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:
De term belang omvat zowel de directe als indirecte relaties.
In de toelichting op artikel I was de derde alinea niet opgenomen in het
wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd.
In de toelichting op artikel I was de vijfde alinea niet opgenomen in
het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd.
In de toelichting op artikel I was in de zesde alinea de volgende zin
niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:
Op grond van het vierde lid is het tweede lid van overeenkomstige toepassing
bij middellijke belangen.
In de toelichting op artikel I was in de laatste alinea de volgende zin
niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:
In het gegeven voorbeeld zal, na vervreemding van het belang in KD aan
Z1, het vierde lid van toepassing zijn op het belang van Hold in Z1.
De eerste drie zinnen van de toelichting op artikel III luidden oorspronkelijk:
Dit artikel bevat de inwerkingtredingsbepaling. Geregeld is inwerkingtreding
met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Daarbij is rekening gehouden
met de termijnen welke op grond van de tijdelijke referendumwet in acht dienen
te worden genomen.