Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2014
In het debat over de nationalisatie van SNS REAAL (Handelingen II 2012/13, nr. 49, item 9) heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de toepassing van de Wet normering
topinkomens (WNT) op de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank
(DNB). Met deze brief informeer ik u over de gevolgen van de WNT op het beloningenbeleid
voor de AFM en DNB.
De WNT geeft mij de mogelijkheid om, in overeenstemming met de gevoelens van de ministerraad,
voor het bestuur van de AFM en de directie van DNB een generieke hogere norm dan de
WNT-norm vast te stellen. Van deze mogelijkheid zal ik geen gebruik maken.
Voor toekomstige benoemingen is het uitgangspunt dat de bezoldigingen voor de bestuurders
van de AFM en DNB binnen de reguliere WNT-norm passen. Deze nieuwe lijn is recentelijk
toegepast bij de benoeming van de nieuwe voorzitter van de AFM.
Al voor de inwerkingtreding van de WNT had ik op basis van de Bankwet 1998 en de Wet
op het financieel toezicht de bevoegdheid om het beloningenbeleid voor de AFM en DNB
goed te keuren. Dit beleid was gebaseerd op twee uitgangspunten. Enerzijds, was het
uitgangspunt dat beloningen in de semipublieke sector gematigd moeten zijn, anderzijds
werd rekening gehouden met de beloningen in de markt vanwege de concurrentie positie.
Op basis van dit beleid zijn de beloningen in de afgelopen jaren reeds gematigd. Met
de inwerkingtreding van de WNT is voor de gehele semipublieke sector de maximum beloning
vastgesteld. Voor DNB en de AFM is dat de reguliere WNT-norm. Ik zie op voorhand geen
aanleiding om hier van af te wijken.
Onderdeel van de WNT is artikel 2.4 WNT, die op individuele basis na akkoord van de
ministerraad een uitzondering toestaat. Hiermee blijft het mogelijk om indien specifieke
kennis uit de markt nodig is, in individuele gevallen een andere afweging te maken.
Alleen in deze gevallen zal ik de ministerraad verzoeken om een uitzondering op de
WNT-norm toe te staan.
Voor zittende bestuurders van AFM zal ik de lijn hanteren dat hun bezoldiging, met
respect voor het overgangsrecht, op termijn ook onder de WNT-norm moet vallen. Voor
DNB geldt een bijzondere situatie vanwege de Europeesrechtelijke verankering van haar
onafhankelijke positie voor de uitvoering van monetaire taken als onderdeel van het
Europees Stelsel van Centrale Banken. Om deze positie te respecteren zal ik de bezoldiging
van de zittende directieleden van DNB niet verminderen gedurende hun huidige zittingstermijn.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem