30 111
Topinkomens

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2006

In mijn brief van 22 december 2005 (kamerstuk 30 111/30 300, nr. 5) heb ik aangegeven op welke wijze het kabinet voornemens is om invulling te geven aan de wens om de topinkomens in de semi-publieke sectoren te normeren (motie-Bakker (kamerstuk 30 300, nr. 53)). De Kamer heeft bovendien, naar aanleiding van het bekend worden van salarissen in de energiesector, het kabinet verzocht de maatregelen die worden genomen om te komen tot normering van salarissen in de semi-publieke sector, ook toe te passen op energiebedrijven die voor meer dan de helft in handen zijn van Nederlandse publieke aandeelhouders. De Kamer verzoekt het kabinet bovendien om voor deze sector een code op te stellen (motie-Irrgang (kamerstuk 30 111, nr. 7)). Over de voortgang informeer ik u hierbij.

In de brief van 22 december heb ik uitdrukkelijk aangegeven dat het vraagstuk van normering bestuurlijk, juridisch en organisatorisch buitengewoon complex is. Bovendien gaat het om grote aantallen organisaties die eerder bewust bestuurlijk op afstand zijn geplaatst, waarbij bevoegdheden door de wetgever zijn gedelegeerd. Ook kunnen decentrale overheden betrokken zijn. Normering is daardoor ingewikkelder dan zomaar een maximumsalaris vaststellen. De wens tot zorgvuldige regelgeving en de complexiteit van de juridische en economische consequenties van normering noopt het kabinet om op die punten externe deskundigen om een rapportage te vragen.

Met het oog op de voortgang heb ik het vraagstuk van de normering van topinkomens voorgelegd aan de reeds bestaande commissie rechtspositie politieke ambtsdragers (Dijkstal II). Verder achtte het kabinet het nodig om, gegeven de juridische complexiteit, tevens een autoriteit op het gebied van internationaal sociaal recht, in de persoon van prof. Dr. A.T.J.M. Jacobs, hoogleraar sociaal recht, in te schakelen. Deze deskundigen hebben positief gereageerd op het verzoek van het kabinet, maar daarbij aangegeven dat het advies niet eerder dan in het najaar gereed zal zijn. In dat advies zal ook ingegaan worden op de energiesector. De taakopdracht en de reactie van de voorzitter van de commissie heb ik bijgevoegd.1

Voor wat betreft het opstellen van een beloningscode voor de energiesector refereer ik aan het beleid zoals uiteengezet in de brief van 22 december. De mogelijkheden van het kabinet om in de semi-publieke sectoren de (top)salarissen te reguleren zijn aan formele regels onderworpen. Het kabinet of de decentrale overheden hebben vaak geen bevoegdheden in de besluitvorming over de lonen bij deze organisaties. Voor de energiesector geldt dat in sterkere mate omdat dat geen (semi-) publieke sector is, maar een private sector, waarvan (een deel van) de aandeelhouders uit publieke organen bestaat. De beloningscode zal daarom ook niet door het kabinet worden opgesteld. Dit zal de sector zelf moeten doen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven