30 109
Werkloosheidswet en ontslagrecht

nr. 11
MOTIE VAN DE LEDEN WEEKERS EN HUIZINGA-HERINGA

Voorgesteld 13 september 2005

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

– dat voor een flexibel functionerende arbeidsmarkt de ontslagregels versoepeld dienen te worden;

– dat de regering pas na ommekomst van het middellangetermijnadvies van de Sociaal-Economische Raad een standpunt inneemt over een mogelijk fundamentele wijziging van het ontslagrecht;

– dat vooruitlopend daarop enkele aanpassingen plaatsvinden binnen de preventieve ontslagtoets, waaronder de mogelijkheid voor werkgevers om voor het afspiegelingsbeginsel te kiezen in plaats van het last-in-first-outsysteem;

– dat de minister daarnaast een afwijkingsmogelijkheid bij cao wil introduceren;

van mening, dat de introductie van een afwijkingsmogelijkheid bij cao niet wenselijk is omdat daarmee de regels eerder complexer dan eenvoudiger worden;

voorts van mening, dat het met name voor het midden- en kleinbedrijf wenselijk is, thans reeds de hardheidsclausule (het onmisbaarheidsartikel 4:2, lid 5, van het Ontslagbesluit) te verruimen waardoor meer wordt gekeken naar kwaliteit van de werknemer en (daarmee) de continuïteit van de onderneming;

verzoekt de regering:

1. af te zien van de introductie van een afwijkingsmogelijkheid bij cao;

2. ten spoedigste de hardheidsclausule van artikel 4:2, lid 5, van het Ontslagbesluit te vervangen door de volgende formulering: «Indien aannemelijk wordt gemaakt dat de werknemer aantoonbare kwaliteit in de uitoefening van zijn functie kent (ten opzichte van langer in dienst zijnde collega's) dan wel dat de werknemer ook buiten de categorieën uitwisselbare functies waarbinnen ontslagen vallen, een of meer multi-inzetbare vaardigheden kent die aantoonbaar bruikbaar zijn voor de onderneming, kan CWI deze werknemer bij de toepassing van de voorgaande leden buiten beschouwing laten.»,

en gaat over tot de orde van de dag.

Weekers

Huizinga-Heringa

Naar boven