30 105 XI
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2005 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 juni 2005

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Kunt u de uitgaven voor de oprichting van de Nederlandse Emissie Autoriteit nader specificeren?

De totale uitgaven van de NEa voor het jaar 2005 zijn begroot op € 5,588 mln. Hiervan wordt bij eerste suppletore begroting een bedrag van € 3,725 beschikbaar gesteld. Het restant van € 1,863 mln komt, afhankelijk van het tempo waarin daadwerkelijk betalingen door de NEa worden gedaan, in beginsel bij tweede suppletore begroting 2005 ter beschikking. Het totale begrote bedrag van € 5,588 mln kan als volgt nader worden gespecificeerd;

Bedragen x € 1000Uitgaven
Personele en materiële kosten1.805
Communicatie140
Opleidingen150
Overige algemene kosten322
Beheer/onderhoud CO2-register90
Validatie NOx-protocollen447
Toezicht en handhaving59
Onvoorzien135
Uitgaven oude verplichtingen*2.440
Totaal5.588

* Dit betreft betalingen op in eerdere jaren door VROM aangegane verplichtingen in het kader (de opzet van) emissiehandel, welke per 1-1-2005 in beheer zijn overgedragen aan de NEa.

2

Waarom wordt de bijdrage aan het RIVM in 2005 met ruim € 4 miljoen opgehoogd en in de jaren daarna met een half miljoen verlaagd?

De verhoging voor 2005 wordt veroorzaakt door enkele eenmalige additionele toezeggingen voor enkele specifieke onderzoeken en is niet structureel. De verlaging in de jaren 2006 en verder is een uitwerking van de Motie Verhagen en betreft een efficiencytaakstelling die reeds bij Nota van Wijziging (kst. II, 2004–2005, 29 800 XI, nr. 12) op de begroting 2005 is verwerkt.

3

Kan worden aangegeven waarom de nieuwe inzichten inzake de inkomensontwikkelingen niet leiden tot een bijstelling van de totale raming in 2005, terwijl deze wel leiden tot een structureel hogere huursubsidieuitgave?

Voor het bepalen van dit effect wordt gekeken naar de samenhang van de ontwikkeling van de inkomensijkpunten (die mede bepalend zijn voor het verloop van de normhuurontwikkeling) enerzijds en de inkomensontwikkeling van de huishoudens die huursubsidie ontvangen anderzijds.

Deze samenhang leidt ertoe dat vanaf het berekeningsjaar 2006 voor huishoudens met bovenminimale inkomens gemiddeld de normhuur (eigen bijdrage) minder snel zal stijgen. Daardoor zal de gemiddelde huursubsidiebijdrage toenemen. In 2005 doet dit effect zich nog niet voor, omdat de huursubsidiebijdragen in dat jaar worden bepaald aan de hand van reeds vastgestelde inkomens (te weten voor het eerste half jaar van 2005 de inkomens uit het jaar 2003, en voor het tweede half jaar van 2005 de inkomens uit het jaar 2004). Vanaf 2006 wordt de huursubsidie als gevolg van de inwerkingtreding van de Awir bepaald op basis van het actuele inkomen. Pas vanaf dat jaar hebben de recente prognoses over de inkomensontwikkeling effect op de raming.

4

Kan worden toegelicht waarom de ophoging van het huursubsidiebudget in 2005 met ruim € 42 miljoen oploopt tot een bedrag van € 211 miljoen in 2009. daarbij gebruik makende van de uitsplitsing in de tabel op pagina 7? Kan tevens worden aangegeven welk deel wordt veroorzaakt door de sloop van goedkope woningen en vervanging door duurdere woningen?

De extra uitgaven aan huursubsidie in 2009 lopen op tot een bedrag van € 211 miljoen. Dit is toe te schrijven aan de huurontwikkeling (+ circa € 62,5 mln.), inkomenseffecten (+ circa € 98 mln), correctie Awir voor bovenminimale inkomens (+ circa € 20 mln), extra uitbetalingen die later zullen worden teruggevorderd op basis van definitieve gegevens (+ circa € 21,5 mln) en overig (+ circa € 9 mln).

In de prognose van de huurontwikkeling wordt niet expliciet rekening gehouden met prognoses met betrekking tot de veranderende samenstelling van de huurwoningvooraad in termen van oude en nieuwe woningen. De gevraagde onderverdeling kan om die reden niet gegenereerd worden.

5

Waarom wordt de inkomstenraming jaarlijks tot 2009 met zo'n € 20 miljoen naar beneden aangepast?

De beleidsmatige aanpassing van de ontvangstenraming tot 2009 met ongeveer 20 miljoen per jaar is gebaseerd op de bijstelling van het aantal te verwachten vorderingen. In de begroting voor 2004 werd als uitgangspunt de realisatie over het huursubsidietijdvak 2002–2003 genomen. In dit uitvoeringsjaar zijn veel meer vorderingen ingesteld dan normaal. Voor de raming opgenomen in de 1e suppletore begroting 2005 wordt met name uitgegaan van de realisatie over huursubsidietijdvak 2003–2004. Omdat in deze periode zich geen problemen hebben voorgedaan zoals tijdens bovengenoemd tijdvak is het aantal te verwachten vorderingen naar beneden bijgesteld en dien ten gevolge de te verwachte inkomsten.

6

Hoe hard is de post vorderingen? Kan worden toegelicht waarop het vertrouwen is gebaseerd dat deze uitgaven ook daadwerkelijk kunnen worden geïnd in latere jaren?

De post vorderingen, als onderdeel van de uitgavenraming, is berekend op basis van het aantal ingestelde vorderingen van het afgelopen subsidiejaren en daarmee op ervaringsfeiten.

De onzekerheid zit in de kwaliteit van de gegevens die ten grondslag liggen aan de beslissingen. Zaken als de kwaliteit en de tijdigheid van de gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en inkomensgegevens van de Belastingdienst hebben een grote invloed op de kwaliteit van de beslissingen en dus op het aantal in te stellen vorderingen.

7

Hoe verhoudt zich de post vorderingen tot de onrechtmatige uitgaven uit 2004, of vallen de de onrechtmatige uitgaven uit 2004 (deels) ook onder de post vorderingen? Zo ja, welk deel valt hier dan onder en hoe «hard» zijn deze uitgaven?

Indien met «de onrechtmatige uitgaven uit 2004» bedoeld worden de toekenningen huursubsidie die zijn gedaan terwijl de bewoners situatie van de aanvrager nog niet geheel bekend was, de zgn. BSF gevallen, dan vallen deze uitgaven niet onder de post vorderingen.

Een vordering wordt ingesteld op het moment dat er een (nieuwe) beslissing is genomen waaruit een lager toekenningsbedrag volgt. Op dat moment is een uitgave niet onrechtmatig. Zolang er geen nieuwe beslissing wordt genomen wordt er ook geen vordering ingesteld en vallen de gedane uitgaven, al dan niet rechtmatig, dus niet onder de post vorderingen.

De in 2004 onrechtmatig gedane uitgaven worden alle opnieuw bezien en beslist. Op het moment dat daar een nieuwe beslissing uit voort komt wordt een nieuwe vordering ingesteld. Echter op basis van juridisch advies en behoorlijk bestuur wordt deze vordering echter weer direct afgeboekt.

Van de onrechtmatig gedane uitgaven uit 2004 is niets opgenomen onder de post vorderingen. Een beslissing is onrechtmatig als deze niet conform de regelgeving is genomen.

8

Hoe moet de passage worden begrepen dat «de nabetalingen voor het subsidiejaar 2006 pas in 2008 zullen plaatsvinden als de inkomens in dezelfde mate definitief zijn vastgesteld»:

betekent dit dat er huursubsidiegerechtigden zullen zijn die twee jaar moeten wachten op hun subsidie?

betekent dit dat rijksuitgaven in de tijd worden verschoven?

om welk bedrag gaat het hier in totaal?

De huurtoeslag over 2006 zal voorlopig worden vastgesteld en uitbetaald op basis van het opgegeven schattingsinkomen. Omdat op basis van een geschat inkomen voorschotten worden verstrekt, kunnen er afwijkingen ontstaan ten opzichte van de definitieve toeslag die zal worden berekend na afloop van het berekeningsjaar op basis van het definitief vastgestelde inkomen. Daarbij geldt overigens dat aanvragers relevante inkomenswijzigingen reeds in de loop van het berekeningsjaar aan de Belastingdienst/Toeslagen kunnen melden, zodat het voorschot al in het berekeningsjaar zelf kan worden aangepast. In dat geval hoeft de huursubsidiegerechtigde niet te wachten op huursubsidie.

Het definitieve inkomen zal doorgaans binnen een termijn van een jaar na afloop van het kalenderjaar worden vastgesteld. Er is geen sprake van verschuiving van rijksuitgaven in de zin dat de uitgaven eerder hadden kunnen plaatsvinden. Geraamd is dat er structureel circa € 12,5 mln gemoeid zal zijn met nabetalingen.

9

Met welke ontwikkeling in het aantal aanvragers wordt rekening gehouden, uitgedrukt in absolute aantallen? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling van het aantal huishoudens, uitgedrukt in absolute aantallen?

Het te verwachten aantal positief te beschikken aanvragen zal voor de komende jaren circa 1.020.000 zijn.

Voor de volume-ontwikkeling van het aantal aanvragen zijn echter meerdere factoren van belang. Er wordt onder andere rekening gehouden met het te verwachten uitkeringsvolume, het totaal aantal huishoudens en het totaal aantal huurwoningen.

Voor de ontwikkeling van het totaal aantal huishoudens wordt gebruik gemaakt van de PRIMOS-prognose. Ten opzichte van de oude prognose, die is gebruikt voor de begrotingsramingen van 2005, ligt de actuele PRIMOS-prognose (2004) waarmee is geraamd 30 tot 50 duizend huishoudens lager. Het totaal aan huishoudens is 7.040.000 in 2004 en loopt op tot 7.353.000 in 2010.

10

Met welk bedrag is het subsidiebedrag voor de bovenminimale inkomens gestegen, met andere woorden, hoe hoog was het gemiddelde subsidiebedrag van deze inkomensgroep en met welke hoogte wordt nu rekening gehouden?

Volgens de vorige raming zou de gemiddelde bijdrage over 2006 voor bovenminimale inkomens uitkomen op € 1260 en volgens de nieuwe raming op € 1350.

11

Waarom laat de tabel voor 2005 op pagina 6 een tegenvaller van € 7 miljoen zien als gevolg van de huurontwikkeling, terwijl in de toelichting wordt gesproken over een meevaller?

In de toelichting bij tabel op pagina 7 wordt bij vergissing gesproken over lagere uitgaven. Het betreft echter extra uitgaven als gevolg van de aangepaste huurontwikkeling. U dient de toelichting derhalve te lezen als «een tegenvaller.»

12

Kunnen de cijfers worden gepresenteerd die tot een structurele verhoging van de huursubsidieuitgaven leiden als gevolg van de huurontwikkeling in latere jaren?

De actuele prognose van de huurontwikkeling ligt hoger dan de oude prognose. Dit leidt tot hogere huursubsidie-uitgaven van circa € 7 mln in 2005 tot € 62,3 mln in 2009.

(bedragen x € mln)

 20052006200720082009
huurontwikkeling715,5164762,3

13

Waarom leiden de inkomenseffecten tot structureel hogere huursubsidieuitgaven? Is er geen zicht op een verbetering van de inkomenssituatie?

Bij de vorige raming werd verwacht dat de inkomens op minimum- en referentieniveau uiteen zouden lopen. Volgens de meest recente prognoses blijft echter de ontwikkeling van inkomens op het het referentieniveau achter bij de eerdere verwachtingen. Dit heeft tot gevolg dat de gemiddelde huursubsidie voor huishoudens met een bovenminimaal inkomen hoger is dan verwacht. De prognose van de inkomensgroei van de huishoudens, waar bij de huursubsidieraming vanuit wordt gegaan, wordt ontleend aan de CPB-ramingen, die tot en met 2006 geen inkomensverbetering voor deze groep huishoudens laat zien. Voor de jaren daarna geeft het CPB geen inkomensprognose

14

Kan een toelichting worden gegeven waarom de AWIR leidt tot structureel hogere uitgaven van € 20 miljoen per jaar, terwijl deze toch budgettair neutraal bedoeld was?

In de Awir is bepaald dat voor alle daaronder vallende inkomensafhankelijke regelingen (waaronder de huursubsidie) gebruik wordt gemaakt van hetzelfde inkomensbegrip, namelijk het verzamelinkomen (dan wel het belastbaar loon). In de huursubsidie wordt als inkomensbegrip tot op heden uitgegaan van het gecorrigeerd verzamelinkomen. Deze correcties hielden verband met de invoering van het Belastingplan 2001. In het kader van de harmonisatie komen deze correcties te vervallen. Bij de indiening van de Aanpassingswet Awir, waarin de Huursubsidiewet aan de Awir-begrippen wordt aangepast, werd er nog vanuit gegaan dat de overgang van gecorrigeerd naar niet-gecorrigeerd verzamelinkomen budgettair neutraal kon plaatsvinden. Na verloop van tijd werd echter onderkend dat een budgettair neutrale overgang tot grote nadelige inkomenseffecten zou leiden. Daarop is besloten tot maatregelen die deze nadelige effecten tot aanvaardbare proporties terugbrengen. Het wetsvoorstel Aanpassingswet is daartoe gewijzigd. Met deze maatregelen zijn extra uitgaven gemoeid van structureel € 20 mln per jaar. Ik verwijs voor nadere informatie hierover naar kamerstuk II vergaderjaar 2004/2005, nrs. 29 764 en 29 765, nr. 9.

15

Wat is de betekenis van de opmerking dat er feitelijk sprake is van afwijking van de regelgeving?

De Huursubsidiewet bepaalt dat huursubsidie slechts wordt toegekend indien de huurder zich uiterlijk vijf dagen na de peildatum op het adres van de woning heeft doen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Door de onvolkomenheden in de GBA-administraties, zijn en worden bij de behandeling van eerste aanvragen veel verschillen geconstateerd tussen de door aanvragers opgegeven bewoningssituatie en de in het GBA opgenomen bewoningssituatie. Indien de wet wordt gevolgd, moeten deze verschillen eerst uitgezocht en opgelost worden alvorens tot toekenning en uitbetaling wordt overgegaan. Om de tijdige uitbetaling van huursubsidie te kunnen garanderen, is hiervan tot eind maart afgezien, en worden deze verschillen steekproefsgewijs achteraf uitgezocht. Sinds eind maart worden bovengenoemde verschillen wél weer voorafgaand aan toekenning en betaling uitgezocht en opgelost, zoals ook is beschreven in het Verbeterplan uitvoering huursubsidie 2004–2005; dit Verbeterplan is aan de Tweede Kamer aangeboden in het kader van de beantwoording van de schriftelijke vragen bij het VROM Jaarverslag 2004.

16

In welke mate is voor de volgende jaren rekening gehouden met een bijstelling van het geraamde volume aan vorderingen?

De bijstelling van het geraamde volume aan vorderingen (zie vraag 5) heeft een structureel karakter. Dit betekent dat de bijstelling doorwerkt naar de ramingen in latere jaren.

17

Hoe staat het met de ontvangsten tot nu toe van de € 18.600 miljoen «doorwerking 2004 ontvangsten individuen», welk deel is ontvangen?

Het bedrag van € 18,6 mln «doorwerking 2004 ontvangsten individuen» is niet als zodanig een aparte categorie aan te innen bedragen in de administratie, maar het is onderdeel van het totaal te innen bedrag voor 2005 (circa € 100 mln bij 1e suppletore 2005). De vorderingen op basis waarvan deze € 18,6 mln is berekend, zijn reeds ingesteld in 2004. In de begroting is het bedrag als mutatie zichtbaar gemaakt, maar in de dagelijkse uitvoering wordt dit niet apart bijgehouden. Welk deel momenteel ontvangen is kan dus niet worden aangegeven. Wel kan worden aangegeven dat van de te innen € 100 mln reeds € 38,2 mln t/m week 23 gerealiseerd is.

18

Hoeveel huishoudens moeten nu nog huursubsidie terug betalen? Om welk bedrag gaat het gemiddeld?

Het aantal nog openstaande vorderingen is in week 21 230.782 vorderingen.

Het totaal bedrag aan openstaande vorderingen is in week 21 € 124.917.743,92

Het gemiddelde bedrag is dus: 124.917.734,92 / 230.782 = € 541,28.

In deze aantallen zijn ook de huishoudens meegerekend die via de verhuurder nog verrekend worden, ongeveer 1% van het bedrag.

19

Klopt het dat in 2005 ruim € 36 miljoen minder wordt besteed aan BLS-gelden als gevolg van «aanpassing meerjaren raming convenanten» en kunt u dit nader toelichtingen?

Ja, in 2005 wordt inderdaad ruim € 36 mln minder aan BLS gelden besteed. Dit wil echter niet zeggen dat er voor de woningbouwafspraken 2005 tot en met 2009 € 36 mln minder aan BLS geld beschikbaar is.

De aanpassing van de meerjarenraming hangt samen met de in het kader van de woningbouwafspraken overeengekomen subsidiesystematiek. Deze subsidiesystematiek houdt in dat de met de partners overeengekomen BLS-bijdragen, gefaseerd over de periode 2005 tot en met 2010, ten dele vooraf betaalbaar worden gesteld en ten dele – afhankelijk van de door de partners geleverde woningbouwprestaties – steeds in het jaar achteraf. Het vooraf uit te keren deel bedraagt 65% van de voor dat jaar overeengekomen BLS-bijdrage. Het een jaar later, voor het eerst in 2006, uit te keren deel bedraagt 35%. Uitbetaling van dat tweede deel is afhankelijk van de door de partners geleverde woningbouwprestaties in het voorafgaande jaar. Deze prestatiegerichte subsidiesystematiek houdt in dat de eerste BLS betaling, die in 2005 plaatsvindt, 65% bedraagt van de met de partners voor 2005 overeengekomen BLS bijdrage en dat de laatste BLS betaling, na afloop van de uitvoeringsperiode 2005 tot en met 2009, in 2010 betaalbaar wordt gesteld. De meerjarenraming is op deze subsidiesystematiek aangepast. De uitgavenraming 2005 is hierom met € 36 mln verlaagd. Dit bedrag is doorgeschoven naar 2010 wanneer de laatste BLS betaling plaatsvindt.

20

Kan een meerjarig totaaloverzicht worden gegeven – vanaf de start van het ISV – waarin alle verschuivingen, herschikking en bezuinigingen op het terrein van ISV worden gepresenteerd?

De oorspronkelijke raming van de beschikbare middelen voor de totale ISV periode bedroeg € 3.685 mln. De onderverdeling naar ISV 1 en ISV 2 was als volgt:

a) ISV 1: € 1.955 mln (inclusief ISV budget voor grote bodemsanering ad € 352 mln).

b) ISV 2: € 1.730 mln (exclusief budget voor grote bodemsanering).

Ad a)

Ultimo 1999 was er voor ISV I € 1.955 mln beschikbaar. Lopende het tijdvak hebben zich de volgende wijzigingen voorgedaan:

Bedragen x € mlnUitgaven
Inzet extra middelen voor stedelijke funderingsproblematiek en voor maatwerk66
Sociale impuls op basis van de nota Mensen Wensen Wonen84
Totaal150

Na doorvoering van deze begrotingsmutaties bedraagt het beschikbare budget voor de ISV 1 periode € 2.105 miljoen.

Ad b)

Ultimo 1999 was er voor ISV 2 € 1.730 miljoen beschikbaar. Na 1999 zijn de volgende wijzigingen opgetreden:

Bedragen x € mlnUitgaven
Sociale impuls op basis van de Nota Mensen Wensen Wonen113
Doorwerking prijscompensatie 99–2002275
Invoeren afzonderlijke economische pijler– 119
Taakstelling kabinet Balkenende 1– 421
Taakstelling kabinet Balkenende 2– 275
Bijdrage van de Ministeries LNV en OC&W tbv ISV 231
Afboeking doelmatig aanbesteden bouw– 51
Toevoeging budget bodem ISV153
Toevoeging budget Vinac kleine bodemsanering168
Totaal– 126

Na doorvoering van deze begrotingsmutaties is er een budget beschikbaar voor ISV 2 van € 1.604 mln. Hiervan is € 110 mln beschikbaar voor gerichte stimuleringsmaatregelen (Impulsbudget).

De volgende kasverschuivingen zijn doorgevoerd:

• naar voren halen van betaling van de middelen voor het ISV 1 onderdeel «fysieke stadseconomie» van de jaren 2005 en 2006 naar 2001/2002. Het betrof hier een bedrag van circa € 35 mln.

• Naar voren halen van betalingen van 2002 naar 2001. Het betrof hier een bedrag van circa € 287 mln.

• Naar achteren schuiven van betalingen van 2003 naar 2004 en 2005. Het betreft hier een bedrag van circa € 181 mln waarvan circa 72 miljoen naar 2004 is doorgeschoven en circa 109 mln naar 2005.

• Naar voren schuiven van betalingen van 2006 (€ 10 mln) en 2007 (€ 5 mln) naar 2005 (€ 15 mln).

• Naar achteren schuiven van € 125 mln van 2005 naar 2007 (€ 35 mln) en naar 2008, 2009 en 2010 van resp. € 30 mln.

• Naar voren schuiven van € 30 mln van 2010 naar 2005.

21

Leidt de fasering van het budget voor de nieuwe tenderregeling Energiepremieregeling (EPR) feitelijk tot een bezuiniging of wordt het budget dat voor 2005 was gereserveerd toegevoegd aan het budget in 2006?

De fasering van het budget voor de nieuwe regeling op het gebied van CO2-reductie wordt over de jaren heen gewijzigd. Het totale voor de nieuwe regeling beschikbare budget ad € 34,5 mln wijzigt niet. Derhalve is er geen sprake van een bezuiniging.

In meerjarig perspectief is de volgende mutatie in de 1e suppletore begroting 2005 verwerkt:

(bedragen x € 1.000)

 20052006200720082009
Verplichtingen– 5.550+ 5.550   
Uitgaven– 20.000– 7.600+ 13.800+ 10.350+ 3.450

22

Door het betalingsritme van de gemeenten en het verstrekkingsritme van het rijk komen gemeenten in de financiële problemen rond de projecten van de 56-wijken aanpak. Wat kunnen de gemeenten hieraan doen en wat is de rol van het rijk?

Gemeenten zijn vrij in de keuze van de wijken waar ze geld voor stedelijke vernieuwing inzetten. In de praktijk wordt een groot deel van dat geld ingezet in de 56 wijken. Ik streef naar een gelijkmatige uitfinanciering van de gelden voor stedelijke vernieuwing. Voor de jaren 2006 tot en met 2009 uit de ISV2 periode is dat behoorlijk verwezenlijkt. De afwijking tussen de jaren is relatief gering. Slechts het jaar 2005 komt lager uit. Dit is door VROM onderkend. Zo is bijvoorbeeld in de 1e suppletore begroting 2005 in 2005 € 30 mln vanuit het jaar 2010 toegevoegd. Overigens wil ik hierbij opmerken dat in 2005 nog een fors bedrag (€ 150 mln.) ISV1 middelen wordt uitbetaald. Ook in de toekomst zal naar een evenwichtige uitfinanciering gestreefd worden. Het betalingsritme blijft echter afhankelijk van de (on)mogelijkheden binnen de VROM-begroting en de Rijksbegroting. De gemeenten kunnen zonodig bijdragen aan een gelijkmatig investeringsvolume door gebruik te maken van voorfinanciering.

23

Wat is de oorzaak van het nog op gang moeten komen van de bedrijvenregeling subsidies bodemsanering? Welke acties worden uitgevoerd om de werking van de regeling te bevorderen? Is het reëel om te veronderstellen dat de onderschrijding eenmalig is?

De bedrijvenregeling is in het leven geroepen om historische bodemverontreiniging op bedrijfsterreinen te helpen oplossen. Echter de subsidie is zodanig opgezet, dat nog steeds een substancieel gedeelte van de kosten gedragen moet worden door de eigenaar/veroorzaker (gemiddeld 65%). Bedrijven wachten dan ook met saneren tot een moment dat zij de maatregelen kunnen combineren met een verbouwing of een verkoop. Zij melden zich pas bij een bevoegd gezag als deze plannen vaste vormen hebben aangenomen. De aanmeldingseisen worden nu versoepeld. Een bedrijf hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te hebben ten tijde van de aanmelding. Verder worden ook deelsaneringen subsidiabel. Er is overigens geen sprake van onderbesteding van het budget, aangezien de bedrijvenregeling geen eigen budget heeft; gelden konden bij andere ernstige en urgente gevallen ingezet worden. Verder wordt voorzien dat de regeling in de komende jaren zal aantrekken, mede als gevolg van de komst van organisaties als het Bodemcentrum (zie vraag 25).

24

Wat is de verklaring voor het gegeven dat er geen beroep is gedaan op de garantieregelingen in het kader van de vrijwillige bodemsanering? Welke consequenties heeft dit voor het te voeren beleid?

Voor bedrijven, en zeker de kleinere, is bodemsanering een activiteit die ver buiten hun «core business» valt, en die bovendien maar eenmalig is. Er heerst een grote onbekendheid ten aanzien van de regelingen, mogelijkheden en financiële instrumenten bij de initiatiefnemer, vandaar zo weinig beroep op de garantieregeling. Bovendien ligt de rente van de huidige leningen met overheidsgarantie boven de marktrente. De bekendheid van deze regelingen zal toenemen door de komst van een Bodemcentrum dat faciliterend zal optreden voor bedrijven. In dat kader zullen deze regelingen nader bestudeerd worden met de intentie om de garantieregelingen en de groenfinanciering voor bodemsaneringsprojecten in te zetten, waardoor de rente van een te verstrekken lening beneden de marktrente kan blijven.

25

Kunt u nader onderbouwen waarom de ontwikkeling en haalbaarheidsonderzoek van het Bodemcentrum € 2 miljoen moet kosten? Kunt u ook aangeven of en zo ja hoeveel private organisaties bijdragen?

Het haalbaarheidsonderzoek van Bodemcentrum bestrijkt een periode van circa 1,5 jaar, waarin een groot marktonderzoek wordt uitgevoerd. Verder is met alle betrokken partijen (overheden, koepelorganisaties, aannemers en projectontwikkelaars, benevens organisaties die zich op dit moment met aanvullende activiteiten bezighouden, zoals de BSB-stichtingen, die de bodemsanering op bedrijfsterreinen begeleiden, en de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen) overlegd over haalbaarheid, samenwerking e.d.. Daarnaast worden diverse zaken (contracten, procedures, financiële infrastructuur, saneringstechnische documentatie) ontwikkeld. Ook zal er nog een vijftal pilots worden uitgevoerd om de volledigheid van de aanpak te testen. Het geheel van deze activiteiten is begroot op € 2 mln.

Doel van de Uitvoeringsorganisatie voor bodemsanering in het MKB is het ontwikkelen van een full-service oplossing voor naar schatting 12.000 tot 20.000 bedrijven, die momenteel met ernstige en urgente bodemverontreiniging te maken hebben: ontzorging bij een eenmalig en moeilijk traject, het geven van een vrijwaring na sanering, kwalitatief goede en goedkope inkoop van de sanering, financiering en verzekering tegen kostenoverschrijding. De noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting sluiten daarop aan: juridisch, fiscaal, saneringstechnisch, financieel, administratief, ict, communicatie e.d.

De kosten van deze voorbereidingsfase zijn geheel door de subsidie afgedekt, aangezien de financiele draagkracht van de initiatiefnemers (MKB, branches en koepels, VNO-NCW) ontoereikend is voor dergelijke projecten.

De verdere exploitatiekosten van het Bodemcentrum zullen ten laste komen van de deelnemende bedrijven.

26

Wat is de reden voor het niet aangaan van een overeenkomst met Indonesië in het kader van het Clean Development Mechanisme? Hoe wordt geborgd dat de beschikbare middelen in 2005 wel aan projecten worden besteed die ten goede komen aan het tegengaan van klimaatverandering?

De beoogde CDM-samenwerking met Indonesië is geenszins van de baan. Nadat in de tweede helft van 2004 al op hoofdlijnen overeenstemming was bereikt over de samenwerking is op 22 februari 2005 door de bewindslieden van VROM en het Indonesische Milieuministerie een Memorandum of Understanding (MOU) getekend. De inzet blijft gericht op de koop en levering van tenminste 2 Mton CO2-equivalent afkomstig van CDM project activiteiten uit Indonesië. Momenteel wordt in overleg met het Indonesische milieuministerie gewerkt aan de finale selectie van de onder de samenwerking te brengen projecten. In de tweede helft van 2005 zal definitief moeten blijken of er voldoende kansrijke projecten aanwezig zijn om de CDM-samenwerking met Indonesië te effectueren.

27

Waarom wordt het budget voor subsidies milieuverantwoorde technieken verdubbeld, en voor overige instrumenten voor het verminderen van algemene uitstoot van de industrie met ruim een kwart verlaagd?

De uitgaven bij subsidies milieuverantwoorde technieken zijn verhoogd met middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Deze middelen zijn vorig jaar niet geheel uitgeput en mogen daarom in 2005 aan de begroting worden toegevoegd. In het bijzonder betreft het hier ICES-gelden t.b.v. het Programma milieutechnologie (de ProMT-regeling).

Het uitgavenbudget van «overige instrumenten verminderen algemene uitstoot industrie» is verlaagd met in totaal € 1,1412 mln. Deze verlaging bestaat uit de volgende onderdelen:

Ten behoeve van de Facilitaire Organisatie Industrie (FO-I) is € 0,650 mln overgeboekt naar het instrument «subsidies maatschappelijke milieuactiviteiten». De reden voor deze technische mutatie is dat alle uitgaven aan de FO-I (dus voor alle onderdelen van milieubeheer) centraal op genoemd instrument worden verantwoord.

Voorts heeft een herschikking plaatsgevonden ten gunste van het beleidsterrein «Duurzaam produceren en consumeren». In dat kader is € 0,585 mln overgeboekt naar het instrument «subsidies duurzaam produceren en consumeren» (waarmee de uitgavenbudgetten voor Milieu Centraal en de Stichting Milieukeur op de benodigde hoogte zijn gebracht) en € 0,107 mln naar «overige instrumenten duurzaam produceren en consumeren» (ten behoeve van de materiële uitvoeringskosten op genoemd terrein).

Tot slot is € 0,070 mln overgeboekt naar het instrument «onderzoek DGM» als bijdrage vanuit Klimaatverandering en Industrie voor het onderzoeksproject «Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen).

28

Waarom heeft u diverse mutaties op artikel 11 niet toegelicht? Kunt u dit alsnog doen?

In principe worden alleen mutaties toegelicht die grote beleidsmatige gevolgen hebben en/of politiek relevant zijn. Op artikel 11 betreft het echter veelal mutaties die geen invloed hebben op de oorspronkelijke beleidsdoelstellingen. Daarnaast lijkt het aantal mutaties groter dan in werkelijkheid bij 1e suppletore 2005 hebben plaatsgevonden omdat er ook meerjarige mutaties in de tabel staan die reeds bij Nota van Wijziging op de begroting 2005 zijn verwerkt. Om aan uw wens tegemoet te komen kan het volgende nader worden toegelicht;

Internationale samenwerking milieu en Verminderen uitstoot broeikasgassen

Een deel van de beschikbare budgetten op artikel 11 is onderwerp van jaarlijkse interdepartementale programmering in Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) kader. In dat kader zijn, gebruik makend van de HGIS-eindejaarsmarge 2004 (m.n. doorschuiven budget 2004 naar latere jaren) de volgende mutaties binnen artikel 11 gehonoreerd:

Bedragen x € 1000VerplichtingenUitgaven
1. Clean Development Mechanism23.6625.519
2. Subsidies Internationale Samenwerking83– 690
3. Overige instrumenten Internationale Samenwerking1.4191.566
Totaal25.1646.395

Bij Slotwet 2004 zijn de belangrijkste redenen van de onderschrijdingen 2004 reeds toegelicht.

Onder «overige instrumenten vermindering uitstoot broeikasgassen» bestaat de verlaging van in totaal € 2,160 mln voor € 1,800 mln uit een actualisatie van het kasritme van de Regeling niet-industriële restwarmte infrastructuur (NIRIS). De betalingen van deze regeling (waarvoor geen nieuwe verplichtingen meer worden aangegaan) zijn afhankelijk van de voortgang van de betreffende gesubsidieerde projecten. Op grond van het verwachte betaalritme zijn de uitgavenbudgetten voor de jaren 2005 tot en met 2007 verlaagd, ten gunste van 2008 en volgende jaren.

Daarnaast is sprake van twee overboekingen. Ten behoeve van de werkzaamheden die het RIVM uitvoert in het kader van het elektronisch milieujaarverslag is een bedrag van € 0,235 mln overgeboekt naar het instrument «bijdrage RIVM». Voorts is € 0,125 mln overgeboekt naar het instrument «subsidies maatschappelijke milieuactiviteiten». Dit betreft het aandeel van klimaatverandering en industrie in de in 2004 verstrekte subsidies in het kader van de SMOM-regeling (Subsidies maatschappelijke organisaties en milieu).

De mutatie onder «overige instrumenten verminderen algemene uitstoot industrie» is reeds toegelicht in het antwoord op vraag 27.

Fiscale instrumenten en draagvlak voor milieubeleid:

Bij subsidies milieuverantwoordelijke technologie is € 5,1 mln aanvullend uit ICES-middelen ingezet. Bij overige instrumenten duurzame samenleving is in totaal € 2,75 mln aangevuld voor het project VROM Vergunning en is er budget binnen milieubeheer verschoven voor DGM-onderzoek.

Bij subsidies maatschappelijke milieuactiviteiten is een budget overgeheveld naar het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij en is aanvullend budget beschikbaar gesteld voor Infomil ten behoeve van uitleg over milieuregelgeving. Per saldo is er € 1,4 mln aanvullend beschikbaar.

Duurzaam produceren en consumeren

De verhoging van in totaal € 1,081 mln bestaat voor € 0,585 mln uit de overboeking vanaf het instrument «overige instrumenten verminderen algemene uitstoot industrie», die reeds is toegelicht in het antwoord op vraag 27. De resterende € 0,496 mln betreft een overboeking van het ministerie van Economische Zaken, als bijdrage in de basissubsidie aan Milieu Centraal (MiC). Aangezien tussen VROM en EZ is overeengekomen dat MiC haar werkterrein zal uitbreiden met activiteiten op het gebied van o.a. duurzame energie (die voorheen door aan EZ gelieerde organisaties werden gedaan), draagt EZ bij in de kosten van de subsidie aan MiC.

29

Kan de mutatie van ruim € 2 miljoen ten behoeve van «overige vastgoed informatievoorziening» nader worden toegelicht? Wat wordt onder deze post verstaan?

Ik ben verantwoordelijk voor de totstandkoming van basisregistratie van gebouwen, adressen, kadaster en geografie (geografische Toptien NL-bestand / 1:10.000 topografische kaart). Hiervoor zijn o.a. middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) ter beschikking gesteld. De mutatie bij «overige vastgoed informatievoorziening» betreft een resterende bijdrage uit het Besluit Subsidies Investeringen in de Kennisinfrastructuur (BSIK valt onder het FES) voor het project Geografische informatie (GEO-informatie). GEO-informatie betreft informatie over ruimtelijke objecten zoals gebouwen, percelen en verzamelingen daarvan (bijvoorbeeld wijken, buurten, gebieden etc). Dit project is later dan beoogd van start gegaan, waardoor het in 2004 toegekende bedrag niet volledig is benut. Het project door loopt tot in 2009 en ik ben voornemens om het geld alsnog te besteden. Daarom wordt er ruim € 2 mln in 2005 bijgeboekt.

30

Kunt u nader onderbouwen waarom de Staat een perceel in de directe nabijheid van het Paleis Soestdijk moet kopen? Houdt dit verband met de toekomstige bestemming van het Paleis? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Het paleis en het landgoed vormen qua ontwerp en historisch gezien een onlosmakelijk geheel. Een deel van de grond is nog niet in handen van de Staat. Het is nu het moment om via het voorkeursrecht van het Rijk het totale landgoed als één geheel in bezit te krijgen, hetgeen van betekenis kan zijn voor een toekomstige bestemming. Naar het zich laat aanzien is niet voor het eind van het jaar meer over de bestemming bekend.

31

Waarom is het positieve saldo van de Rijksgebouwendienst van bijna € 37 miljoen over 2004 niet ten goede gekomen aan de rijkshuisvesting, of de departementale begroting?

De Rijksgebouwendienst dient kostendekkend te werken. Winsten in enig jaar worden toegevoegd aan het eigen vermogen van het agentschap en eventuele verliezen gaan ten laste van dit eigen vermogen. Dit eigen vermogen is aan een maximum gebonden van 5% van de relevante omzet over de afgelopen drie jaar. Zodra het beschikbare eigen vermogen het maximale eigen vermogen overstijgt wordt het surplus afgedragen via het moederdepartement aan de generale middelen. Gezien het bijzondere risicoprofiel van de Rijksgebouwendienst behoudt deze vooralsnog wel een trekkingsrecht op de afgedragen middelen. Aangezien de Rijksgebouwendienst werkt voor alle departementen ligt een afdracht van het surplus aan enkel de begroting van het moederdepartement niet in de rede.

32

Welke prikkel bestaat er voor agentschappen om een positief resultaat te blijven behalen wanneer dit afgedragen moet worden aan de schatkist?

Het behalen van zo hoog mogelijk financieel resultaat is geen doelstelling voor agentschappen. De Rijksgebouwendienst tracht structurele positieve resultaten te voorkomen door via een aanpassing van de huurprijsmethode de kostprijs van de producten aan te passen, zodat deze positieve effecten ten gunste komen aan de klanten van de Rgd. De huurprijsmethode is voor het laatst op 1 juli 2003 aangepast. Ik zal de Kamer in de loop van het jaar informeren over het verbeteren van de prikkels zoals deze zijn ingebed in het rijkshuisvestingsstelsel met de aanbieding van het eindrapport Evaluatie Stelselherziening Rijkshuisvesting.

33

Hoe wordt gedacht de nu nog voorliggende bezuinigingstaakstelling van € 20,3 miljoen op te lossen? Waarom is er een bedrag van € 22,6 miljoen toegevoegd aan de taakstelling?

De bezuinigingstaakstelling van € 20,3 mln is opgebouwd uit diverse taakstellingen, waarvan een gedeelte reeds is toegelicht bij 1e suppletore 2005 (€ 7,807 mln).

Het grootste gedeelte (circa € 12 mln) van de € 20,3 mln betreft een efficiency-en volumetaakstelling uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord. Daarover kan het volgende gezegd worden;

Binnen VROM heeft een reorganisatie plaatsgevonden en is een gemeenschappelijke dienst gevormd. Diverse (administratieve-) taken die voorheen bij de verschillende directoraten waren belegd, worden heden door deze gemeenschappelijke dienst uitgevoerd. Door o.a. schaalvergrotingsvoordelen en standaardisering van werkprocessen zullen efficiencyvoordelen optreden die uitmonden in besparingen. Op deze manier wordt de bezuinigingstaakstelling opgelost.

Het bedrag van € 22,6 miljoen betreft geen toevoeging aan een taakstelling maar een mutatie die betrekking heeft op een sluitpost. Voor meer informatie verwijs ik u naar het antwoord op Kamervraag 34.

34

Waarvoor is het totaalbedrag van € 30,3 miljoen bestemd dat onder «nog nader te verdelen» in de begroting staat?

Het totaalbedrag van € 30,3 mln is ontstaan door technische mutaties. Bij «nog nader te verdelen overig» worden namelijk mutaties opgenomen om de omvang van de VROM-begroting terug te brengen tot de door het Parlement geautoriseerde omvang.

Bij de 1e suppletore 2005 is bijvoorbeeld € 22,6 mln aan «nog nader te verdelen overig» toegevoegd. Deze mutatie is hoofdzakelijk het gevolg van de mutatie «Doorwerking 2004 ontvangsten individuen» bij artikel 2, die afzonderlijk in de 1e suppletore 2005 is toegelicht. Deze ontvangstenvertraging heeft de uitgavenruimte van VROM in 2004 sterk beperkt. Er zijn derhalve in 2004 maatregelen genomen om het jaar niet met een grote overschrijding af te sluiten. Deze maatregelen bestonden uit het temporiseren van uitgaven. Voornoemde € 22,6 mln is bestemd voor uitgaven die in 2004 niet zijn gedaan maar alsnog in 2005 zullen plaatsvinden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove(CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Luchtenveld (VVD), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD).

Naar boven