30 105 IXA
Wijziging van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2005 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 juni 2005

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente

1

Waarom staat in de suppletore wet dat de rentekosten gebaseerd zijn op de ramingen van het CPB, terwijl in de Voorjaarsnota staat dat hier van afgeweken is? Hoe groot zou de meevaller geweest zijn als gevolg van de bijstelling kapitaalmarktrente indien de CPB-veronderstellingen op dit punt gehanteerd waren? Heeft de regering aanwijzingen om te veronderstellen dat het CPB te laag zit met zijn renteprognose?

De rentekosten van nog uit te geven leningen worden enerzijds bepaald door de omvang van de financieringsbehoefte, en anderzijds door de hoogte van de rente. Voor de hoogte van de rente die ten grondslag ligt aan de begroting worden de renteramingen van het CPB als basis gehanteerd. Het CPB raamt zowel de korte rente als de lange, 10-jaars rente. De korte rente wordt gebruikt om de rentekosten samenhangend met de uitgifte van kortlopend papier en overige geldmarktactiviteiten te ramen. De lange rente wordt gebruikt voor het opstellen van een raming voor de rentekosten voortvloeiend uit toekomstige kapitaalmarktuitgiftes.

De ramingen van het CPB zijn eind januari vastgesteld. In de periode tussen het vaststellen van de ramingen en de budgettaire besluitvorming is de rente opgelopen. Om tegenvallers na de Voorjaarsnota te voorkomen is de CPB-raming enigszins naar boven bijgesteld (zie tabel). De bijstelling heeft dus plaatsgevonden op basis van pragmatische overwegingen en feitelijke ontwikkelingen.

Tabel: raming CPB en raming in begroting

 KapitaalmarktrenteGeldmarktrente
Raming ontwerpbegroting 20054,85%2,20%
Raming CPB bij Voorjaarsnota3,75%2,00%
Raming in 1e sup.begroting4,25%2,00%

In de 1e suppletore begroting is voor 2005 ten opzichte van de ontwerpbegroting een meevaller in de totale netto rentekosten ingeboekt van € 381 miljoen. Deze meevaller is voornamelijk het gevolg van de ontwikkeling van de rente. Indien de CPB-raming zou zijn gehanteerd, zou in de 1e suppletore begroting ten opzichte van de ontwerpbegroting een additionele meevaller zijn ingeboekt van circa € 64 miljoen in 2005. De raming van de netto rentelasten over de interne schuldverhoudingen zou € 2 miljoen hoger zijn uitgekomen.

2

Heeft de transactie met betrekking tot de aankoop van het gastransportnetwerk door de Staat invloed op de rentelasten? Zo nee, hoe is deze aankoop dan gefinancierd? Zo ja, waarom is deze mutatie niet zichtbaar gemaakt in de suppletore wet?

De transactie met betrekking tot de aankoop van het gastransportnetwerk leidt, ceteris paribus, in 2005 tot een opwaartse bijstelling van het feitelijk financieringstekort op kasbasis, en dus ook tot een hoger kapitaalmarktberoep en hogere rentelasten.

De aankoop van het gastransportnetwerk is echter slechts één van de factoren die van invloed is geweest op de raming van het tekort bij Voorjaarsnota. Naast de aankoop van het gastransportnetwerk is sprake geweest van een groot aantal andere mee- en tegenvallers die van invloed zijn op het tekort. De som van alle mutaties, inclusief de aankoop van het gastransportnetwerk, heeft bij de Voorjaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2005 geleid tot een neerwaartse bijstelling van het tekort op kasbasis van 12,3 miljard euro naar 12,0 miljard euro.

Voor de financiering van de staatsschuld is voornamelijk het totale tekort, en eventuele mutaties hierin, relevant, omdat dit bepaalt wat de Staat moet lenen. De onderbouwing van het tekort is voor de financiering van de staatsschuld van minder groot belang, en afzonderlijke posten worden dan ook niet zichtbaar gemaakt in de begroting Nationale Schuld.

In de 1e suppletore begroting is een neerwaartse aanpassing van het kapitaalmarktberoep opgenomen van circa 2,9 miljard euro. Van deze aanpassing wordt 0,3 miljard veroorzaakt door de mutatie van het tekort op kasbasis. De rest van de mutatie, in totaal circa 2,6 miljard, wordt verklaard doordat in 2005 meer op de geldmarkt wordt geleend en dus minder op de kapitaalmarkt. Deze verhoging is wenselijk om een daling van het geldmarktberoep in 2004 weer ongedaan te maken.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Bibi de Vries (VVD), Van Beek (VVD).

Naar boven