30 101
Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende overlast in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte)

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID WOLFSEN C.S.

Ontvangen 21 maart 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 154j, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. De bestuurlijke boete wordt betaald aan het bestuursorgaan binnen zes weken nadat deze onherroepelijk is geworden.

II

Artikel 154m vervalt.

III

Artikel 154n wordt vervangen door:

Artikel 154n

1. De behandeling van het beroep vindt plaats binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, ter hoogte van het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

2. Indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

3. De zekerheid wordt door de indiener gesteld bij de rechtbank die bevoegd is het beroep in behandeling te nemen, hetzij door middel van een aan betrokkene toegezonden acceptgiro, hetzij anderszins door storting op de rekening van de rechtbank. De griffie van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidsstelling en deelt hem mee dat de zekerheidsstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van zijn mededeling. Indien de zekerheidsstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4. De verplichting tot zekerheidsstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde bestuurlijke boete een onherroepelijke beslissing is genomen.

5. Indien de in het vierde lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde bestuurlijke boete op de zekerheidsstelling verhaald.

Toelichting

Dit amendement strekt tot afschaffing van het griffierecht voor het (hoger) beroep op de rechter.

In het systeem van het wetsvoorstel heeft het maken van bezwaar of het instellen van beroep geen schorsende werking. Degene aan wie de boete is opgelegd, moet deze betalen, ook als hij bezwaar maakt of in beroep gaat. Ingeval van beroep dient de belanghebbende bovendien griffierecht te betalen. Het amendement staat een ander stelsel voor. Bij afzonderlijk amendement is al voorgesteld de bezwaarfase te schrappen, waardoor alleen beroep en hoger beroep als rechtsmiddelen tegen de bestuurlijke boete overblijven. Voor het beroep komt ingevolge dit amendement te gelden dat de belanghebbende, in plaats van griffierecht te betalen, zekerheid stelt. De zekerheidsstelling komt erop neer dat hij het bedrag van de opgelegde boete als het ware bij de rechtbank in bewaring geeft. Vernietigt de rechter de bestuurlijke boete, dan krijgt de belanghebbende dat geld terug. Verklaart de rechter daarentegen het beroep ongegrond, dan is de belanghebbende het geld kwijt: het bedrag van de zekerheidsstelling wordt aan de gemeente overgemaakt. De regeling van de zekerheidsstelling is ontleend aan de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften.

Bij dit stelsel past dat op de belanghebbende pas de verplichting tot betaling van de boete komt te rusten en het bestuursorgaan pas tot invordering daarvan mag overgaan zodra de bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden. Daartoe strekt de voorgestelde wijziging van artikel 154j. Zo wordt voorkomen dat de belanghebbende die in beroep gaat zich geconfronteerd ziet met zowel de verplichting tot zekerheidsstelling als de verplichting tot betalen van de bestuurlijke boete. Een en ander is ontleend aan de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften.

Ten slotte vloeit uit het bovenstaande voort dat aan de regeling van het huidige artikel 154m van het wetsvoorstel geen behoefte meer bestaat. Nu de belanghebbende de bestuurlijke boete pas na het onherroepelijk worden daarvan moet betalen, kan de in die bepaling bedoelde situatie zich niet meer voordoen. Bij vernietiging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd, krijgt de belanghebbende het bedrag van de zekerheid terug.

Wolfsen

Luchtenveld

Eerdmans

Naar boven