30 100 XVI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2004

nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2005

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel (nrs. 3–4), heeft de eer als volgt verslag uit te brengen in de vorm van een lijst met vragen. De daarop gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Teunissen

Vragen en antwoorden naar aanleiding van de slotwet 2004 van het ministerie van VWS

1

Waarom wordt de verplichtingenraming bij VWS niet nader toegelicht?

Het overgrote deel van de VWS-begroting is belegd met structurele verplichtingen, die min of meer voldoen aan de regel «kas = verplichting». Dit echter met het verschil dat het kasbedrag van bijvoorbeeld het jaar 2004 juridisch vastligt in het jaar 2003.

Uiteraard kent VWS wel meerjarige projecten, maar dat zijn verhoudingsgewijs veel kleine bedragen.

Dit maakt precies ramen lastig en afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke raming vooral technisch van aard. Het is immers de dagtekening van de brieven, die bepaalt ten laste van welk begrotingsjaar het verplichtingenbedrag komt. Dit ongeacht in welk jaar de uitgave is gepland.

In de VWS-administratie is de meerwaarde van het vastleggen van verplichtingen vooral gelegen in de zogeheten kaseffecten van die verplichtingen in de toekomstige jaren.

Door deze feiten heeft de verplichtingenraming bij VWS een beleidsarm karakter. Daarom lichten wij deze raming niet nader toe.

2

Waardoor wordt de toename van 125% in het verplichtingenbedrag tussen begroting en verantwoording op Beleidsartikel 25 – Modernisering AWBZ veroorzaakt?

De toename van 125% in het verplichtingenbedrag tussen begroting en verantwoording bedraagt € 46,0 miljoen.

De toename in het verplichtingenbedrag wordt grotendeels verklaard door een voorschot op de subsidie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eind december 2004 hebben wij het CIZ een voorschot toegezegd op de subsidie voor het jaar 2005 (€ 42,9 miljoen). De betaling van dit voorschot heeft in 2005 plaatsgevonden, maar omdat de verplichting tot betaling in 2004 is ontstaan is dit als verplichting in 2004 opgenomen.

3

Waardoor wordt de afname van 67% in het verplichtingenbedrag tussen begroting en verantwoording op Beleidsartikel 29 – Arbeidsmarktbeleid veroorzaakt?

In de Slotwet 2004 van VWS is te zien dat de verplichtingenruimte met € 98,4 miljoen neerwaarts is bijgesteld. Dit negatieve verschil is vooral van technische – en administratieve aard en hangt samen met het volgende.

De taakstelling op de sectorfondsen van Balkenende I in 2003 en verdere jaren en de taakstelling op de sectorfondsen van Balkenende II in 2004 en verdere jaren hebben geleid tot gekorte kasuitgaven in 2005(t+1) ten opzichte van de kasuitgaven in 2004(t). Tevens is in 2004 besloten om met ingang van 1 januari 2005 de structurele subsidierelaties met de sectorfondsen geheel te beëindigen. In de systematiek van de rijksbegroting hebben kortingen en beëindigingen van structurele subsidies (lagere kasuitgaven in jaar t+1) tot gevolg dat verplichtingenruimte in het jaar t voor een gelijk bedrag lager uitgeput wordt.

Aanvullend dient nog te worden vermeld dat in 2004 een aantal incidentele afbouwsubsidies (in verband met de beëindigingen van de structurele subsidies voor de sectorfondsen) is verplicht met kasuitgaven in 2005, waardoor het negatieve verschil enigszins is gereduceerd(€ 25,0 miljoen).

4

Zijn er nog andere oorzaken aan te wijzen voor de lagere realisatie op beleidsartikel 38 – Tegemoetkoming buitengewone uitgaven? Verwacht u dat aangiftes in latere jaren de onderuitputting volledig teniet doen?

Er zijn mij, noch de Staatssecretaris van Financiën die zorgdraagt voor de uitvoering van de regeling, andere dan de vermelde redenen bekend voor de geconstateerde onderuitputting. Er worden diverse acties ondernomen om de regeling meer bekendheid te geven en om mensen die voor de aftrek van buitengewone uitgaven in aanmerking komen te bewegen aangifte inkomstenbelasting te doen (campagne «aangifte loont», bezien of de doelgroep rechtstreeks benaderd kan worden). Verder zal de regeling worden uitgebreid tot die gevallen waarin de aftrek van buitengewone uitgaven een verzilveringsprobleem oplevert op basis van de door partners gezamenlijk verschuldigde belasting en verrekenbare heffingskortingen.

Een toename van het gebruik van de tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven ligt daarom in de lijn der verwachting.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), van Oerle-van der Horst (CDA), Ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GL), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA) en Koser Kaya (D66).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Vendrik (GL), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Vacature (algemeen), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), de Ruiter (SP), Ormel (CDA), van Gent (GL), Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA) en Bakker (D66).

Naar boven