30 100 XIII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Economische Zaken 2004

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2005

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft over het Jaarverslag 2004 van het ministerie van Economische Zaken (30 100 XIII, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop op 14 juni 2005 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier voor deze lijst,

Nava

1

Wat zijn de kosten geweest van «projecten ICM» en wat zijn de concrete resultaten daarvan?

De externe kosten van de ICM-projecten vallen onder de post «opdrachten en onderzoeksuitgaven marktordening». Dit zijn de kosten voor onderzoeken die zijn verricht door onderzoeksbureaus en een vergoeding voor de voorzitter van de betreffende werkgroep. Onderstaande ICM-projecten zijn afgerond in 2004. De kosten daarvan bedragen:

ICM-projectKosten (€)
1. Versneld starten van een onderneming21 537,60
2. Vergroten transparantie voor consumenten in de sectoren zorg, pensioenen, energie en taxi's17 563,65
3. Verbeteren openingstijden en beschikbaarheid van postkantoren, gemeentelijke loketten en zorginstellingen als huisartsen en apotheken98 932,50
4. Knelpunten gaswinning en windenergie25 341,72
5. Breedband en marktordening26 315,66

De aanbevelingen en daarop volgende maatregelen zijn separaat naar uw Kamer gestuurd dan wel geïntegreerd in lopend beleid van departementen. In een bijlage1 bij deze antwoorden zullen kort de belangrijkste resultaten en de voortgang per project worden benoemd.

2

Wat zijn de cijfers met betrekking tot het project veilig ondernemen? In hoeverre is er sprake van minder winkelcriminaliteit?

Het is nog te vroeg om op deze vraag antwoord te geven. Eind 2004 zijn de eerste 2 subsidies verstrekt om onveilige winkelgebieden en bedrijventerreinen aan te pakken. In 2005 volgen nog 18 projecten. In de loop van 2005 en 2006 worden die projecten uitgevoerd. Dit moet leiden tot 25% minder aangiftes in 2008. Het actieplan Veilig Ondernemen loopt tot en met 2007.

Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2004 blijkt dat de criminaliteit tegen het bedrijfsleven in de vijf onderzochte sectoren is gedaald ten opzichte van 2002. Over de gehele linie is een daling te zien van het aantal bedrijven dat ten minste één keer slachtoffer wordt van criminaliteit. Ook het meervoudig slachtofferschap laat een dalende lijn zien (zie tabel 1).kst-30100-XIII-6-1.gif

Zoals uit de tabel blijkt is de winkelcriminaliteit tussen 2002 en 2004 teruggelopen van 67% in 2002 tot 49% in 2004. Dit neemt niet weg dat de detailhandel nog steeds tot de zwaarst getroffen sectoren behoort.

3, 4, 5 en 6

Zijn de twee prestatie-indicatoren een goede maatstaf voor de prestaties van het ministerie op het beleidsterrein «werking van de binnenlandse markten»? Zo ja, hoe beoordeelt u de prestaties in het afgelopen jaar, gezien het feit dat de score op de twee prestatie-indicatoren in 2004 fors verslechterd is ten opzichte van 2003?

Kan meer inzicht worden gegeven in de oorzaken voor de daling van de score voor de prestatie-indicator concurrentie, voor wat betreft de prestaties van het ministerie die een bijdrage hebben geleverd aan deze daling?

Kan meer inzicht worden gegeven in de oorzaken voor de daling van de score voor de prestatie-indicator transparantie en klanttevredenheid, voor wat betreft de prestaties van het ministerie die een bijdrage hebben geleverd aan deze daling?

Is er extra beleid in voorbereiding om de forse achteruitgang in de score van de twee prestatie-indicatoren om te buigen richting de top-5-positie? Zo ja, welke maatregelen zullen worden genomen? Zo neen, welke garanties zijn er dat op basis van het vastgestelde beleid de streefwaarden toch zullen worden gerealiseerd?

De twee prestatie-indicatoren hebben betrekking op de gehele algemene beleidsdoelstelling van EZ op het gebied van de werking van markten.

De indicator over «concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid concurrentie versterkt of beperkt» bestaat uit variabelen die iets zeggen over de effectiviteit van het mededingingsbeleid (of de mate van concurrentie tussen bedrijven), over de aanwezigheid van verstorende regelgeving en over het aanbestedingsbeleid van de overheid.

De indicator over «transparantie en klanttevredenheid» bevat variabelen die iets zeggen over de algemene aspecten van markttransparantie, zoals de mate waarin consumenten geïnformeerd worden en de mate waarin zij zelf actief zoeken op markten. Daarnaast bevat de indicator variabelen over klanttevredenheid over diensten van algemeen belang.

Beide algemene indicatoren geven daarmee een goed beeld van de prestaties die EZ in het algemeen op het gebied van marktwerking wil bereiken.

De score van Nederland is verslechterd op beide indicatoren. Dit geeft de noodzaak aan van versterkt beleid gericht op optimale ordening en werking van markten. Hierbij is van belang dat de prestaties van Nederland in de achterliggende bronnen niet wezenlijk verslechterd zijn, maar meer dat andere landen (Denemarken en Zweden) beter gescoord hebben.

De resultaten van Nederland in de onderliggende variabelen zijn ten opzichte van de vorige meting slechts heel beperkt afgenomen, maar in ranking is Nederland twee plaatsen gedaald, vooral doordat Denemarken en Zweden duidelijk betere resultaten hebben behaald dan in de vorige meting.

De positie van Nederland is afgenomen door met name een relatief zwakkere score op het onderwerp effectiviteit van het mededingingsbeleid en mate van concurrentie. Deze punten zijn overigens nog steeds positief gewaardeerd. Ook is de waarde van overheidsaanbestedingen als percentage van het BBP wat afgenomen. Overigens is de score verbeterd op het onderdeel «verstorende overheidssubsidies».

De positie van Nederland is gedaald van een vijfde naar een achtste positie. Op de onderdelen van de «algemene aspecten van transparantie en klanttevredenheid» wordt relatief minder goed gescoord dan bij de vorige meting. Het gaat met name om hoe bedrijven op consumenten gericht zijn, of consumenten mondig zijn, of er veel aandacht voor marketing is en hoe de transparantie in financiële markten is. Op de deelonderwerpen over klanttevredenheid over diensten van algemeen belang kon geen update gemaakt worden omdat voor die variabelen nog geen recente gegevens voorhanden zijn.

Mijn gehele beleid op het gebied van marktwerking is gericht op het verbeteren van de twee prestatie-indicatoren. Voorbeelden van acties per indicator zijn:

Indicator 1: het verder versterken van de positie van NMa en het aanscherpen van de aanbestedingsregels.

Indicator 2: het actieprogramma voor de consument en de nieuwe consumententoezichthouder die per 1 januari 2006 van start gaat.

7

Wat zijn de resultaten van het ICM-project transparantie, voor respectievelijk de sectoren zorg, energie, taxi's en pensioenen?

Zie antwoord vraag 1.

8

Kunnen de prestatiegegevens van het bevorderen van innovatiekracht worden vertaald naar 2003 en 2004? Zo neen, kan worden aangegeven wat de verwachting is van de ontwikkeling van R&D-uitgaven van bedrijven als percentage van het BBP in 2003 en 2004 en kan daar een kwalificatie aan worden gegeven?

De prestatiegegevens over 2002 laten een verslechtering zien van de innovatieprestaties in vergelijking met 2000. Economische onzekerheid bij bedrijven lijkt hier een verklaring voor te geven. Dat is een indruk die het CBS heeft verkregen uit een telefonisch onderzoek onder bedrijven. Aangezien de economische situatie in 2003 en 2004 vergelijkbaar is met die in 2002, is het aannemelijk dat het verslechterde beeld ook van toepassing is op 2003 en 2004. Overigens leert de ervaring dat innovatie-indicatoren zich moeilijk laten voorspellen.

Voor de R&D-uitgaven van bedrijven heeft het CBS inmiddels een voorlopig cijfer over 2003 gepubliceerd. Dat cijfer wijst op een verdere daling van de R&D-intensiteit van bedrijven naar 0,99% van het BBP, waarmee Nederland verder achterop is geraakt bij het EU-gemiddelde. Voor 2004 is nog geen informatie beschikbaar. Cijfers uit de «Top 40 Bedrijfs-R&D in Nederland» van het Technisch Weekblad geven aan dat de R&D-uitgaven bij de grootste bedrijven in 2004 ongeveer even hoog zijn als in 2003.

9

Kan worden aangegeven waarom de uitgaven voor internationale ruimtevaartprogramma's meer dan € 8 miljoen hoger zijn geweest dan geraamd?

De afgelopen jaren heeft ESA, op aandringen van de lidstaten, een proces in gang gezet om haar kasmanagement te verbeteren en de kasreserves te verminderen. Voor ESA dreigden als gevolg van de verminderde kasreserves kasproblemen in de eerste weken van januari 2005. Om dit te voorkomen is het voorschot op de apparaatkosten 2005 vervroegd. De Kamer is hiervan vooraf per brief op de hoogte gesteld (Kamerstukken II, 2004–2005, 24 446, nr. 29).

10

Waarom is de bijdrage aan TNO meer dan € 2 miljoen hoger dan geraamd?

Bij tweede suppletore begroting 2004 van EZ is € 1,36 mln toegevoegd aan het TNO-budget ten behoeve van fundamenteel industrieel onderzoek. Daarnaast is er over 2004 voor € 0,7 mln aan loon- en prijsbijstelling uitgekeerd aan TNO.

11

Kan een overzicht worden gegeven van alle projecten die zijn uitgevoerd in het kader van BSIK?

Vanaf 2004 zijn in het kader van BSIK (ICES/KIS-3) 37 projecten van start gegaan. In de brieven aan de Tweede Kamer van 28 november 2003 (Kamerstukken II, 2003–2004, 25 017, nr. 45) en 24 maart 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 25 017, nr. 49) zijn de doelstellingen van elk van de 37 BSIK-projecten kort beschreven en de verstrekte subsidiebedragen aangeduid. In het najaar wordt er een voortgangsrapportage over de BSIK-projecten naar de Kamer gestuurd.

12

Kan worden aangegeven wat de ervaringen zijn geweest van de pilot met 400 extra kennisvouchers? Kan een overzicht worden gegeven van welke soort bedrijven (naar sector) zich hiervoor hebben ingeschreven?

Het is nog te vroeg om al ervaringen met de 400 vouchers die in maart 2005 zijn uitgegeven te kunnen rapporteren. De 400 vouchers dienen uiterlijk 31 oktober 2005 gedeclareerd te zijn. Dan is duidelijk waarvoor de vouchers door de MKB-ers zijn ingezet. Een evaluatie over de 100 vouchers die in september 2004 zijn uitgegeven wordt in september 2005 opgeleverd. Bijgaand overzicht geeft aan bij welke soort bedrijven de 400 vouchers in maart 2005 terecht zijn gekomen. De ervaring met de vorige 100 vouchers heeft geleerd dat dit beeld tevens representatief is voor de soorten bedrijven die een voucher hebben aangevraagd.

Tabel Onderverdeling Sectoren

Sector%
Ov. Zakelijke dienstverlening24%
Computerservice, IT11%
Groothandel en handelsbemiddeling10%
Machine- en apparatenindustrie8%
Financiële instellingen6%
Bouwnijverheid6%
Medische en optische apparatenindustrie4%
Metaalproductenindustrie3%
Voedingsmiddelenindustrie3%
Research3%
Chemische industrie3%
Detailhandel (incl. reparatie)2%
Auto- en opleggerindustrie2%
Rubber- en kunststofindustrie2%
Gezondheids- en welziijnszorg1%
Aardolie- en aardgaswinning1%
Onderwijs1%
Ov. Elektrische apparatenindustrie1%
Overige Sectoren8%

13

Kan een voorbeeld worden gegeven van een lening verschaft met behulp van de BBMKB regeling door een grote bank?

Mid-land Industries BV is een bedrijf dat doet in ondergrondse schakelkasten. Dit bedrijf deed een beroep op het Besluit Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB) en kreeg een lening via de Rabobank van € 217 000. Mid-land kon in eerste instantie niet voldoende garanties geven om de lening te verkrijgen. De ontbrekende garanties zijn uiteindelijk verleend via de BBMKB.

14

Waarom is in het jaarverslag geen verklaring opgenomen voor het niet realiseren van een nieuw convenant met IPO-VNG over samenwerking in de regio? Kan alsnog een verklaring worden gegeven?

Er is dit jaar geen nieuw convenant afgesloten omdat alle betrokken partijen van mening waren dat de samenwerking goed verankerd is en dat gegeven de besluitvorming over de Nota Ruimte en Mobiliteit een nieuw afspraakkader niet opportuun was. In de toekomst wordt wellicht een nieuw convenant afgesloten indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

15

Wat is de reden voor het negatieve saldo van € 45 miljoen bij de post lange termijn onderzoek ten opzichte de begroting? Wat zijn de gevolgen van dit verschil?

EOS Lange Termijn is later van start gegaan, omdat de Europese Commissie langer nodig heeft gehad om goedkeuring te verlenen voor de subsidieregeling.

Om de gevolgen van het later van start gaan van het EOS-instrumentarium voor de doelstellingen te beperken zijn de daarvoor gereserveerde budgetten ingezet ten behoeve van de oude BSE-regelingen (Energie-efficiënte en Duurzame Energie). De totale middelen voor energieonderzoek zijn op peil gebleven. De in 2004 gepubliceerde tenders in het kader van EOS zullen in 2005 tot verplichtingen leiden.

16

Waarom waren de kosten voor radio-actief afval bij ECN hoger dan voorzien? Is deze extra uitgave incidenteel of structureel?

De Nederlandse overheid stelt hoge eisen aan de opslag van radioactief afval. De eisen zijn door de jaren heen scherper geworden en daarom zijn kosten voor ECN, voor het verwerken, transporteren en opslaan van het afval, gestegen. EZ heeft deze extra kosten op zich genomen. De uitgave is incidenteel van aard.

17

Zal een nieuwe prestatie-indicator worden ontwikkeld voor de beoordeling van de Nederlandse positie ten aanzien van toegang tot internet etc.?

Ja, er wordt overwogen om in de begroting 2006 een nieuwe indicator voor breedbandaansluitingen te ïntroduceren.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD) en Van Dijk (CDA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven