30 100 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2005

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2005

Hierbij zenden wij u ter voorbereiding op de overleggen die wij binnenkort voeren over de verantwoording 2004, de antwoorden1 op de gestelde vragen bij de jaarverslagen en/of slotwetten 2004 van de begrotingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (30 100 VII, nr. 1 en nr. 3; inclusief de antwoorden van de schriftelijk te beantwoorden vragen gesteld tijdens het algemene verantwoordingsdebat op 19 mei jongstleden, zie bijlage), Koninkrijksrelaties (30 100 IV, nr. 1), het Gemeentefonds (30 100 B, nr. 1), het Provinciefonds (30 100 C, nr. 1) en de vragen gesteld bij het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (30 100 VII, nr. 2).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Overzicht van schriftelijk te beantwoorden vragen gesteld tijdens het algemene debat op 19 mei 2005 over de verantwoording 2004

1) (Verburg, CDA)

De beloningsstructuur voor hoge ambtenaren op alle departementen. Officieel deugt het allemaal wel, maar erg inzichtelijk is het niet. Heb je geen recht op een dienstauto, dan declareer je bijvoorbeeld voor €50 000 taxikosten per jaar. Dit soort zaken kunnen echt niet door de beugel en graag horen wij wat daaraan gebeurt!

In de zomer van 2004 is op verzoek van het kabinet door de departementale auditdiensten onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de beloning van en vergoedingen aan topambtenaren. Dit n.a.v. de commotie rond een klokkenluidersbrief waarin werd gesproken over «graaicultuur» bij OCW. Uit het door Min BZK en Min Fin gecoördineerde onderzoek van de auditdiensten bleek dat er geen sprake is van structurele misstanden bij de departementen maar wel van een flink aantal formele/administratieve fouten. De onderzoeksrapporten van departementale auditdiensten en een (door Min Fin gemaakte) samenvatting daarvan zijn met een begeleidende brief d.d. 13 oktober 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden. In het onderzoeksrapport van Verkeer en Waterstaat en in de samenvatting wordt de volgende casus genoemd:

«V&W vergoedt vanaf 1 januari voor een ambtenaar de in het kader van woon–werkverkeer gemaakte taxikosten, waarvoor geen contract is gesloten. Deze bedragen circa € 6 000 per maand en voor de onderzochte periode circa € 30 000 in totaal. Het contract zal op korte termijn alsnog worden afgesloten.»

De formele fout (het ontbreken van een contract) is dus door de auditdienst van V&W opgemerkt en de fout is vervolgens door V&W hersteld (het contract is afgesloten).

Als coördinator van het onderzoek beschikt BZK alleen over deze voor het onderzoek relevante informatie en niet over het betreffende dossier van betrokken topambtenaar. Indien meer informatie over deze specifieke casus wordt verlangd moet de minister van V&W hierop worden aangesproken.

Een bedrag van € 50 000 in verband met taxikosten komt niet voor in de onderzoeksrapporten. We gaan er van uit dat de bovenstaande casus wordt bedoeld.

2) (Verburg, CDA)

ICT. Alle departementen hebben wel een plan voor de toekomst maar hoever het daarmee staat en wanneer die systemen ook met elkaar gaan communiceren waardoor de dienstverlening aan burgers en organisaties kan worden verbeterd, daarvan bestaat op dit moment blijkbaar geen idee. Sterker, veelal weet men niet eens welke systemen men in huis heeft. Gezien de cruciale rol van ICT bij de uitwerking van het project Andere overheid kan dat toch niet langer? Neem bijvoorbeeld de politie. Het is toch niet uit te leggen dat politiekorpsen met verschillende systemen werken waardoor er niet intern kan worden gecommuniceerd? Wat betekent dat voor de veiligheid van de burgers? Kan de minister aangeven wat daaraan wordt gedaan en wanneer de beleidsmaatregelen worden verantwoord?

De politie werkt hard aan de standaardisatie van de systemen. Het doel is het verbeteren van de informatie-uitwisseling en daardoor het vergroten van de effectiviteit van de politie en de veiligheid van burgers. Er zijn ook resultaten behaald, zoals de systemen voor elektronische aangifte en handhaving vreemdelingenwet. Standaardisatie is een ingrijpende verandering die een aanzienlijk beslag legt op de middelen en de capaciteit van de korpsen. Vooral bij de systemen voor de taakuitvoering van de politie.

De korpsbeheerders en de korpschefs onderzoeken momenteel de keuze voor één bedrijfsprocessensysteem, in plaats van de bestaande drie systemen. De verwachting is dat hierover na de zomer een besluit wordt genomen.

De korpsbeheerders, de korpschefs, de minister van Justitie en ik, vertegenwoordigd in de Regieraad ICT Politie, hebben samen stevig ingegrepen in het project voor de standaardisatie van de systemen voor de opsporing. Dit project loopt nu goed.

De vraagorganisatie CIP en de aanbodorganisatie ISC voeren de standaardisatie uit. De Wet Samenwerkingsvoorzieningen zal fungeren als basis voor het oprichten van publiekrechtelijke organisaties als opvolgers van deze privaatrechtelijke organisaties.

De verantwoording over het ICT-beleid vindt plaats via de reguliere voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma en de reguliere begrotingsverantwoording.

3) (Verburg, CDA)

Binnenlandse Zaken mag er ook nog wel een aantal tandjes bijzetten, want daar zullen in plaats van minder regels, meer regels gelden. Wat er aan problemen wordt opgelost, komt er elders op het departement of op lokaal niveau weer bij, of het nu gemeentepolitiek is of de eigen organisaties. De regels blijken als een waterbed elders op te duiken als wij ze in Den Haag wegdrukken.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties had volgens het wettenbestand van wetten.nl in februari jl. rond de 1100 wetten, AMvB's en ministeriële regelingen. In 2004 heeft BZK zo'n 120 regelingen ingetrokken, die uiteindelijk in februari 2005 zijn komen te vervallen. In de komende jaren moet er echter nog het een en ander gebeuren aan de vermindering van regeldrukte in het kader van het programma Andere Overheid. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bezig met een brede doorlichting van de wet- en regelgeving om de regeldrukte te verminderen. Zo zal er op het terrein van de politie en brandweer de komende jaren een forse vermindering van circulaires, ministeriële regelingen e.d. plaatsvinden. Bij de doorlichting van de regelgeving wordt vanzelfsprekend bekeken wat de effecten zijn van de vermindering van de rijksregels voor andere overheden. Dit aspect wordt dan ook uitdrukkelijk meegewogen in verbetervoorstellen.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft voorts de leiding bij het verminderen van bureaucratie en terugdringen van regeldruk voor de gehele rijksoverheid; dat geldt voor regels vooraf, de administratieve lasten die gemoeid zijn met het uitvoeren van die regels – vooral bij scholen, ziekenhuizen, politie, ook bij burgers – alsook bij het toezicht achteraf. Op alle drie de fronten wordt onder leiding van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties fors actie ondernomen, u heeft hierover al de Prioriteitenbrief van PAO ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zijn uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor de Code Interbestuurlijke Verhoudingen en het Programma Andere Overheid ook gestart met het in kaart brengen van de lasten die gemeenten en provincies veroorzaken voor bedrijven en burgers. Bij de provincies is ook gekeken naar lasten voor instellingen. Alle partijen hebben tijdens het Overhedenoverleg van 18 mei jl. uitgesproken eenzelfde ambitie en urgentie te hebben om de lasten te verminderen. Uiterlijk dit najaar maken kabinet, IPO en VNG hierover concrete afspraken.

Daarnaast zijn kabinet, IPO en VNG ook van plan dit jaar nog de lasten tussen de overheden te verminderen. Op een aantal terreinen zijn daartoe al stappen ondernomen. Gestart is naar aanleiding van het rapport Brinkman met de sanering specifieke uitkeringen. Ook wordt bekeken of het aantal planverplichtingen verminderd kan worden.

4) Verburg (CDA)

Verder is de Rekenkamer van oordeel dat er ernstige onvolkomenheden voorkomen in de uitvoering van het controlebeleid van de huursubsidie. Dit oordeel wordt vooral ingegeven door aanhoudende knelpunten in de uitvoering van de gegevensuitwisseling tussen de huursubsidie en de gemeentelijke basisadministratie en de afhandeling van signalen over ontbrekende of foutieve bewoningsgegevens. Ik zeg dit tegen minister Pechtold, die verantwoordelijk is voor de andere overheid en vooral voor het veel beter communiceren tussen overheidsinstellingen en uitvoerende diensten.

Het genoemde percentage van 40% geeft een verkeerd beeld over de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Gebleken is dat 40% van de gegevens die burgers in het kader van huursubsidie aanleveren, niet overeenkomen met andere registraties. Maar bij 5% gaat het daarbij om afwijkingen met de GBA. Het grootste deel van de afwijkingen wordt veroorzaak door schrijffouten of verkeerde opgaven van de burger zelf. Met de gegevens in de GBA is in zulke gevallen niets mis. Overigens ben ik bezig met een stelsel van basisregistraties. Daardoor wordt het op korte termijn beter mogelijk om op systematische wijze betrouwbare gegevens aan elkaar te koppelen (waaronder GBA-gegevens en adresgegevens).

5) (Van As, LPF)

Minister Remkes roept in een brief de gemeenten op, belastingvrijstaten aan te pakken. Kan hij man en paard noemen? Welke gemeenten treden te laks op? Zitten er ook grote steden bij? Wat heeft hij in petto tegen de gemeenten die onwillig blijven? Gaat de minister zelf aan de slag? Wacht vooral niet op de gemeenten, maar neem zelf het voortouw.

De minister deelde vorig jaar mijn mening dat de veroorzakers van overlast en schade, zoals de bewoners van het woonwagenkamp de Vinkenslag bij Maastricht, zelf voor de schade moeten opdraaien. Hoe hoog was die schade, en hoeveel is daarvan uiteindelijk teruggevorderd bij de bewoners?

Ten aanzien van de handhaving op vrijplaatsen moeten gemeenten de regie voeren. Het is niet voor niets dat het beleid ten aanzien van woonwagencentra enige jaren geleden is gedecentraliseerd. Het rijk moet deze rol niet overnemen door nationale lijsten van vrijplaatsen bij te gaan houden.

Het kabinet heeft zelf ook een handhavende rol ten aanzien van vrijplaatsen, met name de Belastingdienst springt hier in het oog. De Belastingdienst sluit momenteel samenwerkings-convenanten af met gemeenten. Tot nu toe verloopt het afsluiten van de convenanten naar wens. Mochten mij echter tóch signalen bereiken van «onwillige» gemeenten dan zal ik de betreffende gemeente daarop aanspreken en mijn invloed aanwenden om alsnog te komen tot het aanpakken van de betreffende problemen.

Met betrekking tot de situatie rond Vinkenslag in Maastricht kan ik u melden dat ten aanzien van de maatschappelijke schade van de bezetting van de A2 en de nasleep berekeningen uitkomen op ongeveer € 400 000,–. Er is gezamenlijke claim geformuleerd van gedupeerde bedrijven, particulieren en de overheid van in totaal € 250 000,–. Tijdens de rechtszaak zijn vier zaken toegekend met een gezamenlijke waarde van € 10 000,–. Momenteel loopt het hoger beroep van de overige zaken.

6) (Van As, LPF)

In het Sociaal Jaarverslag van het Rijk over 2004 staat onder het overzichtje «extern personeel» dat maar liefst € 517 mln werd er uitgegeven aan extern personeel in 2004. Slechts 1% minder dan in 2003. Dat vind ik ver onder de maat. Graag een reactie.

De kabinetten Balkenende hebben besloten een taakstelling op te leggen op de inhuur van externen van in totaal € 310 mln. Deze taakstelling moet in 2005 bereikt zijn. Vooral de stijging van de uitgaven in de jaren tot 2002 hebben aanleiding gegeven tot deze taakstelling.

In 2002 bedroegen de uitgaven voor externe inhuur € 760 mln. In 2003 daalden de uitgaven naar € 523 mln., een daling van een derde. In 2004 zette deze daling zich licht door tot 517 mln. De ministeries hebben nog tot en met 2005 de tijd de taakstelling volledig te halen. De totaal uitgaven bevonden zich in 2004 weer op het niveau van het jaar 2000.

De taakstellingen zijn niet specifiek opgelegd op bepaalde vormen van inhuur, doch op de totale uitgaven. Ik constateer dat daarin in twee jaar tijd een daling van 30 % is opgetreden, voorwaar een goed resultaat. Dat daarbij binnen de ministeries prioriteitstelling plaats vindt tussen verschillende vormen van inhuur is aan de ministers zelf.

Voor de door mijn voorganger getroffen maatregelen ten aanzien van de inhuur van extern personeel verwijs ik naar het antwoord op vraag 11 van de heer Bakker.

7) (Van As, LPF)

Bij Binnenlandse Zaken en OCW klopt een aantal zaken niet als het gaat om de posten beleidsonderzoek, die zijn behoorlijk geëxplodeerd. Graag een reactie.

Zie antwoord op vraag 6

8) (De Vries, VVD)

In een rapport uit 2004 van het Sociaal en Cultureel Planbureau staat dat mensen zich zorgen maken over hun toekomst en over hun veiligheid. Hoe valt dat te rijmen? Het aantal aangiften is gedaald. Dat is een goede zaak. Waar heeft dat echter mee te maken? Dat is niet terug te zien in de stukken. Is er minder criminaliteit of haken mensen eerder af bij het doen van aangiften? Dat moeten wij natuurlijk niet hebben.

Uit het Sociaal Cultureel Rapport 2004 blijkt dat sprake is van een gedaalde waardering van de burger voor de samenleving als geheel. Voor de toekomst, zowel over vijf als over vijftien jaar, wordt er geen grote verbetering in het beeld verwacht. Nederlanders maken zich voor de toekomst het meest zorgen over criminaliteit en veiligheid.

Nemen we evenwel de huidige situatie in ogenschouw dan kan worden gesteld dat sinds de start van het Veiligheidsprogramma in 2002 de veiligheidssituatie zowel in objectieve zin als in subjectieve zin duidelijk verbetert. De vijfde voortgangsrapportage over het Veiligheidsprogramma1 geeft de meest recente cijfers over het gevoel van onveiligheid. Dit is ten opzichte van de nulmeting over 2002 met bijna 7 procentpunt gedaald.2 Kennelijk voelt de burger zich in het hier-en-nu en binnen de dagelijkse omgeving wel degelijk veiliger.

Om meer zicht en grip te krijgen op de factoren die direct en indirect van invloed zijn op het veiligheidsgevoel van de burger is in de Midterm review van het Veiligheidsprogramma3 reeds aangegeven dat hiernaar onderzoek zal worden gedaan. Het kabinet beoogt hiermee beter aan te sluiten bij wat de burger daadwerkelijk beweegt. Dit onderzoek is inmiddels opgestart.

Voor wat betreft de daling van het vertrouwen in de overheid kan op basis van de meest recente inzichten uit de AZ-belevingsmonitor overigens worden gesteld dat ook hier een verbetering zichtbaar is: het vertrouwen in de regering is in vergelijking met eerdere metingen toegenomen. Burgers beoordelen het overheidsfunctioneren immers op concrete effecten van overheidsbeleid. Op het terrein van veiligheid en criminaliteitsbestrijding worden de concrete effecten van het beleid nu zichtbaar (extra politie, cellen, strenger straffen etc).

Voor de toekomst zal de lijn van een nadrukkelijker aanwezige overheid met kracht worden doorgezet. Dit is ook de strekking van de reactie van het kabinet op het RMO-advies «Sociale Veiligheid organiseren», dat onlangs naar de Kamer is gezonden.

9) (De Vries, VVD)

Dit kabinet is er in 2004 in geslaagd 300 mensen van het ministerie van Defensie over te hevelen naar de politie. Dat is een mooi begin, maar daar mag het niet bij blijven. Ik heb begrepen dat wij van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een extra bedrag is van €10,5 mln. kunnen verwachten. Wordt dat bedrag omgezet in extra politieagenten?

In 2004 zijn er 318 personen overgegaan van Defensie naar de politiekorpsen. Voor het jaar 2005 en volgende jaren zijn afspraken gemaakt over gezamenlijke werving, selectie en opleiding. Thans worden de mogelijkheden hiervoor nader uitgewerkt. Hiernaast zijn afspraken gemaakt over het overnemen van overtollig Defensiepersoneel voor vacatureplaatsen bij de korpsen. Er zijn voor 2005 geen aantallen afgesproken.

Omdat het kabinet met een uiterste inspanning aan de wens van de Kamer tegemoet wil komen zijn vanuit de politiebegroting extra middelen ingezet bovenop de 10,5 mln die de Kamer beschikbaar heeft gesteld. In de afgelopen periode hebben met de korpsen gesprekken plaatsgevonden over de invulling van de maatregelen die verband houden met de uitvoering van de motie Verhagen. De maatregelen die getroffen worden zijn deels specifiek van aard (gericht op slechts enkele korpsen) en deels generiek (gericht op alle korpsen). Met zes korpsen zijn specifieke maatregelen afgesproken die leiden tot een versnelling van 165 fte's in 2005, 185 fte's in 2006 en 220 fte's in 2007 bovenop de sterkteramingen voor dat jaar die eind 2004 door de korpsen zijn ingezonden. Het resultaat van de generieke maatregelen kan ik u nog niet aangeven omdat ik momenteel bezig ben om de aanvragen van de korpsen te inventariseren. Op een later tijdstip kom ik hier op terug.

10) (Bakker, D66)

In de verantwoording van veel departementen ontbreekt een overzicht van ICT-systemen, ook vitale, en van de beveiliging daarvan. Er staat ook weinig over de plannen voor de toekomst. Dat is weinig geruststellend in een tijd waarin veel wordt gesproken over veiligheid en terrorismebestrijding. Wanneer kunnen wij op dit punt verbetering verwachten

Wat betreft de bescherming van vitale systemen heb ik op 21 maart 2005 in de beantwoording van de Kamervragen (TK, vergaderjaar 2004–2005, 1202) melding gedaan van het project Bescherming Vitale Infrastructuur. Dit project beoogt een samenhangend pakket van maatregelen te ontwikkelen ter bescherming van de vitale infrastructuur waaronder ICT. De resultaten van het project zullen leiden tot verdere afspraken over de naleving van noodzakelijke maatregelen inclusief de rapportages. Het project is enigszins vertraagd. De Tweede Kamer wordt na het zomerreces over de resultaten van het project geïnformeerd.

Voor de Rijksoverheid geldt het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) dat onder meer een calamiteitenparagraaf voor informatiebeveiligingsplannen voorschrijft. De departementen zijn individueel verantwoordelijk voor de uitvoering van het VIR inclusief de verantwoording ervan. De minister van BVK coördineert het beleid op het gebied van informatiebeveiliging en evalueert momenteel het VIR met het oogmerk de implementatie ervan bij de departementen te verbeteren.

11) (Bakker, D66)

Er is nog steeds geen rijksbreed overzicht van wat er aan externe adviseurs wordt ingehuurd. Het is ook niet bekend wat zij verdienen. Ik heb begrepen dat de ministeries elkaar op dat punt nogal eens in de haren zitten en dat de richtlijnen van het ene ministerie door het andere worden verdubbeld of verdrievoudigd. Dat kan natuurlijk niet. Wanneer kan verbetering worden verwacht op deze punten?

In hoofdstuk 1 van het Sociaal Jaarverslag 2004 is een overzicht gegeven van rijksbreed beleid dat in gang is gezet en dat vanaf 2005 moet leiden tot een nog verdere daling van de externe inhuur.

Als voorbeelden noem ik ABD-Interim, onder meer in te zetten voor interim-opdrachten. Verder wil ik noemen het oprichten van het Ontwikkel- en expertisecentrum, waar gebruik wordt gemaakt van kennis, expertise en capaciteit van de ministeries onderling, hetgeen moet leiden tot een verminderde inzet van externe inhuur voor met name organisatieen formatieadvies.

Tot slot noem ik het plan van aanpak Meer focus op externe inhuur dat op 25 oktober 2004 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Onderdeel hiervan is een interdepartementale gedragscode voor de inhuur van externen. Daarnaast is de beslissingsbevoegdheid tot inhuur binnen de kerndepartementen neergelegd op het niveau van de directeuren-generaal.


XNoot
1

Zie 30 100 VII, nrs. 6–8, 30 100 B, nr. 5, 30 100 C, nr. 5 en 30 100 IV, nr. 6.

XNoot
1

TK 2004–2005, 28 684, nr. 51.

XNoot
2

De bron voor deze gegevens is de PolitieMonitor Bevolking (PMB), meting 2005. Het jaarverslag meldt op basis van de PMB, meting 2004 nog een daling van het onveiligheidsgevoel met 4 procentpunt.

XNoot
3

TK 2004–2005, 28 684, nr. 44.

Naar boven