30 100 VII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2004

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 18 mei 2005

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein voor 2004 (in mln. €)

kst-30100-VII-1-1.gif

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein voor 2004 (in mln. €)

kst-30100-VII-1-2.gif

INHOUDOPGAVE

A.Algemeen6
1.Voorwoord6
2.Dechargeverlening8
3.Leeswijzer10
   
B.Beleidsverslag 200412
1.Beleidsprioriteiten12
2.Beleidsartikelen27
3.Niet-beleidsartikelen96
4.Bedrijfsvoeringparagraaf en toezichtsrelaties /ZBO's en RWT's99
   
C.Jaarrekening104
1.De departementale verantwoordingsstaat 2004 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties104
2.Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 van Baten-lastendiensten105
3.Saldibalans per 31 december 2004106
4.Basisadministratie persoonsgegevens en reisdocumenten (BPR)117
5.Centrale archief selectiedienst (CA)120
6.Informatie- en communicatietechnologie Organisatie (ITO)124
7.Informatievoorziening overheidspersoneel (IVOP)130
8.Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)134
   
D.Bijlagen139
1.Aanbevelingen Algemene Rekenkamer139
2.De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid en de doelstellingen en indicatoren in GSB II152
3.Lijst van afkortingenlijst154
4.Trefwoordenregister157

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Met het afsluiten van de boeken over 2004 kijken we terug op een roerig jaar waarin veel is gebeurd. Op een ieders netvlies staan natuurlijk nog de aanslag in Madrid en de moord op de heer Van Gogh. Ingrijpende gebeurtenissen, die de reeds lopende discussie over de borging van veiligheid in onze open samenleving tegen de bedreigingen van onze rechtsstaat nog eens extra heeft aangewakkerd. Met extra investeringen in de AIVD en in het KLPD is het veiligheidsbeleid en de bestrijding van terrorisme in 2004 in een stroomversnelling gekomen.

Het is de bedoeling om de verworvenheden van onze rechtsstaat zo goed mogelijk te beschermen. We zijn ons ervan bewust dat dergelijke maatregelen kunnen botsen met de individuele vrijheid. Het gaat om het vinden van de juiste balans. In de nota «Grondrechten in een pluriforme samenleving» is die balans zo duidelijk mogelijk aangegeven.

Bij het gevoel van veiligheid speelt natuurlijk ook vooral de aanpak van de concrete problemen «om de hoek» en «in de buurt» een grote rol. Het is dan ook goed te constateren dat de politiekorpsen de uitvoering van de prestatiecontracten, die we in de afgelopen jaren hebben afgesloten, goed hebben opgepakt. Over de geboekte resultaten in 2004 zijn wij positief gestemd.

Of het nu om maatregelen op het gebied van veiligheid of bestuurlijke vernieuwing gaat, uiteindelijk gaat het om de werking, het effect voor onze burgers. De gemiddelde burger maakt zich immers niet druk om wie het uitvoert, als het maar (goed) gebeurt, en het liefst tegen zo laag mogelijke kosten. Met dat oogpunt, een efficiënter, een kwalitatief beter openbaar bestuur, zijn we vorig jaar begonnen met de uitvoering van het programma Andere Overheid. De bedoeling is onder andere de algemene lastendruk voor burgers te verminderen, de regelzucht in toom te houden, maar ook om uiteindelijk tot een betere, en soms andere aansturing van de rijksoverheid te komen. Het afgelopen jaar is daarvoor met een scala aan concrete projecten een stevige basis gelegd.

Ons democratisch bestel heeft onderhoud nodig. Vandaar onze inspanningen op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing. De twee blikvangers hierbij zijn de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel. Begin 2005 bleek voor deze onderwerpen niet de benodigde steun te zijn in respectievelijk de Eerste of de Tweede Kamer. Op grond van het Paasakkoord worden nieuwe stappen gezet en zullen wij de bestuurlijke (en staatkundige) vernieuwing, in brede zin, met kracht voortzetten.

De tweede helft van vorig jaar had een bijzonder tintje: Nederland was immers voorzitter van de EU. De voorbereiding hierop was natuurlijk al veel eerder begonnen; we wilden het voorzitterschap benutten om concrete vorderingen in EU-verband te maken, of het nu ging om het uitwisselen van informatie op het gebied van veiligheid, voertuigcriminaliteit of het hoger op de agenda krijgen van het belang van de grote steden. We kunnen tevreden terugkijken: vrijwel alle doelstellingen zijn gerealiseerd.

Of het gaat om politiekorpsen, gemeenten, provincies, maar ook de burgers zelf: we realiseren ons dat een goede samenwerking vaak cruciaal is voor het bereiken van het beoogde effect, van wat voor beleid dan ook. Door partijen meer ruimte te geven en directer aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, hebben we dit jaar nog nadrukkelijker ook onze verantwoordelijkheid genomen om deze samenwerking op een hoger plan te brengen. Formeel zijn de afspraken tussen de verschillende overheden hierover vorig jaar bevestigd in een «Code Interbestuurlijke Betrekkingen».

De resultaten van veel van de in gang gezette initiatieven zullen we de komende jaren kunnen «oogsten». Gezien de stevige basis die is gelegd, kijken we hier weliswaar niet zonder spanning (over wat komen gaat), maar ook met vertrouwen naar uit.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

2. DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. de slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

3. LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2004

De begroting van BZK kent een inmiddels vertrouwde opbouw. Het jaarverslag 2004 volgt deze opbouw voor begroting 2004. Ten einde te komen tot compactere verantwoordingsstukken is deze opbouw, mede naar aanleiding van de VBTB-evaluatie op onderdelen gewijzigd. Het jaarverslag voor 2004 bestaat uit vier delen:

A. Een algemeen deel met onder meer het voorwoord en de dechargeverlening;

B. het beleidsverslag 2004 over de prioriteiten en de (beleids)artikelen;

C. de jaarrekening 2004 en

D. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2004

In de paragraaf «beleidsprioriteiten 2004» wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (de prioriteiten) voor 2004 op het terrein van Veiligheid, Bestuurlijke Vernieuwing en Verbetering Kwaliteit Openbare Sector. In de paragraaf «de beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. Deze paragraaf kent per beleidsartikel de volgende, gewijzigde opzet. De paragraaf begint met de (§ 1) algemene beleidsdoelstelling (uit de begroting) van het betreffende artikel en wordt gevolgd door de (§ 2) budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel wordt zowel financieel als beleidsmatig toegelicht ten opzichte van de begroting 2004. Bij de beleidsmatige toelichting is daarbij een zo volledig mogelijke vertaling gemaakt van de in de begroting 2004 voorgenomen activiteiten («wat gaan we daarvoor doen?»). De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden bij (§ 3) de operationele doelstellingen nader toegelicht. Het beleidsverslag besluit met de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt ingegaan op eventuele majeure wijzigingen in de organisatie van BZK en wordt de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven.

De jaarrekening 2004

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaten voor de begroting BZK en de vijf baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de vijf baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen de baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikel 2.3, ITO op artikel 4.3, CAS op artikel 7.3 en BPR op artikel 7.4) met uitzondering van IVOP (artikel 10.1). In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht financieel verantwoording afgelegd over 2004. En worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie, bondig toegelicht. De volledige jaarrekeningen van de baten-lastendiensten worden gepubliceerd op de website van het ministerie (www.minbzk.nl).

De bijlagen

Als bijlagen bij het jaarverslag treft u een overzicht van de stand van zaken betreffende de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit voorgaande verslagjaren en het extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid. Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn alhier ook een overzicht van afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG 2004

B.1. BELEIDSPRIORITEITEN 2004

1. Inleiding

Veiligheid, bestuurlijke vernieuwing en verbetering kwaliteit van de openbare sector: dat zijn de belangrijkste centrale thema's van ons ministerie. In dit beleidsverslag leggen we als minister van BZK en als minister voor BVK, verantwoording af over het gevoerde beleid in 2004. Voor de leesbaarheid hebben we de beleidsprioriteiten ingedeeld onder de genoemde centrale thema's. De prioriteiten die niet in het beleidsverslag worden besproken, vindt u terug in de toelichting bij de beleidsartikelen.

Uitgangspunt van 2004 was: de prioriteit ligt op de uitvoering van beleid, boven het ontwerpen van nieuw beleid. Het jaar stond in het teken van de verdere uitvoering van het veiligheidsprogramma en het programma Andere Overheid. Na jaren van discussie zijn concrete stappen genomen in de bestuurlijke vernieuwing. Voor de invoering van twee belangrijke onderdelen hiervan, de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel, is in 2004 de (voorbereidende) wetgeving in gang gezet.

Namens het kabinet is de Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze nota biedt, mede aan de hand van (grond)wetsgeschiedenis en jurisprudentieonderzoek, inzicht in de wijze waarop verschillende grondrechten zich tot elkaar verhouden, in het bijzonder de godsdienstvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. De nota is voor een breder publiek toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld door lancering van het internetspel www.zestienmiljoenrechters.nl.

Het streven naar een veiliger samenleving was eveneens beeldbepalend voor 2004. Al in de voorgaande jaren zijn stappen genomen, bijvoorbeeld door de versterking van de AIVD, als antwoord op de structurele dreiging van het (islamitisch) terrorisme. De aanslag in Madrid in maart en de moord op de heer Van Gogh in november, hebben laten zien dat het islamitisch terrorisme zich nadrukkelijk heeft gemanifesteerd in West-Europa. Ook Nederland is vatbaar voor moslimradicalisme of -extremisme. Het veiligheidsbeleid en de bestrijding van terrorisme zijn daarmee in 2004 in een stroomversnelling gekomen. Er is in 2004 extra geld uitgetrokken voor versterking van KLPD en AIVD.

De laatste jaren is de Europese Unie een steeds substantiëlere rol gaan spelen binnen het takenpakket van BZK. Het resultaat van het EU-voorzitterschap in de tweede helft van het jaar was goed. Vrijwel alle gestelde ambities zijn behaald en de samenwerking binnen Europa op de voor BZK relevante beleidsterreinen is daarmee in een stroomversnelling geraakt. De belangrijkste resultaten in Europees verband zijn:

• Het nieuwe meerjarenprogramma op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht – het zogenaamde Haags Programma – is tijdens het Nederlands voorzitterschap vastgesteld.

• Er zijn afspraken gemaakt over professionele normen voor alle EU politiefunctionarissen om de integriteit te bevorderen.

• Over het grotestedenbeleid is tijdens de Informele Ministeriële Conferentie overeenstemming bereikt over een politieke agenda 2005–2006 voor het stedelijk beleid.

• Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is een grootschalig programma opgesteld om terrorisme in Europees verband beter te bestrijden. In het kader van het Europese Actieplan Terrorismebestrijding is de samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politiediensten versterkt en is de uitbouw van het Situation Center gerealiseerd.

Tot slot is BZK op nog twee andere terreinen internationaal actief geweest. In de eerste plaats heeft BZK binnen de Raad van Europa het initiatief genomen voor het Europese project «Human rights in the information society». Doel van dit project is om richting te geven aan de Europese rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van mensenrechten in de informatiesamenleving in de lidstaten van de Raad van Europa. In de tweede plaats is BZK nauw betrokken bij de totstandkoming van een EU-Agentschap voor de mensenrechten, waar in 2004 mee is begonnen.

A. REALISATIE VAN DE BELEIDSPRIORITEITEN 2004

2. Veiligheid

Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving»

Afspraak: een reductie van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte van 20 à 25% in de periode 2008–2010. Deze doelstelling is in 2006 in de 50 probleemwijken zichtbaar.

Het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar in volle gang. De effecten op de veiligheid zijn waarneembaar. Over de hele linie voelt de burger zich minder onveilig. In 2002 voelde 31% zich wel eens onveilig, in 2004 is dit gedaald tot 27%. De dramatische gebeurtenissen in de laatste maanden van 2004 hebben het veiligheidsgevoel van de burger echter zwaar op de proef gesteld.

Uit expertmeetings, die begin 2004 zijn gehouden, bleek dat aanpassingen van het programma nodig en mogelijk zijn. In de midterm review, die in november aan de Tweede Kamer is aangeboden, zijn aanvullende maatregelen aangekondigd. Die hebben o.a. betrekking op de aanpak van geweld, het tegenhouden van criminaliteit en de bestrijding van zware of georganiseerde criminaliteit. Ook is gestart met het Project Veilige Gemeenten dat de regierol van middelgrote en kleinere gemeenten bij het lokaal integraal veiligheidsbeleid moet versterken.

Prestaties en sterktegroei

In 2004 hebben de politiekorpsen de prestaties geleverd die met hen in convenanten zijn afgesproken. De politiekorpsen sturen sterker dan voorheen op prestaties en prioriteiten. Het ziekteverzuim bij de politie is gedaald van 8,2% in 2002 naar 6,6% in 2004. De sterkte is in 2004 gedaald naar circa 52900 fte. U wordt separaat per brief hierover geïnformeerd. In de brief aan de Tweede Kamer van 13 december jl. is ingegaan op de maatregelen die deze daling voor een groot deel zal tegengaan. De koers naar 2010 staat vast, waarmee de garantie voor de sterktegroei van 4000 fte overeind blijft. In 2004 zijn onder andere daartoe middelen beschikbaar gesteld om 323 defensiemedewerkers bij de regio's aan te stellen. Met het ministerie van Defensie is overeengekomen om 250 mensen aan te stellen; daarbovenop zijn vanuit de BZK-begroting middelen beschikbaar gesteld voor 73 extra defensiemedewerkers. Afspraken hierover zijn gemaakt met het ministerie van Defensie, de korpsen en de Politieacademie. Voor 2005 en verder is gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van werving, selectie en opleiding.

Preventiemaatregelen

In 2004 is een communicatieoffensief gestart om burgers aan te sporen de eigen verantwoordelijkheid te nemen om samen met de overheid de onveiligheid aan te pakken. Het gaat onder andere om de publiekscampagne over de identificatieplicht en «Nederland Veilig».

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is in juli 2004 van start gegaan. In het centrum zijn verschillende taken op het veiligheidsgebied bij elkaar gebracht: het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid, het Politiekeurmerk Veilig Wonen, het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. Het CCV gaat versnippering van uitvoeringsinstrumenten (zoals keurmerken) tegen en draagt bij aan het realiseren van een veiliger woon- en leefomgeving en ondernemingsklimaat door private en publieke partners.

Aanpak kleine ergernissen in het publiek domein

Voor een goede aanpak van veel voorkomende en overlastgevende kleine ergernissen, zoals het verkeerd plaatsen van huisvuil, wildplassen en graffiti, is in 2004 een wetsvoorstel voorbereid dat gemeenten de bevoegdheid geeft bestuurlijke boetes op te leggen. De bedoeling is dat het wetsvoorstel 1 januari 2006 in werking treedt. De burgers zullen hiervan merken dat op lokaal niveau meer toezicht op en handhaving van kleine ergernissen plaatsvindt met als gevolg minder overlast.

Ook voor de aanpak van veelplegers zijn in 2004 verschillende maatregelen ingevoerd. Door nieuwe wetgeving is het mogelijk om meerderjarige veelplegers langer vast te zetten en kunnen stelselmatige daders worden geplaatst in een inrichting. De politie geeft prioriteit aan het aanpakken van stelselmatige daders.

Actieprogramma «Bewust veiliger»

Afspraak: Het jaar 2004 staat in het teken van de implementatie van het wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding op alle bestuurlijke niveaus.

Wet Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding

Op 1 juli 2004 is de wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) in werking getreden. Hierdoor verbetert de voorbereiding op de rampenbestrijding. Gemeenten, provincies en regio's hebben tot 1 juli 2005 de tijd om bestaande plannen aan te passen aan de nieuwe wettelijke eisen. De provincies hebben gerapporteerd over de actualiteit van de planvorming en er zijn afspraken gemaakt over de criteria die daarbij worden gehanteerd. De verwachting is dat per 1 juli 2005 niet alle rampenbestrijdingsplannen geactualiseerd zullen zijn. BZK heeft in 2004 met de regio's overleg gevoerd en op maat advies gegeven (helpdeskfunctie) over procedurele en inhoudelijke vragen.

Provinciale risicokaarten

De provincies zijn in 2004 gestart met het samenstellen van de provinciale risicokaarten. Het model hiervoor is ontwikkeld door BZK, in samenwerking met de VNG en het IPO. De risicokaarten brengen de in de provincies en gemeenten aanwezige risico's in beeld zodat de burger zich kan informeren over mogelijke risico's in zijn leefomgeving.

C2000

Op 1 juli 2004 heeft de oplevering en eigendomsoverdracht van de infrastructuur C2000 van leverancier TetraNed aan BZK (formeel de Staat der Nederlanden) plaatsgevonden. Per 31 december 2004 maken vijftien regio's operationeel gebruik van C2000. De overige regio's zullen in 2005 overgaan. De Projectdirectie C2000 wordt in 2005 gehandhaafd en zal aan het eind van 2005 worden opgeheven.

Crisisbeheersing

Op 21 juni 2004 heeft de minister van BZK als coördinerend bewindspersoon crisisbeheersing namens het kabinet het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 aan de Tweede Kamer aangeboden. Doel is de effectiviteit en de kwaliteit van het crisisbeheersingsstelsel te versterken en te verbeteren. De Tweede Kamer heeft in oktober op hoofdlijnen ingestemd met het beleidsplan. In 2004 is een programma gestart voor de implementatie van het beleidsplan Crisisbeheersing.

Veiligheidsregio's

Afspraak: Het proces van territoriale en bestuurlijke congruentie verder doortrekken zodat er geïntegreerde veiligheidsregio's ontstaan.

De Tweede Kamer heeft op 17 juni 2004 ingestemd met de hoofdlijnen van het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's. Kort daarop is door de minister de stuurgroep Implementatie Veiligheidsregio's ingesteld. In de stuurgroep zijn de VNG, NVBR, GHOR, RGF, GGD-Nederland, de politie (NPI) en het rijk (BZK en VWS) vertegenwoordigd. De eerst vijf genoemde organisaties hebben zich in 2004 verenigd in de Veiligheidskoepel. De eerste activiteit van de stuurgroep was het verrichten van een zogenaamde nulmeting om de stand van zaken van regiovorming in beeld te krijgen. Geconstateerd is dat in veel delen van het land verdergaande regiovorming al ter hand is genomen. Cruciale punt met betrekking tot de opzet van de veiligheidsregio's is: vorming van één veiligheidsbestuur waar het beheer van brandweer, GHOR en de organisatie van de rampen- en crisisbeheersing is ondergebracht. Tevens dient dit veiligheidsbestuur samen met het politiebestuur het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer te verzorgen.

Het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's kent een onderdeel «versterking GHOR». Over dit punt hebben de ministers van BZK en VWS de Raad voor openbaar bestuur en de Raad voor volksgezondheid en zorg om advies gevraagd. Op basis van dit advies is in december 2004 het kabinetsstandpunt GHOR verschenen.

Terrorismebestrijding

Afspraak: De AIVD beoogde in 2004 een versterking van de samenwerking met strategische partners teneinde belangendragers zo adequaat mogelijk te informeren omtrent de bestrijding van terrorisme.

Door de aanslag in Madrid op 11 maart 2004 heeft het islamitisch terrorisme zich nadrukkelijk gemanifesteerd in West-Europa. Dit heeft tot verschillende maatregelen geleid. Zo is besloten te komen tot een nieuwe aanpak van terrorismebestrijding. Er is een Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) benoemd. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken om de capaciteit voor terrorismebestrijding en voor de persoons- en objectbewaking en -beveiliging uit te breiden. Ook heeft de AIVD intern meer capaciteit vrijgemaakt voor een intensivering op terrorismebestrijding.

Door de extra capaciteit voor terrorismebestrijding is de AIVD zich meer gaan toeleggen op het onder controle houden van bij de dienst reeds bekende moslimextremisten en op onderzoek naar radicalisering en rekrutering. Daarnaast is tevens intensiever onderzoek gedaan naar financierings- en migratiestromen in relatie tot terrorisme en meer is ingezet op (inter)nationale samenwerking met strategische partners. Doordat voedingsbodems voor terrorisme steeds meer een internationaal karakter krijgen is ook de inlichtingentaak buitenland van de AIVD meer betrokken bij de bestrijding van terrorisme. In 2004 is de capaciteit van de Unit Terreur en Bijzondere Technieken (UTBT), het Nationaal Informatie Knooppunt (NIK) en de Regionale Inlichtingendiensten uitgebreid met 10 fte.

Vanaf juli 2004 werken AIVD, Openbaar Ministerie, KLPD en IND samen in de CT-infobox. De samenwerking richt zich op terrorismebestrijding. De CT-infobox bewerkstelligt een beter gestructureerde informatieoverdracht tussen de betrokken partijen. Inmiddels heeft de MIVD zich ook aangesloten bij dit samenwerkingsverband.

Met de moord op de heer Van Gogh op 2 november 2004 is het islamitisch terrorisme in Nederland tot uiting gekomen en blijkt Nederland een vruchtbare voedingsbodem voor moslimradicalisme of -extremisme. De gebeurtenis staat haaks op de normen en waarden van de gevestigde democratische rechtsorde. Tussen de AIVD en de lokale overheden heeft informatie-uitwisseling plaatsgevonden om radicalisering en rekrutering in Nederland zichtbaar en bespreekbaar te maken. Een werkgroep is ingesteld om de informatie-uitwisseling tussen AIVD en lokale overheden te intensiveren.

Stelsel bewaken en beveiligen

Afspraak: In 2004 zal, in aansluiting op de aanbevelingen van de commissie Van der Haak, een nieuw stelsel van bewaking en beveiliging worden ingevoerd.

De verankering van het nieuwe stelsel Bewaking en Beveiliging stond centraal in 2004. De wet- en regelgeving is ingang gezet en de taken van de Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen (NCBB), zijn vastgelegd in een circulaire. Bedoeling van het circulaire is in het kader van de risicobenadering, een bredere analyse van mogelijke dreigingen en analyses kan plaatsvinden. De benodigde organisatieveranderingen, werving en opleiding van personeel zijn volop gaande.

Als gevolg van de ingrijpende gebeurtenissen in 2004 – waaronder de aanslagen in Madrid en de moord op de heer Van Gogh – en het veranderde maatschappelijke klimaat is de capaciteitsdruk op persoons- en objectbewaking en -beveiliging fors toegenomen. Om de hierdoor ontstane capaciteitsfricties te verminderen heeft het kabinet extra middelen toegekend.

In 2004 is de nieuwe werkwijze van start gegaan om met behulp van functieprofielen dreiginginschattingen en -analyses te maken, die nodig zijn voor de beveiliging van bewindspersonen, fractievoorzitters in de Tweede Kamer en de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Daarnaast hebben het bestuur, het OM en de politie leidraden opgesteld voor de decentrale aanpak. Ten aanzien van het decentrale domein vervult de NCBB een actieve, adviserende rol.

Rapport commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD

In november 2004 is het rapport van de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD (CBE) aangeboden aan de Tweede Kamer. Het rapport CBE geeft aanleiding voor de AIVD zich nadrukkelijk te richten op de ontwikkeling van een integrale visie op kwaliteit en groei van de dienst. Een betere samenwerking met een meer gerichte uitvoering naar strategische partners van de AIVD wordt noodzakelijk geacht. Bovendien dient de AIVD duidelijker bij burgers en overheid aan te geven wat van de dienst verwacht kan worden en hierover helder te communiceren. Het rapport geeft tevens aanleiding tot een meer eenduidige aansturing van de AIVD door de minister van BZK vanwege de vele verschillende actoren die bij de AIVD zijn betrokken.

3. Bestuurlijke vernieuwing

Invoering direct gekozen burgemeester

Afspraak: aanbieden van het wetsvoorstel aan de Raad van State, dat nodig is voor de invoering van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.

In juni 2004 zijn de wetsvoorstellen met betrekking tot de gekozen burgemeester, na overleg met alle betrokken adviesorganen en (belangen)organisaties, voor advies aan de Raad van State aangeboden. Vervolgens zijn de wetsvoorstellen in november 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarnaast is een voorstel tot wijziging van de Grondwet in eerste lezing tot deconstitutionalisering van het raadsvoorzitterschap van de burgemeester en het statenvoorzitterschap van de Commissaris van de Koningin aan de Raad van State voor advies voorgelegd. De tweede lezing van de Grondwetswijziging tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester is in november 2004 door de Tweede Kamer aanvaard. In maart 2005 is de benodigde Grondwetswijziging in de Eerste Kamer behandeld. Bij de stemming is niet de benodigde twee-derde meerderheid behaald. Hierdoor is het niet mogelijk om de wetsvoorstellen Introductie gekozen burgemeester en Verkiezing burgemeester nu te behandelen. In het Paasakkoord is afgesproken dat er een voorstel komt voor het in de Grondwet opnemen van de rechtstreeks gekozen burgemeesters. In samenhang daarmee worden de twee wetsvoorstellen voorlopig aangehouden.

Ook is in 2004 gestart met de voorbereidingen voor de implementatie van de gekozen burgemeester. Hiertoe is ondermeer onderzoek gedaan, er is een helpdesk gestart en een website geopend. Eind december is aan de Tweede Kamer per brief een overzicht gepresenteerd van de activiteiten die zouden worden georganiseerd ter ondersteuning van de gemeenten en andere betrokkenen bij de invoering van de direct gekozen burgemeester.

Wijziging kiesstelsel

Afspraak: Wetsvoorstel inzake nieuw kiesstelsel aanbieden aan de Raad van State.

Doelstelling van de invoering van een nieuw kiesstelsel is de band tussen kiezer en gekozene te versterken. In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelsel afgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. De minister voor BVK heeft tweemaal met de Tweede Kamer gedebatteerd over de hoofdlijnennotitie «Naar een sterker parlement». Na verschillende schriftelijke ronden werd het wetsvoorstel om te komen tot een nieuw kiesstelsel in de zomer van 2004 aan de Kiesraad, de VNG en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken gezonden. In het najaar van 2004 is het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State aangeboden. Na ommekomst van het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel begin 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen is het project Nieuw Kiesstelsel stopgezet en zal het wetsvoorstel Wijziging Kiesstelsel Tweede Kamer (kamerstuk nr. 29 986) worden ingetrokken. De Minister voor BVK zal een wetsvoorstel indienen ter verlaging van de voorkeurdrempel.

Dualisering

Afspraak: eindrapportage van de evaluatie dualisering gemeentebestuur voor 1 januari 2005 aanbieden aan de Tweede Kamer.

De in 2002 ingevoerde dualisering van het gemeentebestuur is in 2004 geëvalueerd. Op 15 december 2004 heeft de stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur, onder leiding van mevrouw Leemhuis-Stout, de evaluatie «Aangelegd om in vrijheid samen te werken, Dualisering: Bijsturing geboden» aangeboden aan de minister voor BVK. Uit de evaluatie blijkt dat het uitvoeren van de wet dualisering gemeentebestuur veel gemeenten zwaar valt. De commissie Leemhuis adviseert tot het uitvoeren van een geïntensiveerde inspanning bij de verdere implementatie.

Het kabinetsstandpunt is op 25 februari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Uit het standpunt blijkt dat het kabinet de analyse van de commissie Leemhuis deelt en zich in overleg met de VNG en andere betrokkenen gaat inzetten voor een versterkte implementatie van de dualisering.

WGR-plus

Afspraak: De Kamer krijgt een voorstel voor een aangescherpte Wet gemeenschappelijke regelingen.

Op 21 december 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus. Met het wetsvoorstel kan de grootstedelijke problematiek beter worden aangepakt en kan beter worden ingespeeld op nieuwe kansen en mogelijkheden in stedelijke gebieden. Indien de Eerste Kamer eveneens met het wetsvoorstel instemt, kan het naar verwachting medio 2005 in werking treden.

Kiezen op Afstand

Afspraak: uitvoeren van twee experimenten bij de verkiezing voor het Europees Parlement in juni 2004

Voor 2004 waren twee experimenten in het vooruitzicht gesteld bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Het ging daarbij om een experiment met het stemmen per Internet en telefoon voor de kiezers in het buitenland en om een experiment in vier gemeenten met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze. Daarnaast is conform de toezegging aan de Tweede Kamer op 17 november 2004 een experiment gehouden bij een herindelingverkiezing in de gemeenten Deventer en Bathmen. De experimenten hebben aangetoond dat het stemmen toegankelijker is gemaakt. De bedoeling is om door te gaan met experimenteren. Richtpunt daarbij is de verkiezing in 2006 voor de gemeenteraden en de verkiezing in 2007 voor de Tweede Kamer.

Interbestuurlijke Verhoudingen

Afspraak: Een vervolgbestuursakkoord met VNG en IPO opstellen

Vanaf het begin van deze kabinetsperiode hebben de interbestuurlijke verhoudingen met IPO/provincies en VNG/gemeenten onder druk gestaan, met name door ontwikkelingen op het terrein van de financiële verhoudingen. Tegelijkertijd wisten kabinet, IPO en VNG elkaar op concrete acties te vinden. Partijen vonden elkaar in het doel om het functioneren van de gehele overheidssector te verbeteren door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In juni spraken de drie partijen af te komen tot nieuwe afspraken over omgangsregels. Op 9 november 2004 is overeenstemming bereikt over een aanscherping van de spelregels voor interbestuurlijke en financiële verhoudingen. Deze omgangsregels zijn gezamenlijk met een aantal concrete acties opgenomen in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het door het kabinet voorgestelde vervolgbestuursakkoord met IPO en VNG. Bij de uitwerking van de acties gelden de afspraken uit de Code als leidraad. Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden en taken, beleidsvrijheid voor decentrale overheden én een probleemgerichte aanpak zijn daarbij de gezamenlijke uitgangspunten. Deze Code bindt niet alleen het ministerie van BZK, IPO en VNG, maar alle ministeries. De minister van BZK is wel als eerste aanspreekbaar op de bewaking van de afspraken uit de Code, en zal zonodig interveniëren naar zijn collega-bewindslieden.

Doorzettingsmacht

Afspraak: maatregelen nemen om de grootstedelijke problematiek effectief aan te pakken

In december 2003 heeft de gemeente Rotterdam het plan «Rotterdam zet door» aangeboden aan het Rijk. Rotterdam constateerde hierin dat de stad problemen heeft die de normale maat, zelfs die van een grote stad, te boven gaat en dat het absorptievermogen van bepaalde wijken zijn grenzen heeft bereikt. In zijn reactie van april 2004 erkent het kabinet de bovenmaatse problematiek van Rotterdam en zegt toe op een aantal terreinen specifieke maatregelen te zullen nemen. In november 2004 is daartoe bij de Raad van State een wetsvoorstel neergelegd dat de mogelijkheden voor steden vergroot om in specifieke wijken in te grijpen bij overlast, kansarmen te spreiden en ondernemers te steunen.

Met dit wetsvoorstel wordt alle grote steden, niet alleen Rotterdam, een aantal maatregelen geboden waarmee men de grootstedelijke problematiek te lijf kan gaan.

In aanvulling daarop hebben de colleges van de vier grote steden in juli 2004 in een brief aan de minister voor BVK hun agenda «doorzettingsmacht G4» gepresenteerd. De brief bevat 10 punten op het terrein van justitie, volksgezondheid en sociale zaken, waar de grote vier steden de huidige wet- en regelgeving als belemmerend ervaren. Inmiddels heeft het kabinet in december 2004 per brief aan de colleges gereageerd. Een bestuurlijk overleg en een Tweede Kamerbrief met concrete oplossingen voor de genoemde knelpunten volgen in het voorjaar van 2005.

Doorlichting specifieke uitkeringen

Afspraak: Aan de hand van het Overzicht Specifieke Uitkeringen het bestaansrecht van specifieke uitkeringen beoordelen

Bedoeling is dat de overheden minder tijd kwijt zijn aan elkaar door deregulering en het terugdringen van bestuurslasten. In 2004 heeft in opdracht van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën de doorlichting van de specifieke uitkeringen plaatsgevonden. Het resultaat hiervan staat in het rapport van de stuurgroep Brinkman met als titel «Anders gestuurd, beter bestuurd», dat de Kamer begin 2005 met de bijbehorende kabinetsreactie heeft ontvangen. De aanbevelingen in dit rapport zullen in 2005 en volgende jaren worden opgevolgd. Het streven hierbij is het reduceren van het aantal specifieke uitkeringen ten gunste van brede doeluitkeringen of de algemene uitkeringen uit het Provincie- of Gemeentefonds. Daarnaast wordt ingezet op het terugdringen van de verantwoordingsbureaucratie. Zo ontstaat meer beleids- en uitvoeringsruimte voor de medeoverheden en worden de bestuurslasten teruggedrongen.

Grotestedenbeleid

Afspraak: Ontbureaucratisering om de problemen in de grote steden in samenhang te kunnen aanpakken

Het grotestedenbeleid (GSB) is gericht op het behalen van zoveel mogelijk maatschappelijke resultaten in de grote steden met een minimum aan bureaucratie. De maatschappelijke resultaten van het grotestedenbeleid blijken uit het jaarboek GSB, dat jaarlijks aan de Kamer wordt aangeboden. In 2005 zal de balans opgemaakt worden met betrekking tot de resultaten van het GSB II.

In het afgelopen jaar zijn er grote inspanningen geleverd op het terrein van ontbureaucratisering. De grote verscheidenheid aan doelstellingen op de domeinen sociaal, integratie & veiligheid, fysiek en economie zijn geïntegreerd in een beleidskader GSB III. De GSB-steden hebben op basis van het beleidskader één meerjarig ontwikkelingsprogramma opgesteld waarin outputdoelstellingen zijn opgenomen. Het beleidskader is vertaald in één monitor die drie keer zal verschijnen (eind 2005, midterm 2007, eindverantwoording 2010). Het aantal indicatoren waarop gemonitord wordt, is fors verminderd en het proces van aanlevering van de gegevens is zoveel mogelijk gestroomlijnd.

De rijksbijdragen zijn gebundeld in drie brede doeluitkeringen, die de steden een grote mate van vrijheid in bestedings- en beleidsruimte bieden. In 2010 moeten de steden eenmalig verantwoording afleggen over de rechtmatige besteding van de BDU-bijdragen en de realisatie van de prestatieafspraken in het maatwerkconvenant. Een beleidsmatige verantwoording is niet meer nodig. Ondertekening van de maatwerk-convenanten heeft op 11 maart 2005 plaatsgevonden.

4. Verbetering kwaliteit openbare sector

Arbeidskostenontwikkeling

Afspraak: Het matigen van de arbeidskostenontwikkeling in de collectieve sector.

Teneinde de economie te versterken heeft het kabinet ook in de collectieve sector ingezet op een nullijn. Dit als gevolg van in eerdere jaren overeengekomen loonafspraken. In de marktsector bedroeg de stijging 1,5% en in de gesubsidieerde sector 0,5%. De stijging van de lonen is op jaarbasis vrijwel even hoog als de inflatie . De arbeidskostenstijging bij de overheid was echter met 2,8% de hoogste van de drie genoemde sectoren. De grote stijging komt vooral door de hogere werkgeverspremies voor de pensioenen als gevolg van het plan om de financiële positie van het ABP te herstellen. Zonder het ABP-akkoord zouden de loonkosten overigens nog eens 0,6% hoger zijn uitgevallen. Vooruitlopend op het nieuw Financieel Toetsingskader 2006 heeft het kabinet al in 2004 invulling gegeven aan het beperken van de premiefluctuatie als gevolg van de marktwaardering van de verplichtingen.

CAO-onderhandelingen

Afspraak: De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties schept als coördinerend minister voor de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector de randvoorwaarden en de kaders hiervoor.

Het mislukken van het voorjaarsoverleg en oplopende spanningen tussen vakorganisaties, werkgevers en kabinet leidden ertoe dat in vele sectoren in Nederland, waaronder de sector Rijk, het CAO-overleg niet werd gestart of werd opgeschort tot ná begin oktober. Vooral de VUT/FLO/prepensioenproblematiek en de beperking van de loondoorbetalingverplichting bij ziekte tot 70% in het tweede ziektejaar waren struikelblokken. In alle in 2004 gesloten akkoorden zijn afspraken gemaakt over het bestrijden van ziekteverzuim en de aanpassing van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling aan het afschaffen van de WW-vervolguitkering.

Transparantie topinkomens

Afspraak: Het voorbereiden van een wettelijke regeling die verplicht tot openbaarmaking van inkomens binnen de rijksdienst die hoger zijn dan het inkomensniveau van een minister.

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om de topinkomens in de uit de publieke middelen gefinancierde sectoren openbaar te maken voorzover deze uitstijgen boven het inkomensniveau van een minister. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke maatschappelijke behoefte om publiekgefinancierde topinkomens transparant te maken. De geformuleerde uitgangspunten en reikwijdte van het transparantiebeleid zijn door het kabinet bevestigd. Het wetsvoorstel «Openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens» is in 2004 voorbereid en zal naar verwachting in het voorjaar 2005 kunnen worden ingediend.

Integriteit

Afspraak: Het intensiveren van het integriteitbeleid binnen de openbare dienst, zodat het belang van integer gedrag en houding door ambtenaren en politici wordt uitgedragen.

In februari 2004 is een voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet aan de Tweede Kamer gezonden. Met dit wetsvoorstel wil het kabinet het integriteitbeleid verder aanscherpen door het: verplichten van overheden tot het voeren van een integriteitbeleid, het vaststellen van een gedragscode voor de eigen organisatie en het informeren van de medezeggenschap en het democratisch gekozen orgaan over het gevoerde beleid en de werking van de gedragscode. Ook wordt het verplicht afleggen van de ambtseed of de belofte door alle ambtenaren wettelijk vastgelegd.

Kwaliteit Rijksdienst

Afspraak: De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van het Rijk. De prestaties van het Rijk staan of vallen met de gemotiveerde inzet van mensen: de ambtenaren in dienst van het Rijk.

In 2004 zijn de afspraken met de centrales van overheidspersoneel op het terrein van sociaal flankerend beleid uitgevoerd. Dit was een belangrijke voorwaarde voor de realisatie van de personeelsreductie. De beoogde personele reducties maakten het noodzakelijk de campagne «Werken bij het Rijk Als je verder denkt» op een beperkt niveau voort te zetten.

Dit jaar werd begonnen met de daadwerkelijke opbouw van P-Direkt: shared services voor de personeels- en salarisadministratie bij het Rijk. Voor een beter beheersbare opbouw is besloten de beoogde dienstverlening vanuit P-Direkt op basis van het nieuwe systeem per 1 januari 2007 operationeel te laten zijn. Tevens is het besluit genomen om een Ontwikkel- en ExpertiseCentrum (OC/EC) HRM op te richten waarin bundeling van negen HRM werkterreinen zijn vervat. In dit centrum worden diensten als bijvoorbeeld juridisch advies, loopbaanbegeleiding, ARBO dienstverlening gebundeld aan de ministeries aangeboden.

In 2004 is goede voortgang geboekt met het programma Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel (HARP). Dit programma heeft tot gevolg alle departementale regelingen te harmoniseren tot een eenduidig rijksbrede regeling. Rijksbrede regelingen voor vergoeding van woon-werkverkeer (1 april 2004) en kinderopvang (1 januari 2005) zijn ingevoerd. Ook is begonnen met het bestaande Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) op moderne leest te schoeien. Naar aanleiding van het ARBO-convenant Rijk is voortgang geboekt ten aanzien van het terugdringen van het ziekteverzuim. In 2004 is een tweede ARBO-convenant gesloten dat zich richt op terugdringing van langdurig (langer dan een jaar) ziekteverzuim van 1,2% in 2002 naar 0,9% eind 2006 (een daling van 25%)

In 2004 heeft het kabinet een plan van aanpak vastgesteld om het gebruik van externe adviseurs te matigen. Financiële taakstellingen, beter gebruik van eigen personeel en betere besluitvormingsprocessen zullen leiden tot een verminderd gebruik van een aantal categorieën externe inhuur.

Management Rijk

Afspraak: Het handhaven van een hoge kwaliteit van het management in de rijksdienst.

In 2004 is de ABD-Interimpool van start gegaan en is het eerste traject van het kandidatenprogramma van de Algemene BestuursDienst succesvol afgerond.

Sinds 2004 is door de ministeries een start gemaakt met het rijksbreed delen van het inzicht in de aanwezige management kwaliteiten. Deze ABD-schouw heeft geleid tot een actieplan waarbij rijksbreed meer strategische keuzen in selectie- en ontwikkeling van topmanagers gemaakt worden. De uitwerking van dit plan is geïmplementeerd in de loopbaanactiviteiten van de Algemene Bestuursdienst.

In 2004 is door de commissie (Dijkstal) een adviesrapport opgesteld, gericht op de beloningspositie van de ambtelijke en politieke top in de sector Rijk en, voorzien van een kabinetsstandpunt, aan de Tweede Kamer voorgelegd. Begin 2005 is de nadere uitwerking voorgelegd aan de Tweede Kamer; deze zal leiden tot een meer duidelijke en transparantere rol van de minister van BZK als werkgever van de Topmanagementgroep.

Programma Andere Overheid

De minister voor BVK heeft in 2004 periodiek gerapporteerd over de voortgang van het Programma Andere Overheid (PAO), laatstelijk in de eerste integrale voortgangsrapportage van 21 december 2004. Het programma staat voor een krachtige overheid, die de samenleving centraal stelt en slagvaardig optreedt. PAO richt zich op een betere dienstverlening aan burgers en bedrijven, minder bureaucratie, minder regelzucht en een efficiëntere organisatie zodat de overheid als geheel effectief kan optreden. Tevens komt het programma tot een meer volwassen verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijksoverheid, medeoverheden en burgers, waarbij wordt recht gedaan aan de wensen en competenties van de geëmancipeerde burger. De Tweede Kamer heeft op 23 november 2004 de status van Groot Project aan het Programma Andere Overheid verbonden. Dat betekent dat de politieke en bestuurlijke aandacht voor het programma is verhoogd. Binnen de vier actielijnen van PAO zijn de volgende resultaten bereikt:

(1) de overheid verbetert haar dienstverlening aan de burgers

Als doelstelling is geformuleerd dat 65% van de publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven in 2007 langs elektronische weg verloopt. Eind 2004 was meer dan 45% van de diensten elektronisch beschikbaar. Het gaat om een betere informatievoorziening van de overheid, eenvoudigere – en waar mogelijk eenmalige – aanlevering van informatie aan de overheid en beter en slimmer gebruik van de verstrekte informatie door de overheid. De doelstelling dat in 2004 80% van de democratische basisinformatie – regelgeving, vergaderstukken gekozen organen en jurisprudentie – op Internet toegankelijk is, is nog niet gehaald. Het ligt nu op 70%.

(2) de overheid gaat minder en anders regelen

In de voortgangsrapportage PAO van 21 december 2004 is als bijlage de brief van de minister van Justitie gevoegd waarin alle saneringsoperaties van departementale wet- en regelgeving zijn beschreven. Met de vermindering van administratieve lasten van burgers – 25% minder in 2007 – is een begin gemaakt. Tussenresultaten op weg naar het streven van 25% lastenreductie zijn een onderzoek naar de regelingen met de meeste lasten, de start van nulmetingen bij de ministeries, de opening van een meldpunt en een proefproject voor de doelgroep «ouderen».

(3) de rijksoverheid gaat zichzelf anders en beter organiseren

Een belangrijk onderdeel van PAO zijn de medio 2004 gestarte takenanalyses van de ministeries. Het gaat erom te komen tot een flexibele, meer maatschappijgerichte rijksdienst. De takenanalyses leiden medio 2005 tot besluitvorming over beleidsbeëindiging, het wegnemen van overlap, een structurele ontkokering, andere en minder bestuurlijke arrangementen, nieuwe beleidsopties en het transponeren van politieke en ambtelijke verantwoordelijkheden.

Naast de dertien departementale takenanalyses, die worden gevisiteerd door vijf onafhankelijke commissies van buitenstaanders, worden er nu zeven rijksbrede takenanalyses uitgevoerd, op de beleidsterreinen buitenlands beleid, Europese coördinatie, veiligheid, bestuurlijke drukte, ruimtelijk beleid, marktordening economische sectoren en op het terrein van extern risicobeleid en gevaarlijke stoffen. Daarnaast voert de minister voor BVK twee analyses uit over de strategische communicatie en de cultuur en werkwijze bij het Rijk.

Andere projecten, die onder PAO ressorteren en die in 2004 voortvarend ter hand zijn genomen, zijn het opnieuw positioneren van de advies- en kennisfunctie bij het Rijk, het ontwikkelen van een nieuwe kaderstellende visie op toezicht en het komen tot besluitvorming over de toekomst, positionering en aansturing van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). Een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de ZBO's, uitgevoerd onder leiding van de heer Kohnstamm, is in de zomer van 2004 tot afronding gekomen.

Met betrekking tot het herontwerp van de rijksdienst is in 2004 begonnen met een aantal onderzoeken waaronder een technische vergelijking van de Nederlandse rijksdienst met die van tien andere landen. Na de afronding van de hierboven genoemde takenanalyses, zal op basis van een politiek geaccordeerd programma van eisen een aanvang worden gemaakt met de schets van modellen voor een nieuwe inrichting van de rijksdienst. Daarbij zal uiteraard ook het kabinetsstandpunt over de ZBO's worden betrokken.

(4) de rijksoverheid vernieuwt haar relaties met de mede-overheden

Op 3 november 2004 is tijdens een bestuurlijk overleg vastgelegd dat zowel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging van Gemeentesecretarissen als het Interprovinciaal Overleg hun eigen actieprogramma's Andere Overheid ten uitvoer brengen. Daarbij zijn de kwaliteit van de dienstverlening, ook elektronisch, de vermindering van de administratieve lasten, het nut en noodzaak van planverplichtingen en de sanering van specifieke uitkeringen speerpunten. Het merendeel van deze speerpunten is tevens onderdeel van de acties die voortvloeien uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen.

Modernisering GBA

Afspraak: Een landelijk raadpleegbare deelverzameling op de GBA inrichten

De modernisering van de gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens vindt momenteel plaats. Het huidige GBA-stelsel is in technologische zin verouderd. Om te komen tot een volledig online GBA-stelsel is in 2004 een aantal belangrijke tussenstappen gerealiseerd, waaronder de overgang naar een nieuw protocol voor het berichtenverkeer. Alle gemeenten zijn per 1 januari 2005 overgegaan naar dit nieuwe protocol. Daarnaast is via de Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling van de GBA sinds 1 november 2004 een deel van de GBA-gegevens online beschikbaar.

Biometrie in de reisdocumenten

Afspraak: Het starten van een praktijkproef met het oog op het invoeren van biometrische kenmerken op de reisdocumenten.

In de Europese Unie is in 2004 overeenstemming bereikt over een verordening waarin normen worden bepaald voor de veiligheidskenmerken van biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten. De verordening is op 29 december 2004 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Op grond hiervan moeten de Nederlandse reisdocumenten zowel een gelaatscan en een vingerscan gaan bevatten. In voorbereiding op de implementatie van de verordening heeft BZK in 2004 een praktijkproef gestart. Deze proef heeft als doel in kaart te brengen wat de gevolgen van de invoering van biometrie zijn voor de uitgevende instanties van de reisdocumenten. Tevens moet de proef uitwijzen of het reisdocument met biometrische kenmerken «gelezen» kan worden door leesapparatuur die in de markt beschikbaar is. De proef duurt een half jaar en is eind februari 2005 beëindigd. Op basis van de uitkomsten van de proef en de hiervoor genoemde technische specificaties van de Europese Unie zal in 2005 een begin worden gemaakt met het invoeringstraject om de Nederlandse reisdocumenten te voorzien van een gelaatscan en vingerafdrukken.

B. BUDGETTAIRE EN FINANCIELE CONSEQUENTIES VAN DE BELEIDSPRIORITEITEN 2004

Beleidsprioriteiten 2004 (in € 1 000)
 Art.Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2004Nadere mutaties 2004Realisatie 2004
Belangrijkste beleidsmatige mutaties:    
     
Veiligheid    
     
Politie23 940 061117 4434 057 504
wv Beveiliging voorzitterschap EU  13 100 
wv Meerjarige bestuurlijke afspraken  19 200 
wv Terrorismebestrijding  3 300 
     
Rampenbeheersing en brandweer3138 85417 775156 629
wv Crisisbeheersing  5 400 
wv WTS  5 500 
wv NCB  8 900 
     
Partners in veiligheid4257 30541 571298 876
wv Beveiliging voorzitterschap EU  200 
wv Eenheid bewaking en beveiliging  1 500 
     
Nationale Veiligheid581 5506 57388 123
wv Beveiliging voorzitterschap EU  700 
wv Terrorismebestrijding  800 
     
Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid145 9154275 488
     
Bestuurlijke Vernieuwing    
     
Grondwet en democratie15 8966716 567
wv Nieuw kiesstelsel  1 100 
     
Functioneren Openbaar bestuur646 810– 14 64132 169
wv Subsidiering Politieke Partijen  – 5 219 
     
Informatiebeleid Openbare Sector767 10929 85696 965
     
Grotestedenbeleid9135 350– 3 561131 789
     
Verbetering Kwaliteit Openbare Sector    
     
Arbeidszaken overheid1088 308– 9 79078 518
     
Kwaliteit Rijksdienst11119 420– 49 80369 617
wv Arbeidsvoorwaarden  – 15 000 
     
Overig    
     
Algemeen1281 5064 60886 114
Nominaal en onvoorzien13– 1 2261 2260
     
TOTAAL 4 966 858141 5015 108 359

B2. BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1. GRONDWET EN DEMOCRATIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.

Overzicht beleidsevaluaties
onderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
Evaluatie campagne Voorlichting verkiezingen1-12-20021-02-2004afgerond
Terugvordering onrechtmatig verkregen staatssteun1-02-20041-07-2004afgerond
Vergelijkend onderzoek naar de positie van de MP1-10-20031-10-2004afgerond
Werking en knelpunten van de Wet openbaarheid van bestuur1-06-20031-03-2004afgerond
Evaluatie Tijdelijke referendumwet1-01-20041-01-2005afgerond

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1. Grondweten democratieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen4 0435 3178 0105 4657 5775 8961 681
        
Uitgaven3 9254 8547 4936 1196 5675 896671
1.1 Apparaat3 9254 8547 4936 1196 567  
        
Ontvangsten113687078078

Financiële toelichting

Het verschil van ca. € 0,7 mln. heeft betrekking op twee onderdelen:

1. Aan specifieke projecten is in 2004 ca. € 1,1 mln. meer uitgegeven. Dit betreft het project nieuw kiesstelsel, aanloopkosten voor het project referendum Europese grondwet en bijdragen aan projecten ter bevordering van de democratie (Instituut voor Publiek en Politiek en Forum voor Democratische Ontwikkeling). Hiervoor zijn bij suppletore wet middelen ter beschikking gesteld.

2. Het beschikbare apparaatbudget op artikel 1.1 van ca. € 5,9 mln. is in 2004 verlaagd met ca. € 0,5 mln. Dit is het gevolg van de wijziging in de hoofdstructuur van BZK, waarbij de apparaatskosten van de directie Coördinatie Internationaal Beleid en de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU zijn ondergebracht bij artikel 6.1 en de concentratie van de wetgevingsfunctie bij de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2004Realisatie?
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten 
1.Een discussie over de nota grondrechten in de pluriforme samenleving (GPS) is gehoudenja
2.De integratie van enkele wetten in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) is gereeddeels
3.De implementatie van de Europese richtlijnen in de Algemene wet gelijke behandeling is afgeronddeels
4.De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten is na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder gebracht en in het kader van de Raad van Europa (RvE) aan de orde gesteld. ja
5.Maatschappelijk debat over waarden en normenja
  
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen 
1.Afronding van de tweede lezing van de grondwetswijziging inzake de aanstellingswijze van de burgemeesterdeels
2.De behandeling van drie grondwetswijzigingsvoorstellen met betrekking tot de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte; inzake de invoering van het correctief referendum en artikel 23deels
3.Voorstel tot wetswijziging n.a.v. de evaluatie in 2003 van de werking van de Wet Openbaarheid van bestuur (Wob)deels
4.Opheffing van het constitutioneel toetsingsverboddeels
5.De viering van en gedachtevorming over 50-jaar Statuut in 2004ja
  
Het algemeen democratisch proces bevorderen 
1.Op 10 juni 2004 zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. ja
2.In samenwerking met het voorlichtingsbureau van het EP in Nederland en met BuiZa is een voorlichtingscampagne gehoudenja
3.In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelselafgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. Het stelsel zal worden ingevoerd in de periode 2004–2007. Er is begonnen met het onderzoek naar mogelijke variaties. ja
4.Uitvoering van de Tijdelijke referendumwet (Trw) is tot de expiratiedatum (1 januari 2005) doorgegaan. ja
  
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht 
1.Er wordt een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de praktijk van het intern klachtrecht, waarna een kabinetsstandpunt wordt vastgesteld. nee
2.Daarnaast wordt de wetgeving voor het extern klachtrecht afgerond, zo mogelijk in 2004. ja
3.Een breder onderzoek zal plaatsvinden naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). nee
4.De vierde tranche van de Awb en de Tweede evaluatiewet Awb worden afgeronddeels
5.Het werkprogramma van het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb wordt vervolgens uitgevoerd. deels
  
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen 
1.Een kabinetsstandpunt wordt opgesteld over de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid GW). nee
2.Een bijdrage is geleverd aan de discussie over de toekomst van het Europese Hof van de rechten van de mens (EHRM). ja
3.In 2004 is een bijdrage geleverd aan het Nederlandse standpunt op de IGC over de Europese Grondwet. ja
4.In het kader van het voorzitterschap is een conferentie gehouden over openbaarheid in Europa op 25/26 november. ja

3. Operationele doelstellingen

Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten

De regering heeft de nota over grondrechten in de pluriforme samenleving (GPS) in het voorjaar van 2004 aan de Tweede Kamer gezonden. De nota genereerde veel media-aandacht in 2004. De betekenis en de onderlinge verhouding van grondrechten en waarden en normen in de Nederlandse samenleving zijn in 2004 zeer regelmatig onderwerp geweest van het maatschappelijk debat. De implementatie van de Europese richtlijnen in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is in 2004 voltooid. Het interdepartementale overleg over de integratie van enkele wetten in de Awgb is in 2004 ver gevorderd. De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten is na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder gebracht en tevens in het kader van de Raad van Europa aan de orde gesteld.

Een terugkerend grondrecht bij spanningsverhoudingen tussen grondrechten is het discriminatieverbod. De minister voor BVK heeft ter uitvoering van een motie van het Tweede Kamerlid Rouvoet een nota aan de Tweede Kamer gestuurd over de mogelijke uitbreiding van artikel 1 Grondwet met de discriminatiegrond «handicap of chronische ziekte»: er is geen reden om artikel 1 Grondwet aan te passen.

Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen

Voor wat betreft de grondwetswijzigingsvoorstellen met betrekking tot de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte, inzake de invoering van het correctief referendum en artikel 23 (samenwerkingsschool) en de aanstellingswijze van de burgemeester is de afronding voorzien voor 2005. De tweede lezing van de Grondwetswijziging tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester is in november 2004 door de Tweede Kamer aanvaard. In maart 2005 is bij de stemming hierover in de Eerste Kamer niet de genodigde twee-derde meerderheid behaald. De evaluatie naar de werking van de Wet Openbaarheid van bestuur (Wob) wordt in 2005 afgerond. Gedachtevorming over actualiseren van het Statuut heeft plaatsgevonden: er zijn verschillende initiatieven genomen die van belang zijn voor de staatkundige verhoudingen in het Koninkrijk waaronder het rapport van de Commissie-EU inzake de mogelijke relaties van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie en het rapport van de Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen.

Het algemeen democratisch proces bevorderen

Op 10 juni zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. In samenwerking met het voorlichtingsbureau van het EP in Nederland en met het ministerie van Buitenlandse Zaken is een voorlichtingscampagne onder verantwoordelijkheid van de minister voor BVK gehouden. Verder is door BZK samen met de Kiesraad een callcentrum voor vragen over de EP verkiezingen ingericht. Dit callcentrum heeft vele vragen van burgers, journalisten en politieke partijen beantwoord. Door de minister voor BVK is aan de gemeenten een (voorlichtende) circulaire uitgebracht met achtergrondinformatie over de EP verkiezingen.

Tevens is samengewerkt met de voorlichtingscampagne over het Nederlands voorzitterschap in 2004. Na debatten in de Tweede Kamer over de hoofdlijnennotitie «Naar een sterker parlement» en verschillende schriftelijke ronden werd het wetsvoorstel om te komen tot een nieuw kiesstelsel in de zomer van 2004 aan adviesorganen gezonden. Na ommekomst van het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel begin 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen is het project Nieuw Kiesstelsel stopgezet en zal het wetsvoorstel Wijziging Kiesstelsel Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2004–2005, nr. 29 986) worden ingetrokken.

Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht

De wetgeving voor extern klachtrecht is afgerond. Een breder onderzoek naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft nog geen doorgang gevonden. De vierde tranche van de Awb is ingediend bij de Tweede Kamer. Tevens is het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb, vergezeld van het werkprogramma voor de Awb, aan de Tweede Kamer gezonden. Een evaluatieonderzoek naar de praktijk van het intern klachtrecht kon in 2004 niet meer worden uitbesteed doordat aan andere werkzaamheden prioriteit is gegeven. Het zelfde geldt voor een breder onderzoek naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarvoor is wel een voorstudie uitbesteed, die begin 2005 zal worden afgerond.

Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen

Een kabinetsstandpunt over de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid GW) is in juli aan beide Kamers gestuurd. In 2004 is een bijdrage geleverd aan het Nederlandse standpunt op de IGC over de Europese Grondwet. Ook is in 2004 gestart met de voorbereiding van het referendum over de Europese Grondwet. Op 25/26 november is een conferentie gehouden waarin vertegenwoordigers van de 25 EU-lidstaten en van de Raad, Commissie en van het Europees Parlement van gedachten wisselden over openbaarheid in Europa.

BELEIDSARTIKEL 2. POLITIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van de randvoorwaarden voor een goed functionerende politieorganisatie waardoor zij in staat is het toezicht en de opsporing te versterken en een adequaat niveau van hulpverlening te bieden, en zodoende een bijdrage levert aan een veiliger samenleving.

De afspraken in het Landelijk Kader Nederlandse Politie en regionale convenanten richten zich op het realiseren van drie doelstellingen:

A. intensiveren van het toezicht en de handhaving;

B. versterken van de algemene criminaliteitsbestrijding;

C. verbeteren van de doelmatigheid.

Ad A. Intensiveren van het toezicht en de handhaving

Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)1Realisatie (2003)Realisatie (2004)
Telefonische bereikbaarheid2:   
–LTP beantwoord binnen 20 seconden 71%72%
–LTP beantwoord binnen 30 seconden 79%79%
–LTP beantwoord binnen 45 seconden 84%84%
–112 vast: beantwoord binnen 15 seconden > 95%> 95%
–112 mobiel: beantwoord binnen 30 seconden >95%> 95%
Beschikbaarheid34.44,7 
Tevredenheid over politie optreden bij laatste politiecontact461,364,1 
Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties51 425 0971 770 5121 973 135

1 De basiswaarde komt niet overal overeen met de waarden uit OW2004. Er is tussen OW2004 en OW2005 een aanzienlijke verbeterslag gemaakt in de definitie van prestatie-indicatoren. Deze nieuwe systematiek is ook gebruikt in de kolom basiswaarde.

2 De daadwerkelijke bereikbaarheid en de kwaliteit van dienstverlening van het landelijke telefoonnummer politie (LTP) en de daadwerkelijke bereikbaarheid van het alarmnummer 1–1-2. De waardes 2003 vormen de nulmeting. In 2004 is een nulmeting uitgevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening van LTP te meten. Op basis van deze nulmeting worden de nulwaarde en de streefwaarde vastgesteld.

3 De beschikbaarheid van de politie in de eigen buurt, zoals de burger deze ervaart. Bij de basiswaarde is de Politiemonitor Bevolking (PMB) 2002 gehanteerd (die uitspraken doet over 2001); bij de realisatie 2003 de PMB 2004 (met uitspraken over 2003).

4 De tevredenheid over de politie bij het laatste politiecontact, zoals de burger deze beleeft. Er wordt gestreefd naar een substantiële verbetering van het percentage van de bevolking dat zegt (zeer) tevreden te zijn over het laatste politiecontact. Bron: Politiemonitor Bevolking.

5 Elke burger moet zien en ervaren dat regels consequent worden gehandhaafd, vooral op het gebied van overlast en verstoring van de openbare orde die te typeren zijn als ergernissen in de directe omgeving. Dit zal leiden tot een stijging van het aantal boetes en transacties met circa 15% ten opzichte van 2002. De streefwaarde 2006 (1 658 133) is overigens al bereikt.

Ad B. versterken van de algemene criminaliteitsbestrijding

Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2003)Realisatie (2004)Streefwaarde (2006)
Aantal verdachten naar OM1218 463233 335244 233258 463

1 Het gaat hierbij om een aantal verdachten uit de 25 regio's en het KLPD.

Ad C. Verbetering doelmatigheid

Het speerpunt in de verbetering van de doelmatigheid is het project Shared Services. De Stuurgroep Shared Services heeft, ondersteund door het ministerie van BZK, het afgelopen jaar onderzocht welke mogelijkheden er zijn om Shared Services binnen de politie vorm te geven. Het resultaat van de studie is een eindrapportage die in december is aangeboden aan de minister van BZK. Binnen nagenoeg alle beheersprocessen kan door landelijke of interregionale samenwerking doelmatigheidswinst worden behaald, de mate waarin verschilt per bedrijfsproces. In het bijzonder is gekeken naar de beheersprocessen HRM, Facilitair Management en callcenters. Op grond van de studie komen het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen tot de conclusie dat de ontwikkeling van Shared Services bij de politie een belangrijk punt is. Men wil zich de komende tijd gaan richten op het uitwerken van de concrete en beheersbare plannen.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
Hoofddoel- stellingEvaluatie Veiligheidsprogramma20042005In uitvoering
 Wet politiegegevens20042005In uitvoering
2.2Evaluatie Budgetverdeelsysteem (BVS)20042005In uitvoering
2.2Evaluatie functioneren Politieorganisatie20042005In uitvoering Rapport medio 2005
2.3:Bekostigingsonderzoek KLPD20032004Vervolg bekostigingsonderzoek ondergebracht in onderzoek evaluatie BVS
2.4:Onderzoek expertisefunctie opsporing20042004Niet geïnitieerd door beleidswijziging
 Bijzondere bijdrage 2004 Jeugdcriminaliteit (Bolkesteingelden)20042006Verlengd tot 2006
 Evaluatie forensisch technisch onderzoek20042005Verlengd tot 2005
 Gevolgen invoering pepperspray20012005In uitvoering
2.5:Loopbaanbeleid binnen korpsen20042004Wordt geïmplementeerd
 Arbeidsvoorwaardenvorming (centraal/decentraal)20042005In uitvoering
 Effect bewegingsstimulering ter preventie psychische klachten20042005In uitvoering
 Proces CAO2004 In uitvoering
 Samenhang P&O-beleid korpsen20042004Wordt geïmplementeerd
2.6Feitenonderzoek ziektekosten GVP20042005In uitvoering

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2. PolitieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen3 220 2053 793 0253 853 8924 383 0354 362 1453 969 396392 749
        
Uitgaven3 075 6943 432 5813 614 8033 886 6324 057 5043 940 061117 443
2.1Apparaat12 97114 43114 23115 58816 16915 975194
2.2Politie op regionaal niveau2 380 0082 697 9132 832 8023 082 0383 178 2593 071 286106 973
2.3Politie op bovenregionale en landelijke niveau328 124381 565380 213413 827456 145420 51235 633
2.4Prestatievermogen van de politie24 42611 66519 03732 72038 20375 238– 37 035
2.5Adequaat niveau van politiepersoneel330 165327 007368 520342 459165 578175 108– 9 530
2.6Dienst geneeskundige verzorging politie    203 150181 94221 208
        
Ontvangsten242 852180 352231 521216 845230 062180 15949 903

Financiële toelichting

De verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 worden verklaard door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:

De hogere uitgaven op operationeel doel 2.2 worden in hoofdzaak verklaard door:

• de bestuurlijke meerjarenafspraken over sterkte en ICT (per saldo ca. € 52 mln.)

• een versnelling van de vergoeding aan de korpsen vanwege de instroom van voormalig defensiepersoneel (ca. € 10,8 mln. extra)

• de beveiliging voorzitterschap EU (€ 8,6 mln.)

• bijdragen aan enkele regiokorpsen (€ 5,8 mln.)

• de hogere instroom asiel dan verwacht (€ 12,2 mln.)

• loon- en prijsbijstelling tranche 2004 (ca. € 50 mln.)

• een verlaging met € 28 mln. omdat de IND een aantal taken heeft overgenomen van de Vreemdelingendiensten. Ook hebben de korpsen bijgedragen aan C2000 (€ 14 mln.), aan de Dienst Logistiek (KLPD; € 4 mln.) en aan de frictiekosten van het LSOP (Politieacademie; € 4 mln.). Ten slotte was er de taakstelling doelmatiger aanbesteden (€ 1,8 mln.)

De hogere uitgaven op operationeel doel 2.3 worden in hoofdzaak verklaard door:

• de uitgaven voor beveiliging bij het EU voorzitterschap (€ 5 mln.)

• de bijdragen van de regio's aan dienst Logistiek (€ 4 mln.)

• loon- en prijsbijstelling (€ 9,1 mln.)

• de bestuurlijke meerjarenafspraken over sterkte en ICT (€ 2,7 mln.)

• de bijdragen van Justitie (€ 9,6 mln.) aan de KLPD-taken (o.a. Landelijk Recherche Team). Het feit dat Justitie hierin bijdraagt is bepaald in het overdrachtsprotocol dat van kracht is sinds de KLPD van Justitie naar BZK is overgegaan.

• groot materieel/terrorismebestrijding (€ 4,4 mln.)

De lagere uitgaven op operationeel doel 2.4 worden in hoofdzaak verklaard door:

• de inzet van de helft van de prestatiebekostiging (€ 26,7 mln.) voor de bestuurlijke meerjarenafspraken

• een verschuiving naar operationeel doel 2.2 t.b.v. de korpsen (€ 5,8 mln.)

• een verschuiving naar operationeel doel 2.3 voor terrorismebestrijding (€ 2,9 mln.)

• lagere uitgaven aan onderzoek en subsidies dan aanvankelijk geraamd

De lagere uitgaven op operationeel doel 2.5 worden in hoofdzaak verklaard door de generieke taakstelling arbeidsvoorwaarden (€ 5,2 mln.) en door de opschorting van de CAO-onderhandelingen Politie (€ 14,1 mln.; eindejaarsmarge). Daartegenover staat een bijdrage van € 9,1 mln. van de directie strategie voor de Politieacademie (het LSOP).

De hogere uitgaven op operationeel doel 2.6 zijn het gevolg van hogere uitgaven aan de ziektekostenregeling; deze worden gedekt uit hogere ontvangsten.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2.2: Regionale Politiekorpsen 
•Goed functionerende politiekorpsen die zichtbaar, effectief en efficiënt een bijdrage leveren aan de veiligheid in hun regio'sJa
  
Operationele doelstelling 2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg 
•De implementatie van de Nationale Recherche en de bovenregionale rechercheJa
•Voorbereiden besluitvorming EU inzake politie en uitvoering in gang zettenJa
  
Operationele doelstelling 2.4: Prestatievermogen van de politie 
•Bevorderen resultaatgericht werken door het hanteren van het systeem van prestatiebekostigingJa
•Bevorderen van het innovatief vermogen van de korpsenJa
•Borgen van aandacht voor bijzondere onderwerpen, zoals de politiële jeugdtaak.Ja
•Het uitvoeren van strategisch onderzoek en evaluatieonderzoek. Ja
  
Operationele doelstelling 2.5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie 
•Versterking landelijk geïntegreerd personeels- en loopbaanbeleid en terugdringing ziekteverzuimJa
•Verbetering bedrijfsvoering politieonderwijs (LSOP)Ja
•Toetsing (schietvaardigheden) politieambtenaren, die uitgerust zijn met geweldsmiddelenJa
•Verbetering inzet politiepersoneelJa
•Implementatie rechtspositionele regelgeving voor de Nationale Recherche en Bovenregionale RechercheJa
  
Operationele doelstelling 2.6: Geneeskundige verzorging politie 
•Handhaven hoge servicegraad voor verzekerdenJa

In de beleidsmatige toelichting is gekozen om op hoofdlijnen de prestaties uit de begroting 2004 toe te lichten, waardoor niet alle prestaties individueel in deze tabel terugkomen. Er is bovendien voor gekozen om de prestaties (veelal) te formuleren aan de hand van de eerste W-vraag.

3. Operationele doelstellingen

In onderstaande toelichting zijn vanwege het kwalitatieve karakter van de prestatie-indicatoren geen overzichten opgenomen met prestatie-indicatoren.

Operationele doelstelling 2.2: Regionale politiekorpsen

In 2004 heeft de Commissie Dijkstal rapport uitgebracht inzake de evaluatie van het budgetverdeelsysteem BVS. In 2004 is een vervolgonderzoek gestart naar het BVS om te bepalen hoe dit in de komende jaren beter kan aansluiten bij de ontwikkeling van de relatieve veiligheidssituatie van regio's. Voorstellen voor herziening van het BVS die daaruit voortvloeien, worden in 2005 verwacht en zullen per 2007 worden ingevoerd.

Voor asiel is eind 2004 opdracht gegeven voor een onderzoek naar de grondslagen voor de bekostiging. Dit als gevolg van de diverse beleidswijzigingen en -intensiveringen door het huidige kabinet. 2005 zal gelden als overgangsjaar voor invoering van de nieuwe systematiek van bekostiging.

In 2004 zijn bestuurlijke meerjarenafspraken gemaakt met de korpsbeheerders over onder meer sterkte, ICT en de consequenties voor de verdeling van de beschikbare budgetten. In deze afspraken zijn zodanige financiële maatregelen afgesproken dat de korpsen zowel de sterkte- als de kwaliteitsdoelstelling kunnen realiseren.

Vijf regiokorpsen hebben onder specifieke voorwaarden een bijzondere bijdrage op basis van artikel 3 (van het Besluit Financiën Regionale Politie (BRFP)) ontvangen. Hiervoor is ruimte gevonden binnen de begroting van BZK.

Operationele doelstelling 2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg

De afspraken uit het convenant KLPD-BZK-Justitie zijn (verder) uitgevoerd (zie algemene doelstelling). Daarnaast zijn meer specifieke afspraken gemaakt op het terrein van de Nationale Recherche, criminaliteitsbeleidsanalyses, een landelijk dekkend meldkamersysteem en de kwaliteitsmeting van de dienstverlening.

De minister van BZK heeft samen met de minister van Justitie gedurende het EU-voorzitterschap 2004 in de Raadwerkgroep Politiesamenwerking gezorgd voor het maken van afspraken over voertuigcriminaliteit, grensoverschrijdende samenwerking, prominentenbescherming, integriteit van politie, transportpolitie, geweld bij sportevenementen, telecommunicatie en de Europese politieacademie. Daarnaast heeft het door de ministeries van BZK en Justitie ingestelde politieprojectteam EU-voorzitterschap een jointinvestigation team opgezet. Dit team dient ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op het gebied van mensenhandel. Verder is geparticipeerd in de interdepartementale projectgroep «Meerjarenprogramma JBZ» met als resultaat aanvaarding van het Haagse programma door de JBZRaad en de Europese Raad.

Het versterken van de rol van de politie bij de bestrijding van terrorisme is onderdeel van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid van dit kabinet. Via diverse voortgangsrapportages is de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering.

Met de Benelux en Duitsland zijn verdragen gesloten over de grensoverschrijdende politiesamenwerking.

Het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen heeft tot een versterking geleid van de uitvoeringsorganisatie voor bewakingen beveiligingstaken. Bij zowel het KLPD als bij de regionale korpsen is de analysecapaciteit uitgebreid. Tevens heeft er een capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden voor persoonsbewaking en -beveiliging bij het KLPD.

In 2004 zijn er naast de 9 auto's voor het verscherpt rijdend toezicht (vrt) ook 28 bewakingscontainers geleverd. De opdracht tot levering van de 4 waterwerpers, die via een EU-traject zijn aanbesteed, is gegund. Met de aanschaf van de extra bewakingscontainers is een deel van de toegenomen vraag naar bijzonder groot materieel ondervangen.

De samenwerking met de politie van de Nederlandse Antillen en Aruba is verbeterd. De Nederlandse politie heeft een meer coördinerende rol gekregen op het gebied van terrorismebestrijding en veiligheid. De stuurgroep is in 2004 diverse keren bijeen geweest en heeft zich onder meer ook met de politiesamenwerking in het kader van het Nederlands voorzitterschap beziggehouden. Het beleid inzake de inzet van politiefunctionarissen voor vredesmissies door de VN, OVSE en EU en het in Europees verband bijdragen aan besluitvorming hieromtrent is in 2004 gecontinueerd.

Operationele doelstelling 2.4: Prestatievermogen van de politie

Van prestatiebekostiging gaat een forse prikkel naar korpsen uit. In het Landelijk Kader en in de regionale convenanten zijn afspraken gemaakt over de te behalen resultaten in 2006. De prestatiebekostiging is toegesneden op de afspraken uit het Landelijk Kader en de regionale convenanten. Omdat de afspraken betrekking hebben op het jaar 2006, is bij de prestatiebekostiging voor de tussenliggende jaren gekozen voor een groeimodel: de korpsen moeten de komende jaren naar de afgesproken prestaties in 2006 toegroeien. Alle korpsen zijn op basis van de geleverde prestaties in 2003 in 2004 in aanmerking gekomen voor prestatiebekostiging. Voor 50% is deze prestatiebekostiging van de korpsen meegenomen in de budgetimpuls (zie operationele doelstelling 2.2).

De regeling stimulering innovatie politiekorpsen is de basis geweest om het innovatief vermogen van de korpsen te bevorderen. In 2004 zijn totaal negen subsidies aan verschillende politiekorpsen verstrekt voor een totaalbedrag van € 260 000,–. De geldende thema's vonden aansluiting bij het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» In 2004 zijn wederom de zogenaamde Bolkesteingelden verstrekt, ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit. Deze bijdragen zijn ingezet voor de implementatieplannen tot kwaliteitsverbeteringen op het gebied van jeugdcriminaliteit en deze hebben geleid tot een verdere versterking bij de regiokorpsen van de politiële jeugdtaak.

De Politiemonitor Bevolking 2004 is voorbereid en uitgevoerd. De resultaten hiervan komen in het voorjaar van 2005 beschikbaar. Tevens is een aanzet gegeven om te komen tot een geïntegreerde Veiligheidsmonitor. In deze geïntegreerde Veiligheidsmonitor wordt een aantal afzonderlijke monitors van het CBS en de ministeries van BZK en van Justitie samengevoegd tot één gezaghebbende monitor. Hiernaast is vormgegeven aan een betere organisatie van de onderzoeksfunctie binnen het departement. Dat maakt het mogelijk om meer samenhangend strategisch en beleidsmatig onderzoek te doen uitvoeren en de resultaten hiervan toegankelijk te maken voor het beleidsproces.

Operationele doelstelling 2.5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie

In oktober 2003 is gestart met het overleg ten behoeve van een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord (CAO). Aan het begin van de geplande vierde overlegronde in maart 2004 hebben de politievakorganisaties laten weten het overleg over het nieuwe akkoord op te schorten. De bonden zijn van mening dat vanwege de afwezigheid van financiële ruimte geen open en reëel overleg mogelijk is geweest. Het opgeschorte overleg heeft geen gevolgen voor de afspraken uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003. Deze afspraken zijn in regelgeving neergelegd waardoor zij onderdeel uitmaken van de rechtspositie en blijvend van toepassing zijn.

Het plan van aanpak van het project functieraster opsporing is uitgevoerd en afgerond. Er is nadrukkelijk gekozen voor een hoge mate van participatie vanuit de korpsen door medewerkers uit diverse korpsen deel te laten nemen aan de landelijke ontwikkelgroep en tijdens het gehele project steeds toetsmomenten in het (politie)veld te beleggen. Als neveneffect zijn vele korpsen de gekozen rasteropzet en uitwerkingen van de functies alvast gaan gebruiken bij hun regionale-/korpsontwikkelingen.

Het ziekteverzuim is sinds 2001 gedaald. Het landelijke percentage lag in 2001 op 9,6% en is in 2004 gedaald tot 6,6%. Hiermee is de gestelde streefwaarde voor 2006 van 7,4% gehaald.

Het College van bestuur van de Politieacademie (PA, voorheen Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (LSOP)) heeft het Plan van Aanpak bedrijfsvoering PA in 2004 geïmplementeerd. Daarmee zijn de noodzakelijke maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering af te stemmen op een instroomcapaciteit van 2000 aspiranten per jaar conform het convenant BZK-Justitie-PA. Het afstemmen van de instroomcapaciteit op 2000 aspiranten per jaar gaat gepaard met zogenoemde frictiekosten. In het convenant zijn sluitende afspraken gemaakt over de vergoeding door BZK, korpsen en de PA.

Alle korpsen toetsen conform de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie of bewapende politieambtenaren voldoende geoefend zijn om geweldsmiddelen te dragen. Met behulp van het in ontwikkeling zijnde capaciteitsmanagementsysteem verbetert de inzet van de politie en wordt er beter aangesloten op de behoefte. Er is een handboek Optimalisatie Capaciteitsmanagement voor de korpsen ontwikkeld en er is voorlichtingsmateriaal gekomen dat in de korpsen discussie losmaakt over adequate inzet van het personeel enerzijds en de zorg voor arbeid- en rustijden anderzijds. Tevens is een brochure ontwikkeld die ziet op de toepassing van de Arbeidstijdenwet binnen de sector politie.

Door de vorming van de Nationale Recherche als dienst van het KLPD en de bovenregionale rechercheteams bij een zestal centrumkorpsen bleek de behoefte te bestaan aan uniformering en standaardisatie van rechtspositionele regelgeving. Voor de Nationale Recherche is, op basis van een inventarisatie, in de vorm van een projectorganisatie nagegaan welke rechtspositionele regelgeving er bij de «oude» kernteams gold en in hoeverre deze geconverteerd moest worden naar de regelgeving van het KLPD.

BELEIDSARTIKEL 3. RAMPENBEHEERSING EN BRANDWEER

1. Algemene beleidsdoelstelling

Bevorderen dat de rampenbeheersing en de brandweer op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau zijn.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
3.3Evaluatie Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallenOktober 2003April 2004Gereed1
 Evaluatie Besluit bedrijfsbrandwerenAugustus 2004Maart 2005In uitvoering2

1 De evaluatie heeft geleid tot de aanbeveling de regeling meer het karakter van een kaderwet te geven, met als uitgangspunt een evenwicht tussen beheersbaarheid, rechtszekerheid en flexibiliteit. De uitkomst van de evaluatie zal, samen met het advies dat de Commissie tegemoetkoming bij rampen en calamiteiten (CTRC) heeft uitgebracht, in 2005 leiden tot een kabinetsstandpunt tegemoetkoming bij rampen.

2 De voorbereiding van het onderzoek, i.c. het opstellen van een zg. startnotitie heeft meer tijd gevergd, waardoor de feitelijke start (voorzien in januari 2004) is opgeschoven. Gelet op de kwaliteitsaspecten van het onderzoek, is de verwachting dat de doorlooptijd langer zal zijn.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
3. Rampenbeheersing en brandweerRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen119 349133 676163 131142 559165 042137 46227 580
        
Uitgaven120 093133 321159 965146 350156 629138 85417 775
3.1Apparaat9 67210 81212 31911 41910 6429 843799
3.2Ondersteuning brandweer20 49518 3569 22710 25710 5477 8042 743
3.3Ondersteuning partners in rampenbestrijding89 926104 153138 419124 674135 440121 20714 233
        
Ontvangsten8302 5571 2428013 3082503 058

Financiële toelichting

Operationele doelstelling 2

Het verschil van € 2,8 mln. tussen stand ontwerpbegroting en realisatie wordt veroorzaakt door diverse mutaties die zijn gemeld bij de 1e en 2e suppletore wet begroting 2004. Zo is een intertemporele compensatie toegepast van € 0,8 mln. ten behoeve activiteiten van het Nibra. Daarnaast hebben reallocaties (totaal € 2,1 mln.) plaatsgevonden vanuit artikelonderdeel 3.3, onder andere vanwege het project veiligheidsregio's en heeft een overboeking van € 0,2 mln. vanuit een het ministerie van VROM plaatsgevonden ten behoeve een opleidingstraject voor brandweerpersoneel in het kader van het Vuurwerkbesluit. De beschikbare middelen zijn vrijwel compleet uitgeput.

Operationele doelstelling 3

Het verschil van € 14,3 mln. tussen stand ontwerpbegroting en realisatie wordt vooral veroorzaakt door mutaties die zijn toegepast bij de 1e en 2e suppletore wet begroting 2004. Er is € 8,9 mln. als eindejaarsmarge toegevoegd ten behoeve van NBC-terrorisme, € 0,5 mln. is als eindejaarsmarge toegevoegd voor vergroten veiligheidsbewustzijn, € 5,5 mln. is toegevoegd voor de afwikkeling van schadeclaims in het kader van de WTS, € 1,5 mln. is als overboeking vanuit het ministerie van V&W toegevoegd voor activiteiten in het kader van de Westerscheldetunnel en € 5,4 mln. is toegevoegd voor activiteiten in het kader van het beleidsplan Crisisbeheersing. Van de beschikbare middelen is € 4,8 mln. aangemeld voor de eindejaarsmarge. Hiervan was € 3,5 mln. bestemd voor de publiekscampagne alertering en € 1,3 mln. voor andere activiteiten in het kader van het beleidsplan crisisbeheersing. Daarnaast is € 0,3 mln. niet tot uitputting gekomen bij de aanschaf van randapparatuur als uitvloeisel van het project C2000. De overige onderuitputting is ingezet voor het oplossen van financiële knelpunten binnen andere onderdelen van het directoraat-generaal Veiligheid.

Verplichtingen

Als gevolg van beleidsmatige herschikking in opbouw van de begroting 2005 van de beleidsartikelen 3 (vervallen) en 4 naar met name de artikelen 15 (Crisis en rampenbeheersing) en 16 (Brandweer en GHOR), is het bij de daartoe noodzakelijke conversie in het financiële systeem van BZK eind 2004 noodzakelijk gebleken om een aantal bestaande verplichtingen af te boeken en op een andere plaats opnieuw aan te maken. Dit legt een extra beslag op de verplichtingenruimte die bij de begroting niet kon worden voorzien. Dit heeft geen nadere kaseffecten.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer
•De ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor de brandweerJa
•De omschakeling van ranggericht naar functiegericht opleidenGedeeltelijk
•De standaardisatie van de selectie-eisen voor repressieve brandweerfunctiesNee
•Campagne voldoende beschikbaarheid van brandweerpersoneel, met name v.w.b. vrouwen en allochtonenJa
•Het imago van de brandweer verbeterenJa
  
Operationele doelstelling 3: Verbeteren van het prestatievermogen van de partners in de rampenbestrijding
•De beschikbaarheid binnen iedere regio van bestuurlijk vastgestelde beheersplannen rampenbestrijdingGedeeltelijk
•De beheersorganisatie van de documentatie rampenbestrijding is operationeelGedeeltelijk
•De actualisatie van de rampenplannen en rampenbestrijdingsplannenGedeeltelijk
•Er is een integrale visie ten aanzien van de operationele informatievoorzieningNee
•Een verdere professionalisering van het opleiden en oefenenGedeeltelijk
•De voorbereiding op de invoering van de veiligheidsregioGedeeltelijk
•Een kwaliteitsverbetering binnen de GHOR-regio'sGedeeltelijk
•De risicokaart is geïmplementeerd en in gebruikGedeeltelijk
•Een versterkt veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en openbare instellingenGedeeltelijk
•De rol van zelfredzaamheid en hulpverlening is in regelgeving geborgdGedeeltelijk
•De voorbereiding op aanslagen met gevaarlijke NBC-stoffenJa
•Een versterking van de internationale samenwerkingJa
•Een internationaal inzetbare voorziening is operationeelJa
•Een landelijke faciliteit ten behoeve van de rampenbestrijding is in voorbereidingJa

NB: Bij de bepaling van de onderwerpen die in bovenstaande tabel en de toelichting zijn opgenomen, heeft niet het budgettaire beslag, maar de politieke relevantie van het onderwerp een rol gespeeld.

3. Operationele doelstellingen

In onderstaande toelichting zijn vanwege het kwalitatieve karakter van de prestatie-indicatoren geen overzichten opgenomen met prestatie-indicatoren.

Operationele doelstelling 2: Verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer

De Tweede Kamer is op 9 november 2004 akkoord gegaan met de beleidsvoornemens kwaliteit brandweerpersoneel, als samenhangend kwaliteitssysteem voor de brandweerzorg die de VNG samen met de NVBR heeft ontwikkeld. Het resultaat is beschreven in een Handboek Kwaliteitszorg Brandweer. Uitgangspunt van dit kwaliteitszorgsysteem is het INK-managementmodel. Eind 2004 zijn de voorbereidingen voor de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem bij de brandweer van start gegaan. BZK heeft, zowel bij de ontwikkeling van het systeem, als bij de voorbereidingen van de implementatie, een stimulerende en faciliterende rol. In 2005 wordt met de implementatie een aanvang gemaakt.

Daarnaast zijn diverse activiteiten ten behoeve van het kwaliteitssysteem ondernomen, zoals onder andere de ontwikkeling van een bijscholingscursus bevelvoerders, de actualisering van de Leidraad Oefenen en de medefinanciering van en deelname aan het project vernieuwing brandweeronderwijs.

De laatste fase van het project Competentiegericht opleiden op officiersniveau is in 2004 van start gegaan. De eerste functiegerichte officiersopleiding zal in september 2005 tot uitvoering komen. De Tweede Kamer heeft ingestemd met een fundamentele wijziging van het systeem kwaliteit brandweerpersoneel. Een wijziging van het Besluit brandweerpersoneel is noodzakelijk om tot functiegerichte opleiding over te gaan. In 2005 wordt daarmee een begin gemaakt.

De standaardisatie van de selectie-eisen maakt onlosmakelijk deel uit van het beleid ten aanzien van kwaliteit brandweerpersoneel. Het beleid ten aanzien van kwaliteit brandweerpersoneel is, nadat overeenstemming was bereikt met de partners over de verantwoordelijkheidsverdeling, eind 2004 door de Tweede Kamer akkoord bevonden. In het nieuwe Besluit brandweerpersoneel en de daaruit voortvloeiende nadere regelgeving zullen hierover bepalingen worden opgenomen.

De landelijke campagne voor het werven van vrouwelijke vrijwilligers is volgens plan beëindigd. Het mede door het Europees sociaal fonds ondersteund project om 24 beroepsbrandweervrouwen aan te stellen heeft met de aanstelling van 27 beroepsbrandweervrouwen de doelstelling behaald. Het zelfstandig bestaand en door BZK initieel gesubsidieerde netwerk brandweervrouwen is omgevormd tot een netwerk diversiteit, vallend onder de paraplu van de NVBR.

In 2004 is een brandweermonitor gehouden in vijf regio«s naar het functioneren van de brandweer. Het totaalbeeld laat zien dat het imago van de brandweer sterk is, zowel bij burgers, bestuurders als bedrijfsleven. Om ook goed in te kunnen spelen op veranderende maatschappelijke ontwikkelingen zal de brandweer, volgens het onderzoek, in de komende jaren aan vier punten extra aandacht moeten besteden: de relatie met het bevoegd gezag, bezinning op kerntaken, actievere voorlichting en een intensiever handhavingsbeleid. Daarnaast zijn er in 2004 door de NVBR, met subsidie van BZK, advertentiecampagnes gevoerd gericht op pas afgestudeerden van middelbare scholen en beroepsopleidingen om de veelzijdige baan bij de brandweer te promoten.

Operationele doelstelling 3: Verbeteren van het prestatievermogen van de partners in de rampenbestrijding

Door middel van multidisciplinaire opgezette opleidingen en oefeningen is ervoor gezorgd dat de parate diensten als brandweer, de geneeskundige (hulp)diensten, de politie en gemeenschappelijke diensten zich de juiste kennis en vaardigheden kunnen eigen maken. De producten van het project effectief oefenen, zoals een helpdesk oefenen, het beheer van een oefenbank, de verbeterde formats voor oefenen, zijn in beheer gegeven bij het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra). Hiermee wordt een steunpunt gevormd voor concrete ondersteuning aan de regio's op het terrein van (multidisciplinair) oefenen.

Om te komen tot een integrale visie ten aanzien van de operationele informatievoorziening binnen de rampenbestrijding, is begin 2004 de Advies Commissie Informatievoorziening Rampenbestrijding (ACIR) ingesteld. Deze commissie heeft tot taak de minister te adviseren over het beleid met betrekking tot de informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding en het stellen van prioriteiten ten aanzien van de daarbij te nemen stappen. Naar verwachting zal de commissie in maart 2005 haar advies uitbrengen.

In april 2004 is het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin is op hoofdlijnen de inrichting van de veiligheidsregio beschreven. Vervolgens is een project opgestart voor de nadere uitwerking van die hoofdlijnen en de implementatie daarvan. De implementatie zal naar verwachting in 2006 gereed zijn. De ontwikkeling met betrekking tot een nieuwe verdeelsystematiek van de Rijksbijdrage voor de rampenbestrijding is hier mede van afhankelijk.

Binnen de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) wordt gewerkt aan de kwaliteit van de ketenprocessen. Een eerste aanzet daartoe is gegeven met de invoering van het HKZ-schema voor de GHOR-bureaus (HKZ staat voor harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgketen, welke voor certificering van de kwaliteit in de zorg wordt toegepast). In samenwerking met de GHOR-organisaties is door de Stichting HKZ een certificatieschema voor de GHOR ontwikkeld.

Op basis van de samenwerking van BZK met VROM, de VNG en het IPO, is het model risicokaart beschikbaar gekomen. Vervolgens zijn in 2004 de provincies gestart met de productie van de risicokaart. Volgens planning zijn alle risicokaarten medio 2006 volledig en beschikbaar. Deze, via het Internet voor de burger toegankelijke, risicokaarten geven de in de provincies en gemeenten aanwezige risico's weer.

Het versterken van het veiligheidsbewustzijn is een meerjarig traject. De campagne «Brandveiligheid thuis» is uitgevoerd als onderdeel van het Nationaal Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid. Ook het bedrijfsleven is met diverse activiteiten (o.a. de brandpreventieweek) bereikt. Een verkenning van het niveau van «veiligheidsbewustzijn» (huidig niveau versus ambities) is nog in uitvoering.

Er zijn verschillende zaken gerealiseerd om de voorbereiding op aanslagen met nucleaire, biologische en chemische (NBC) middelen te verbeteren. Een NBC-handboek voor hulpverleners is verschenen. Cursussen voor Officieren van Dienst zijn in 2004 gestart en zullen in 2005 onverminderd doorgaan.

Er zijn convenanten gesloten met 6 zogenaamde NBC-steunpuntregio's. Extra materiaal is aangeschaft, zoals beschermende kleding en detectiemiddelen. Naast extra materiaal volgen de steunpuntregio's extra opleidingen en trainingen.

Het EU voorzitterschap heeft in 2004 met betrekking tot de internationale samenwerking op het terrein van de rampenbestrijding prioriteit gehad en heeft geleid tot een versterking van de internationale samenwerking. De inspanningen van het Nederlands voorzitterschap ten aanzien van Civil Protection hebben geleid tot het onderdeel «Interne Crisisbeheersing» van het door de Europese Raad vastgestelde Haagse JBZ Meerjarenprogramma met betrekking tot terroristische aanvallen.

De internationaal inzetbare eenheid (USAR) is nu een jaar operationeel. Om de operationaliteit te kunnen waarborgen, is een kwaliteitsborgingsysteem ontwikkeld, waarin de gehele systematiek van beheer en instandhouding is vastgelegd. In 2004 is ook de medische component binnen het USAR-team daadwerkelijk vormgegeven en opgenomen in organisatie. Daarmee is het USAR-team volledig ingericht en voorbereid op haar taak om, binnen de vastgestelde kaders, te kunnen functioneren en ingezet te worden. In 2004 is het team voor de eerste keer ingezet in verband met de aardbeving in Marokko.

Naar verwachting wordt de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) met ingang van 1 januari 2006 een baten-lastendienst. De systemen ten behoeve van een dergelijke dienst zijn in 2004 ingericht en uitgetest om in 2005 invulling te geven aan een jaar proefdraaien.

BELEIDSARTIKEL 4. PARTNERS IN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren c.q. optimaliseren van het functioneren van en de samenwerking tussen de partners in veiligheid (politie, Marechaussee, brandweer, ambulancediensten, Krijgsmacht, centrale overheid, gemeenten en bedrijven), opdat zij de openbare orde kunnen handhaven en de veiligheid in Nederland kunnen verhogen.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
4.2Veiligheidsrapportage 2004maart 2003september 2004Gereed1
 Evaluatie stelsel Bewaking en Beveiligingdecember 2004juni 2005Niet uitgevoerd2

1 Veiligheidsrapportage is uitgebracht; kamerstuk 2004–2005, 28 684 nr. 43 (18 november 2004)

2 Deze evaluatie zal niet meer plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van het ministerie van BZK. Het stelsel Bewaking en Beveiliging is namelijk per 1 januari 2005 ondergebracht bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (ministerie van Justitie).

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4. Partners in veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen46 668102 836200 833248 387318 157222 13096 027
        
Uitgaven100 488133 614247 351256 674298 876257 30541 571
4.1Apparaat3 1473 5058 7957 14410 5226 6973 825
4.2Integraal veiligheid  49 0356 7385 9644 9541 010
4.3ICT-infrastructuur40 55148 77495 50781 44584 99076 1168 874
4.4Netwerk C200056 79081 33594 014144 647195 238166 68328 555
4.5Projecten   16 7002 1622 855– 693
4.6Internationale samenwerking    
        
Ontvangsten  4 3125 0817 06607 066

Financiële toelichting

Een deel van de verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 kan verklaard worden door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:

• Eenheid Bewaken en Beveiligen ad € 1,5 mln. (4.1)

• loon- en prijscompensatie (tranche 2004) ad € 2,2 mln. (4.1, 4.3.)

• project Vitaal ad € 1,2 mln. (4.2)

• aflossing lening radiobediensystemen door ITO ad € 45,4 mln. (4.4)

• bijdrage Politie (€ 15,3 mln.), Defensie (€ 1,4 mln.) en VWS (€ 3,2 mln.) voor de centrale en decentrale exploitatiekosten C2000 (4.4)

• aanmelding eindejaarsmarge 2004 C2000 ad € 10 mln.(4.4)

• correctie verplichtingenplafond 2004 ad € 38,6 mln. (4.4)

• bijdrage VWS ad € 0,175 mln. ten behoeve van het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg CRN (4.5)

De overige verschillen kunnen verklaard worden aan de hand van de realisatie bij Slotwet 2004:

• de instroom bij de Nederlandse politie van voormalig defensiepersoneel is versneld ten opzichte van de oorspronkelijke planning. Het bedrag van € 10,8 mln. is beschikbaar gesteld aan Politie vanuit de onderuitputting bij C2000 (2.1/4.4)

• er heeft een voorschotbetaling ad € 9,4 mln. aan de Regieraad plaatsgevonden. De compensatie hiervoor vindt plaats op art. 4.4 C2000 (4.3/4.4)

De ontvangsten ad € 7 mln. zijn als volgt opgebouwd: € 1,2 mln. CRN/Volendam; € 1,0 mln. Jeugd en Veiligheid (gemeenten); € 4,4 mln. C2000 en € 0,4 overig.

Verplichtingen

Als gevolg van beleidsmatige herschikking in opbouw van de begroting 2005 van de beleidsartikelen 3 (vervallen) en 4 naar met name de artikelen 15 (Crisis en rampenbeheersing) en 16 (Brandweer en GHOR), is het bij de daartoe noodzakelijke conversie in het financiële systeem van BZK eind 2004 noodzakelijk gebleken om een aantal bestaande verplichtingen af te boeken en op een andere plaats opnieuw aan te maken. Dit legt een extra beslag op de verplichtingenruimte die bij de begroting niet kon worden voorzien. Dit heeft geen nadere kaseffecten.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2.1 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid
•Meten van de aanvullende afspraken, die met de G30 zijn gemaakt op het terrein van veiligheid (via voortgangsrapportage van het Veiligheidsbeleid)Gedeeltelijk
•Verder invulling geven aan de maatregelen zoals die in het Veiligheidsprogramma zijn verwoord, waaronder versterking van de bestuurlijke handhavingGedeeltelijk
•Naast de G30 worden ook met de overige gemeenten afspraken gemaakt om Nederland concreet veiliger te makenNee
•Oprichting Centrum voor criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) met als doel het ondersteunen van gemeenten en private partijen bij het implementeren van integraal veiligheidsbeleid en van criminaliteitspreventieJa
•Uitbrengen Jaarrapportage Veiligheid (JVR)Ja
•In samenwerking met Justitie opnieuw uitbrengen van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI)Gedeeltelijk
•Bevordering versterking samenhang en samenwerking met betrekking tot het Integraal VeiligheidsbeleidJa
  
Operationele doelstelling 2.2 Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandverlening en crisisbeheersing
•Invoering van nieuw meldingenbeheersysteem en verbetering van het informatie- en documentatiesysteemJa
•24-uurs openstelling, waardoor het NCC onder alle omstandigheden alert op gebeurtenissen kan reageren en de vereiste sturing en afstemming van de te nemen maatregelen direct ter hand kan nemenJa
•Gestalte geven aan het integrale crisisbeheersingsbeleidJa
•Afronding inzicht verschaffen in de kwetsbaarheid van vitale producten en diensten en de omvang en effectiviteit van reeds getroffen beschermingsmaatregelen van de Nederlandse infrastructuurGedeeltelijk
•Voorbereiding op crises door het opleiden en oefenen van betrokkenen (ambtenaren en ministers)Ja
  
Operationele doelstelling 3 Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur
•Ontwikkeling gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld voor de OOV-partnersJa
•Bijdragen aan de bekostiging, monitoring en sturing van de uitvoering van het ICT-bestek PolitieJa
•Organiseren en faciliteren van een Adviescommissie ICT Rampenbestrijding (ACIR)Ja
•Afronding invoering van GMS in de meldkamers van de OOV sectorGedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 4 Realiseren van het netwerk C2000
•Afronding laatste werkzaamheden van het project C2000Gedeeltelijk
•Realiseren eenduidige aansturing project C2000Ja
•Starten intensief bestuurlijk informatietraject, waarin met regionale bestuurders overleg wordt gevoerd over de specifieke zorgpunten uit de regio, waaronder dekking van het netwerkJa
•Overgaan project C2000 van projectfase naar beheerfaseGedeeltelijk
•Verzending eindrapportage naar Tweede Kamer na afronding projectGedeeltelijk
Operationele doelstelling 5 Realiseren van multidisciplinaire projecten
•CFA II Volendam: maximale hulp en ondersteuning bieden door het CRN aan de slachtoffers en hun naasten bij het opbouwen van een eigen bestaanJa
•Co-lokatie Meldkamers: voor iedere veiligheidsregio het naar één locatie brengen en samenvoegen van de meldkamers van de politie, brandweer en ambulancedienstenGedeeltelijk
•Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC): coördinatie van de operationele ondersteuning van de diverse disciplines bij grootschalige rampen en evenementen en de advisering hieromtrent aan het NCC en de regio'sJa

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2.1 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 31-12-2004Gerealiseerd per 31-12-2004
Uitbrengen van een Jaarrapportage Veiligheid met meting van de effecten van het Veiligheidsprogramma011
Uitbrengen van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI).011

In het kader van het Veiligheidsprogramma vindt de verantwoording over de aanvullende afspraken die met de dertig grote steden (G30) zijn gemaakt ten behoeve van 2004 medio 2005 plaats. Deze afspraken gelden als opmaat voor de nieuwe convenantperiode 2005–2009 (GSB III). In het kader van GSB III worden afspraken gemaakt met de G30 over de aanpak van veelplegers, overlast, huiselijk geweld en risicogebieden.

Er worden naast de G30 met de overige gemeenten afspraken gemaakt om Nederland concreet veiliger te maken. Er is gestart met het Project Veilige Gemeenten dat zich richt op versterking van de regierol van middelgrote en kleinere gemeenten in het kader van het lokaal integraal veiligheidsbeleid waaronder het verhogen van de prestaties van gemeenten op het terrein van veiligheid.

In oktober 2004 is de Jaarrapportage Veiligheid 2004 (JRV) verschenen. De JRV geeft een overzicht van de recente metingen van de zeven outcome indicatoren van het Veiligheidsprogramma en deze gegevens geven aan hoe het met de veiligheid in Nederland is gesteld. In het najaar 2004 is een breder onderzoek gestart, waarin ook enkele andere vormen van criminaliteit bij verschillende sectoren van het bedrijfsleven zijn onderzocht. Dit onderzoek – de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) – heeft in december 2004 een conceptrapport opgeleverd. Voor de Jaarrapportage Veiligheid 2004 geldt dat de meting hiervan voor de meeste onderzoeken heeft plaatsgevonden in 2004, en dat de cijfers betrekking hebben op het jaar 2003.

In 2004 is een onderzoek Diefstal Detailhandel afgerond, daarnaast is er eind 2004 een conceptrapportage Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven beschikbaar gekomen. Bovenstaande onderzoeken bouwen een meerjarig consistent beeld op van de veiligheidssituatie in Nederland.

Aanvullend op deze onderzoeken worden maatregelen in gang gezet met behulp van het Actieplan Veilig Ondernemen en wordt in het publiek private samenwerkingsverband (PPS) aan samenhang in samenwerking gewerkt. Waar mogelijk wordt het CCV ingezet voor de uitvoering en verbetering (implementatie, communicatie) van keurmerken, bijvoorbeeld Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). De deelname aan het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) voorziet in een inbedding op hoog bestuurlijk niveau hiervan.

Operationele doelstelling 2.2 Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandverlening en crisisbeheersing

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 31-12-2004Gerealiseerd per 31-12-2004
Oplevering nieuw Meldingenbeheersysteem (MBS)011
Aanpassing Handboek Crisisbesluitvorming010
Rapport Bescherming Vitale Infrastructuur011
Interdepartementaal opleidingsplan010
Jaarlijkse oefening interdepartementaalbeleidsteam011
Jaarlijkse internationale oefening crisismanagement (civiel-militair)011

Er is in 2004 een nieuwe directie Crisisbeheersing opgericht. Binnen deze directie zijn nu alle aspecten van crisisbeheersing, zowel nationaal als decentraal, belegd. De uitvoering van de actiepunten uit het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007, opgesteld in samenwerking met de bij crisisbeheersing betrokken partijen binnen zowel de overheid als het bedrijfsleven, behoort daarbij tot de prioriteiten.

Daarnaast zijn ten aanzien van optimale coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en crisisbeheersing de volgende concrete resultaten bereikt:

• De vormgeving van het landelijk operationeel coördinatiecentrum (LOCC) als operationeel voorportaal voor het Nationaal Coördinatie Centrum (NCC).

• De oprichting van het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie.

• De afronding van de geplande kwaliteitsaudits bij een groot deel van de Departementale Crisiscentra

• De «bouw» van een alerteringssysteem voor crisisbeheersing, in eerste aanleg toegespitst op terrorisme.

• Er zijn afspraken gemaakt om binnen de Europese Unie te komen tot een samenhangend systeem van crisismanagement, bedoeld om de coördinatie bij grensoverschrijdende crises te regelen.

• Opdracht is verleend voor de realisatie van een besloten netwerk voor de communicatie tussen departementen en provincies

Het projectbureau Vitaal heeft de werkzaamheden eind 2004 afgerond en vervolgens is verdere implementatie van de maatregelen structureel belegd bij de directie Crisisbeheersing. Voor het einde van het tweede kwartaal 2005 wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd, inclusief een overzicht van een samenhangend pakket aan getroffen c.q. te treffen maatregelen. Verdere implementatie van de maatregelen vindt plaats door het programma bureau Nationale Veiligheid.

In 2004 zijn verschillende oefeningen gehouden, waaronder een ministeriële oefening ter voorbereiding op het EU-voorzitterschap, de voorbereiding en uitvoering van een internationale civiel-militaire oefening. Als gevolg van reorganisatie DGV en vorming nieuwe directie Crisisbeheersing, gevolgd door herverdeling van taken, inclusief de verantwoordelijkheid voor het Handboek Crisisbesluitvorming is in 2004 het handboek Crisisbesluitvorming niet aangepast. Dit wordt in 2005 uitgevoerd.

Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 31-12-2004Gerealiseerd per 31-12-2004
Beschikbaarheid 1-1-2 netwerk.95%99,8%99,9%
Aantal verzorgingsgebieden met een gemeenschappelijk rekencentrum voor de inliggende politieregio's.031
Aantal gemeenschappelijke informatiesystemen voor de Nederlandse Politie. 264 (ontwikkeld) en 5 (geïmplementeerd)
Wettelijke basis voor een publiekrechtelijke samenwerkingsvoorziening ICT-politie.wetsvoorstel aangeboden aan de TKvastgelegde wetswijzigingwetsvoorstel besproken met de TK
Projectplan ICT-raad Rampenbestrijding (inclusief financieel plan).010
Aantal meldkamers van de BAP-diensten die voorzien zijn van een Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS).262726

In 2004 werd overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de toegangsfunctie voor het datacommunicatienetwerk voor de politie (nutsvoorziening). De bedoeling is dit netwerk tevens toegankelijk te maken voor de andere OOV-diensten (brandweer, GHOR en ambulancediensten) en relevante OOV-partners (Provincies).

Op basis van kwartaalrapportages en het jaarplan van CIP en ISC zijn, conform de bijdrageregeling, de noodzakelijke middelen ter beschikking gesteld en is de inzet van deze middelen voor de uitvoering van het ICT-bestek gevolgd. Middels regulier overleg in Regieraad ICT vindt monitoring en sturing plaats.

Met betrekking tot de beschikbaarheid van het 1-1-2 netwerk is de streefwaarde voor 2004 gehaald, wat blijkt uit de maandelijkse rapportages van het netwerkbeheerssysteem van ITO te Driebergen.

Met uitzondering van de discipline politie in de regio Amsterdam Amstelland is in alle meldkamers in Nederland GMS in de loop van 2004 geïmplementeerd. De gegevens over GMS zijn terug te vinden in de Voortgangsrapportage oktober 2004 (Kamerstuk 2004–2005, 25 124 nr.39) die aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Het verzorgingsgebied ISC-Zuid (samenwerkingsverband op ICT-gebied) is in gebruik genomen door de zes zuidelijke politieregio's. De realisatie van de overige verzorgingsgebieden heeft vertraging opgelopen. Er is gebleken dat de inrichting van ISC-Zuid niet kon worden gekopieerd naar de overige verzorgingsgebieden. Deze worden nu afzonderlijk ingericht.

Operationele doelstelling 4 Realiseren van het netwerk C2000

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 31-12-2004Gerealiseerd per 31-12-2004
Opstelpunten netwerk C2000335385385
Aangesloten meldkamers op C2000 netwerk262727

De hoofddoelstelling dat op 31 december 2004 het merendeel van de regio's operationeel gebruik maakt van C2000 is gehaald. Begin december 2004 werkten 14 regio's en de KMar met C2000. In 2004 is het totale aantal opstelpunten (385) opgeleverd. Uit metingen blijkt dat nog niet geheel voldaan kan worden aan de garantie die door BZK aan gebruikers was afgegeven over de buitenhuisdekking. Om deze garantie volledig te kunnen geven moesten aanvullende maatregelen worden getroffen. De inventarisatie daarvan heeft in september 2004 zijn beslag gekregen en heeft geleid tot de uitkomst dat nog ten minste 38 opstelpunten moeten worden bijgebouwd. De realisatie daarvan loopt door tot medio 2005.

De oprichting van een Projectdirectie C2000 heeft ervoor gezorgd dat het Project C2000 onder eenduidige aansturing werd gebracht waarmee de besluitvorming helder en transparant plaatsvond en doelstellingen en risico's beter gemonitord werden.

De intensivering van het bestuurlijk committment bij C2000 heeft haar vruchten afgeworpen door regelmatig overleg te voeren in de verschillende gremia (het Strategisch Bestuurlijk Overleg, het Operationeel Bestuurlijk Overleg en het Landelijk Overleg Regionale Projectleiders). Vastgesteld wordt dat met de nog op orde te brengen radiodekking en de geplande migratie van een 11-tal regio's naar C2000 in 2005 het moment waarop C2000 overgaat van projectfase naar beheersfase nog niet is bereikt. De Projectdirectie C2000 blijft om die reden voortbestaan tot alle regio's operationeel gebruik maken van C2000.

Met betrekking tot de Eindevaluatie is met de Tweede Kamer afgesproken dat dit eind 2005 beschikbaar zal zijn. Dit is in de Voortgangsrapportage van oktober (Kamerstuk 2004–2005 nr. 39) vermeld.

Operationele doelstelling 5 Realiseren van multidisciplinaire projecten

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 31-12-2004Gerealiseerd per 31-12-2004
Realiseren van 25 gecolokeerde meldkamers172222

Alle regio's, met uitzondering van de regio's Groningen, Kennemerland en Amsterdam-Amstelland, zijn geco-lokeerd. In de regio's Groningen en Kennemerland zijn, als gevolg van de nog niet gerealiseerde nieuwbouw, tijdelijk technische maatregelen (TTM) getroffen waardoor beide regio's wel geco-lokeerd werken maar de disciplines zich nog niet fysiek bij elkaar in hetzelfde gebouw bevinden. Met de regio Amsterdam-Amstelland zijn gesprekken gevoerd op welk moment deze regio gaat co-lokeren.

BELEIDSARTIKEL 5 NATIONALE VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De algemene inlichtingen en veiligheidsdienst bevordert de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) en de wet veiligheidsonderzoeken (WVO). Voorts verricht de AIVD beveiligingsbevorderende activiteiten, voert hij met het oog hierop veiligheidsonderzoeken uit en heeft de AIVD een inlichtingstaak betreffende het buitenland.

2. Budgettaire gevolgen van het beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5. Nationale veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen50 39860 16971 31776 82988 56981 5507 019
        
Uitgaven50 15259 41267 36579 21988 12381 5506 573
5.1Apparaat48 26457 47765 38176 21585 07278 4776 595
5.2Geheime uitgaven1 8881 9351 9843 0043 0513 073– 22
        
Ontvangsten1 4292 1831 10681770891617

Financiële toelichting

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en de realisatie bedraagt € 6,6 mln.. Dit betreft de volgende posten, waarvoor bij 1e en 2e suppletore begrotingswet mutaties op de ontwerpbegroting hebben plaats gevonden:

• € 2,3 mln. voor extra uitgaven in verband met terrorismebestrijding (waarvan € 0,8 mln. vanuit de kabinetsmaatregelen na de aanslag in Madrid en € 1,5 mln. vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);

• € 0,7 mln. voor onderzoek naar de vervanging van het Document managementsysteem (vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);

• € 0,7 mln. voor extra inzet en uitgaven in verband met het EU-voorzitterschap;

• € 10,0 mln., waarvan € 8,8 mln. doorgeschoven naar 2007, voor investeringen in nieuwe huisvesting (via de RGD afkomstig van de huidige huurder van de nieuwe locatie) en € 0,3 mln. zijnde een korting op het huisvestingsbudget;

• € 0,3 mln. ter gedeeltelijke compensatie van de eerder opgelegde taakstelling voor Externe inhuur (vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);

• € 0,6 mln. voor extra uitgaven voor huisvesting, gecompenseerd door een extra ontvangst van gelijke omvang (betreft een BTW-verrekening met de Rijksgebouwendienst en enkele overige facilitaire verrekeningen);

• € 1,0 mln. voor prijs- en loonbijstelling;

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat.Ja
Werkterrein 2: VeiligheidsonderzoekenJa
Werkterrein 3: BeveiligingsbevorderingJa
Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landenJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Naast de apparaatdoelstelling wordt de beleidsdoelstelling van de AIVD in het jaarverslag niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel worden per werkterrein de verrichte activiteiten en de resultaten nader benoemd. De aanslagen in Madrid hebben een omvangrijke herprioritering veroorzaakt, die binnen alle werkterreinen in meer of mindere mate een effect heeft gehad.

A. Apparaat
OmschrijvingBegrotingRealisatie
Personele bezetting890 fte880 fte

• Binnen de AIVD is vorm gegeven aan het INK-model, is de informatiehuishouding verbeterd, is aandacht besteed aan de wensen van de externe omgeving en is een effectief Management Control Systeem opgezet

• Het kwaliteitsbeleid volgens INK normen heeft vorm gekregen bij interne evaluaties alsmede bij de uitgevoerde evaluatieonderzoeken. Het INK model wordt steeds vaker gebruikt binnen de werkprocessen op die plaatsen waar deze een strikt planmatig karakter hebben.

• Er heeft een omgevingsonderzoek plaatsgevonden gericht op het verwachtingspatroon van de externe omgeving inzake de kwaliteit en bruikbaarheid van de AIVD producten. De verkregen inzichten worden thans projectmatig geïmplementeerd. Het overleg met ketenpartners is geïntensiveerd, met name op het operationele vlak, waarbij nieuwe samenwerkingsverbanden zijn aangegaan met ondermeer het Openbaar ministerie, de IND, het KLPD, en de MIVD.

• De informatiehuishouding is verder verbeterd. Dit betreft zowel kwantitatieve verbeteringen, c.q. een uitbreiding van de geheugencapaciteit ter verwerking van de toegenomen informatiestromen, als kwalitatieve verbeteringen op basis van de aanbevelingen van de uitgevoerde evaluaties.

• Het management control systeem is herijkt, zoveel mogelijk conform de werkwijze zoals deze BZK-breed wordt gehanteerd.

• In 2003 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan om een zogenaamde sterktezwakteanalyse te verrichten naar de wettelijke taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van de AIVD en de wijze waarop de AIVD daar in de aan verandering onderhevige praktijk mee omgaat. De sterktezwakteanalyse is in 2004 uitgevoerd door de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD.

B. Werkterreinen

Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat.

• De verantwoordelijken op het gebied van terrorisme, gewelddadig politiek activisme, radicaliseringtendensen, ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden, contra-proliferatie van massavernietigingswapens, internationale organisaties en migratie zijn adequaat geïnformeerd.

• Er is effectief samengewerkt met en ondersteuning verleend aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba.

Terrorisme

De controle op de potentiële dreigingen is vergroot. De AIVD heeft onderzoek verricht naar terrorisme en bijgedragen aan het reduceren van dreigingen door personen in de islamistisch terroristische sfeer. In vervolg op de aanslagen in Madrid is zowel het persoons- als netwerkgerichte onderzoek geïntensiveerd en is de samenwerking met andere instanties versterkt, onder meer door oprichting van de CT-infobox waarin informatie-uitwisseling tussen AIVD, Openbaar Ministerie, KLPD, MIVD en IND plaatsvindt. De AIVD heeft tijdens het EU voorzitterschap samenwerking tussen 29 Counter Terrorist Group diensten geïnitieerd op de onderwerpen rekrutering en radicalisering. Hierdoor is het inzicht in deze fenomenen verscherpt, met name wat de reikwijdte ervan binnen Europa betreft. Er is specifiek gekeken naar plaatsen waar rekrutering plaatsvindt, zoals moskeeën, scholen, gevangenissen en het Internet. Het bureau van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) is in 2004 tot stand gekomen. Met de komst van de NCTb is er een belangrijke afnemer van informatie bij gekomen.

Gewelddadig politiek activisme

Het zicht op en inzicht in de verschillende rechts-extremistische groeperingen is geconsolideerd. Ontwikkelingen binnen deze groeperingen konden nauwgezet worden gevolgd. Het gewenste inzicht in ontwikkelingen op het terrein van links extremisme is verkregen. De gedevalueerde activiteit van de anti-globaliseringsbeweging heeft zich in 2004 doorgezet. Ontwikkelingen op gebied van antimilitarisme, verzet tegen het integratiebeleid en andere actieterreinen zijn gevolgd. Ook hier is een verminderde activiteit waarneembaar. Begin 2004 is een openbaar rapport over dierenrechtenactivisme verschenen. Tevens is op dit onderwerp samenwerking met KLPD/UTBT gezocht. De informatie-uitwisseling met de RID'en is geïntensiveerd.

Radicaliseringtendensen

De constatering dat rekrutering van Nederlandse jongeren, in meerderheid van allochtone afkomst, ten behoeve van de gewapende islamitische strijd in Nederland eerder een trend dan een incident is, heeft ertoe geleid dat het vraagstuk van achterblijvende integratie van bepaalde minderheden en radicaliseringtendensen hoog op de politieke agenda is gezet. Tevens is de nota Dawa en Jihad inzake diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde verschenen.

Ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden

De overstap van contra-inlichtingen naar contra-inmenging is in de werkprocessen ingebed. In samenwerking met diverse collega-diensten en nationale partners is daarnaast geïnvesteerd om de ongewenste beïnvloeding door buitenlandse mogendheden van bepaalde kwetsbare personen en groeperingen in onze samenleving zichtbaar te maken en tegen te gaan. Op het gebied van de «klassieke spionage» is veel aandacht besteed aan het creëren van bewustwording bij de zogenaamde belangendragers en is de brochure «Spionage en veiligheidsrisico's: actueel, onzichtbaar en divers» uitgebracht.

Contra-proliferatie van massavernietigingswapens

Diverse producten op het gebied van NBC-terrorisme zijn aan de orde gesteld op hoog ambtelijk of politiek niveau. Daarbij is de visie naar voren gebracht dat de kans op relatief kleinschalige aanslagen met NBC-middelen verhoudingsgewijs fors groter is dan de kans op grote aanslagen. Internationale samenwerking om proliferatie van massavernietigingswapens tegen te gaan is verder geïntensiveerd. Deze samenwerking tracht vooral de zogenaamde secundaire proliferatie – samenwerking tussen landen van zorg op het gebied van de ontwikkeling, productie en verwerving van massavernietigingswapens – zoveel mogelijk te voorkomen en te frustreren. Een belangrijk deel van de werkzaamheden vindt plaats binnen het kader van het zogenaamde Proliferation Security Initiative, onder uitbreiding van de kernlanden met Canada, Noorwegen, Singapore en Rusland. Voorts heeft de AIVD binnen de overheid aandacht gevestigd op het risico van verwerving van biologische agentia door kwaadwillenden en is een notitie opgesteld over de dreiging van NBC-aanslagen tegen de rijksoverheid zelf.

Internationale organisaties

Vanuit verschillende invalshoeken is aandacht besteed aan de veiligheid van internationale organisaties. Door een continue nauwe samenwerking met internationale partners en de Nationaal Coördinator Bewaken & Beveiligen is bijgedragen aan de adequate beveiliging van deze instellingen en aan het zoveel mogelijk onschadelijk maken van mogelijke dreigingen.

Migratie

De samenwerking met diverse ketenpartners is versterkt, m.n. met de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie. De AIVD heeft aan belangendragers informatie verstrekt over specifieke zaken die het vreemdelingenbeleid binnen ons land raken.

Samenwerking met en het verlenen van ondersteuning aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba

De samenwerking met de collega-diensten op de Antillen en Aruba is op een meer inhoudelijk niveau gebracht door de geïntensiveerde uitwisseling van kennis en expertise. De samenwerkingsrelatie tussen de diensten onderling is geformaliseerd middels een convenant.

Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken

Prestatie-indicator veiligheidsonderzoekenBasiswaardeStreefwaardeRealisatiewaarde
Door AIVD12 25514 18510 309
Door derden, onder verantw. AIVD (KMar, Politie)49 25042 37033 962

Door, op basis van de Wet Veiligheidsonderzoeken, uitvoering te geven aan veiligheidsonderzoeken, heeft de AIVD bevorderd dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waar tegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestonden. Daarvoor heeft de AIVD zelf veiligheidsonderzoeken uitgevoerd en zijn onder verantwoordelijkheid van de dienst veiligheidsonderzoeken uitgevoerd door de KMar en de politie. Bijzondere aandacht is uitgegaan naar het terugdringen van de te lange doorlooptijden bij de uitvoering van de zogenaamde A-onderzoeken. Ook is onderzoek gestart naar verschillende onderzoeksinstrumenten die daaraan kunnen bijdragen en om de kwaliteit van de veiligheidsonderzoeken te verbeteren en is de gemiddelde doorlooptijd van een veiligheidsonderzoek gedaald.

Ten opzichte van 2003 is het aantal veiligheidsonderzoeken, dat is uitgevoerd door derden onder de verantwoordelijkheid van de AIVD gedaald door een verdere stabilisering van de arbeidsmarkt. Wel is het aantal relatief arbeidsintensieve A-onderzoeken gestegen van 1863 naar 2171. In 2004 zijn vertrouwensfuncties aangewezen bij het Koninklijk Huis. Daartoe voert de AIVD A-veiligheidsonderzoeken uit en voert de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging van de KLPD, onder verantwoordelijkheid van de AIVD, minder uitgebreide KH-veiligheidsonderzoeken uit.

Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering

Het risico van aantastingen van de nationale veiligheid is beperkt door het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn beoordeeld.

De verantwoordelijke autoriteiten en instanties van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn aangemerkt, zijn ondersteund bij door hen te nemen beveiligingsmaatregelen. De reguliere activiteiten op het terrein van beveiligingsbevordering zijn uitgevoerd, zoals het instellen van onderzoek naar en het bevorderen van de beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen, gegevens en telecommunicatie. Ook is informatie verstrekt over veiligheidsrisico's, zijn fysieke beveiligingsadviezen gegeven en is gefunctioneerd als Meldpunt Integriteitaantastingen (Mepia). Als sluitstuk van beveiliging is geadviseerd over de aanwijzing van vertrouwensfuncties. Belangrijke activiteiten waren:

• Bijdragen, naar aanleiding van de invoering van het Voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst – bijzondere informatie (Vir-bi) per 1 maart 2004, aan voorlichting over en implementatie van het voorschrift en aan de totstandkoming van uitvoeringsrichtlijnen. Ook is gerelateerde regelgeving met het voorschrift in overeenstemming gebracht.

• Uitvoeren van projecten ten behoeve van de beveiliging van data op bijvoorbeeld Pc's, lap- en palmtops, telefonie en fax (mobiel en vast).

• Uitvoeren van onderzoek naar beveiliging van bijzondere informatie bij ministeries.

• Bijdragen aan beleid en uitvoering van de bescherming van de vitale infrastructuur. Vijf vitale sectoren hebben gebruikt gemaakt van het aanbod voor ondersteuning bij het maken van kwetsbaarheidanalyses.

• Afronden van een project voor het inbedden van het stelsel van Bewaken en Beveiligen in het werkproces van de AIVD. In het kader van het stelsel zijn dreigingmeldingen en -inschattingen vervaardigd. Deels hadden die betrekking op het Nederlandse EU-voorzitterschap, de Olympische Spelen en het Europees Kampioenschap voetbal. Naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh zijn belanghebbenden geïnformeerd over (mogelijke) dreigingen ten aanzien van personen en objecten. De bijdragen aan het stelsel van Bewaken en beveiligen zijn afkomstig vanuit alle werkterreinen en bestaan uit het tijdig leveren van dreiginginschattingen en dreigingmeldingen aan de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging (NCBB). In 2004 heeft de AIVD nog geen dreiging- en risicoanalyses kunnen vervaardigen zoals opgenomen in het stelsel van Bewaken en Beveiligen. Daartoe dient eerst de wet te worden gewijzigd. Naar verwachting zal dat ultimo 2005 gebeuren.

De ontwikkeling van het Handboek Integriteitonderzoek, eerder een activiteit van de AIVD, is ondergebracht bij het directoraat-generaal Management Openbare Sector. Daar wordt een kenniscentrum integriteit opgezet. Het Meldpunt Integriteitaantastingen (Mepia) is vooralsnog een AIVD-activiteit.

Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landen

Er is inzicht verworven in ontwikkelingen in andere landen die relevant zijn voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en de positie van Nederland in internationaal verband en die noodzakelijk zijn voor onze nationale veiligheid.

De Wiv 2002 bepaalt dat de AIVD in het kader van de inlichtingentaak buitenland onderzoek verricht naar onderwerpen die – in de praktijk jaarlijks – door de minister-president, in overeenstemming met de minister van BZK en van Defensie, de minister van BZ gehoord hebbende, worden aangewezen. De aanslagen in Madrid hebben een herbezinning op de uitvoering van de aangewezen onderwerpen tot gevolg gehad.

Gezien de internationale context van het huidige islamistisch terrorisme en de concrete verbindingen tussen targets op Nederlands grondgebied en personen en organisaties in het buitenland is het werkterrein nadrukkelijker in het teken komen te staan van de terrorismebestrijding in risico- en bronlanden. Andersgerichte onderdelen van de Aanwijzing Inlichtingentaak Buitenland 2004 dan terrorismebestrijding en onderzoek naar risico- en bronlanden, hebben dientengevolge minder aandacht gekregen. Tevens is er in 2004 toe besloten het aandachtspunt proliferatie sterker in een internationale context te plaatsen en daarmee onderdeel te maken van het werkterrein inlichtingen betreffende andere landen. Tot slot heeft de AIVD zich er op gericht inlichtingen te verzamelen betreffende andere landen die de regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over het buitenlandse beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen te beschikken over informatie die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is, dan wel bijdraagt aan het onderkennen van latente dreigingen voor de nationale veiligheid en het doorgronden van bestaande dreigingen.

BELEIDSARTIKEL 6. FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals ondermeer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.

Voor 2004 had het kabinet zich tot doel gesteld de kwaliteit van de interbestuurlijke samenwerking te verbeteren door medeoverheden ruimte te bieden, gezamenlijke resultaatsgerichte afspraken te maken en te komen tot een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Deze insteek is voor het kabinet leidend geweest bij het opstellen van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen met IPO en VNG. Het kabinet wil het functioneren van de gehele overheidssector verbeteren door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In de Code is opgenomen dat de bestuurlijke ordening moet voorzien in de mogelijkheid om op een adequate manier de maatschappelijk opgaven aan te pakken. Daaruit vloeit de noodzaak tot een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken voort.

BZK schept randvoorwaarden om de toegang tot het openbaar bestuur en volksvertegenwoordiging te waarborgen. De bezoldiging en de overige rechtspositionele voorzieningen dienen passend en toereikend te zijn. De personele zorg voor burgemeesters is in 2004 mede in het teken komen te staan van de voorbereiding van de invoering van de direct gekozen burgemeester. Uit de voorwaardenscheppende taak van het Rijk voor het democratisch bestel vloeit de zorg voort voor een adequaat niveau alsmede een transparant systeem van inkomsten van politieke partijen, dat past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Om dit te bereiken is in 2004 gewerkt aan een wijziging van het wettelijke stelsel van subsidiering politieke partijen.

Overzicht Beleidsevaluaties
Operationele doelstellingOnderwerpStartdatum(verwachte) einddatumStand van zaken
6.2Evaluatie dualisering gemeentebestuur en provinciesJan 2004Dec 2004De evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur is conform planning vòòr 1 januari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinetsstandpunt over de dualisering van het gemeentebestuur volgt in het eerste kwartaal van 2005. De evaluatie dualisering provincies zal in 2005 plaatsvinden.
 Interdep. beleidsvisitatie naar interdep. beleidsprocessenEind 2004Begin 2005Stand van zaken wordt bij artikel 11 toegelicht
 Jaarlijkse evaluatie financiële functieEind 2004Begin 2005Voorjaar 2005 verschijnt de eerste jaarlijkse evaluatie van de financiële functie. Het voorbereidend werk en onderzoek voor deze evaluatie heeft in 2004 plaatsgevonden. Op basis van deze evaluatie wordt bepaald op welke terreinen de financiële functie in 2005 (en later) nog versterking behoeft.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuurRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen38 052136 934109 299120 78332 54935 210– 2 661
        
Uitgaven45 470107 66393 61885 04132 16946 810–  14 641
6.1Apparaat3 3673 6002 3732 4129 9148 2221 692
6.2Inrichting en werking openbare bestuur8 80533 00514 79515 0496 04516 634– 10 589
6.3Rechtspositie arbeidsvoorwaardenbeleid en politieke ambtsdragers8 43018 56029 43421 6625 9286 345– 417
6.4Faciliteren politieke partijen24 86852 49847 01645 91810 28215 609– 5 327
        
Ontvangsten60 95049 04553 67142 3441 3781681 210

Financiële toelichting

Binnen operationele doelstelling 6.2 zijn de uitgaven lager uitgevallen dan verwacht doordat in 2004 incidenteel ruimte is ontstaan als gevolg van een aantal versnellingen op het terrein van het openbaar bestuur in voorgaande jaren. Deze ruimte is in 2004 gebruikt om een aantal knelpunten binnen de BZK-begroting op te lossen. Hierbij gaat het om de volgende onderwerpen: kiesstelsel ( € 0,4 mln., artikel 1), programma Andere Overheid (€ 5 mln., artikel 7) en veiligheid GSB III (€ 4 mln., artikel 9). Daarnaast is deze ruimte gebruikt om de kosten in 2004 voor de invoering van de gekozen burgemeester te dekken.

Bij operationele doelstelling 6.4 zijn de uitgaven lager uitgevallen dan verwacht. Dit komt doordat de verhoging van het subsidiebedrag met € 5 mln. als gevolg van het wetgevingstraject pas in 2005 ingaat (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004). De op de begroting van 2004 gereserveerde extra middelen worden dan ook pas in 2005 uitgegeven. Om deze reden is bij de tweede suppletore begrotingswet 2004 een mutatie van € 5,2 mln. op de begroting van 2004 aangebracht. Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of de Tweede Kamer is in 2004 een bedrag van ca € 10 mln. aan subsidie verstrekt.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen.
•Dualisering gemeenten om de rolverdeling tussen de gemeenteraad en college van B&W te verhelderen en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken.Deels
•Dualisering provincies om de rolverdeling tussen de provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen en de positie van provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken.Deels
•Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat.Ja
•Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling tussen gemeenten, provincies en rijk op een aantal concrete beleidsterreinen. Ja
•Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden. Ja
•Voortgang onderzoeksprogramma ketenregie als sturingsmodel voor het sociale domein. Ja
•Een goede inrichting van specifieke uitkeringen, waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn. Ja
•Voortzetting van resultaatgerichte interbestuurlijke samenwerking met IPO/provincies en VNG/gemeentenJa
•Heroverweging aanstellingswijze burgemeestersJa
  
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers
•Het zorgdragen voor de arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector.Ja
•Het verruimen van de loopbaanmogelijkheden van burgemeesters teneinde de doorstroming in het burgemeestersambt te bevorderen. Ja
•Het vergroten van de kennis en verzamelen van gegevens over het burgemeestersambt en samenstelling van de beroepsgroep met het oog op de instroom en doorstroom.Ja
  
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door de uitvoering van de wet op de subsidiering politieke partijen.
•Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van de politieke partijen. Deels

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van regelgeving op het terrein van de inrichting van de rijksoverheid, de medeoverheden en de bestuurlijke en de financiële verhoudingen.

Prestatie-indicatorenStreefwaardeRealisatie
1. Dualiseringgemeenten om de rolverdeling tussen gemeenteraad en college van B&W te verhelderen en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksverte- genwoordigend orgaan te versterken1. – Cultuuromslag tot en met 2006 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls gemeenten.Ja, onder de vlag van de vernieuwingsimpulsen zijn in 2004 voor gemeenten diverse activiteiten ondernomen ter bevordering van de duale cultuuromslag.
– Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering (via evaluatie van de relevante Gemeentewettelijke bepalingen) in 2004.Ja, de evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur is conform planning vòòr 1 januari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinetsstandpunt over de dualisering van het gemeentebestuur is op 25 februari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden.
 – Wijziging van de medebewindwetgeving in 2004Nee, de behandeling van het wetsvoorstel neemt meer tijd in beslag dan voorzien. De wijzigingen zullen naar verwachting in 2005 plaatsvinden.
   
2. Dualisering provincies om de rolverdeling tussen provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen en de positie van provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken.2. – Cultuuromslag tot en met 2007 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls provincies.Ja, onder de vlag van de vernieuwingsimpulsen zijn in 2004 voor provincies diverse activiteiten ondernomen ter bevordering van de duale cultuuromslag.
– Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering (via evaluatie van de relevante Provinciewettelijke bepalingen) in 2005.Ja, de evaluatie dualisering provincies zal conform planning in 2005 plaatsvinden.
 – Wijziging van de medebewindwetgeving in 2005Ja, het voorstel tot dualisering van het medebewind is in behandeling bij de Eerste Kamer
   
3. Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat.3. – Afronding lopende wetgevingsprocessen tot herindeling van gemeenten in het Westland, van Geldrop en Mierlo en in de Achterhoek c.a. in 2004. Ja, een wetsvoorstel voor de Achterhoek, de Graafschap, De Liemers en Deventer en Bathmen is ingediend en aanvaard.
 – Meer aandacht van provincies voor de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie.Ja, Provincies schenken op uiteenlopende wijze aandacht aan de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie, vaak in samenwerking met gemeenten. Daarnaast ontwikkelen en stimuleren provincies stelsels van bestuurskracht monitoring. De Limburgse monitor is met een royale financiële bijdrage in 2004 tot een afronding gekomen. Tot slot hebben diverse provincies herindelingprocessen geëntameerd.
 – Meer inzet van gemeenten bij het toepassen van vormen van binnengemeentelijke decentralisatieInitiatieven van gemeenten verdienen steun. De invulling van vormen van binnengemeentelijk bestuur is overigens een lokale verantwoordelijkheid.
 – Verdere ontwikkeling en toepassing kwaliteitsmaatstaven lokaal bestuur.Ja, In 2004 is een verkenning naar een stelsel van kwaliteitszorg voor het lokaal bestuur verricht, waarbij tevens aandacht is geschonken aan bestuurlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van een dergelijk stelsel. Hiermee is een basis gelegd om afspraken met provincies en gemeenten te kunnen maken.
4. Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling en werkwijze tussen de samenwerkende gemeenten, de provincies en het Rijk op een aantal concrete beleidsterreinen, waaronder vooral Ruimtelijke Ordening en Verkeer & Vervoer.4. Nieuwe wettelijke verankering van verplichte samenwerking tussen gemeenten per 1–1-2005. Ja, eind 2004 is het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus bij de Tweede Kamer ingediend.
   
5. Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden, zodat zij adequaat invulling kunnen geven aan de gestelde taken. Inzicht in de financiële en bestuurlijke verhouding is dan onontbeerlijk. Daartoe worden instrumenten ontwikkeld. 5. Het onderhouden van de financiële en bestuurlijke verhouding door uitvoering te geven aan het programma van Plavat en POR. Naast de verdere ontwikkeling en onderlinge afstemming van bestaande instrumenten zal het instrumentarium in 2004 uitgebreid worden met een belastingpanel en de monitoring van het kader financiële functie. Ten slotte zal toepassing van benchmarking (= bedrijfsvergelij- king in brede zin) worden gestimuleerd als middel om het (democratisch) functioneren van medeoverhe- den te bevorderen.Met uitzondering van het belastingpanel allemaal uitgevoerd in 2004. In de plaats van het belastingpanel wordt in het kader van de monitor inkomsten lokale heffin- gen nader aandacht besteed aan de achtergronden van tariefsontwikkeling bij gemeenten (lokale lasten)
   
6. Voortgang onderzoeksprogramma ketenregie als sturingsmodel voor het sociale domein6.a. Uitvoering implementatieplan ter stimulering van ketenregie in het sociale domein.b. Verfijning en toetsing van het methodisch kader en de handleiding ketenregieJa, o.a. via operatie JONG, een leergang en een «ketenspel».De rol van gemeenten als ketenregisseur is belicht in een onderzoek naar de gemeentelijke regierol.
   
7. Een goede inrichting van specifieke uitkeringen, waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn7. Aan de hand van OSU2004 inzicht in en oordeel over bestaansrecht specifieke uitkeringen. Inzicht in mogelijkheid van overheveling van specifieke uitkeringennaar gemeentefonds of provinciefonds of bundeling tot brede doeluitkeringenJa, in eindrapportage van de Stuurgroep Brinkman, getiteld «Anders gestuurd, beter bestuurd»
   
8. Voortzetting resultaatgerichte interbestuurlijke samenwerking met IPO/provincies en VNG/gemeenten8. Opstellen van een vervolgbestuursakkoord met IPO en VNG langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken. Nieuw leven inblazen van OverhedenoverlegJa, overeenstemming tussen kabinet, IPO en VNG over de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. In deze Code zijn omgangsregels tussen de overheden en acties voor de lopende kabinetsperiode vastgelegd. De borging van de afspraken uit de Code is verzekerd via o.a. het halfjaarlijkse Overhedenoverleg
   
9–13: deze prestatie-indicatoren worden met ingang van 2004 verantwoord op artikel 11
   
14. Heroverweging aanstellingswijze burgemeester.14. Voorbereiding van de heroverweging en verwerking eventuele resultaten in de Gemeentewet en andere regelingen.Ja, de wetsvoorstellen met betrekking tot de invoering gekozen burgemeester zijn in 2004 ingediend. De parlementaire behandeling is gestart.
 – Afschaffing openbaarheid van de aanbeveling en afschaffing van de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum.Het wetsvoorstel, dat in 2004 is aanvaard, ziet op de beperking van de openbaarheid van de aanbeveling tot de eerst aanbevolene en niet op een algehele afschaffing van de openbaarheid, noch op afschaffing van het burgemeestersreferendum

Herindeling

Voor wat betreft gemeentelijke herindeling is de meeste aandacht uitgegaan naar de Achterhoek, de Graafschap, De Liemers en Deventer en Bathmen. Op basis van een herindelingsadvies van provinciale staten van Gelderland is hiertoe een wetsvoorstel ingediend en aanvaard en kon de betreffende herindeling per 1 januari 2005 worden geëffectueerd. Ook voor de komende jaren zijn bemiddelingsvoorstellen in voorbereiding, respectievelijk worden door gemeenten of provincies herindelingprocedures gevoerd.

WGR-plus

Op 21 december 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 532). Het wetsvoorstel heeft tot doel een structurele voorziening te treffen voor het bestuur in grootstedelijke gebieden en is als zodanig de opvolger van de Kaderwet bestuur in verandering, waarvan de werkingsduur afloopt.

Interbestuurlijke samenwerking

Het kabinet had voor 2004 een vervolg-bestuursakkoord voorgesteld langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken. De eerste stroom keert terug in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Doel van deze Code is het vastleggen van de gezamenlijke visie en onderlinge omgangsregels van kabinet, IPO en VNG op de interbestuurlijke verhoudingen. Deze Code is een belangrijke stap op weg naar verbetering van het functioneren van de gehele overheidssector door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In de Code hebben kabinet, provincies en gemeenten afgesproken zich te richten op: een verruiming van de decentrale beleidsvrijheid zowel in bestuurlijke als financiële zin, vermindering van centrale regels (deregulering en ontbureaucratisering), vermindering van gedetailleerd medebewind en specifieke uitkeringen en vermindering van het verticale toezicht. Daarbij ligt de nadruk op resultaten en staat de uitvoering van beleid centraal. Ten aanzien van de tweede stroom biedt de Code geen afspraken over maatschappelijke opgaven zelf, maar wel hoe daarmee omgegaan wordt. Bovendien is voorzien in een aantal die kunnen leiden tot aanpassing van beleid. Daarnaast is in het bestuurlijk overleg met IPO en VNG afgesproken te komen tot uitvoeringsafspraken tussen (samenwerkende) gemeenten, provincies en Rijk, waarin belangrijke thema's uit de nota Ruimte uitgewerkt worden

Ketenregie

In vervolg op de in 2003 ontwikkelde leidraad «ruimte voor regie» is in 2004 de ontwikkeling gestart om de (voorwaardenscheppende) rol van het Rijk bij het totstandbrengen van ketens in kaart te brengen. Doel hiervan is een betere aansluiting tussen de ketentheorie en de concrete beleidsdossiers te bewerkstelligen. Een prominent voorbeeld waar deze aansluiting nadrukkelijk wordt gezocht is het dossier Jong. Bij ketenregie wordt een belangrijke bijdrage verlangd van de gemeente in de rol van ketenregisseur. Over de wijze waarop de gemeenten het beste hun regierol kunnen invullen is in 2004 een onderzoek van Partners & Pröpper afgerond. Het concretiseren en bruikbaar maken daarvan op nationaal en regionaal/lokaal niveau (in de vorm van twee handreikingen) is gestart en leidt in 2005 tot resultaat.

Doorlichting specifieke uitkeringen: commissie Brinkman

In 2004 heeft in opdracht van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën de doorlichting van de specifieke uitkeringen plaatsgevonden. Het resultaat hiervan is neergelegd in het rapport van de stuurgroep Brinkman met als titel «Anders gestuurd, beter bestuurd», dat de Kamer begin 2005 met de bijbehorende kabinetsreactie heeft ontvangen. De aanbevelingen in dit rapport zullen in 2005 en volgende jaren worden opgevolgd. Het streven hierbij is reduceren van het aantal specifieke uitkeringen ten gunste van brede doeluitkeringen of de algemene uitkeringen van Provincie- of Gemeentefonds. Daarnaast wordt ingezet op het terugdringen van de verantwoordingsbureaucratie. De onderlinge verhoudingen tussen de overheden worden daardoor in mindere mate dichtgeregeld. Zo ontstaat meer beleids- en uitvoeringsruimte voor de medeoverheden en worden de bestuurslasten teruggedrongen.

Gekozen burgemeester

De wetsvoorstellen met betrekking tot de gekozen burgemeester zijn, na eerst in concept aan alle betrokken adviesorganen en (belangen)organisaties te zijn voorgelegd, in juni 2004 voor advies aan de Raad van State aangeboden. Na ontvangst van het advies van de Raad van State half oktober 2004 zijn de wetsvoorstellen november 2004 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 864, nr. 1–2 en Kamerstukken II, 2004–2005, 29 865, nr. 1–2). In maart 2005 is de benodigde Grondwetswijziging in de Eerste Kamer in tweede lezing behandeld. Bij de stemming is niet de benodigde twee-derde meerderheid behaald. Hierdoor is het niet mogelijk om de wetsvoorstellen Introductie gekozen burgemeester en Verkiezing burgemeester nu te behandelen. In het Paasakkoord is afgesproken dat er een voorstel komt voor het in de Grondwet opnemen van de rechtstreeks gekozen burgemeesters. In samenhang daarmee worden de twee wetsvoorstellen voorlopig aangehouden.

Ter voorbereiding op de invoering van de gekozen burgemeester is voorbereidend onderzoek gedaan. Daarnaast is een helpdesk gestart en een website geopend. Eind december is aan de Tweede Kamer per brief een overzicht gepresenteerd van de activiteiten die (zullen) worden georganiseerd ter ondersteuning van de gemeenten en andere betrokkenen bij de invoering van de direct gekozen burgemeester (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 864, nr. 6).

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers

Prestatie-indicatorenStreefwaardeRealisatie
1. Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector.1. Normalisering en modernisering van de regelgeving met betrekking tot de rechtspositie, met name op het terrein van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en op de uitkeringen bij aftreden. In de integrale beleidsnotitie rechtspositie politieke ambtsdragers (kamerstukken 28 479) is een aantal voorstellen gedaan, waarvan de uitvoering dient te leiden tot normalisering en modernisering van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. De Tijdelijke adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (commissie Dijkstal) heeft onder andere over deze voorstellen in april 2004 advies uitgebracht. Na de bespreking van het kabinetsstandpunt hierop zal de wetgeving terzake in procedure worden gebracht.
   
2. Het verruimen van de loopbaanmogelijkheden van burgemeesters teneinde de doorstroming in het burgemeestersambt te bevorderen. 2.a. Een nieuwe groep van 20 burgemeesters wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan een loopbaanoriëntatie traject.b. 10 burgemeesters nemen deel aan het ABD-traject. Als vervolg op de pilot loopbaanoriën- tatie is inmiddels een tweede groep van burgemeesters gestart met een persoonlijk traject waarbij de verkenning van andere arbeidsmarktsectoren én de inhoud van het gekozen ambt een belangrijk onderdeel van de toekomstoriëntatie vormen. Met deze individuele trajecten wordt ook tegemoet gekomen aan de toegenomen behoefte aan persoonlijke begeleiding onder de huidige beroepsgroep.
   
3. Het vergroten van de kennis en verzamelen van gegeven over het burgemeestersambt en samenstelling van de beroepsgroep met het oog op de instroom en doorstroom.3. In 2004 is er een toegankelijke database beschikbaar. Kennis over burgemeesters is niet meer fragmentarisch maar wordt met andere belanghebbende gedeeld en gecommuniceerd.Per 1 januari 2004 is de database beschikbaar en toegankelijk

Voorbereidingen gekozen ambt

De personele zorg voor burgemeesters is in 2004 mede in het teken komen te staan van de voorbereiding van de invoering van de direct gekozen burgemeester. Met de bonden van burgemeesters is het Georganiseerd overleg gestart over de inhoud van het sociaal plan ten behoeve van die burgemeesters die na het omslagmoment nog geen nieuwe werkkring hebben gevonden. Een in opdracht van BZK en de bonden uitgevoerd kortlopend onderzoek door middel van een evaluatie onder een representatieve groep burgemeesters heeft duidelijk gemaakt welke wensen er bestaan ten aanzien van de voortzetting van de loopbaan binnen andere arbeidsmarktsectoren. In samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters werden voorbereidingen getroffen voor een activiteitenprogramma dat burgemeesters moet ondersteunen in de aanloop naar het gekozen ambt. De in het kader van dit programma aangeboden instrumenten moet de burgemeesters in staat stellen zich voor te bereiden op de uitoefening van het gekozen ambt.

Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiering politieke partijen

Prestatie-indicatorenStreefwaardeRealisatie
Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratische proces en daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen.Uitbreiding van de wet subsidiering politieke partijen van april 2002; de (gewijzigde) wet subsidiering politieke partijen.Deels. Het eerste wetsvoorstel is aan de Tweede Kamer aangeboden, het tweede wetsvoorstel is in voorbereiding.

Subsidiëring politieke partijen

Voor de wettelijke wijziging van het systeem van inkomsten van politieke partijen zijn in 2004 voorbereidingen getroffen voor een tweetal wetsvoorstellen. Op 11 november 2004 is het eerste wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel bevat een verhoging van het subsidiebedrag met € 5 mln., een verbreding van de subsidiabele doelen en een aanpassing van de subsidiegrondslag. De verhoging van het subsidiebedrag met terugwerkende kracht per 1 januari 2004 kan dus pas in 2005 in gaan. Het tweede wetsvoorstel is in voorbereiding. Dit wetsvoorstel bevat onder meer een subsidiemogelijkheid voor nieuw aan de verkiezingen deelnemende partijen, het verlagen van de drempel van het openbaar maken van giften, het openbaar maken van giften van natuurlijke personen, het stellen van een plafond dat een natuurlijke of rechtspersoon op jaarbasis aan een politieke partij kan geven, de periodieke weergaven van de inkomsten van politieke partijen, openbaarmakingvereisten voor gelieerde instellingen en stichtingen, het invoeren van sancties aan de niet-naleving van openbaarmakingvoorschriften en het belasten van een onafhankelijk orgaan met de uitvoering van wetgeving inzake partijfinanciering.

BELEIDSARTIKEL 7. INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) bijdragen aan een beter presterende en geloofwaardige overheid die bevordert dat gegevens omtrent de identiteit van burgers zorgvuldig worden vastgesteld, vastgelegd en gebruikt.

De beleidsfocus is gericht op alle burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stimulering van alle overheidsorganisaties – en in het bijzonder de Rijksoverheid – om ICT te benutten om te komen tot:

• een beter presterende overheid, een overheid die:

– Beter haar doelen bereikt (verbetering effectiviteit);

– Met lagere kosten (verbetering efficiëntie);

– Met minder bureaucratie en regelzucht;

– Op een dienstverlenende, vraaggerichte wijze, zodat burgers bedrijven en instellingen goed geïnformeerd eigen keuzes kunnen maken en zichzelf kunnen ontplooien;

• een overheid die persoonsgegevens zorgvuldig vaststelt, vastlegt en gebruikt;

• een overheid die in het gebruik van ICT en het daarbij behorende overheidsinformatiebeleid tot de koplopers in Europa behoort.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
7.2De Monitor Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening (nr. 4.)Oktober 2004Februari 2005Afgerond
7.2De Internetmonitor Overheidswebsites 2004Januari 2004Januari 2005Afgerond

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7. Informatiebeleid Openbare SectorRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen38 052136 934109 299120 783115 94151 05364 888
        
Uitgaven45 470107 66393 61885 04196 96567 10929 856
7.1Apparaat3 3673 6002 3732 4123 1692 199970
7.2Publieke dienstverlening toegankelijkheid overheidsinformatie8 80533 00514 79515 04927 00611 41915 587
7.3ICT-infrastructuur binnen de openbare sector8 43018 56029 43421 66215 81317 993– 2 180
7.4Reisdocumenten en GBAstelsel24 86852 49847 01645 91850 97735 49815 479
        
Ontvangsten60 95049 04553 67142 34448 08628 59619 490

Financiële toelichting

Bij een vergelijking van de stand van de ontwerpbegroting 2004 met de uiteindelijke realisatie op artikelen 7.1, 7.2 en 7.3 valt een wezenlijk verschil te constateren. Dat meer is uitgegeven dan begroot hangt o.a. samen met de beleidsactiviteiten op het vlak van Open Standaarden en Open Source Software (OSOSS), Architectuur en Elektronische Gemeenten (EGEM) (7.2) en de Rijksproductencatalogus en het digitaal toegankelijk maken van de officiële publicaties zoals het Staatsblad, het Tractatenblad, de Staatscourant en kamerstukken (7.3). De meeruitgaven zijn deels verkregen uit de middelen voor de uitvoering van het Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen (de zogenaamde NAP-subsidies). De verantwoording voor deze gelden geschiedt via de begroting van het ministerie van Economische Zaken. In 2004 is ca. € 3,5 mln. vanuit het NAP toegevoegd aan artikel 7.2.

Daarnaast is bij Voorjaarsnota ca. € 6,8 mln. aan extra middelen aan artikel 7.2 toegevoegd voor het Programma Andere Overheid. Dit geld is voornamelijk besteed aan beleidsactiviteiten op het gebied van digitale identificatie DigiD (voorheen OverheidsToegangsVoorziening), Architectuur, Stroomlijning BasisGegevens (SBG)/«Eénmalige gegevensverstrekking», Transparantie overheidsinformatie en Administratieve Lasten(reductie) burgers.

Ook is in 2004 € 3 mln. toegevoegd aan artikel 7.2 voor de werkzaamheden ten behoeve van de invoering van het Burgerservicenummer (BSN). Het betreft hier bijdragen van de departementen OCW en VWS.

De meeruitgaven op artikel 7.1 (apparaat) zijn te verklaren doordat in de loop van 2004 zowel extra middelen zijn toebedeeld voor werkzaamheden in het kader van het programma Andere Overheid als voor de uitvoering van taken op het vlak van Innovatie die bij een BZK-interne reorganisatie verschoven van artikel 10.6 naar artikel 7.2.

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2004 hebben een aantal mutaties plaatsgevonden. Zo is bij Voorjaarsnota 2004 het budget voor KOA (ad € 3,860 mln.) overgeheveld van artikel 7.2 naar artikel 7.4, ten einde recht te doen aan de nieuwe organisatiestructuur (overgang van directie IIOS van DGKB naar DGMOS).

Het verschil bij artikel 7.4 heeft betrekking op: Ten opzichte van ontwerpbegroting 2004 (raming € 28,596 mln.) zijn er veel meer paspoorten verkocht (€ 39,746 mln.). Dit werkt door aan zowel de uitgaven- als de inkomstenkant. Voor het overige zijn de kosten voor biometrie, modernisering GBA en kiezen op afstand binnen de beschikbaar gestelde middelen gebleven. Voor biometrie resteert nog een bedrag van € 1,5 mln., voor modernisering GBA resteert nog een budget van € 0,8 mln. (beiden aangemeld bij Najaarsnota 2004), voor Kiezen op Afstand resteert nog een budget van € 0,7 mln.

Het verschil bij de verplichtingen wordt veroorzaakt door dat in verband met een aanpassing in het administratieve systeem een aantal verplichtingen uit oude jaren opnieuw zijn opgevoerd. Dit heeft geen gevolgen voor de uitfinanciering zoals die in latere jaren reeds was ingebracht.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector
•Percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch kan worden afgehandeld (streefwaarde 45%)Ja (realisatiewaarde 49%).
•Percentage beschikbare elektronische formulieren (streefwaarde 60%)Nee
•Percentage verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen dat ontsloten is via een decentrale wettenbank (streefwaarde 50%)Nee
•Aantal elektronische transacties waarbij een door PKI ondersteunde elektronische handtekeningwordt gebruikt binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven (streefwaarde 50 000 meer dan in 2003)Ja
•Kiezen op afstand; experiment op 10 juni 2004Ja
  
Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen
•Kwaliteitsniveau Overheidsportaal Overheid.nl (streefwaarde 7)Nee
•Kwaliteitsniveau Computer Emergency Response Team van de overheid GOVCERT.nl (streefwaarde 7)Ja
•Kwaliteitsniveau RYX (streefwaarde 7)Meting heeft niet plaatsgevonden
  
Operationele doelstelling 4
•Modernisering GBA: in 2004 zullen de voorbereidingen worden getroffen voor de ontwikkeling van het startpakketja
•Extern onderzoeken naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen voor de reisdocumenten bij gemeenten;ja
•Voorbereidingen biometrieja

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector.

De in de begroting voor 2004 vastgestelde doelstelling was een toegankelijke overheid met een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet het product maar de wensen van burgers en bedrijven centraal staan. Hiervoor zijn concrete streefwaarden geformuleerd.

Dienstverlening

Via het programma EGEM worden gemeenten ondersteund om, met de inzet van ICT, beter te presteren. Resultaten zijn onder andere het vaststellen van de uitgangspunten voor een gemeentelijke referentiearchitectuur, verzamelde «best practices» en «quick scans» bij gemeenten. Tevens is EGEM betrokken bij de ondersteuning van de invoering van de DigiD.

Via het programma e-Provincies is gestart met de ontwikkeling van standaarden die het mogelijk maken om elke overheidsdienst vanuit een van de bestaande productencatalogi te vinden. Korte termijn verbeterpunten voor de zoekmachine van overheid.nl zijn geïnventariseerd.

• Eind 2004 kon 49% van de totale publieke dienstverlening elektronisch worden afgehandeld. De begrotingsdoelstelling, dat minimaal 45% van de totale publieke dienstverlening elektronisch kan worden afgehandeld, is hiermee gehaald.

• Ten aanzien van de doelstelling dat eind 2004 60% van alle formulieren elektronisch beschikbaar zou moeten zijn moet worden opgemerkt dat gekozen is voor een andere meetmethode dan gebruikt bij de begroting van 2004. Dit om aan te sluiten op de bestaande monitor «Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening» teneinde consistentie aan te brengen in de communicatie over bereikte resultaten. Hierdoor is de referentiewaarde voor 2003 lager komen te liggen, op 23% (in plaats van 35%). Dit gezegd hebbende bedraagt het percentage elektronisch beschikbare overheidsformulieren voor burgers eind 2004 39% en voor bedrijven 36%. Er is dus sprake van een stijging ten opzichte van 2003 maar niet van het realiseren van de beoogde doelstelling.

• Voorgenomen was dat in 2004 vijf Innovatie-kanskaarten zouden worden uitgevoerd om de toegevoegde waarde van ICT in sectoren te verkennen. In 2004 zouden tenminste drie gesignaleerde kansen handen en voeten krijgen door middel van een pilotproject en/of verdiepingsstudie. De kanskaarten zijn inmiddels onderdeel van het Programma Andere Overheid en meer gericht op korte termijn «doorbraak»-oplossingen dan op langere termijn verkenningen. In 2004 zijn verkenningen afgerond naar de onderwerpen sociale cohesie, vergrijzing, brandweer en jeugdproblematiek (in het kader van Operatie JONG). De kanskaart brandweer krijgt een verdieping door middel van een uitgewerkt ontwerp voor de i-functie binnen de brandweer. De kanskaart JONG heeft geresulteerd in het kabinetsbesluit tot realisatie van een Verwijsindex Risicojongeren.

Toegankelijkheid

Met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en waterschappen is een standaard ontworpen voor het publiceren van geconsolideerde verordeningen op Internet. Met tien bestuursorganen is een convenant gesloten om deze standaard in de praktijk op bruikbaarheid te toetsen waarna in vijf gevallen werkende (test)versies gereed zijn gekomen in 2004. Op vergelijkbare wijze is voor een tiental bestuursorganen een standaard voor de publicatie van vergunningen opgesteld.

Er is een overheids-metadatamodel ontwikkeld, evenals een handboek, dat overheden helpt om dit model in de praktijk toe te passen. Daarnaast zijn zogenaamde Webrichtlijnen vastgesteld die waarborgen dat websites optimaal toegankelijk zijn voor gebruikers en zoekmachines. Het metadatamodel en de richtlijnen leiden ertoe dat overheidsinformatie beter vindbaar en toegankelijk is.

Voorzien was om de beleidslijn Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie in wetgeving te verankeren bij gelegenheid van de implementatie van de Richtlijn hergebruik overheidsinformatie. Eind 2004 heeft het kabinet besloten om Europese richtlijnen los van nationale beleidsvoornemens te implementeren.

De in de begroting 2004 vastgestelde doelstelling op het gebied van de toegankelijkheid (eind 2004 kan 50% van de verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen worden ontsloten via een decentrale wettenbank op Internet) is niet gehaald. Eind 2004 kon 30% worden ontsloten; dit was eind 2003 nog 13%. Eind 2004 publiceert 83% van de provincies 29% van de gemeenten en 16% van de waterschappen verordeningen op Internet. Totaal bedroeg het percentage bestuursorganen dat verordeningen publiceert 31 (in 2003 was dit 14).

Communicatie- en infrastructuur

In de begroting 2004 is opgenomen dat eind 2004 het aantal elektronische transacties waarbij een door Public Key Infrastructuur (PKI) ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt binnen de domeinen overheid – overheid en overheid – bedrijfsleven met 50 000 zal zijn toegenomen ten opzichte van 2003. In 2004 is het aantal transacties explosief gestegen (met ca. 35 mln. t.o.v. 2003) vanwege de overgang op PKI technologie bij berichtuitwisseling in het domein overheid/overheid. Het streven is om bij het gebruik van door PKI ondersteunde elektronische handtekeningen zoveel mogelijk gebruik te maken van PKI-overheidscertificaten. De relatief hoogwaardigere PKI overheid certificaten worden nog niet op grote schaal toegepast. Naar verwachting zal dit in de nabije toekomst plaats gaan vinden.

Het programma Architectuur van de Elektronische Overheid (ELO) was in 2004 gericht op de ontwikkeling van een planningsinstrument voor integratie van de planning van de afzonderlijke bouwstenen van de elektronische overheid, het ontwikkelen van een gestandaardiseerde basis voor een integratiearchitectuur van de Nederlandse Overheid en het uitvoeren van projecten die ketenproblemen aanpakken.

In het kader van de ontwikkeling van een gestandaardiseerde basis voor een integratiearchitectuur van de Nederlandse Overheid heeft het programma Architectuur van de Elektronische overheid bijeenkomsten met deskundigenpanels georganiseerd. De uitkomsten van die panels zijn enerzijds verwerkt in de notitie «Op Weg naar de Elektronische Overheid» die is aangeboden aan de Tweede Kamer, anderzijds in de beleidsverkennende notitie «Informatieverkeer in het publieke domein». Er zijn zeven praktijkprojecten uitgevoerd in verschillende ketens van gemeenten, sociale zekerheid, openbare orde en veiligheid en grensoverschrijdende samenwerking. In de ELO planning worden alle individuele planningen van alle e-government programma's bijeengebracht tot een integraal planningsinstrument.

In het kader van instrumentontwikkeling om toepassing van OSOSS intern te organiseren is een online catalogus voor open standaarden beschikbaar op de OSOSS website (www.ososs.nl). Op dezelfde website is een uitwisselingsplatform voor Open Source Software te gebruiken. Er zijn in 2004 diverse instrumenten ontwikkeld waaronder de handleiding «Van maatwerk tot Open Source Software». Door middel van OSOSS is advies op maat geleverd aan veel gemeenten, provincies, waterschappen en zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). De belangrijkste drempel voor acceptatie van Open Standaarden is (beschikking over de benodigde) kennis. Het programma OSOSS heeft in 2004 haar werkzaamheden dan ook toegespitst op het verspreiden van die kennis. Uit de resultaten van recent gepubliceerd (jaarlijks) onderzoek blijkt dat overheden op dit punt tevreden zijn over de activiteiten van OSOSS. Het gebruik van Open Standaarden neemt toe.

Halverwege 2004 is het Burgerservicenummer geïntroduceerd en is gestart met het opstellen van de benodigde specificaties voor bijbehorende informatiesystemen. Gelijktijdig is het wetgevingstraject in gang gezet, wat geresulteerd heeft in:

1. een architectuur voor het BSN-stelsel;

2. functionele specificaties voor de technische voorzieningen, in het bijzonder de overkoepelende beheervoorziening;

3. functionele specificaties van een belangrijk onderdeel van de vertrouwensfunctie, te weten de Landkaart en;

4. een wetsvoorstel dat in december ter advisering is voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), ACTAL (Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

In 2004 is overeenstemming bereikt tussen verschillende betrokken overheidsorganisaties over de invoering en de financiering van het Burgerservicenummer.

De in het programma Andere Overheid aangekondigde gemeenschappelijke authenticatievoorziening is in het laatste kwartaal van 2004 onder de naam Digid operationeel geworden. Met behulp van Digid kunnen burgers en bedrijven zich identificeren ten behoeve van het elektronische verkeer met de overheid.

Op grond van het Programma Andere Overheid is inhoud gegeven aan het principe van «éénmalige gegevensverstrekking» zodat aan burgers en bedrijven geen gegevens meer (mogen) worden gevraagd die al binnen de overheid beschikbaar zijn. Medio 2004 is de wetgevingsnota Basisregistraties (personen, bedrijven, gebouwen, percelen, adressen en een geografische basiskaart) aan de Tweede Kamer gezonden waarin voor elk van de zes bovengenoemde registraties een planning is gegeven en het wetgevingstraject is versneld.

Administratieve Lasten(reductie) Burgers

Om de doelstelling «reductie van de administratieve lasten voor burgers met een kwart voor het eind van 2007» te bereiken is het Programma Administratieve Lasten Burgers (AL-burgers) opgezet onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister voor BVK. Het maakt deel uit van het Programma Andere Overheid. Het Programma Administratieve Lasten Burgers legt de nadruk op het terugdringen van de administratieve lasten voor burgers, waarmee de kosten voor de burger om te voldoen aan de informatieverplichtingen, die voortvloeien uit regelgeving van de overheid, worden bedoeld.

In 2004 zijn nulmetingen naar de omvang van de administratieve lasten burgers bij acht ministeries en medeoverheden (provincies en gemeenten) gestart, welke nog niet zijn afgerond. De andere ministeries komen niet direct in aanmerking voor een nulmeting. In juni heeft een bijeenkomst plaats gevonden met de belangenorganisaties van burgers die getroffen worden door opeenstapelingen van regelingen, om de knelpunten vanuit de burgers zelf te inventariseren.

In het Burgerperceptieonderzoek – onderzoek naar regelingen die 80% van de administratieve lasten voor burgers veroorzaken en regelingen die bij burgers de meeste irritatie veroorzaken – zijn specifieke doelgroepen uitgelicht, zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, uitkeringsgerechtigden en vrijwilligers. Een eerste tussenresultaat van dit onderzoek is een selectie van wetten en regelingen waarvan door de ministeries de administratieve lasten gemeten zullen worden.

Om met de doelgroepen op structurele basis gedurende het traject te kunnen overleggen installeerde de minister voor BVK in november 2004 een Algemene Commissie van Belangenorganisaties van burgers. Deze commissie geeft ervaringen met administratieve lastendruk uit de dagelijkse praktijk weer.

Daarnaast is in 2004 het Meldpunt Administratieve Lasten Burgers ingericht, waarbij iedereen een melding over bureaucratische rompslomp of een idee om het te verbeteren kan aandragen. Het is tevens een instrument om de knelpunten rondom administratieve lasten te inventariseren.

Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen.

De afgelopen jaren is op het gebied van de elektronische overheid een groot aantal programma's gestart. Verschillende van die programma's hebben geleid tot de realisatie van overheidsbrede ICT-voorzieningen. Deze kregen in 2004 een structurele organisatorische inbedding binnen de Rijksoverheid waarbij de nadruk lag op het beheer en de instandhouding van de voorzieningen, op de optimalisering van de prestaties en het bevorderen van het gebruik. Het gaat hierbij om:

• het Kenniscentrum Elektronische Overheid (ELO);

• het overheidsportaal Overheid.nl;

• het Computer Emergency Response Team van de overheid: GOVCERT.NL;

• het Rijksoverheidsintranet RYX;

• het beleidsorgaan voor de PKI voor de Overheid, de Policy Authority PKI;

• de Handelingenbank, een instrument voor de selectie van overheidsarchieven en de ontsluiting van overheidsdocumenten.

Voor al deze voorzieningen zou op basis van een gedifferentieerde set van beschikbaarheids- output-, gebruiks- en tevredenheidsindicatoren een kwaliteitsindex worden ontwikkeld. De in de begroting voor 2004 vastgestelde doelstelling was voor drie van deze voorzieningen (te weten; Overheid.nl, GovCert en RYX) een continu kwaliteitsniveau van minimaal een zeven te realiseren op een schaal van één tot tien.

Kenniscentrum ELO:

Activiteiten zoals in de begroting opgenomen zijn grotendeels uitgevoerd. Het kenniscentrum ELO heeft verder gebouwd aan de doelstelling het centrale kennispunt rond de elektronische overheid te worden waarbij de nadruk lag op kennisuitwisseling en – deling via de kennisbank, advisering en de organisatie van een aantal congressen en kennisbijeenkomsten waaronder het jaarlijkse Kennismarkt Elektronische Overheid. Ten aanzien van de adviesfunctie zijn minder vragen binnengekomen dan verwacht. De digitale kennisbank is uitgebreid met een Europese en internationale component.

Overheid.nl

De kwaliteitsindicatoren voor www.overheid.nl waren het aantal bezoekers, de toegankelijkheid, de tevredenheid en de output. Het aantal bezoekers steeg met ruim 40% tot 5,1 mln. Het gemiddelde eindcijfer voor de overige indicatoren komt uit op een 6,1, waarmee de doelstelling (7) niet is gerealiseerd. Ten aanzien van de website zijn voorbereidingen getroffen om het wettenbestand te kunnen uitbreiden met verdragen, beleidsregels, circulaires en de regelgeving van de zelfstandige bestuursorganen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. De kwaliteit en actualiteit van de almanak met overheidsorganisaties is verbeterd en uitgebreid met een ZBO-register. Door middel van een communicatieprogramma is het gebruik van de website bevorderd. Het in gebruik nemen van een eigen database met officiële publicaties en het vergroten van de gebruiksmogelijkheden hiervan is nog niet gerealiseerd. Ook is het verbinden van het overheidsloket met 2500 overheidsdiensten met de productoverzichten van gemeenten, provincies en waterschappen nog niet afgerond.

Govcert

GOVCERT.nl (Government Computer Emergency Response Team) heeft zijn positie in 2004 versterkt. Het aantal deelnemers groeide gestaag. Uit het tevredenheidsonderzoek onder de deelnemers blijkt niet alleen dat de positie versterkt is binnen de overheid maar ook dat het steeds meer wordt gezien als dé organisatie voor informatiebeveiliging van en voor de overheid. Daarnaast is meer aandacht besteed aan uitbreiding van de dienstverlening naar de andere overheden, onder andere door middel van proefprojecten bij twee gemeenten, de Tweede Kamer en de Provincie Groningen. Deze vormen van samenwerking dragen bij aan het streven van GOVCERT.nl om de gehele overheid te bedienen.

Overleg met vertegenwoordigers van de deelnemers binnen de rijksoverheid over de structurele organisatorische ophanging en rechtsvorm van GOVCERT.nl heeft nog niet geleid tot een besluit.

De kwaliteitsindex, die naast tevredenheid ook beschikbaarheid en gebruik van diensten meet, gaf in juni 2004 7,8 aan, hetgeen ruim boven de streefwaarde voor 2004 ligt (7,0).

RYX

Het jaar 2004 heeft in het teken gestaan van het beheer en de exploitatie alsmede van het instandhouden van de huidige functionaliteiten van RYX. Dit doel is gerealiseerd. De tijd die gemoeid is met het onderbrengen van het technisch beheer bij Defensie Telematica Organisatie (DTO) heeft ertoe geleid dat de ontwikkeling van de kwaliteitsindex is getemporiseerd en meting in 2004 niet heeft plaatsgevonden. Dit doel is dus niet gerealiseerd. In 2004 is vastgesteld dat RYX in de huidige vorm geen toekomst heeft vanwege de verouderde techniek en beperkte functionaliteit. Een ontwerp van een nieuw RijksNet is voorbereid.

PKI-PA

Sinds 2003 beheert de Policy Authority (PA) de toelatingseisen en basiscertificaten op basis waarvan burgers, bedrijven, instellingen en overheidsorganisaties een elektronische handtekening die voldoet aan de PKI eisen kunnen verkrijgen.

In 2004 heeft de Policy Authority twee nieuwe serviceproviders aangesloten waardoor de mogelijkheden tot aanschaf van PKI-overheidscertificaten zijn toegenomen. De dienstverlening door de PA wordt gemeten in beschikbaarheid van de website en in tijdsduur van afhandeling van aanvragen. Bij de uitgevoerde kwaliteitsmeting scoort de PA een 7,5

In 2004 heeft de PA twee nieuwe organisaties kunnen opnemen die nu gerechtigd zijn om certificaten volgens het PKI overheid model uit te geven: één overheidsorganisatie (het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, CIBG) en één marktorganisatie.

De inbedding van de PA in het agentschap BPR heeft in 2004 nog niet plaatsgevonden.

Handelingenbank

De stimulering van het gebruik en de verdere ontwikkeling van de Handelingenbank valt buiten het Programma Andere Overheid. Daarom is volstaan met het beschikbaar stellen van de programmatuur van de Handelingenbank op basis van Open Source. De programmatuur van de Handelingenbank is beschikbaar gesteld voor gebruik de website van het programma OSSOS.

Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoort wet en de wet GBA

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
1.klanttevredenheid.7,07,1Meting heeft niet plaatsgevonden
2.GBA-audit: percentage van gemeenten die in één keer slagen.30%40%Ja
3.reisdocumentenaudit percentage gemeenten die slagen. nog niet beschikbaarnog niet beschikbaarnog niet beschikbaar

Kiezen op afstand1

De gestelde doelen voor 2004 in het kader van het project Kiezen op Afstand zijn gerealiseerd. Dat betekent dat er bij de verkiezing voor de leden van het Europees parlement twee experimenten zijn gehouden. De evaluatie van de experimenten heeft aangetoond dat de experimenten aan het gestelde doel (in casu het toegankelijker maken van het stemmen) hebben voldaan.

Daarnaast is conform de toezegging aan de Tweede Kamer op 17 november 2004 een experiment gehouden bij een herindelingverkiezing in de gemeenten Deventer en Bathmen. Conform het gestelde in de Experimentenwet Kiezen op Afstand zijn de experimenten geëvalueerd en de uitkomsten zijn in november 2004 aan de Tweede Kamer gezonden.

Gelet op de uitkomsten van de evaluaties is het voornemen om de experimenten te continueren. Richtpunt daarbij is de verkiezing in 2006 voor de gemeenteraden en de verkiezing in 2007 voor de Tweede Kamer.

Modernisering GBA

Er is een aantal stappen gezet op weg naar een online GBA-stelsel, en het standaardiseren van de decentraal gebruikte GBA-systemen. Dit is echter een gefaseerd traject van 8 jaar (te rekenen vanaf 2001) en de einddoelstelling is zodoende logischerwijs nog niet gehaald.

Op basis van nader onderzoek en na overleg met gemeenten en afnemers is besloten tot de ontwikkeling van een Startpakket Gegevensverstrekking (SpG) en de bouw van een proof of concept Startpakket Actualisering (POC SpA). Het SpG stelt alle GBA-gegevens online ter beschikking; met de bouw van POC SpA wordt onderzocht of met SpA de beoogde verregaande standaardisatie van GBA-systemen bij gemeenten gerealiseerd kan worden. De migratie van het GBA-datatransport naar TCP/IP is succesvol verlopen; alle gebruikers (gemeenten en afnemers) zijn tijdig, dat wil zeggen voor 1 januari 2005, gemigreerd. Conform planning is sinds 1 november 2004 de Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) online beschikbaar gesteld.

Kwaliteit uitgifteproces en beveiliging uitgevende instanties

In 2004 is in lijn met de begroting gestart met het harmoniseren van de beveiligingseisen in de paspoortuitvoeringsregeling en de wet GBA. Daarnaast zijn externe onderzoeken uitgevoerd bij de gemeenten naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen. De uitkomsten van het onderzoek worden betrokken bij het ontwikkelen van een prestatie-indicator voor de reisdocumentenaudit. Beide activiteiten hebben bijgedragen aan het garanderen van de kwaliteit van het uitgifteproces en de beveiliging van de uitgevende instanties.

Biometrie

In 2004 is de praktijkproef gestart. Deze proef zal een half jaar duren, tot eind februari 2005. In de eerste helft van 2004 is de proef voorbereid in samenwerking met zes gemeenten, de huidige leveranciers van de reisdocumenten en een aantal biometrie-leveranciers. Op basis van deze proef kan beoordeeld worden welke gevolgen de invoering van biometrie zal hebben voor de uitgevende instantie en of het ontwikkelde biometrische reisdocument gelezen kan worden door verschillende leesapparatuur.

BELEIDSARTIKEL 9. GROTESTEDENBELEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Complete en vitale grote steden

De grote steden1 hebben een achterstand op het gebied van de veiligheid en sociale, fysieke en economische infrastructuur. Het doel van het grotestedenbeleid (GSB) in de periode 1999–2004 is om te komen tot een leefbare en veilige stad, die in fysiek, economisch en sociaal opzicht voldoet aan de – steeds hogere eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten nu en in de toekomst aan de stad stellen: een stad die sociaal, leefbaar en veilig is en kansen biedt aan burgers die kansen nodig hebben en ze ook daadwerkelijk benutten. Een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties, die werk biedt aan wie dat zoekt.

Dit uiteindelijke doel wordt geconcretiseerd in negen meetbare maatschappelijke doelstellingen die een indicatie geven van de achterstanden en aandachtspunten in de grote steden. In De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid (ECO GSB) en doelstellingen is de meest actuele stand opgenomen van deze meetbare doelstellingen

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
9.2Jaarboek 200320032004Gepubliceerd
9.2Tussenevaluatie Expertteam20042004Afgerond
9.2Procesevaluatie Experiment Drechtsteden20042004Afgerond
9.2Eindevaluatie GSB II (stedelijke en rijkszijde)20042005Loopt
9.2Pijlercoördinatie20052005Gepland
9.3Eindevaluatie Onze buurt aan zet (onderdeel bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid en Leefbaarheid partiële GSB-steden)20042005Loopt
9.3Eindevaluatie Digitale Broedplaatsen20042005Loopt
9.2Eindevaluatie Expertteam20052006Gepland
9.2Midterm review GSB III20072007Gepland

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
9. GrotestedenbeleidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen194 809130 291433 34947 297254 746101 987152 759
        
Uitgaven251 027162 986141 987171 575131 789135 350– 3 561
9.1Apparaat3 6263 6004 2244 4464 2183 600618
9.2Faciliteren grotestedenbeleid3 13430 9944 4447 0723 2163 715– 499
9.3Stimuleren grotestedenbeleid244 267128 392133 319160 057124 355128 035– 3 680
        
Ontvangsten55 13111 95723246606

Financiële toelichting:

De budgetten van artikel 9 hebben ten opzichte van OW 2004 wijzigingen ondergaan:

• Van artikel 9.1 zijn o.a. afgeboekt diverse taakstellingen en het vertrek van een afdeling naar een ander DG. Bijgeboekt is o.a. een bedrag van artikel 9.2 voor bovenformatief personeel.

• Op artikel 9.2 is in 2004 een externentaakstelling ingeboekt en er is een overboeking gedaan naar art. 9.1 om de bovenformatieve personeelskosten te dekken. Deze waren in 2004 hoog vanwege de voorbereidingen die getroffen zijn voor de nieuwe convenantsperiode GSB III.

• Op artikel 9.3 is in 2004 een korting ingeboekt in het kader van de extra bezuinigingsronde in het voorjaar. Daarnaast is in 2004 veiligheidsgeld voor GSB III op de rekening geboekt, die vervolgens middels een intertemporele compensatie verdeeld is over de jaren 2005–2009.

Ten opzichte van de stand na tweede suppletore begrotingswet 2004 is er een tekort ontstaan op artikel 9.1 en 9.2. De overschrijding op artikel 9.1 en 9.2 wordt ruimschoots gecompenseerd door een forse onderschrijding op artikel 9.3. Per saldo onderschrijdt artikel 9 circa 1,4 miljoen euro. Reden voor deze onderschrijding ligt in de taakstellingen die zijn opgelegd bij kaderbrief 2005 van 3 miljoen euro. Deze taakstelling zorgt voor krappe GSB-budgetten voor de jaren 2005 en verder. Door middelen in 2004 vrij te spelen, wordt alvast vooruitgelopen op de taakstellingen waarmee GSB in 2005 wordt geconfronteerd.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 2: 
Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid.Gedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 3: 
Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen.Gedeeltelijk

Operationele doelstelling 2

In de begroting van 2004 valt er onder operationele doelstelling 2 een achttal prestatie-indicatoren. Van niet alle van deze prestatie-indicatoren zijn de geformuleerde streefwaarden geheel gehaald. Deze worden hierna nader toegelicht.

Operationele doelstelling 3

De streefwaarde van deze operationele doelstelling is «verbetering van de situatie in 2004 aan het einde van de huidige convenantsperiode in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid». De actie die ondernomen is met de middelen die hangen onder deze operationele doelstelling is het uitbetalen van de subsidie aan steden. Dat is ook in 2004 weer gebeurd. Het daadwerkelijke effect zal in 2005, naar aanleiding van de verantwoording van de steden en de evaluatie van het Grotestedenbeleid blijken.

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid.

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
1. Monitoring en onderzoek GSB.1. GSB-monitor 2002 (Jaarboek GSB).1a. Jaarlijks uitbrengen en verbeteren van jaarboek GSB.Ja
    
2. Financiële verantwoordingen GSB en verantwoording over resultaten MOP's GSB II.2a. In 2001 is er geen sprake van geharmoniseerde verantwoordingen over regelingen in het GSB.2a. In 2004 leveren de pijlercoördinatoren tijdig geharmoniseerde verantwoor- dingsdocumenten per pijler t.b.v. de verantwoording 2003.Nee. Het geharmoniseerd verantwoordingsdocument voor de sociale pijler is uiteindelijk in april 2005 naar de steden gestuurd. Voor de pijlers werk en economie en fysiek is besloten af te zien van een harmonisering gecoördineerd door BZK. Dit, omdat harmonisering tot verzwaring van de verantwoordingslasten zou leiden en door de steden als onwenselijk werd beschouwd.
 2b. In 2001 is er geen sprake van één (virtueel) loket voor beleidsinformatie en verantwoordingsinformatie.2b. In 2004 kan bij de indiening van de financiële verantwoording over 2003 en van beleidsinformatie gebruik worden gemaakt van een (virtueel) loket.Nee. Nut en noodzaak van het Virtueel Loket zijn heroverwogen. Geconstateerd is dat een virtueel loket als systeem voor de uitwisseling van verant- woordings- en monitorinforma- tie voor GSB III geen toegevoegde waarde heeft. Het GSB III stelsel kent veel minder bureaucratie, en dergelijke informatie-uitwisseling tussen Rijk en Steden is tot een mini- mum beperkt. Met conventionele ICT-middelen (e-mail, website www.grotestedenbeleid.nl), wordt meer dan vol- doende efficiëntie in de info-uitwisseling bereikt.
 2c. In GSB I geen verantwoording door de steden over outcomeresultaten op programmaniveau.2c. Op basis van het Plan van aanpak Beleidsmatige verantwoording GSB II leveren de G30 15 juli 2005 beleidsinformatie in bij Rijk t.b.v. van de verantwoording over de MOP's.Ja. De voorbereidingen voor de beleidsmatige verantwoording van GSB II periode zijn conform planning verlopen.
    
3. Invulling budgettaire medeverantwoordelijkheid Minister voor BVK.3. Werking en informatieve waarde van het ECO in 2002.3. ECO als sturings- en informatieinstrument in 2004.Gedeeltelijk. Het ECO is conform planning in 2004 vier keer opgesteld ten behoeve van de begroting, jaarverslag 2003 en de twee suppletores. De implementatie van het Plan van Aanpak ECO in de toekomst die voorzien was voor 2004 is uitgesteld.
    
4. Beleids- en bestedingsruimte steden.4a. Grote verscheidenheid aan rijksvoorwaarden, beleidskaders en doelstellingen in 2003.4a. In 2004 één gezamenlijk geïntegreerd beleidskader t.b.v. GSB III.Ja
 4b. (Vrijwel) niet gebundelde (veelal) op verschillende sturingsprincipes gestoel- de specifieke uitkeringen in 2003.4b. Ontschotting en bundeling van geldstromen door instellen van brede doeluitkeringen met ingang van 1–1-2005 in GSB III. Ja, doch invoering met terugwerkende kracht na 1-1-2005
 4c. In 2003 is sprake van dubbele verantwoording door steden over GSB.4c. In GSB III geen dubbele verantwoordingsstructuur.Ja
  4d. Afronden van het wet- en regelgevingstraject in 2004. Gedeeltelijk. De afronding van het wet- en regelgevingstraject is voorzien voor april 2005.
    
5. Prestatieafspraken maken met de G30.5. Convenanten GSB II5. Afsluiten convenanten GSB III tussen de G30 en het rijk in 2004.Voorbereidende werkzaamheden afgerond, ondertekening heeft evenwel plaatsgevonden in maart 2005.
    
6. Facilitering van kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek in en tussen de grote steden.6. Het Expertteam GSB is in 2003 van kracht.6. Versnelling uitvoering GSB II.Ja. Het Expertteam Grote- stedenbeleid is in de zomer van 2004 geëvalueerd. Steden waar het expertteam een opdracht uitvoert, of inmiddels heeft afgerond, zijn erg tevreden. Het expertteam levert een wezenlijke bijdrage aan versnelling van de uitvoering van GSB II in de steden. Op basis van de evaluatie is in september besloten het expertteam één jaar te verlengen; tot 1 januari 2006. Het expertteam zal zich in 2005 bezig gaan houden met het versnellen van het behalen van GSB IIIdoelen.
    
7. Positionering GSB in Europees verband en coördinatie van Doelstelling 2 en Urban II.7a. Sinds 1997 staat stedelijk beleid op de Europese agenda.7a. In 2004 Nederland voorzitter EU.Ja
7b. Uitvoeringsconvenanten voor D 2 en Urban II uit 2000 en 2001 met afspraken tussen Rijk en steden.7b. Verdere coördinatie in 2004 van de programma's voor D 2 en Urban II.Ja
    
8. Communicatie over GSB.8a. Tot en met 2003 is in GSB geen sprake van een gezamenlijke noemer voor het kabinet.8a. Het GSB in 2004 positioneren als kabinetsbreed beleid door te communiceren onder een gezamenlijke noemer.Ja
 8b. In de huidige convenanten is geen communicatieparagraaf opgenomen.8b. In de nieuwe convenanten wordt een communicatieparagraaf opgenomen.Ja

Voorbereidingen GSB III

2004 is het jaar geweest van het treffen van voorbereidingen voor de volgende convenantsperiode (2005–2009). In dit kader is er veel bereikt. In april is het beleidskader waarin de verscheidenheid aan beleidskaders en -doelstellingen voor de domeinen Sociaal, Integratie en Veiligheid, Fysiek en Economie zijn geïntegreerd bestuurlijk met de G30 vastgesteld. Op basis van dit geïntegreerde beleidskader zijn de steden vanaf april bezig gegaan met het opstellen van hun meerjarige ontwikkelingsprogramma's die in de zomer (in hun conceptfase) zijn beoordeeld door BZK. Vervolgens zijn de MOP's aangepast en aan de gemeenteraden voorgelegd. Eind 2004 zijn de definitieve MOP's ontvangen en beoordeeld. Op basis van deze MOP's zijn in maart 2005 convenanten gesloten met de 30 steden.

Het beleidskader is in 2004 vertaald in één monitor, die op drie momenten (eind 2005, midterm 2007, eindverantwoording 2010) verschijnt. Het aantal indicatoren waarop gemonitord wordt is fors verminderd en het proces van aanlevering van de gegevens is zoveel mogelijk gestroomlijnd.

De rijksbijdragen voor de jaren 2005 t/m 2009 zijn gebundeld in drie brede doeluitkeringen. Het Rijk is een meerjarige verplichting aangegaan voor deze middelen. De algemene maatregel van bestuur voor de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU-SIV) is in november in de Tweede Kamer voorgehangen. Deze BDU geeft de steden optimale beleidsruimte om de maatschappelijke doelen op de terreinen Sociaal, Integratie en Veiligheid te realiseren.

Verder is afgesproken dat de steden in 2010 eenmalig verantwoording afleggen over a) de rechtmatige besteding van de BDU-bijdragen b) de realisatie van de prestatieafspraken in het maatwerkconvenant. Een beleidsmatige verantwoording is niet nodig.

De afronding van het wet- en regelgevingstraject van de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV) is nog niet gereed. De AMvB die ten grondslag ligt aan de BDU SIV treedt naar verwachting in april 2005 in werking. Een en ander vertraagt echter het proces niet: de AMvB werkt met terugwerkende kracht en steden kunnen vanaf 1 januari 2005 werken met de nieuwe systematiek. Voor de BDU Fysiek geldt dat de ISV wet wordt aangepast. De inwerkingtreding van de AMvB over de verantwoording is gepland voor het najaar 2005. De AMvB voor de BDU Economie ligt op het moment van schrijven in het kader van een voorhangprocedure bij de Tweede Kamer.

Europees voorzitterschap (prestatie-indicator 7)

2004 was natuurlijk ook het jaar van het Europees voorzitterschap. Belangrijke evenementen in de voorbereiding waren een Internationale Conferentie in mei, «Europe Empowers cities» met name gericht op uitwisseling van best practices vanuit de stedelijke structuurfondsenprogramma's. In oktober werd in samenwerking met de Europese Commissie in Noordwijk de City Summit gehouden met 550 vertegenwoordigers van Europese steden en instellingen, waarin de Urban Audit werd gepresenteerd en werd gediscussieerd over de toekomst van stedelijk beleid in Europa.

Verder zijn onderzoeken afgerond naar het stedelijk beleid in de 25 Europese lidstaten, een onderzoek naar Kenniseconomie en de rol van steden daarin. BZK heeft tevens bijgedragen aan een Europese bewonersbijeenkomst, georganiseerd door het LSA, die een aantal concrete aanbevelingen heeft opgeleverd. Op 30 november werd een informele ministersbijeenkomst over stedelijk beleid gehouden. Alle door Nederland voorbereide conclusies zijn door de EU-lidstaten overgenomen. Zo werd over een politieke agenda 2005–2006 voor versterking van stedelijk beleid in de lidstaten overeenstemming bereikt. Ministers spraken af zich te richten op de beleidsinspanningen van de lidstaten, de samenwerking tussen de lidstaten en de stedelijke dimensie in het Europese beleid. De belangrijkste thema's hierin zijn steden als motoren van economische groei en als plaats waar sociale insluiting gerealiseerd moet worden.

Ook hebben ministers het startschot gegeven voor een pilot project voor het opzetten van een Europees kennisnetwerk. Het Luxemburgs voorzitterschap zal naast al genoemde activiteiten deze politieke agenda verder uitwerken door de ontwikkeling van een actieplan voor stedelijk beleid en het bevorderen van de discussie over de stedelijke dimensie in het Lissabon en Gothenburg proces.

Doorzettingsmacht Rotterdam

2004 was ook het jaar waarin zowel Rotterdam als de G4 als collectief aangaven de grootstedelijke problematiek niet binnen de bestaande wet- en regelgeving op te kunnen lossen. Via het Actieprogramma «Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans» en de brief «Agenda Doorzettingsmacht G4» maakten de steden gebruik van de mogelijkheid lokale knelpunten bij het Kabinet neer te leggen. Het Rijk streefde in haar reacties naar passende soms juridische oplossingen voor de bovenmaatse grootstedelijke problematiek. De implementatie en juridische verankering van de toegezegde oplossingen worden in 2005 gecontinueerd.

Toetreding Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid

In november 2004 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die de toetreding van Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid per 1 januari 2007 verzoekt (Kamerstuk 21 063, nr. 31, Motie Bruls). De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd de Motie te zullen uitvoeren.

Jaarboek Grotestedenbeleid

Er is in 2004 weer een Jaarboek Grotestedenbeleid uitgekomen waarin de meest actuele gegevens over de situatie in de grote steden zijn opgenomen. In 2005 zal de stand van de werking van het GSB II worden opgemaakt. De steden moeten medio 2005 hun verantwoording GSB II indienen, en ook zal er een beleidsevaluatie Grotestedenbeleid worden uitgevoerd. Eind 2005, begin 2006 zijn de resultaten hiervan bekend.

Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen.

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
Bijdrageregeling SIV G25 en de regeling Leefbaarheid partiële steden.De situatie met betrekking tot sociale integratie en veiligheid respectievelijk leefbaarheid in 1998/1999 bij aanvang van de huidige convenantsperiode in de grote steden.Verbetering van de situatie in 2004 aan het einde van de huidige convenantsperiode in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid.Gedeeltelijk. De actie die ondernomen is met de middelen die hangen onder deze operationele doelstelling is het uitbetalen van de subsidie aan steden. Dat is ook in 2004 weer gebeurd. Het daadwerkelijke effect zal in 2005, naar aanleiding van de verantwoording van de steden en de evaluatie van het Grotestedenbeleid blijken

BELEIDSARTIKEL 10. ARBEIDSZAKEN OVERHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van de kwaliteit van de collectieve sector door er voor te zorgen dat er enerzijds binnen een goed functionerende arbeidsorganisatie, tegen zo beperkt mogelijke kosten, voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is en anderzijds het vermogen om te moderniseren/verbeteren toeneemt.

De openbare sector is een arbeidsintensieve sector. De personele lasten op de Rijksbegroting van zowel actieven als inactieven zijn, met tientallen miljarden euro's, enorm. Ten einde de gevolgen van de vergrijzing betaalbaar te houden, alsmede het hoofd te bieden aan economische omstandigheden is stevig ingezet op een vermindering van kosten voor (pré-) pensioen en sociale zekerheid. Een meerjarige nullijn voor de lonen, evenals een activerend arbeidsmarktbeleid, zijn onlosmakelijk onderdeel van het beleid in 2004 geweest.

Vanuit de verantwoordelijkheid voor het beheer en de verdere ontwikkeling van het overlegstelsel is een start gemaakt met een Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) waarbij indringend wordt gekeken of ook de laatste verschillen tussen de ambtelijke rechtspositie en die van andere werknemers kunnen worden afgeschaft.

Het vraagstuk van analyse en oplossing van de arbeidsmarktproblematiek heeft toonaangevend op de politieke agenda gestaan. Onder meer als gevolg van de vergrijzing en de daarmee samenhangende vervangingsvraag waren de arbeidsmarktvraagstukken van de publieke sector onverminderd actueel. Om in een vergrijzend Nederland over voldoende gekwalificeerd personeel te beschikken dient de overheid niet alleen een aantrekkelijke werkgever te zijn. Ook de participatiegraad en arbeidsproductiviteit moesten sterk toenemen. Dit maakt dat, naast aandacht voor arbeidsvoorwaarden, arbeidsmarktvraagstukken, pensioenvraagstukken, vraagstukken rond de sociale zekerheid veel aandacht in 2004 is uitgegaan naar bedrijfsvoeringvraagstukken.

Integriteit binnen de publieke sector bleek een actueel vraagstuk mede als gevolg van diverse incidenten. Er is een actief en stimulerend integriteitbeleid vormgegeven en uitgedragen. Het vraagstuk van de topinkomens binnen de openbare sector is een gevoelig thema dat hoog op de politieke agenda stond. Het afgelopen jaar zijn, mede onder invloed van het programma Andere Overheid, activiteiten ontwikkeld ter bevordering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties, zijn activiteiten rond het benchmarken geïntensiveerd en is de zorg voor het invoeren van kwaliteitshandvesten toegevoegd. Daarnaast is de Internetspiegel «medewerkerstevredenheid» ontwikkeld.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
10.6:Ontwikkeling en eerste uitvoering van tevredenheids-onderzoek/effectmeting bij o.a. sectoren en experts naar de prestatie van BZKJanuari 2004December 2004Gereed.
10.6.aTAODecember 2003April 2004Gereed
10.6.b. Functioneren CAOPJanuari 2004December 2004Gereed
10.6.c. Follow-up beloningsonderzoek 2003. Volumeontwikkeling in de sector RijkJanuari 2004December 2004Over de follow-up van het Beloningsonderzoek 2003 is in september 2004 in de TAO 2005 gerapporteerd.
10.6.d. Aanpak en doorlooptijd onderzoek zal nader worden bezien.  Sinds medio 2004 vallen de activiteiten verbonden aan deze doelstelling onder artikel 7.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10. Arbeidszaken overheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen28 33424 09134 68527 38682 12988 308– 6 179
        
Uitgaven23 38524 10634 09025 22378 51888 308– 9 790
10.1Apparaat15 45414 53823 57711 72711 33512 660– 1 325
10.2Arbeidsmarkpositie collectieve sector2825542 8815 889   
10.3Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 3606 6966 7466 799   
10.4Nederlandse Presentatie in organen van de EU1 2892 318886808   
10.5Uitkeringsregelingen    54 33557 513– 3 178
10.6Randvoorwaarden sectoren/overheid    12 84818 135– 5 287
        
Ontvangsten4135 5138 0744021 8976191 278

Financiële toelichting

Op artikel 10 heeft ten aanzien van operationele doelstelling 5 bij Voorjaarsnota een negatieve ramingbijstelling ad € 3 mln. plaatsgevonden voor de pensioenen die via de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) worden uitgekeerd.

Met betrekking tot doelstelling 6 heeft een verdeling van de PAO-gelden plaatsgevonden ad € 3,9 mln. Dit heeft geleid tot een verlaging op dit begrotingsartikel en verhogingen op artikelen elders in de begroting. Daarnaast is de onderzoeksvoorstelling eenmalig niet tot uitvoering gebracht waardoor € 0,5 mln. resteerde. Op deze doelstelling is de totale uitputting voor 2004 gunstiger uitgevallen doordat een groot aantal kleine projecten niet volledig tot betaling hebben geleid.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 5 
•Niet aan doelen toe te rekenen uitgavenJa
  
Operationele doelstelling 6 
•6.1 Voldoende gekwalificeerd personeelJa
•6.2 Een goed functionerende arbeidsorganisatieJa
•6.3 Tegen zo beperkt mogelijke kostenJa
•6.4 het vermogen om te moderniseren/ verbeteren neemt toeJa

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 5: Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven

De instanties waaraan de uitvoering van de betreffende regelingen is uitbesteed zijn inhoudelijk en beleidsmatig ondersteund. Er zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld om de uitkeringen te kunnen doen.

De ministers van BZK en van Financiën hebben het verslag en de verantwoordingsstukken over het jaar 2003 van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), welke waren voorzien van een accountantsverklaring, medio 2004 goedgekeurd.

Operationele doelstelling 6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kaderstellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van de subdoelstelling 1 t/m 4.

Subdoelstelling 1: voldoende gekwalificeerd personeel.

De doelstelling voor 2004 was dat te allen tijde voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is binnen de collectieve sector. Aan deze doelstelling is, uiteraard zonder dat dit tot op het niveau van de afzonderlijke vacature is te waarborgen, voldaan. Nergens hebben zich sectorbrede arbeidsmarktknelpunten voor gedaan in 2004. Een belangrijke reden hiervoor is de oplopende werkloosheid die tot een beduidende toename van het aantal sollicitanten voor de collectieve sector heeft geleid. Er zijn in 2004 daarom geen specifieke acties ondernomen om de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever te laten toenemen.

Eind september 2004 kon worden vastgesteld dat de vacaturegraad ten opzichte van de situatie een jaar eerder licht is gestegen, maar nog altijd substantieel lager is dan de in de begroting genoemde streefwaarde (1,5%). Inmiddels is de berekening van de vacaturegraad gewijzigd.

Ten aanzien van het vergroten van de arbeidsparticipatie is een fiscaal ontmoedigingsbeleid gevoerd ten aanzien van het vervroegd uittreden via VUT/FPU. Ten aanzien van het vergroten van de arbeidsproductiviteit is onder andere een onderzoek naar de voor- en nadelen van prestatiebeloning gestart.

Over de Trendnota Arbeidszaken Overheid (TAO) zijn Kamerleden, wetenschappers en vertegenwoordigers van de arbeidsvoorwaardelijke sectoren geïnterviewd. De Trendnota wordt als een leesbare en informatieve nota gezien die een nuttige functie vervult. Het is de nota die in de volle breedte de ontwikkelingen van het overheidspersoneel in beeld brengt. Suggesties voor verbeteringen betroffen een nog wat scherpere aandacht voor de belangrijkste beleidskeuzes en het meerjarig presenteren van relevante cijfers waardoor specifieke ontwikkelingen nog beter zichtbaar worden.

Subdoelstelling 2: een goed functionerende arbeidsorganisatie.

Het ministerie van BZK levert jaarlijks bijdragen aan het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) voor de instandhouding van de overleginfrastructuur, en aan de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel (SCO) ten behoeve van een adequate invulling aan de taken van de centrales op dit terrein, het zogenaamde «vakbondstientje».

Het afgelopen jaar zijn met alle betrokken partijen verkennende gesprekken gevoerd over een nieuwe financieringsstructuur voor het CAOP met de intentie om in gezamenlijk overleg te komen tot een nieuwe bestendige financieringsstructuur voor het CAOP die aansluit bij de context waarbinnen het CAOP thans opereert. Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidiëring van het CAOP. Deze doelmatigheidsstudie is in december 2004 afgerond en heeft geleid tot het voornemen de overeenkomst en de bijbehorende subsidieregeling op te zeggen. Gewerkt wordt aan een aangescherpte nieuw vormgegeven regeling.

Ter ondersteuning van het arbeidsvoorwaardenvormingsproces heeft in 2004 periodiek afstemmingsoverleg plaatsgevonden tussen de CAO-werkgevers bij de overheid (Verbond Sectorwerkgevers Overheid). In 2004 is de totstandkoming van de stichting VSO voorbereid.

In februari 2004 is het voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet, die (mede)overheden verplicht tot het opstellen van gedragscodes en het voeren van een integriteitbeleid, aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 436).

In afwachting van het kabinetsstandpunt is de inventarisatie van het integriteitbeleid bij het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en politie is voor het zomerreces van 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd. In juni 2004 is een specifieke integriteitwebsite gelanceerd, die primair gericht is op functionarissen die integriteitbeleid binnen hun organisatie opzetten.

In het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van Europa is een internationale integriteitconferentie georganiseerd. Verder is op initiatief van Nederland, als voorzitter van de Europese Unie (EU), een «Ethics Framework» voor ambtenaren in en bij de EU aangenomen. Hierin staan de basiswaarden en normen die de lidstaten belangrijk vinden voor een goed functioneren van de openbare dienst en die dienen als instrument voor het ontwikkelen van gedragscodes in de lidstaten.

Subdoelstelling 3: Tegen zo beperkt mogelijke kosten.

De loonkosten voor het overheidspersoneel ontwikkelden zich in 2004 conform de afspraken die daarover door de betrokken partijen bij de start van het kabinet zijn gemaakt. Daarnaast was het streven gericht op de beheersing van de kosten van de sociale regelingen door een versobering van de vergoedingen bij ziekte.

Daarnaast speelden een rol het mislukken van het voorjaarsoverleg (mei 2004) en oplopende spanningen tussen vakorganisaties, werkgevers en kabinet een rol, waardoor in vrijwel heel Nederland het CAO overleg niet werd gestart of werd opgeschort tot november 2004, en het in het najaar bereikte Sociaal Akkoord (SA) over de beperking van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling voor 2004 en 2005.

a. beperken/beheersen loonkosten

De kabinetsbijdrage voor de overheidssectoren bedroeg in 2004 1,39%. Door het kabinet is afgesproken dat de sectoren bij hun arbeidsvoorwaardenonderhandelingen voor de contractloonontwikkeling dienden uit te gaan van de nullijn. De aanwending van de kabinetsbijdrage betrof daarom met name de bekostiging van de extra pensioenlasten en eventuele overige sociale lasten. Binnen de nullijn was het nog mogelijk om incidentele eindejaaruitkeringen gedaan in 2003 ook voor 2004 overeen te komen met de bonden. Van de kabinetssectoren heeft alleen de sector Onderwijs hiervan gebruik gemaakt.

Voor 2004 is in de sectoren de nullijn aangehouden waardoor de stijging van de loonkosten resulterend uit contractloon ontwikkeling beperkt konden worden gehouden. In dit jaar zijn slechts in drie overheids- of onderwijssectoren arbeidsvoorwaardenovereenkomsten gesloten. Keerzijde van de geringe bereidheid van de sociale partners om aan de onderhandelingstafel te verschijnen was dat de in het Sociaal Akkoord overeengekomen versoberingen nog niet zijn bekrachtigd in de sectorale arbeidsvoorwaarden.

Ten aanzien van het bereiken van de nullijn heeft het kabinet een strakke sturing gevoerd op de sectorale onderhandelingen. Deze sturing heeft geresulteerd in het voeren van bestuurlijke overleggen met de niet-kabinetssectoren en het ondersteunen van de sectoren bij de onderhandelingen. Hierdoor is voorkomen dat sectoren arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen zijn aangegaan waarbij het sectorale belang heeft geprevaleerd boven het kabinetsbelang, de nullijn.

b. Beperken/beheersen kosten voor pensioenvoorziening

Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de loonkostenstijging bij de overheid in 2004 met name is veroorzaakt door de hogere werkgeversbijdragen voor pensioenpremies. Deze stijging van de premie vloeit voort uit het door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in 2003 ingediende en door de Pensioen- en Verzekeringskamer goedgekeurde herstelplan om de financiële positie te herstellen. Als gevolg van de lagere rente is de kostendekkende premie in 2004 gestegen.

In het kader van het Nederlands voorzitterschap van de EU is de houdbaarheid van publieke pensioensystemen in Europa hoog op de agenda gezet in 2004. Op verzoek van Nederland is onderzoek verricht naar de verschillende pensioensystemen in Europa, teneinde te komen tot een aantal mogelijke maatregelen om de houdbaarheid ervan te bevorderen. Bovendien leverde het onderzoek een aantal inzichten op. De belangrijkste conclusie is dat eindloonstelsels véél gevoeliger zijn voor looninflatie en vergrijzing dan middelloon- en premiestelsels. Inmiddels is het ABP overigens al overgegaan op middelloon.

Subdoelstelling 4: het toenemen van het vermogen om te moderniseren/verbeteren neemt toe.

Ter bevordering van de verspreiding en deling van kennis en ervaring over goede praktijkvoorbeelden op het vlak van innovatie en kwaliteitsverbetering werd de database goede praktijkvoorbeelden op de website www.publiekesector.nl aangevuld met circa 500 nieuwe voorbeelden. Daarnaast werd de 2e Nationale Conferentie Innovatie en Kwaliteit Publieke Sector georganiseerd, waar meer dan 1500 deelnemers ervaringen en kennis hebben uitgewisseld.

De uitkomsten van het internationale onderzoek naar de verschillen in publieke prestaties werd in september 2004 gepubliceerd. De vergelijking had betrekking op de 25 EU-lidstaten, de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het vormde een belangrijk gespreksonderwerp op de Europese conferentie in november voor de leden van de openbare dienst van de lidstaten.

In 2004 werd de Internetspiegel gelanceerd, een digitaal instrument waarmee overheidsorganisaties op eenvoudige wijze en tegen lage kosten via Internet de tevredenheid van medewerkers in kaart kunnen brengen. Inmiddels maken diverse ministeries en gemeenten gebruik van dit instrument.

Ten einde kennis voor beleidsvorming op het vlak van arbeidszaken binnen de overheid beter toegankelijk te maken voor de beleidsmedewerkers is in 2004 een start gemaakt met de ontwikkeling van een gebruikersvriendelijke kennis- en databank.

In 2004 zijn in het kader van Benchmarken de volgende benchmarkonderzoeken uitgevoerd: «Publiekszaken», «Openbaar Vervoer», «Belastingoverleg grote gemeenten», «Ondernemingsklimaat», «Ontwikkeling duaal dashboard voor gemeenten». Daarnaast zijn benchmarks gestart op het gebied van infrastructuur, inspectie en toezicht en reïntegratie. In juni 2004 verscheen het Handboek Prestatievergelijking (deel I) met daarin de Handreiking Prestatievergelijking en de Gids Prestatievergelijkingen en Benchmarks. In november 2004 werd de landelijke Benchmarkdag georganiseerd. Daarnaast werden er in 2004 vele presentaties, colleges en korte lezingen verzorgd voor een divers publiek. In 2004 is daarnaast gewerkt aan het onderzoek naar de haalbaarheid van de website www.watdoetjegemeente.nl. In september 2004 is de 3e ronde van de RijksbredeBenchmark van de uitvoeringsorganisaties gestart.

De 3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU (3QC, 15–17 September 2004)

Kwaliteitsverbetering van de publieke dienstverlening staat in alle EU lidstaten hoog op de agenda. Om een impuls te geven aan de kennisuitwisseling binnen de EU over actuele «best practices» in alle sectoren van de publieke dienstverlening is in 2004 de 3QC georganiseerd. De conferentie werd bijgewoond door 1300 mensen uit alle verschillende lidstaten en werd afgesloten met een positief evaluatieresultaat (score 3,94 op een schaal van 1 tot 5).

Op basis van de uitkomsten van de 3QC is een ministeriële EU Trojka georganiseerd. Onder voorzitterschap van de Minister van BVK hebben de ministers van Italië, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg het Memorandum of Understanding vastgesteld. Dit bevat concrete aanbevelingen om kwaliteitsverbetering van de dienstverlening binnen de EU nadrukkelijker op de kaart te zetten en onderdeel te maken van de realisering van de «Lissabon Agenda».

Innovatie

Op het gebied van innovatie hebben in 2004 een groot aantal ontwikkelingen en activiteiten plaats gevonden. Het programma Innovatie en Kwaliteit Publieke Sector is beëindigd en overgegaan in InAxis. InAxis levert inhoudelijke bijdragen aan het Innovatieplatform.

In 2004 rondde InAxis 22 experimenten uit 2003 af. Een onafhankelijke evaluatie toonde aan dat van de meeste experimenten de doelstellingen zijn gehaald. Ook is gebleken dat overdracht van innovaties sterker moet worden ontwikkeld. In 2004 begeleidde InAxis 14 andere experimenten en zijn in november 2004 nog eens 17 nieuwe experimenten (van de 61 aanvragen) goedgekeurd (zie ook www.inaxis.nl). In 2004 ontwikkelde InAxis overdrachtinstrumenten zoals een aanpak voor marketing van innovaties en een «community of practice». Een methodiek voor kenniscodificatie is in ontwikkeling.

InAxis publiceerde drie boeken in 2004: «Verbindend Leiderschap», «Ideeënmanagement» en «Shared services, nieuwe vormen van krachtenbundeling bij gemeenten».

Samen met de gemeentesecretarissen van de 100 000+ gemeenten ontwikkelde InAxis de innovatiemonitor (www.innovatiemonitor.nl), een in de praktijk beproefde methodiek voor benchmarking van organisaties op innovatiedruk, innovatiekracht, gerealiseerde innovaties en de bijdrage daarvan aan de prestaties.

BELEIDSARTIKEL 11. KWALITEIT RIJKSDIENST

1. Algemene beleidsdoelstelling

De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van het Rijk. De prestaties van het Rijk staan of vallen met de gemotiveerde inzet van mensen: de ambtenaren in dienst van het Rijk.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
11.2Onderzoek en vervolgonderzoek in/door/uitstroomJuli 2003Juni 2005Afronding is voorzien in het eerste halfjaar 2005.
 Onderzoek en vervolgonderzoek Kwalitatief MobiliteitsonderzoekJuli 2003Juni 2005Einddatum is haalbaar, mede afhankelijk van externe factoren.
11.6Evaluatie convenant aanpak werkdruk, ziekteverzuim en (re)integratie van langdurig zieke werknemers en arbeidsgehandicapten in de sector Rijk. September 2003Juni 2004Evaluatie is gereed. Het in 2004 afgesloten ARBO-plusconvenant richt zich op terugdringen van het langdurig ziekteverzuim.
11.7:Monitor Volumeontwikkeling Personeel RijkDecember 2003Mei 2006Nieuwe aanpak is in voorbereiding. Onderzoek is daarom jaar doorgeschoven.
 Monitor inhuur externen RijkDecember 2003Mei 2005Resultaten via het Sociaal Jaarverslag Rijk
[overgeheveld; voorheen 6.2]6.2Interdepartementale beleidsevaluaties2000Januari 2004Gereed.
11.8Monitor op voortgang programma vernieuwing HRM-stelsel RijkOktober 2003Maart 2004Gereed.
 Beloningsmonitor: stand van zaken van praktijk rond waarderen en belonen, enquête onder leidinggevenden en medewerkers.Oktober 2003Maart 2004Gereed.
 Via benchmarking tevredenheid onder medewerkers meten over hun werk, management, loopbaanperspectief.20032004Gereed.
 Tevredenheid onder managers meten over de geboden ondersteuning van personeelsinstrumenten en personeelsadvies.20032004Gereed.
 Tevredenheid onder directies P&O meten over de ondersteuning vanuit het concernniveau bij het verrichten van hun werk.20032004Gereed.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11. Kwaliteit rijksdienstRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen55 84268 79476 72978 07774 030119 420– 45 390
waarvan garantieverplichtingen    0  
        
Uitgaven53 85864 16771 17576 22669 617119 420– 49 803
11.1Apparaat13 42812 3869 66010 95411 97310 0751 898
11.2Topmanagers rijksdienst8827561 1162 1043 0226 209– 3 187
11.3Conc. arbeidsvoorwaarden sector rijk28 33531 41534 85435 270   
11.4Samenst. en effectieve org. Rijksector11 21319 61025 54527 898   
11.6Professionele en goede medewerkers    43 25685 521– 42 265
11.7Functionerende organisatie    3320332
11.8Functionerende bedrijfsvoering    11 03417 615– 6 581
        
Ontvangsten19 9474 4171 5951 2723 38903 389

Financiële toelichting

Bij Voorjaarsnota 2004 heeft een bijstelling ten aanzien van de arbeidsvoorwaardengelden plaatsgevonden ad € 30 mln. op artikel 11. In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2002–2003 zijn daarnaast enkele afspraken gemaakt met betrekking tot de Toelage Onregelmatige Diensten (TOD). Omdat een loonsomevenredige verdeling over de ministeries niet mogelijk bleek, is het in de CAO gereserveerde budget (ad € 21 mln.) op de begroting van BZK geplaatst en in 2004 is dit meerjarig herverdeeld over de ministeries naar rato van het aantal personen dat recht heeft op een TOD.

Vanwege het feit dat in 2004 geen CAO voor de sector Rijk tot stand is gekomen, laat het arbeidsvoorwaardenbudget een onderuitputting zien van € 45 mln. € 25 mln. hiervan is gemeld bij Najaarsnota en, nadat duidelijk werd dat ook in de laatste maanden geen afspraken meer konden worden gemaakt, is € 20 mln. niet tot betaling gekomen.

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
11.2 Kwaliteit topmanagement rijksdienst 
•Advisering aan opdrachtgevers over selectie van topmanagersJa
•Ontwikkelingstraject dat uitzicht biedt op ABD-functies (Kandidatenprogramma)Ja
•Ontwikkeling van managementvaardigheden van ABD-ledenJa
•ABD-InterimJa
•Ontwikkeling en uitvoering van de ABD-schouw (voorheen TRP)Ja/Gedeeltelijk (De uitvoering van de ABD-schouw is een tweeledig traject, enerzijds vinden jaarlijks de schouwgesprekken plaats die een rijksbreed beeld geven, anderzijds geeft het beeld een aanleiding tot acties die daaropvolgend uitgevoerd worden.)
  
11.6: Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst 
•Percentage allochtonen in het personeelsbestand = 9%Ja, 8,8% (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004.
•Gemiddelde leeftijd onder medewerkers bij het Rijk is 42 jaarJa, 42,37 jaar (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004
•Het ziekteverzuim is maximaal 6,5%Ja, 6,4% (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004
•WAO-instroom is maximaal 1,01%Ja, 0,6% in 2003 (747 mensen). Dalende trend is zichtbaar Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004
  
11.7: Een goed functionerende organisatie 
•ZBO's tegen het licht houden (6.2)Ja, rapportage interdepartementaal beleidsonderzoek gereed gekomen in juli 2004
•Adviesraden tegen het licht houdenGedeeltelijk, onderzoeken afgerond, thans kabinetsstandpunt in voorbereiding
  
11.8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM functie 
•Eind 2005 is een oplossing beschikbaar voor personeelsadministratie en salarisverwerkingGedeeltelijk
•Pilot benchmarken is uitgevoerdJa
•Percentage medewerkers dat aangeeft per jaar tenminste een formeel gesprek te hebben gehad over functioneren/ ontwikkeling/resultaten, gekoppeld aan beloningsafspraken is 88%. 79% (eind 2003)
•Percentage concrete resultaatsafspraken is 68%. 64% (2003). Toelichting en prestatiecijfers 2004 zullen worden behandeld in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professionele en goed toegeruste topmanagers.

Prestatie indicatorNormwaardeRealisatie 2004
Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/ markt.6:3:16:3:1

Management Development voor het Rijk

In november 2003 heeft het SG-Beraad ingestemd met het «Talent Review Process», dat op concernniveau en per departement moet leiden tot een stevige (gezamenlijke) basis voor een goed MD-beleid voor de middellange en langere termijn. Hieraan is invulling gegeven met de «ABD-schouw», waarbij de uitkomsten van de departementale personeelsschouwen inzicht hebben gegeven in het potentieel en de kwalitatieve en kwantitatieve behoeften op concernniveau. Het aanbod van ontwikkelactiviteiten vanuit het bureau ABD is hierop aangepast.

Voorts heeft het Kabinet in 2004 een aantal beslissingen genomen die betrekking hebben op de positie van de Topmanagementgroep. Bureau ABD heeft voorbereidingen getroffen om de uitvoering hiervan in 2005 gestalte te geven. Hierbij zijn de genomen beslissingen omtrent de arbeidsvoorwaarden in de werkgeversrol van de minister van BZK betrokken.

Kandidatenprogramma van start gegaan

Het collectieve deel van de eerste lichting van het kandidatenprogramma is in september 2004 afgrond. De individuele leerlijn kan dan nog doorlopen. Inmiddels zijn van de 55 kandidaten van de eerste en tweede lichting zijn 44 mensen van context veranderd, waarvan 14 in een ABD-functie. Najaar 2004 is de derde lichting gestart met 28 kandidaten.

ABD-Interim heeft de werkzaamheden gestart

De organisatie, financiering en infrastructuur van ABD-Interim is in 2004 gerealiseerd. Het design voor de pool heeft gestalte gekregen en de operationalisering, bemensing, exploitatie etc. is mede aan de hand van het businessplan van ABD-Interim vormgegeven. Aanvullend heeft het SG-beraad in december 2004 opdracht gegeven te streven naar een tiental vaste poolleden eind 2005. Ca. zestig personen hebben zich inmiddels aangemeld. Ruim 25 verzoeken om bemiddeling zijn gedaan. Twaalf contracten voor interimfunctievervulling zijn gesloten en zes verzoeken zijn onderwerp van gesprek.

Concern MD.

Op het terrein van HRM maakt het Rijk de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling door naar een concernorganisatie. Daaruit is onder meer de behoefte ontstaan aan een structurele professionele advisering over managementontwikkeling vanuit een door het concern gedragen beleid: Concern MD.

Speerpunt van de activiteiten van Bureau ABD op dit terrein is in 2004 de verdere professionalisering van de ABD-schouw door verdere interdepartementale afstemming en samenwerking op het gebied van MD. Als onderdeel daarvan is een professionaliseringsprogramma gestart voor de MD-functionarissen van de departementen en van Bureau ABD.

Operationele doelstelling 6: Professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst.

Instroom, ontwikkeling en sociaal beleid

Ten behoeve van herplaatsingkandidaten is het samenwerkingsverband mobiliteitscentra opgestart. Eveneens zijn de circulaires en de digitale arbeidsmarkt aangepast om het zoekproces voor zowel werkgever als werknemer te vergemakkelijken en belemmeringen weg te nemen. Het traineeprogramma is doorgegaan. Met betrekking tot de digitale arbeidsmarkt is minder uitgegeven dan voorzien in verband met relatief weinig wervingsactiviteiten.

Het Ontwikkelplein is gerealiseerd en het aanbod aan opleidingen wordt via www.werkenbijhetrijk.nl aangeboden. Samenwerking tussen Rijksacademies is geworden tot de Alliantie, een inhoudelijk en bedrijfsmatig samenwerkingsverband. Het A&O fonds is gericht op innovatie. Door bezuinigingen en reorganisaties is vanuit de ministeries beperkt gebruik gemaakt om innovatieve projecten op te starten.

Arbeidsvoorwaarden

Er is in 2004 geen CAO tot stand gekomen. Met de bonden is wel een regeling op het gebied van sociaal flankerend beleid overeengekomen met als doel de in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken capaciteitsreductie dusdanig in te richten dat geen gedwongen uitstroom plaatsvindt. Ook is vooruitgang geboekt bij het vergroten van de efficiency bij de uitvoering van het arbeidsvoorwaardenbeleid door middel van harmonisering en vereenvoudiging van secundaire arbeidsvoorwaarden.

Operationele doelstelling 7: een goed functionerende organisatie

Ter uitvoering van een voornemen uit de begroting-2004 heeft het kabinet opdracht gegeven tot een interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandige organisaties op rijksniveau. Het daaruit voortgekomen rapport-Kohnstamm is in juli 2004 gepubliceerd. Het aangekondigde register van ZBO's was eind 2004 bijna gereed. In 2004 zijn volgens planning een tiental toezichtarrangementen via het instrument van zelfevaluatie doorgelicht en door de Ambtelijke Commissie Toezicht-II van een toets voorzien. Met de aangekondigde vereenvoudiging en versobering van het adviesstelsel is in 2004 een aanvang gemaakt. Eind 2004 was een beleidsverkennende notitie over de kennis- en adviesfunctie in voorbereiding.

Operationele doelstelling 8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM functie.

In juni 2004 is het eindrapport over de tweede meting van de monitor waarderen en belonen gereed gekomen (Beloningsmonitor). Het rapport geeft tevens de uitkomst van de eerste meting van de voortgang van het programma vernieuwing HRM-stelsel Rijk. De pilot Benchmark HRM Rijk is in april afgerond. Een besluit over het vervolg is opgeschort in afwachting van integratie met andere instrumenten.

In 2004 is een start gemaakt met de daadwerkelijke opbouw van P-Direkt. Een uniforme procesinrichting (gelijk voor alle ministeries) en het gebruik maken van internationale standaarden en best-practices zijn daarbij door de rijksdienst als uitgangspunten genomen. Gestreefd is zo veel mogelijk naar bruikbare, reeds werkende oplossingen binnen de rijksdienst, dit om versnelling te kunnen realiseren en desinvesteringen te voorkomen. Dit geldt voor de ICT-oplossing van het Ministerie van Financiën voor de onderdelen HR-systeem en salarisverwerking en het rijksoverheidintranet voor de datacommunicatie (RYX). Het belangrijkste continuïteitsrisico voor de ministeries, dat van de salarisverwerking, is afgedekt.

BELEIDSARTIKEL 14. TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) draagt bij aan het behoud c.q. vergroten van publieke waarde, dat wil zeggen het vermogen om publieke taken naar behoren uit te voeren, van politie, brandweer en rampenbestrijding.

Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) draagt bij aan het verwerven van inzichten naar de aard, oorzaak en gevolg van grote ongevallen en incidenten.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
14.1Als onderdeel van de rijksbrede evaluatie van de Kaderstellende visie op toezicht heeft de Inspectie OOV op basis van de bijbehorende checklist een zelfevaluatie uitgevoerd.Sep 2003Apr. 2004De zelfevaluatie van de Inspectie OOV is in april 2004 aan de ACT II aangeboden. Begin 2005 wordt de eindrapportage van de ACT II verwacht.
 Evaluatie van de toepassing en instrumentarium van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR).Apr. 2004Okt. 2004Op grond van de uitkomsten van de evaluatie is de toepassing en instrumentarium van de ADR aangepast.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid ( in € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen0009 1236 3085 915393
        
Uitgaven0007 0955 4885 915– 427
14.1Inspectie   3 2083 5653 440125
14.2Ongevallenraad   3 8871 9232 475– 552
        
Ontvangsten   01280128

Financiële toelichting

De verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 worden verklaard door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:

De hogere uitgaven voor de inspectie OOV worden in hoofdzaak verklaard door:

• loon-en prijsbijstelling tranche 2004 (ca 0,045 mln.)

• versterking rijkstoezicht crisisbeheersing (ca 0,2 mln.)

De lagere uitgaven voor de OvV worden in hoofdzaak verklaard door:

• het niet realiseren van een crisis- en rampenorganisatiescenario alsmede het ontwikkelen van draaiboeken voor de opgeschaalde organisatie en rampenoefeningen ten behoeve van de OvV (ca 0,3 mln.)

• verrekening exploitatiekosten met de RvTV (ca 0,1 mln.)

Beleidsmatige toelichting
Beleidsprestaties 2004Realisatie
Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 
•Toezichtarrangementen en bijbehorend instrumentarium ontwikkelen ten behoeve van het inspecteren van de politie en de gemeentelijke brandweren.Ja
•Het toezichtinstrument zal (geheel of gedeeltelijk) in tenminste vier politiekorpsen worden beproefd.Gedeeltelijk
•Het toezichtinstrument zal bij een nader te bepalen aantal gemeentelijke brandweren worden beproefd.Nee
•In de regio's Twente, Brabant Zuid Oost, Utrecht, Groningen en Hollands Midden wordt, in samenwerking met andere betrokken rijksinspecties de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht. Ja
•De bestandsopname van het presterend vermogen van de politieonderwijsinstellingen wordt afgerond. Ja
•Diverse thematische onderzoeken op het terrein van politie, brandweer en rampenbestrijding.Ja
•De Inspectie OOV rapporteert over haar bevindingen aan de verantwoordelijke besturen, de betrokken organisaties en, door tussenkomst van de verantwoordelijke ministers, aan de Tweede Kamer. Ja
•De Inspectie OOV beschrijft haar activiteiten uitgebreid in het werkplan 2004 dat door de Minister van BZK, in overeenstemming met de Minister van Justitie, aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Ja
  
Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid 
•Doen van onderzoek en aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten.Nee

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

In 2004 heeft de Inspectie OOV het toezichtinstrumentarium verder ontwikkeld en in pilots beproefd. In twee pilots is het toezichtinstrumentarium van politiezorg op de aspecten «professionaliteit» en «integriteit» van de politie beproefd. Deze pilots worden begin 2005 afgerond.

Gegeven het aantal gemeenten en het aantal meetbare aspecten van de brandweerzorg is systematisch toezicht op de gemeentelijke brandweerzorg slechts in beperkte mate uitvoerbaar. Het toezicht op de brandweerzorg wordt gebaseerd op een systematiek waarbij op verantwoorde wijze keuzes gemaakt worden ten aanzien van de te inspecteren gemeenten en de onderwerpen waarop getoetst wordt. In 2004 is deze ontwikkeling gestagneerd, wat in hoge mate is veroorzaakt doordat de beschikbare capaciteit is ingezet voor het onderzoek naar de brand in de Koningkerk te Haarlem.

In samenwerking met de IGZ en de Inspectie VROM zijn de regio's Twente, Brabant Zuid Oost, Utrecht, Groningen en Hollands Midden met betrekking tot de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht. Dit heeft geleid tot aanbevelingen aan de verantwoordelijke besturen. Deze conclusies en aanbevelingen zijn voornamelijk gericht op het voor de rampenbestrijding meest kritische proces «melding en opschaling».

In 2004 is een aantal thematische onderzoeken verricht. Het thematisch onderzoek verschaft inzicht in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, rampenbestrijding, politiezorg en het politieonderwijs.

• «Vakbekwaamheid brandweerpersoneel»1. De Kamer is in september 2004 over de bevindingen geïnformeerd.

• «Paraatheid». Het rapport «Paraatheid»2 is in september 2004 door de Minister aan de Kamer aangeboden.

• «Werkend leren». Het onderzoek «Werkend leren» wordt begin 2005 aan de Kamer aangeboden.

• «Veiligheidsbewustzijn brandweerpersoneel». De rapportage wordt begin 2005 aan de Kamer aangeboden.

• «Bestandsopname Instituut voor de Basis Politiefunctie». Het rapport is in september 2004 door de Minister van BZK, mede namens de Minister van Justitie, aan de Kamer aangeboden3.

• Integraal toezicht jeugdzaken (synergie in toezicht). Het onderzoek heeft een doorlooptijd tot medio 2005.

• Informatie-uitwisseling politie, de Kamer wordt in februari 2005 over de bevindingen geïnformeerd.

Als onderdeel van de rijksbrede evaluatie van de Kaderstellende visie op toezicht heeft de Inspectie OOV een zelfevaluatie uitgevoerd. De zelfevaluatie van de Inspectie OOV is in april 2004 aan de Ambtelijke Commissie Toezicht II (ACTII) aangeboden. Begin 2005 wordt de eindrapportage van ACT II verwacht.

In 2004 hebben de Minister van BZK en de provincies afspraken gemaakt over afstemming en samenwerking bij het toezicht op de (voorbereiding van de) rampenbestrijding. Deze afspraken zijn in een protocol4 vastgesteld en door de Minister van BZK aan de Kamer aangeboden.

De Inspectie OOV heeft haar bevindingen in 2004 gerapporteerd aan de betrokken besturen, betrokken organisaties en, door tussenkomst van de verantwoordelijke ministers (van BZK en Justitie), aan de Tweede Kamer. De Inspectie OOV heeft haar activiteiten van 2004 beschreven in het jaarverslag 2004 dat begin 2005 aan de Kamer wordt aangeboden.

Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV)

Het Project onafhankelijk Rampen- en Ongevallen onderzoek (PRO) heeft in 2004 gestalte gegeven aan de wettelijke basis voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). De «Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid» is in 2004 geaccordeerd door de Eerste Kamer der Staten-Generaal en treedt op 1 februari 2005 in werking. De in deze wet vereiste ministeriële regeling is in voorbereiding. Daarnaast heeft het Project de logistieke voorwaarden verzorgd opdat de Raad, na formele installatie op 7 februari 2005, ook feitelijk van start kan gaan.

B3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 12. ALGEMEEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van het ministerie. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een niet beleidsmatige activiteit verantwoord, namelijk de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis. Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
12.1Evaluatie VBTB1 januari 20041 juli 2004Afgerond
 Medewerkers/stakeholdersond.1 april 20041 juli 2004Afgerond
 Ev. Formatieaanpassing DI1 april 20041 juli 2004In traject Leeuwensprong meegenomen

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12. AlgemeenRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen144 679148 618362 119159 98890 19581 5068 689
        
Uitgaven159 185157 547172 712174 76586 11481 5064 608
12.1Apparaat57 67963 77773 61978 12575 16170 7094 452
12.2bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis101 50693 77099 09396 64010 95310 797156
        
Ontvangsten310 1274 3499 76513 5474 7819833 798

Financiële toelichting

Apparaat

In 2004 zijn onder meer middelen toegevoegd aan het apparaatsartikel voor de Centrale Staf (ca € 2,6 mln., eindejaarsmarge) en ter compensatie voor loon- en prijsstijgingen (ca € 1 mln.). Ook zijn bij Najaarsnota voor de overgang van taken naar de Gemeenschappelijke Diensten als gevolg van project Leeuwensprong middelen (ca € 1,8 mln.) overgeheveld van verschillende artikelen naar het apparaatsartikel. Ten behoeve van de nieuwe huisvesting van het ministerie zijn middelen (€ 1,2 mln.) gereserveerd voor latere jaren.

Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis

Met ingang van begroting 2004 zijn de middelen bestemd voor verschillende rechtspositionele regelingen op dit artikelonderdeel overgeheveld naar verschillende beleidsartikelen. Dit verklaart het verschil tussen de realisatie 2003 en de realisatie 2004.

3. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Apparaat

De Centrale Stafdiensten (CS) kennen de volgende taken om het ministerie te ondersteunen in de uitvoering van haar beleidsactiviteiten: financiën, personeel en organisatie, informatievoorziening, voorlichting en communicatie, auditdienst en facilitaire zaken. Het streven hierbij is om deze taken zo transparant mogelijk uit te voeren, om zo verantwoording af te kunnen leggen naar de klanten van de CS en uiteindelijk naar het parlement.

Het jaar 2004 heeft voor de CS in het teken gestaan van een organisatiebreed verbetertraject waarin de verwezenlijking van de doelstellingen van operatie Leeuwensprong (verbetering van de bedrijfsvoering) centraal stond. Met de structuurwijziging van de staforganisatie die per 1 september 2004 heeft plaatsgevonden zijn de organisatorische randvoorwaarden gecreëerd om efficiëntere en effectievere samenwerkingsverbanden tussen lijn en staf op basis van dienstverleningsovereenkomsten, alsmede vernieuwde control- en sturingsmechanismen te realiseren.

Op 1 juli 2004 is de projectdirectie Nieuwe Huisvesting samengevoegd met de projectdirectie Nieuwbouw van het ministerie van Justitie en is de projectdirectie Nieuwbouw Justitie & BZK (PNJB) ingesteld. In 2004 is de ontwerpfase afgerond en het Definitieve Ontwerp (DO) geaccordeerd. Het DO vormt met de bijbehorende documenten de basis voor de volgende stappen in het proces dat op termijn moet leiden tot een moderne huisvesting voor beide ministeries.

Operationele doelstelling 2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis

Op grond van de Wet van 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, is een aantal uitgaven van H.M. de Koningin en wijlen H.K.H. Prinses Juliana ten laste van de BZK-begroting gebracht. Het betrof een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedroeg in 2004 € 10,769 mln. De subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam bedroeg € 0,184 mln.

13. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Budgettaire gevolgen van beleid ( in € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzienRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen00000– 1 2261 226
        
Uitgaven00000– 1 2261 226
13.1loonbijstelling000002– 2
13.2prijsbijstelling00000– 3838
13.3onvoorzien00000– 1 1901 190
        
Ontvangsten       

B4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF EN TOEZICHTSRELATIES/ZBO'S EN RWT'S

Achtergrond en aanleiding

Jaarlijks wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf ingegaan op eventuele majeure wijzigingen in de organisatie van BZK. Daarnaast wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven. In deze mededeling wordt aangegeven in welke mate de processen binnen BZK worden beheerst en daarmee de departementsleiding in control is.

Organisatiewijzigingen

Op 1 september 2004 is de vernieuwde staforganisatie van start gegaan. Hiermee zijn de Gemeenschappelijke Diensten een feit en is tevens een einde gekomen aan het reorganisatietraject «Leeuwensprong». In de Gemeenschappelijke Diensten (GD) zijn vrijwel alle ondersteunende taken opgenomen ten behoeve van de departementale bedrijfsvoering. Zij leveren ondersteuning op het terrein van personeel, organisatie, facilitaire zaken, communicatie en informatie. Echter het wijzigen van de structuur is slechts een randvoorwaarde voor het verbeteren van de samenwerking en de kwaliteit binnen BZK. Ter ondersteuning van deze (cultuur)omslag is BZK gestart met het cultuurprogramma Leo; naar een resultaat- en omgevingsgerichte organisatie. De vernieuwde staforganisatie was ook aanleiding om de (her)inrichting van de control op centraal niveau (FEZC) en decentraal niveau (DG-control) op te pakken. In 2005 wordt dit voortgezet.

Management control

De bedrijfsvoering betreft alle bedrijfsprocessen – zowel de primaire processen als de processen die hiervoor faciliterend zijn – om beleidsdoelstellingen van BZK te kunnen realiseren alsmede de sturing en beheersing daarvan. Om de doelmatigheid van deze taak te waarborgen is binnen BZK een management controlsysteem ontwikkeld passend bij de specifieke beleidsterreinen en het sturingsmodel van BZK. Voorts is in 2004 door BZK een visie ontwikkeld op de inrichting van het beheer van de primaire en ondersteunende processen. Onder invloed van VBTB is het noodzakelijk aan te geven op welke wijze het realiseren van de (beleids) doelstellingen wordt gewaarborgd. Deze brede benadering wordt bereikt door invoering van procesmanagement. BZK omschrijft procesmanagement als de manier waarop de organisatie vanuit strategie en beleid haar processen identificeert, ontwerpt, beheerst en waar nodig verbetert of vernieuwt.

In het nieuwe management control systeem staan de VBTB-begroting en verantwoording centraal, alsmede de werkafspraken die iedere medewerker met zijn direct leidinggevende maakt, hierbij uitgaande van de afspraken die op het hoogste niveau tot stand zijn gekomen. Hierin begrepen zijn ook de werkafspraken tussen de SG en de DG's die in 2004 actief zijn gemonitord, als ook zijn gebruikt als referentiedocument voor de functioneringsgesprekken.

In 2004 zijn de werkzaamheden gericht op het verbeteren van de managementinformatie. Dit heeft geleid tot beheerrapportages, die inzicht geven in de stand van zaken op PIOFACH-gebied. Vanaf het eerste kwartaal 2005 zullen deze rapportages standaard verschijnen. Daarnaast zijn drie nieuwe instrumenten ontwikkeld: de visitatie, de preventieve doorlichting en de organisatiescan. Al deze instrumenten hebben tot doel de manager in de eigen specifieke situatie te ondersteunen. De visitatie betreft een collegiaal advies, de preventieve doorlichting gaat in op de eigen interne processen en sturing en biedt aangrijpingspunten voor de verbetering van de bedrijfsvoering en middels de organisatiescan wordt een «röntgenfoto» van de directie gemaakt. In 2004 is gestart met het verrichten van organisatiescans en preventieve doorlichtingen (pilots), resp. 6 en 2. In 2005 zal bij alle BZK-directies een organisatiescan worden uitgevoerd. Daarnaast worden in de komende 3 jaar alle BZK-directies doorgelicht.

Een belangrijk element van het management control systeem, nl. het risicomanagement, is bij BZK nog in ontwikkeling. Echter het risicodenken heeft in de bovengenoemde instrumenten al wel een plaats gekregen.

BZK is gestart met de digitalisering van de documenthuishouding (Digidoc). In 2004 zijn 20 directies op het Digidoc-systeem overgegaan. In 2005 volgen de overige directies (ca. 12). Naar aanleiding van het ontstaan van de Gemeenschappelijke Dienst zijn de belangrijkste financiële procesbeschrijvingen in 2004 herontworpen. Daarnaast zijn in 2004 voorbereidingen getroffen voor het afsluiten van de eerste dienstverleningsafspraken tussen de Gemeenschappelijke Dienst en haar klanten.

Mededeling over de bedrijfsvoering

In 2004 is op een systematische wijze een risicogerichte keuze gedaan uit de beschikbare instrumenten op gebied van financieel en materieel beheer en de monitoring van deze instrumenten. Dit heeft ook voor 2004 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen inzake het financieel en materieel beheer.

Het sturingsmodel van BZK voor 2004 onder meer bestaande uit: het systeem van begrotingswetten, de (tweewekelijkse) monitoring van de beleidsfiches op het niveau van bewindslieden, werkafspraken tussen SG en ministers, SG en DG's en DG's en directeuren, alsmede voortgangsrapportages op alle niveau's heeft in 2004 naar tevredenheid gewerkt.

Verder zijn de nieuw ontwikkelde control/onderzoeksinstrumenten (visitatie, preventieve doorlichting en organisatiescan) het afgelopen jaar geintroduceerd en geevalueerd. Deze zullen de komende jaren verder worden verankerd binnen de organisatie.

Aandachtspunten voor de bedrijfsvoering:

In 2004 heeft het sturingsmodel van BZK met de daarin verankerde checks and balances aangevuld met het systeem van begrotingswetten, werkafspraken en periodieke overleggen en rapportages op diverse niveau's binnen de organisatie gewerkt Daarin zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen.

Toezicht

In het jaar 2003 is een vertaling van de «Kaderstellende Visie op Toezicht» voor BZK gemaakt. In het jaar 2004 is vervolgens een start gemaakt met het opstellen van toezichtarrangementen conform deze visie voor de ZBO's en RWT's behorend bij het ministerie. Het jaar 2005 zal gebruikt worden om het traject toezichtarrangementen definitief af te ronden. Dit houdt in dat actiepunten volgend uit de samengestelde arrangementen opgepakt moeten worden. Daarnaast zal de BZK visie «Toezicht als onderdeel van de mededeling bedrijfsvoering» moeten worden aangescherpt. Tot slot zullen ook de interdepartementale ontwikkelingen op het gebied van Toezicht meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van het toezichtbeleid binnen BZK.

De samenvattende verantwoordingstaat van ZBO's en RWT's is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.

Informatiebeveiliging – interdepartementaal

De Algemene Rekenkamer heeft in het Rechtmatigheidonderzoek 2003 gerapporteerd dat zeven van negen onderzochte ministeries niet voldoen aan de eisen van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Op verzoek van de minister voor BVK heeft het Interdepartementaal Overlegorgaan Directeuren Informatievoorziening (IODI) een interdepartementale werkgroep samengesteld en de opdracht gegeven de ervaringen met het VIR binnen de Rijksdienst te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor de verbetering en vereenvoudiging van de uitvoering van het VIR onder het motto «meer eenvoud, meer focus». De werkgroep VIR presenteert in februari 2005 haar eerste bevindingen.

Informatiebeveiliging – departementaal

In het jaar 2004 lag de aandacht vooral op het vergroten van het bewustzijn in de organisatie dat goede informatiebeveiliging noodzaak is. Deze actie was vooral gericht op het verder verbeteren van de implementatie van de voorgeschreven baselinemaatregelen in de lijn. Als gevolg van de eerder genoemde reorganisatie in 2004 was het beleid rond informatiebeveiliging als posterioriteit benoemd. Beleid en baseline krijgen in 2005 daarom prioriteit. Daarnaast wordt geconstateerd dat er inmiddels op dit terrein verscheidene elkaar aanvullende regelingen van toepassing zijn (met name maar niet uitsluitend VIR, VIR-BI en WBP).

Inkoopfunctie

In 2004 is verder gewerkt aan de verbetering van de inkoopfunctie voor het kerndepartement. Door het uitvoeren van het Verbeterplan inkoop neemt het risico van het niet naleven van regelgeving met betrekking tot (Europese) aanbesteding behoorlijk af.

Op twee punten zijn nog aanvullende verbeteringen nodig. Dit betreft:

1. de inventarisatie van de inkoopbehoefte van het kerndepartement; de huidige procedure voorziet niet in een structurele inventarisatie van de inkoopbehoefte per af te nemen dienst. Op dit moment vindt door de Coördinerend Directeur Inkopen (CDI) een inventarisatie plaats van de inkoopbehoefte per dienst waar mogelijk op basis van de ontvangen bestedingsplannen.

2. het uitputten van afgesloten raamovereenkomsten voor wat betreft het kerndepartement; het gebruik van de raamovereenkomsten in 2004 lag nog niet op het beoogde niveau Dit komt doordat enkele raamovereenkomsten in het laatste kwartaal 2004 zijn afgesloten en er diverse lopende opdrachten waren. Voor 2005 worden maatregelen getroffen om het percentage uitputting raamovereenkomsten fors te verhogen.

Contractbeheer

Ter verbetering van het contractbeheer is in 2004 de opzet voor een centraal contractenregister voor het kerndepartement gereed gekomen, waarin zowel de centraal als de decentraal afgesloten contracten van het kerndepartement worden opgenomen.

Implementatie zal direct in 2005 worden gestart. Rijksbreed wordt in 2005 deelgenomen aan de interdepartementale contractenregistratie via RYX, het overheidsintranet. In dit register zal getracht worden om de batenlastendiensten mee te nemen.

KLPD

In 2004 heeft het interne beheer binnen de KLPD veel aandacht gekregen. De benodigde implementatie en borging van de getroffen maatregelen, uit het in 2003 beëindigde verbeterplan, gestalte gekregen. Het onderhoud van de geïmplementeerde maatregelen zijn/worden in de onderhoudsorganisatie ondergebracht. Aangegeven is dat 2005 zal worden gebruikt om de restpunten af te wikkelen.

De problematiek omtrent de vertraagde levering van de bestelde helikopters heeft er toe geleid dat in 2004 een allonge is getekend waarbij is afgesproken dat uiterlijk op of vóór 1 maart 2005 er twee gecertificeerde helikopters ter acceptatie aangeboden moeten worden. Aan deze voorwaarden heeft de leverancier niet voldaan. Derhalve heeft KLPD stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden.

Belangrijke wapenfeiten verder zijn het operationeel gaan met PROMIS (het nieuwe netwerk), het inrichten van de payroll-module van SAP (waarmee in januari 2005 een eerste keer de salarissen van het KLPD personeel zijn berekend en uitbetaald), het in de planning en controlcyclus en de administratie opnemen van de onderdelen die per 1 januari 2004 tot de Nationale Recherche behoren.

Een belangrijk aandachtspunt blijft de naleving van de EG-aanbestedingsregels. Naast de reeds bekende onderwerpen als de onrechtmatigheid die het gevolg is van het, gedurende het aanbestedingstraject van de nieuwe uniformlijn, op voorraad houden van de oude kledinglijn (die overigens als oude fout worden aangemerkt) en het overbruggingscontract inzake de munitie, is uit een intern onderzoek van het KLPD naar voren gekomen dat mogelijk tot een bedrag van € 6,5 miljoen onrechtmatig is aanbesteed in verband met het homogene karakter van de thans nog individueel aanbestede goederen en diensten. Omdat de homogeniteit is bepaald aan de hand van de administratie zal de feitelijke mate van homogeniteit in de praktijk nog moeten worden vastgesteld.

Het overbruggingscontract groot € 3,8 miljoen (exclusief BTW) inzake de munitie was nodig omdat het gelet op de zorgvuldigheid niet mogelijk is gebleken om binnen de daarvoor beschikbare tijd (2 jaar) een nieuwe Europees aanbestede overeenkomst te realiseren. Het tijdelijk niet leveren van munitie vormde geen optie.

Voor het jaar 2004 betekent dit, dat bij de jaarrekening van het KLPD nog een accountantsverklaring met beperking moest worden afgegeven.

ITO

Het agentschap ITO is operationeel geïntegreerd met ISC. Voorwaarde hierbij is dat de ministeriële verantwoordelijkheid geborgd is. Daartoe is onder meer afgesproken om aparte financiële administraties in te richten voor ITO, ISC en C2000.

Operationele integratie levert op aantal terreinen voordelen op maar op andere terreinen ook nadelen. Voordelen vooral op het vlak van de dienstverlening bijvoorbeeld het realiseren van betere netwerkvoorzieningen, dubbel uitgevoerde rekencentrumfuncties e.d.

Nadelen vooral op het vlak van de managementinformatievoorziening, doordat het om duidelijk van elkaar verschillende organisaties handelt; ITO overwegend beheer (tarief gestuurd) en ISC overwegend ontwikkeling (bijdrage gestuurd). Het cost management, de control en het projectenbeheer bleken hiervoor in 2004 nog onvoldoende volgroeid om dit verschil op te vangen. Hoewel ultimo 2004 nog niet alle processen in voldoende mate worden beheerst , wordt binnen ISC/ITO wel met de nodige daadkracht gewerkt aan het wegnemen van de knelpunten. Het binnen ISC/ITO ingestelde audit committee speelt hierbij een belangrijke rol als bewaker van de projectdoelstellingen (toepasbaarheid, tijdigheid, kwaliteit).

Met betrekking tot de financiële kolom is een inrichtingsplan met de daarbij behorende functiebeschrijvingen opgesteld. In de loop van 2005 zal hieraan invulling worden gegeven.

Inmiddels is bekend geworden dat een klacht is ingediend bij de Europese Commissie (EC) over een Europese aanbesteding van ISC en ITO. De EC heeft bevestigd de klacht in onderzoek te nemen. Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht of en op welke wijze ontbinding van de mantelovereenkomst mogelijk is.

De zorg voor de rekencentrum functie van ITO is niet weggenomen. Op dit moment is namelijk niet duidelijk in hoeverre ISC, aan de vooravond van de migratie van de functies naar de nieuw ingerichte rekencentra van ISC, het risico op (productie) uitval en calamiteiten beheerst. De leiding is gevraagd om hier per omgaande inzicht in te verschaffen.

Samenvattende verantwoordingsstaat van ZBO's en RWT's

Onderstaand treft u aan de samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) van BZK.

ZBO's/RWT'sBeleidsartikelGeraamd bedrag 2004 (x € 1 mln.)Gerealiseerd bedrag 2004 (x € 1 mln.)Verschil (x € 1 mln.)
Kiesraad1. Grondwet & democratie000
Politieregio's2. Politie3 013,03 080,6– 67,6
Landelijke Selectie Opleidingen Politie (LSOP)2. Politie102,9112,4– 9,5
Nederlands Instituut Brandweer Rampenbestrijding (Nibra)3. Rampenbeheersing & Brandweer6,77,5– 0,8
Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe)3. Rampenbeheersing & BrandweerGeenGeenGeen
Raad voor het KLPD2. Politie0,20,1150,085
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)10. Arbeidszaken overheid48,949,6– 0,7
Stichting VUT-fonds10. Arbeidszaken overheidGeenGeenGeen
Commissie beheer DGVP*2. Politie000

* De DGVP gaat in beginsel uit van een kostendekkende premieheffing bij de politieambtenaren en de politieorganisaties. De uitgaven en de ontvangsten zijn budgetneutraal en dus in principe aan elkaar gelijk.

C. JAARREKENING

C.1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2004 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Departementale verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 Totaal4 898 6074 966 858210 8665 597 3885 108 359300 887698 781141 50190 021
           
 Beleidsartikelen         
1Grondweten democratie5 8965 89607 5776 567781 68167178
2Politie3 969 3963 940 061180 1594 362 1454 057 504230 062392 749117 44349 903
3Rampenbeheersing en brandweer137 462138 854250165 042156 6293 30827 58017 7753 058
4Partners in veiligheid222 130257 3050318 157298 8767 06696 02741 5717 066
5Nationale Veiligheid81 55081 5509188 56988 1237087 0196 573617
6Functioneren Openbaar Bestuur35 21046 81016832 54932 1691 378– 2 661– 14 6411 210
7Informatiebeleid Openbare Sector51 05367 10928 596115 94196 96548 08664 88829 85619 490
9Grotensteden beleid101 987135 3500254 746131 7896152 759– 3 5616
10Arbeidszaken overheid88 30888 30861982 12978 5181 897– 6 179– 9 7901 278
11Kwaliteit Rijksdienst119 420119 420074 03069 6173 389– 45 390– 49 8033 389
14Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid5 9155 91506 3085 488128393– 427128
           
 Niet-Beleidsartikelen         
12Algemeen81 50681 50698390 19586 1144 7818 6894 6083 798
13Nominaal en onvoorzien– 1 226– 1 22600001 2261 2260

C.2. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2004 VAN BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Agentschap ITO   
Totale baten210 204113 950– 96 254
Totale lasten208 704114 371– 94 333
Saldo van baten en lasten1 500– 421– 1 921
    
Totale kapitaalontvangsten5 59543 33937 744
Totale kapitaaluitgaven14 90547 40332 498
    
Agentschap KLPD   
Totale baten407 347430 29622 949
Totale lasten407 259437 49930 240
Saldo van baten en lasten88– 7 203– 7 291
    
Totale kapitaalontvangsten46 01324 465– 21 548
Totale kapitaaluitgaven75 90636 846– 39 060
    
Agentschap BPR   
Totale baten49 97763 38113 404
Totale lasten50 21961 75811 539
Saldo van baten en lasten– 2421 6231 865
    
Totale kapitaalontvangsten0298298
Totale kapitaaluitgaven3694 0133 644
    
Agentschap CAS   
Totale baten6 8307 364534
Totale lasten6 8307 386556
Saldo van baten en lasten0– 22– 22
    
Totale kapitaalontvangsten08989
Totale kapitaaluitgaven900852– 48
    
Agentschap IVOP   
Totale baten8 2929 129837
Totale lasten8 3317 706– 625
Saldo van baten en lasten– 391 4231 462
    
Totale kapitaalontvangsten03333
Totale kapitaaluitgaven188932744

C.3. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2004

Saldibalans per 31 december 2004 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
1)Uitgaven 20045 108 350 676 2)Ontvangsten 2004300 881 892
       
3)Liquide middelen99 948    
       
4)Rekening-courant RHB  4a)Rekening-courant RHB4 794 931.841
       
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)4 727 736 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)17 364 627
       
7)Openstaande rechten  7a)Tegenrekening openstaande rechten 
       
8)Extra-comptabele vorderingen16 116 735  8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen16 116 735
       
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden  9)Extra-comptabele schulden 
       
10)Voorschotten4 965 655 757 10a)Tegenrekening voorschotten4 965 655 757
       
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen2 235 137 11)Garantieverplichtingen2 235 137
       
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen4 320 555 479 12)Openstaande verplichtingen4 320 555 479
       
13)Deelnemingen  13a)Tegenrekening deelnemingen 
       
 TOTAAL14 417 741 468  TOTAAL14 417 741 468

Toelichting op de Saldibalans

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2004

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 99 948 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst99 948
Totaal99 948

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 4 727 736 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD81 919
b.Te vorderen van ministeries en derden1 978 605
c.Intra-comptabele voorschotten843 592
d.Intra-comptabele debiteuren1 823 620
Totaal4 727 736

ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2004 op derden ontstane vorderingen die in 2005 en volgende jaren zullen worden geïnd.

ad b. Te vorderen van ministeries en derden

DGV heeft een bedrag van € 0,1 mln. te vorderen van de RGD. Het bedrag is dubbel betaald en wordt in 2005 geretourneerd door de RGD. Het saldo € 0,2 mln. van DGMOS betreft door te berekenen kosten 2004 van IVOP. Het saldo van P&O (ruim € 0,2 mln.) valt uiteen in twee stukken, namelijk € 50 000, die na een opgave van de USZO doorberekend wordt aan de desbetreffende onderdelen en een bedrag van € 0,2 mln., die betrekking heeft op voorgaande dienstjaren. Zodra de USZO aanvullende informatie heeft verstrekt worden de desbetreffende onderdelen waarschijnlijk in het eerst half jaar van 2005 doorberekend. De GD heeft een vordering van ruim € 0,6 mln.. Het bedrag bestaat uit diverse onderdelen. € 0,3 mln. betreft een verrekening met de RGD. € 0,1 mln. zijn kosten met betrekking tot FM-web. € 0,1 mln. zijn kosten gemaakt door project nieuwe huisvesting. Kosten van deze directie worden betaald door BZK en Justitie. Tevens is er een bedrag betaald door BZK van ruim € 0,1 mln. aan diverse kosten, zoals BHV, beveiliging, die mede doorberekend worden aan Justitie. De verrekeningen van de GD zullen begin 2005 plaatsvinden. € 0,7 mln. betreft een aantal nagekomen correcties van salarisbetalingen die ten laste van hoofdstuk 7 zijn geboekt. De bedragen worden begin 2005 overgeboekt door hoofdstuk 4.

ad c. Intra-comptabele voorschotten

De intra-comptabele voorschotten bestaan voor € 0,3 mln. uit verstrekte voorschotten vervoersplan en voor € 0,4 mln. uit voorschotten aan de USZO. De voorschotten vervoersplan worden in de eerste helft van 2005 verrekend met buitendiensten, HTM en NS en met de salarissen van het personeel. De voorschotten USZO worden in januari 2005 verrekend.

ad d. Intra-comptabele debiteuren

Een bedrag van € 0,6 mln. bestaat uit een 13-tal vorderingen van DGV. € 0,5 mln. heeft betrekking op de afrekening van projecten. Een kleine € 0,1 mln. betreft loonkosten in het kader van interim-functievervulling. De vorderingen worden in 2005 afgewikkeld. Een bedrag van € 0,2 mln. van DGMOS heeft betrekking op vorderingen op diverse ministeries in verband met project- en programma-uitgaven. De vorderingen van de GD, met een saldo van € 0,8 mln., hebben voor € 0,7 mln. betrekking op betaalde kosten voor FM-web en Emplaza. De kosten van Emplaza bestaan uit inhuur van externen, welke aan diverse ministeries zijn doorbelast. Het restant bestaat uit een aantal kleine betaalde kosten. De vorderingen zullen in 2005 afgewikkeld worden.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 17 364 627 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.Schulden kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD512 740
b.Nog af te dragen loonheffing en sociale premies1 638 519
c.Overige intra-comptabele schulden15 213 368
Totaal17 364 627

ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten

Het betreft hoofdzakelijk de in de maand december 2004 ingehouden loonheffing en sociale premies van de AIVD, die in 2005 aan de betreffende instanties worden doorbetaald.

ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo van € 1,6 mln. bestaat voornamelijk uit bedragen die in januari 2005 worden afgedragen aan ABP.

ad c. Overige intra-comptabele schulden

Het saldo van DGKB bestaat onder andere uit een schuld van € 11,0 mln., hetgeen betrekking heeft op nog uit te keren EU-bijdragen, en een schuld van € 0,5 mln. aan nog uit te keren WOZ-kosten. Tevens moet er nog een verrekening plaatsvinden met hoofdstuk 2 (€ 3,0 mln.). Het betreft een schuld aan hoofdstuk 2 die begin 2005 zal worden verrekend. Het saldo van de GD bestaat uit € 0,1 mln. aan kosten met betrekking tot Interlab en € 0,3 mln. aan kosten met betrekking tot Emplaza. Het saldo van Emplaza betreft vooruit ontvangen bedragen van diverse ministeries, waarvan de facturen van de leverancier nog voldaan moeten worden. De facturen worden in 2005 verrekend.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2004 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijksrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m '000000
'0110 33271 835664 43111 380
'02908000
'0379 39384 463142 65440 104
'04160 099179 320232 71514 439 101
Totaal250 732335 6181 039 80014 490 585

Gemeenschappelijke Dienst (incl. AIVD)

Het saldo bestaat voornamelijk uit een invordering van huur- en servicekosten van IVOP (€ 0,1 mln.), consultatiekosten ABD, beveiligingskosten en speeches van voorlichting.

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur

De vorderingen tot en met 2001 bestaan uit subsidies verstrekt aan Stichting Karel V, AOV en W. van Oranje, de vorderingen zijn in behandeling bij de Landsadvocaat. De vorderingen, ontstaan in 2004 ( € 0,3 mln.), worden (wederom) gerappelleerd.

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

De vorderingen tot en met 2001 bestaan uit een vordering op NWO (€ 0,7 mln.), inzake de afwikkeling OOW/USZO. Onderzocht wordt of deze vordering terecht is. In 2001 is dit onderzoek gestart en is tot en met heden nog niet afgerond. De vorderingen van 2003 (€ 0,1 mln.) en 2004 (€ 0,2 mln.) bestaan onder andere uit vorderingen op het A&O-fonds en vorderingen op andere ministeries, betreffende loonkosten en projectbijdragen.

Directoraat-generaal Veiligheid (incl. C2000 en DGVP)

De openstaande vorderingen van 2001 (€ 11 380) en 2003 (€ 40 103) van DGV worden met ingang van 9 februari overgedragen aan de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) i.o. onderdeel van de directie Brandweer en GHOR. De vorderingen van 2004 (€ 0,7 mln.) bestaan voornamelijk uit een vordering van € 0,5 mln. aan de gemeente Lingewaard en € 0,1 mln. aan de gemeente Delft. De vordering op de gemeente Delft betreft een afrekening van een voorschot in het kader van het project Jeugd en Veiligheid. De gemeente Lingewaard heeft echter bezwaar gemaakt tegen de vordering betreffende de bommenregeling. De overige vorderingen zullen waarschijnlijk in 2005 worden afgehandeld. De vordering van DGVP (€ 11,2 mln.) betreft nog te ontvangen premies. De vordering van C2000 voor een bedrag van € 2,5 mln. betreft de voorfinanciering van de metrotunnel Amsterdam.

Ad 10. Openstaande voorschotten

Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2004 openstaande voorschotten en van de in 2004 afgerekende voorschotten worden hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2004
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijksrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m '0055 526195 995 71710 553 44567 208 573
'01175 4635 759 9639 920 11548 743 718
'02968 945127 872 07819 430 174116 324 537
'0312 315 843163 070 74862 819 837208 880 423
'0413 963 137115 525 254147 210 9073 638 861 354
Totaal27 478 914608 223 760249 934 4784 080 018 605
Overzicht afgerekende voorschotten in 2004
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijksrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m '001 376 58849 399 81615 807 69932 001 780
'01803 7501 163 19829 209 42225 122 361
'02129 9813 420 322111 197 086136 022 451
'031 401 35411 796 35273 200 2263 373 197 420
'041 090 545613 315822 555298 512
Totaal4 802 21866 393 003230 236 9883 566 642 524

Gemeenschappelijke Dienst (inclusief Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)

Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

VNG klachtenvoorziening gemeenten0,05 mln.
Totaal0,05 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Subsidie nationaal comité 4/5 mei0,1 mln.
Diversen0,1 mln.
Totaal0,2 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Subsidie nationaal comité 4/5 mei0,1 mln.
Kinderopvang0,3 mln.
Forum democr.ontw. subsidie0,2 mln.
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv.0,2 mln.
IBAS vs Noordhoek Berendts TOX0,1 mln.
Totaal0,9 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Voorfinanciering funct.kosten 200310,6 mln.
Kinderopvang0,8 mln.
USZO0,4 mln.
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv.0,1 mln.
Totaal11,9 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Voorfinanciering funct.kosten 200410,8 mln.
Kinderopvang0,8 mln.
IMEC/KP 3e tranche/vs uitv.0,4 mln.
Totaal12,0 mln.

Voor bovenstaande jaren geldt dat na ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring, de voorschotten worden afgehandeld.

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur

Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

werkgelegenheidsimpuls50,7 mln.
SIV103,3 mln.
Urban27,2 mln.
Totaal181,2 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls1,1 mln.
Leefbaarheid/Soc. integratie4,3 mln.
Totaal5,4 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls6,2 mln.
Leefbaarheid/Soc. integratie118,5 mln.
Totaal124,7 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. integratie121,2 mln.
Werkgelegenheidsimpuls6,2 mln.
Burgerparticipatie13,6 mln.
Rietkerk14,4 mln.
Totaal155,4 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. integratie90,2 mln.
Werkgelegenheidsimpuls6,2 mln.
Politieke Partijen8,2 mln.
Totaal104,6 mln.

De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

CAOP4,4 mln.
APPA2,9 mln.
A&O-fonds3,2 mln.
Totaal10,5 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ZVR0,1 mln.
CAOP4,7 mln.
A&O-fonds3,2 mln.
Super pilots1,2 mln.
Totaal9,2 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Super pilots2,2 mln.
VSO2,1 mln.
APPA0,6 mln.
A&O-fonds3,4 mln.
IVOP5,0 mln.
CAOP4,7 mln.
Totaal18,0 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU10,7 mln.
ZVR33,1 mln.
APPA4,2 mln.
Inaxis1,3 mln.
A&O-fonds3,5 mln.
CAOP4,7 mln.
Super pilots1,5 mln.
SVO2,1 mln.
Totaal61,1 mln.

Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU33,0 mln.
ZVR34,8 mln.
APPA3,4 mln.
Subsidie SVO1,9 mln.
Inaxis1,6 mln.
A&O-fonds1,8 mln.
CAOP4,7 mln.
Super pilots1,6 mln.
SAIP49,8 mln.
IVOP10,0 mln.
Totaal142,6 mln.

De openstaande voorschotten worden afgerekend als er een goedkeurende accountantsverklaring is ontvangen of wanneer het dossieronderzoek is afgehandeld.

Directoraat-generaal Veiligheid

Het bedrag verstrekt tot en met 2000 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's1,8 mln.
Subsidies gemeenten in kader van Jeugd en Veiligheid13,4 mln.
Bommenregeling6,9 mln.
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT)7,6 mln.
LASER Uitvoering & Uitkering WTS33,3 mln.
Totaal63,0 mln.

Het bedrag verstrekt in 2001 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's12,8 mln.
Subsidie aan gemeenten i.h.k.v. project Jeugd en Veiligheid1,6 mln.
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT)4,7 mln.
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling12,6 mln.
Bommenregeling9,4 mln.
LASER Uitvoering & Uitkering WTS2,5 mln.
Bijdrage BRW & GHOR1,7 mln.
Totaal45,3 mln.

Het bedrag verstrekt in 2002 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's5,3 mln.
Bommenregeling29,5 mln.
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling16,6 mln.
Donatie Volendam25,0 mln.
Donatie Enschede11,8 mln.
LASER Uitvoering & Uitkering WTS7,8 mln.
Bijdrage BRW & GHOR6,7 mln.
Totaal102,7 mln.

Het bedrag verstrekt in 2003 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's35,2 mln.
Rijksbijdrage aan het KLPD31,9 mln.
Rijksbijdrage aan het LSOP11,3 mln.
Bommenregeling27,3 mln.
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling20,4 mln.
Regieraad ICT Politie, ISC en CIP49,7 mln.
LASER Uitvoering & Uitkering WTS3,3 mln.
Bijdrage BRW & GHOR8,5 mln.
Totaal187,6 mln.

Het bedrag verstrekt in 2004 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's3 266,4 mln.
Rijksbijdrage aan het KLPD91,4 mln.
Rijksbijdrage aan het LSOP112,7 mln.
Bommenregeling27,7 mln.
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling22,7 mln.
Regieraad ICT Politie, ISC en CIP56,2 mln.
Stichting CAOP4,3 mln.
LASER Uitvoering & Uitkering WTS5,9 mln.
Bijdrage BRW & GHOR14,5 mln.
Totaal3 601,8 mln.

De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 2 235 137 aan garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties per 1 januari 20042 480 178 
Verleende garanties in 20040
 2 480 178 
    
Vervallen garanties in 2004245 041-/-
Totaal openstaande garanties per 31 december 20042 235 137 

De garanties betreffen: hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2004 was de stand € 2,24 mln..

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 4 320 555 479 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen per 1 januari 2004  4 107 790 964 
Aangegane verplichtingen in 2004  5 597 379 352+
   9 705 170 316 
      
Tot betaling gekomen in 20045 108 350 676   
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren276 264 161   
   5 384 614 837–/-
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2004  4 320 555 479 

Ad 13. Deelnemingen

Ad 13a. Tegenrekening deelnemingen

Op 4 december 2001 heeft de Ministerraad ingestemd met de Nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid (Tweede Kamer 2001–2002, 28 165 nrs. 1–2). De nota beschrijft het aandeelhouderschap van de Staat in het licht van beleidsmatige en maatschappelijke ontwikkelingen en heeft tot doel te komen tot een algemeen kader voor de aandeelhoudersrol van de Staat. Derhalve is besloten de aandeelhoudersrol van de Staat, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, te concentreren op het ministerie van Financiën. Als gevolg van deze nota is per 15 juli 2002 de deelnemingen in PinkRoccade NV en NV SDU overgedragen aan het ministerie van Financiën.

C.4 BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)

1. Inleiding

Algemeen

BPR beoogt de spil in de identiteitsinfrastructuur in Nederland te zijn. BPR ontwikkelt, beheert en innoveert daartoe bestaande en nieuwe infrastructuuronderdelen en zorgt voor een goede bediening van burgers, gemeenten en instanties met een publieke taak die van persoonsgegevens en persoonsgegevensdragers gebruik maken. Die infrastructuur is er voor een groot deel al en de kerntaken van BPR zijn dan ook het beheren van de twee basisvoorzieningen: de GBA en de reisdocumentenketen. Tot het kerntakenpakket worden ook twee taken gerekend die onlosmakelijk met goed beheer samenhangen: bediening van gebruikers en innovatie.

Bedrijfsvoering

Eind 2004 is het agentschap BPR getoetst aan de aanvullende voorwaarden voor baten-lastendiensten. Het ministerie van Financiën heeft in januari 2005 een positief oordeel gegeven over het agentschap BPR. BPR heeft met de aangeleverde documenten aangetoond te voldoen aan de instellingsvoorwaarden. Aandachtspunten betreffen de rol van DGKB als opdrachtgever en eigenaar van het BPR en de doelmatigheidskengetallen. Beide punten zullen in 2005 worden opgepakt.

Binnen BPR zijn in 2004 met betrekking tot het financiële beheer verdere verbeteringen gerealiseerd. Mede in verband met de toetsing aan de instellingsvoorwaarden is de beschrijving van de Administratieve Organisatie (AO) in 2004 geactualiseerd en aangevuld. Verder is ten opzichte van vorig jaar een verbetering gerealiseerd waar het de naleving van de inkoopprocedures betreft.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)174%263%155%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)n.v.t.n.v.t. n.v.t.
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Het eigen vermogen van BPR wordt door resultaatverdeling gelijk getrokken aan de maximale toegestane omvang. Het eigen vermogen (na resultaatbestemming) van BPR kent al enige jaren een omvang die gelijk is aan de gemaximeerde omvang. De materiële activa zijn niet gefinancierd met leningen. Er staan geen voorzieningen op de balans.

Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Quick ratio1,261,611,27

De quick ratio is in 2004 lager dan de ratio in 2003. De omvang van de debiteuren en de liquide middelen ligt al jaren boven de omvang de van de crediteuren.

Exploitatie

Het gerealiseerde saldo van baten en lasten bedraagt € 1,6 mln. In de ontwerpbegroting 2004 werd een beperkt tekort geraamd van € 0,2 mln. Het gunstigere resultaat is het gevolg van meer opbrengsten uit de reisdocumenten en het GBA-berichtenverkeer. De lagere opbrengst van het moederdepartement (€ 1 mln.) hangt samen met het feit dat het beschikbare budget voor het project Biometrie niet geheel is uitgeput. Een aantal activiteiten heeft minder gekost dan begroot of is vertraagd door het uitblijven van besluitvorming.

Meer informatie

Meer informatie over de jaarverantwoording is te vinden op www.minbzk.nl.

2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004

Baten-lastendienst BPRGespecificeerde verantwoordingsstaat 2004 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement10 5819 521– 1 060
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden*39 39653 71314 317
Rentebaten0147147
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten49 97763 38113 404
    
Lasten   
*personele kosten4 1894 341152
*materiële kosten45 66157 18511 524
Rentelasten000
Afschrijvingskosten   
*materieel369232– 137
*immaterieel000
Dotaties voorzieningen000
Buitengewone lasten000
Totaal lasten50 21961 75811 539
    
Saldo van baten en lasten– 2421 6231 865

3. Kasstroomoverzicht 2004

Baten-lastendienst BPRKasstroomoverzicht voor het jaar 2004 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200414 05914 0590
    
2.Totaal operationele kasstroom127299172
    
Totaal investeringen (-/-)– 369– 542– 173
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)0298298
3.Totaal investeringskasstroom– 369– 244125
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)*– 3 471– 3 4710
Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
Aflossingen op leningen (-/-)000
Beroep op leenfaciliteit (+)00 
4.Totaal financieringskasstroom– 3 471– 3 4710
    
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)10 34610 643297
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

* aandeel van resultaat 2003 dat aan moederdepartement is uitgekeerd.

4. Balans per 31 december 2004

Baten-lastendienst BPR (in €1 000)
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa727714
*grond en gebouwen00
*installaties en inventarissen727714
*overige materiële vaste activa00
Voorraden00
Debiteuren5 6253 928
Nog te ontvangen2 2671 356
Liquide middelen10 49813 948
Totaal activa19 11719 946
   
Passiva  
Eigen Vermogen4 6817 984
*exploitatiereserve3 0582 364
*verplichte reserves00
*onverdeeld resultaat1 6235 620
Leningen bij het MvF00
Voorzieningen00
Crediteuren4 1506 276
Nog te betalen10 2865 686
Totaal passiva19 11719 946

C.5 CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST (CAS)

1. Inleiding

Algemeen

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, te weten Ministeries en Hoge Colleges van Staat, «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (+/- Shared Services Organisatie) op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

A. Het bewerken en beheren van archieven van Ministeries en Hoge Colleges van Staat.

B. Het beschikbaar stellen van archieven van Ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Bedrijfsvoering

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving, merendeels op basis van Raamconvenanten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Voor het jaar 2004 werden ruim 123 000 uren ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.

In het kader van de eerder genoemde dienstverlening, vallend onder de werking van de Raamconvenanten werden in het begrotingsjaar bijna 94 000 uren ingezet. Voor dienstverlening, niet vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden meer dan 29 000 uren ingezet, waarvan ruim 13 000 uren ten behoeve van beheersactiviteiten.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)100%100%89%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)55%45%22%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)n.v.t.n.v.t.n.v.t.
Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Quick ratio1,000,990,75

Exploitatie

Ad. A. Bewerken en beheren van archieven:

In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was in 2004 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen een bedrag van € 4,606 miljoen beschikbaar.

De realisatie bedroeg € 4,786 miljoen. Dit heeft een opdrukkend effect op het saldo aan verplichtingen t/m 2004 van € 1,565 miljoen

Er was € 0,954 miljoen begroot voor projecten die onder niet-convenantwerkzaamheden vielen, terwijl € 1,251 miljoen is gerealiseerd.

Ad.B. Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte aan Ministeries en Hoge Colleges van Staat:

De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven voor zorgdragers, de natuurlijke partner voor de convenantpartners zijn en blijven, als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan de bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer.

Er was een bedrag van € 0,746 miljoen begroot voor de omzet van de opslaghal; er is een omzet van € 0,811 miljoen gerealiseerd.

2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004

Baten-lastendienst CAS (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement4 6064 786180
Opbrengst overige departementen9541 251297
Opbrengst derden74681165
Rentebaten 1111
Buitengewone baten 279279
Exploitatiebijdrage524226– 298
Totaal baten6 8307 364534
    
Lasten   
*personele kosten4 5814 761180
*materiële kosten1 9041 95349
Rentelasten15150
Afschrijvingskosten330262– 68
*materieel  0
*immaterieel  0
Dotaties voorzieningen  0
Buitengewone lasten 395395
Totaal lasten6 8307 386556
    
Saldo van baten en lasten0– 22– 22

3. Kasstroomoverzicht 2004

Baten-lastendienst CAS (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 20041 7882 422634
    
2.Totaal operationele kasstroom989– 570– 1 559
    
Totaal investeringen (-/-)– 836– 699137
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3.Totaal investeringskasstroom– 836– 699137
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 89– 89
Eenmalige storting door moederdepartement (+)08989
Aflossingen op leningen (-/-)– 64– 640
Beroep op leenfaciliteit (+)   
4.Totaal financieringskasstroom– 64– 640
    
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)1 8771 089788
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

4. Balans per 31 december 2004

Baten-lastendienst CAS (in € 1 000)
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa1 115678
*grond en gebouwen228
*installaties en inventarissen651565
*overige materiële vaste activa442105
Voorraden00
Debiteuren571776
Nog te ontvangen33786
Liquide middelen1 0902 423
Totaal activa3 1133 963
   
Passiva  
Eigen Vermogen286398
*exploitatiereserve308307
*verplichte reserves00
*onverdeeld resultaat- 2291
Leningen bij het MvF183242
Voorzieningen00
Crediteuren352324
Nog te betalen2 2922 999
Totaal passiva3 1133 963

C.6 INFORMATIE- EN COMMUNICATIE TECHNOLOGIE ORGANISATIE (ITO)

1. Inleiding

Algemeen

De baten- en lastendienst ITO van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelt, implementeert en beheert besloten en bedrijfszekere informatie en communicatietechnologiediensten en draagt op die manier bij aan de de kwaliteit en effectiviteit van de sectoren Openbare Orde en Veiligheid.

Bedrijfsvoering

In 2004 is het Verbeterprogramma Bedrijfsvoering ITO 2002–2003 afgesloten. Een eindrapportage is opgesteld. Enkele onderdelen van dat verbeterprogramma die nog niet waren voltooid, zijn opgenomen in het nieuw gedefinieerde Verbeterprogramma 2004–2005 ISC/ITO ter verdere professionalisering van de bedrijfsvoering in het algemeen en de management control in het bijzonder van de geïntegreerde ISC/ITO-organisatie.

Met dat nieuwe verbeterprogramma is in de zomer van 2004 een aanvang genomen. Tien deelprojecten zijn gedefinieerd en beschreven.

Het ITO rekencentrum is ultimo 2004 organisatorisch in belangrijke mate operationeel geïntegreerd in het nieuwe landelijke rekencentrum van ISC (Exploitatiecentrum Landelijke Applicaties) en vindt de aansturing van de activiteiten vanuit het ELA met ingang van 1 januari 2005 plaats. Gedurende de integratieperiode (lopend tot eind 2005) worden de diensten die eerder door het ITO-rekencentrum geleverd werden aangepast (dan wel opgehoogd) aan de gestelde kwaliteitseisen en het vastgestelde instapniveau.

De per 1 januari 2004 aangevangen operationele integratie tussen ITO en ISC heeft in de communicatie met derden geleid tot het naar buiten treden onder één handelsnaam «ISC». Het onderbrengen van activiteiten over 2004 in de juridisch gescheiden entiteiten ITO en ISC is achteraf juridisch afgehecht.

Operationele integratie levert op aantal terreinen voordelen op maar op andere terreinen ook nadelen. Voordelen vooral op het vlak van de dienstverlening, bijvoorbeeld het realiseren van betere netwerkvoorzieningen, dubbel uitgevoerde rekencentrumfuncties e.d.

Nadelen vooral op het vlak van de managementinformatievoorziening, doordat het om duidelijk van elkaar verschillende organisaties handelt; ITO overwegend beheer (tarief gestuurd) en ISC overwegend ontwikkeling (bijdrage gestuurd). Het costmanagement, de control en het projectenbeheer bleken hiervoor in 2004 nog onvoldoende volgroeid om dit verschil op te vangen. Hoewel ultimo 2004 nog niet alle processen in voldoende mate worden beheerst, wordt binnen ISC/ITO wel met de nodige daadkracht gewerkt aan het wegnemen van de knelpunten. Het binnen ISC ingestelde audit committee speelt hierbij een belangrijke rol als bewaker van de projectdoelstellingen (toepasbaarheid, tijdigheid, kwaliteit).

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)6,6%75,9%75,9%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met langlopende leningen (%)124,9%94,8%24,8%
Verloop voorzieningenNihil€ 2,525 mln. € 3,306 mln.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen van de baten- en lastendienst ITO bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat over het boekjaar. Het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2003 is in 2004 toegevoegd aan de exploitatiereserve. De ontwikkeling van het weerstandsvermogen is in bovenstaande tabel weergegeven.

Voorzieningen

Het besluit om met ingang van 2004 het ITO en ISC operationeel te integreren heeft in 2003 geleid tot een voorziening voor frictie- en integratiekosten van € 2,525 mln. Aan de voorziening operationele frictie- en integratiekosten is in 2004 € 1,775 mln. gedoteerd, opgebouwd uit een dotatie vanuit de middelen ITO van € 0,650 mln., een bijdrage van de Regieraad ICT-Politie van € 0,9 mln. en een dotatie voor de uitvoering van het verbeterprogramma 2004–2005 ISC/ITO van € 0,225 mln. Een vrijval van € 0,253 mln. betrof het deelproject «plaatsing medewerkers» waarvoor het in 2003 voorziene bedrag in 2004 niet tot besteding is gekomen. Over 2004 werd € 2,985 mln. ten laste van de voorziening gebracht. Ultimo 2004 resteerde € 1,062 mln., die zal worden aangewend voor onder meer de afronding van de onderbrenging van het rekencentrum ITO naar ISC en de uitvoering van het Verbeterprogramma ITO/ISC 2004/2005.

Om in 2005 te komen tot een uniform datatransportnetwerk zullen de ITO-dragerdiensten, die in 2004 zijn geëxploiteerd op het dragernet, in 2005 worden afgebouwd en worden omgebouwd naar de nutsvoorziening. De hiermee samenhangende kosten zijn in een voorziening opgenomen ter grootte van ultimo 2004 van € 2,544 mln. De nutsvoorziening vormt het ISC-datatransportnetwerk voor de korpsen.

Langlopende schulden

In 2004 is een eenmalige bijdrage verkregen van de projectdirectie C2000 om de lening op de radiobediensystemen af te lossen. Dit hangt direct samen met de overdracht van de activapost van € 43,2 mln.

Materiële vaste activa

De investeringen over het jaar 2004 bedroegen totaal € 1,0 mln. Over 2004 bedroegen de totale afschrijvingskosten € 3,3 mln., waarvan € 1,4 mln. is toe te rekenen aan activa bij derden. De afname van de balanspost materiële vaste activa ultimo 2004 ten opzichte van ultimo 2003 wordt met name veroorzaakt door de overdracht van het economisch eigendom van de radiobediensystemen naar de projectdirectie C2000 voor € 43,2 mln. De hiermee samenhangende langlopende lening is in 2004 door een eenmalige bijdrage van de Projectdirectie C2000 volledig afgelost bij het Ministerie van Financiën.

Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Quick ratio1,141,131,22

De liquiditeit ultimo 2004 gemeten in de vorm van een quick ratio (kortlopende vorderingen en liquide middelen ten opzichte van de kortlopende schulden) heeft zich in 2004 licht verbeterd ten opzichte van ultimo 2003. In 2005 zal periodiek een liquiditeitsprognose beschikbaar komen om tot een optimale aanwending van liquiditeiten te komen.

Kortlopende vorderingen

De vorderingen namen af van € 21,6 mln. ultimo 2003 tot € 10,1 mln. ultimo 2004. Deze daling is in belangrijke mate te verklaren door een strakker debiteurenbeheer en de afname van de ultimo 2004 nog te factureren posten.

Kortlopende schulden

De afname van de kortlopende schulden van € 38,1 mln. tot € 22,4 mln. is met name veroorzaakt door de afwikkeling van de schuldpositie aan de projectdirectie C2000 en een afname van het crediteurensaldo.

Exploitatie

Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2004

Het boekjaar 2004 is met een negatief saldo van baten en lasten afgesloten van € 0,421 mln. Belangrijke factoren die van invloed zijn geweest waren de dotaties aan de voorzieningen voor totaal € 5,882 mln. Deze last bestond onder meer uit een dotatie aan de voorziening frictie- en integratiekosten van € 1,522 mln., een dotatie aan de voorziening verliezen projecten voor per saldo € 1,525 mln. en de kosten samenhangend met de af- en ombouw van Dragernet voor € 2,544 mln. Een positieve ontwikkeling deed zich voor bij de dienstenexploitatie, waar de dragerdiensten een eindresultaat realiseerden van ruim € 4 mln. In dit produktresultaat bedroeg het resultaat op JustieNet totaal € 3,8 mln.

De projectresultaten over 2004 zijn negatief afgesloten op € 0,4 mln. tegenover een begroot resultaat van nihil. Deze projectresultaten bestaan uit niet door te berekenen offertekosten van € 0,3 mln. en resultaten op afgesloten projecten van € 0,1 mln.

Het achterblijven van de gerealiseerde baten 2004 ten opzichte van de begroting 2004 is met name een gevolg van de overgang van de activiteiten van het project C2000 naar de projectdirectie C2000 binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit effect bedroeg totaal € 110,7 mln. De posten die onder de opbrengstcategorie «overige» in 2004 zijn verantwoord, zijn in de begroting 2004 verwerkt onder de categorie «opbrengst derden».

De verplichtingen die de uitvoering van het Sociaal Statuut met zich mee hebben gebracht, hebben over 2004 geleid tot een hoger aantal externe medewerkers dan begroot, waardoor de resultaten van de afdelingen een beperkte bijdrage aan het resultaat hebben geleverd. Door onder meer het beperkt uitvoeren van interne projecten en een strakke sturing op de ontwikkeling van de algemene en overhead kosten is ondanks het sociaal statuut het afdelingsresultaat afgesloten op € 0,965 mln. positief.

De rentebaten en -lasten vertoonden over 2004 een positieve ontwikkeling ten opzichte van de begroting 2004 door het wegvallen van de rentelasten op de langlopende lening voor de radiobediensystemen, die begin 2004 door een eenmalige bijdrage van BZK is afgelost.

Kort samengevat is het resultaat over 2004 als volgt opgebouwd:

Resultaat opbouw 2004 (x € 1 000)Begroting 2004Realisatie 2004
Productresultaten4 0874 827
Projectresultaten (excl. Voorzieningen)0– 410
Overige resultaten (w.o. afdelingen)0883
Rentebaten en -lasten– 2 587161
Dotaties voorzieningen0– 5 882
Totaal1 500– 421

Ten slotte

De jaarrekening ITO 2004 is in te zien op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties(www.minbzk.nl).

2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004

Baten-lastendienst ITO (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement117 85818 459– 99 399
Opbrengst overige departementen17 77418 368594
Opbrengst derden74 34728 534– 45 813
Opbrengst overig048 27848 278
Rentebaten22531186
Buitengewone baten000
Totaal baten210 204113 950– 96 254
    
Lasten   
*personele kosten68 49561 171– 7 324
*materiële kosten122 95943 895– 79 064
Rentelasten2 812150– 2 662
Afschrijvingskosten8 5383 273– 5 265
Dotaties voorzieningen05 8825 882
Buitengewone lasten5 9000– 5 900
Totaal lasten208 704114 371– 94 333
    
Saldo van baten en lasten1 500– 421– 1 921

3. Kasstroomoverzicht 2004

Baten-lastendienst ITO (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200411 45121 4189 967
    
2.Totaal operationele kasstroom7 500– 213– 7 713
    
Totaal investeringen (-/-)– 7 645– 1 0076 638
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)15043 33943 189
3.Totaal investeringskasstroom*– 7 49542 33249 827
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
Aflossingen op leningen (-/-)– 7 260– 46 396– 39 136
Beroep op leenfaciliteit (+)5 4450– 5 445
4.Totaal financieringskasstroom*– 1 815– 46 396– 44 581
    
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)9 64117 1417 500
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

* De totale investeringskasstroom en financieringskasstroom hangen met name samen met de overgang van het economisch eigendom van de radiobediensystemen naar de projectdirectie C2000. De aflossing van de lening voor de radiobediensystemen is tot stand gekomen door een eenmalige bijdrage van de projectdirectie C2000.

4. Balans per 31 december 2004

Baten-lastendienst ITO (in € 1 000)
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële vaste activa4 51750 122
*meubilair en stoffering62103
*technische installaties465502
*gebouwen/verbouwingen534237
*voertuigen195474
*telefoon e.a. verbindingsapparatuur534260
*autmatiseringsapparatuur en software2881 049
*overieg apparatuur, installaties, etc. 1 65214
*activa bij derden4652 695
*radiobediensystemen043 176
*activa in uitvoering3221 612
Voorraden00
Debiteuren8 60815 055
Overige vorderingen en overlopende activa1 5356 553
Liquide middelen17 14221 420
Totaal activa31 80293 150
   
Passiva  
Eigen Vermogen5 6396 060
*exploitatiereserve6 060571
*onverdeeld resultaat– 4215 489
Voorzieningen3 6062 525
Langlopende schulden20046 497
Kortlopende schulden22 35738 068
*crediteuren3 74812 719
*kortlopende schuld BZK en derden3 8049 532
*saldo projecten vooruitontvangen7 0115 061
*overige kortlopende schulden en overlopende passiva7 79410 756
Totaal passiva31 80293 150

C.7 INFORMATIEVOORZIENING OVERHEIDSPERSONEEL (IVOP)

1. Inleiding

Algemeen

Het agentschap IVOP heeft een uitvoerende taak voor het Samenwerkingsverband IPA-salarissysteem, zowel op het gebied van onderhoud en beheer, als op het gebied van exploitatie van de salarisverwerking en personeelsinformatievoorziening voor beheer- en beleidsdoelstellingen.

De kosten van het onderhoud en beheer worden door IVOP integraal in rekening gebracht bij de gebruikers van de systemen.

Deze taken zullen per 1 januari 2007 worden overgenomen door het op te richten Shared Service Centrum HRM/P-Direct. Het Ministerie van BZK heeft het voornemen IVOP per 1 januari 2006 op te heffen. De dienstverlening in het overbruggingsjaar 2006 zal worden uitbesteed onder regie van een departementale projectorganisatie.

Bedrijfsvoering

Periodiek beoordeelt het management van IVOP de ontwikkelingen rond de beschikbare personele capaciteit en het werkaanbod. De beperkte omvang van het wijzigingsbeheer IPA, de geleidelijke afbouw van het deelnemers- en klantenbestand en het niet meer investeren in verbeteringen van de IVOP-organisatie, vormen de aanleiding voor deze beoordeling.

Vanaf medio 2003 hebben de uitkomsten van de beoordelingen aanleiding gegeven tot afname van de omvang van de managementcapaciteit.

De overige beschikbare personele capaciteit is gedurende de verslagperiode ook afgenomen. De uitstroom van medewerkers is voorzichtig op gang gekomen. De personele capaciteit bleef toereikend om het werkaanbod te kunnen verwerken. Ook in het jaar 2005 worden geen problemen verwacht omdat in voorkomende gevallen het «achtervangscenario» in werking treedt. Dit houdt in dat bij vertrek van IVOP-medewerkers de werkzaamheden kunnen worden overgenomen door medewerkers van PinkRoccade Public Sector. Het beheer van de personeelsinformatiesystemen is thans grotendeels uitbesteed. Hierover zijn afspraken gemaakt. Na overdracht van werkzaamheden wordt de naleving van de afspraken door IVOP getoetst.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)23%125%187%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)0%0%0%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)000

Het eigen vermogen van IVOP betreft opgebouwde systeemreserves die in 2005 zullen worden aangewend om de exploitatie van de systemen te financieren. Dat het vermogen, ondanks een vermogensafdracht aan het moederdepartement, toch ruim boven de gemaximeerde omvang komt wordt o.a. veroorzaakt door een beter dan geprognosticeerd resultaat in 2004. Het vermogen dat de gemaximeerde omvang overschrijdt wordt in de balans verantwoord onder de post Uit te keren middelen.

Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Quick ratio91%104%108%

IVOP heeft geen liquiditeitsproblemen doordat een aantal projectmatige activiteiten op voorschotbasis zijn afgerekend waardoor de rekening courant RHB voldoende buffer geeft om de lopende exploitatie te financieren.

Exploitatie

Het borgen van de continuïteit van het «going concern» is ook in de eindfase van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem een kerntaak van IVOP. Met het opstellen en uitvoeren van het Beleidsplan Borging Going Concern wordt de continuïteit bewaakt en bevorderd. In dit beleidsplan zijn alle kritische (kennis)gebieden geïnventariseerd en zijn maatregelen opgenomen om de risico's weg te nemen of te beperken.

Hierna volgen enkele concrete voorbeelden van getroffen maatregelen die in 2004 van toepassing zijn gebleven:

• Centraliseren van de operationele aansturing van alle primaire processen van IVOP bij het Centraal Operationeel Management (COM) in de vestiging Apeldoorn.

• Centraliseren van de 1e-lijns ondersteuning bij één helpdesk in de vestiging Apeldoorn.

• Periodiek evalueren van de primaire processen. Op de agenda staan onderwerpen als performance afgelopen periode, analyse potentiële risico's en opgetreden incidenten, verwachtingen werkaanbod voor de komende periode (kwartaal), ontwikkelingen in wet- en regelgeving, ontwikkelingen bij klanten en ontwikkelingen bij IVOP (personeel etc.).

• Ter voorbereiding op de liquidatie per 1 januari 2006 is een inventarisatie van de meerjarige contracten en verplichtingen gemaakt en is een aanvang gemaakt met het opzeggen daarvan. De deelnemers hebben een budget ter beschikking gesteld om de door IVOP geïnventariseerde zogenaamde ontmantelingkosten te financieren zodat het moederdepartement niet met een extra kostenpost wordt belast.

Het stopzetten van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem betekent dat alle klanten moeten migreren naar een andere dienstverleningsorganisatie voor de salarisverwerking.

Door IVOP zijn in samenwerking met PinkRoccade Public Sector de activiteiten in kaart gebracht die ontplooid moeten worden om de salarisverwerking met IPA voor een aantal departementen te continueren vanaf 1 januari 2006. De betrokken departementen hebben medio 2004 het convenant ondertekend waarin de samenwerking – en de voorwaarden waaronder – zijn vastgelegd. Namens de Staat der Nederlanden heeft de dgMOS van BZK een dienstverleningsovereenkomst gesloten met PinkRoccade Public Sector die in het zogenaamde terugvalscenario een groot deel van de IPA-werkzaamheden gaat uitvoeren.

Baten:

De hogere omzet bij het moederdepartement wordt veroorzaakt door migratieactiviteiten in het kader van de geplande ontmanteling van de IVOP-dienstverlening en de IVOP-organisatie per 1 januari 2006.

Lasten:

Deze geplande ontmanteling van de IVOP-dienstverlening betekent ook dat deze dienstverlening slechts wordt onderhouden en niet meer geüpgrade waardoor minder inzet nodig is van externe deskundigen en de externe leverancier van het salarissysteem. Het uitbestede werk betreft het technische beheer van het salarissysteem IPA bij PinkRoccade en het technische beheer van de Vogel-systemen bij Trilogic.

2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004

Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement3311 7101 379
Opbrengst overige departementen5 2545 171– 83
Opbrengst derden2 6822 201– 481
Rentebaten254318
Buitengewone baten 44
Exploitatiebijdrage  0
Totaal baten8 2929 129837
    
Lasten   
*personele kosten2 5983 014416
*materiële kosten792735– 57
Rentelasten  0
Afschrijvingskosten  0
*materieel237122– 115
*immaterieel  0
Dotaties voorzieningen  0
Uitbesteed werk4 7043 835– 869
Buitengewone lasten  0
Totaal lasten8 3317 706– 625
    
Saldo van baten en lasten– 391 4231 462

3. Kasstroomoverzicht 2004

Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 20041 6678 7407 073
    
2.Totaal operationele kasstroom– 1 0522 4233 475
    
Totaal investeringen (-/-)– 188– 22166
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)3333
3.Totaal investeringskasstroom– 18811199
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)– 910– 910
Reserveuitdeling aan vertrekkende deelnemer (-/-) – 243– 243
Eenmalige storting door moederdepartement (+)
Aflossingen op leningen (-/-)
Beroep op leenfaciliteit (+)   
4.Totaal financieringskasstroom0– 1 153– 1 153
    
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004(=1+2+3+4)42710 0219 594
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

4. Balans per 31 december 2004

Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000)
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa173306
*grond en gebouwen00
*installaties en inventarissen56103
*overige materiële vaste activa117203
Voorraad OHW54162
Debiteuren646334
Nog te ontvangen461136
Liquide middelen9 9508 740
Totaal activa11 2849 678
   
Passiva  
Eigen Vermogen00
*exploitatiereserve– 363144
*verplichte reserves00
*onverdeeld resultaat1 423717
Leningen bij het MvF00
Voorzieningen00
Crediteuren278641
Nog te betalen9 9468 176
Totaal passiva11 2849 678

C.8 KORPS LANDELIJKE POLITIE DIENSTEN (KLPD)

1. Inleiding

Algemeen

De Nederlandse politie kent naast 25 regionale korpsen een landelijk korps, het Korps landelijke politiediensten. In 2004 is de Nationale Recherche ondergebracht bij het KLPD waaraan ook de voormalige kernteams zijn toegevoegd. Het KLPD werkt binnen de Nederlandse politie nationaal, maar ook op internationaal niveau. De taken van het KLPD zijn onder te verdelen in zelfstandig, ondersteunend en coördinerend. De zelfstandige taken vinden plaats op gebied van veiligheid in de samenleving (nationale recherche, beveiliging). Bij de ondersteunende taken geeft het KLPD in de vorm van expertise, materieel etc. ondersteuning aan de regionale korpsen. De coördinerende rol van het KLPD is bedoeld om verbinding te leggen en samenhang te creëren op bovenregionale werkterreinen.

Bedrijfsvoering

In 2003 is het Verbeterprogramma Verbetering bedrijfsvoering formeel beëindigd. In 2004 heeft de nog benodigde implementatie en borging van de getroffen maatregelen gestalte gekregen. Het onderhoud van de geïmplementeerde maatregelen zijn/worden in de onderhoudsorganisatie ondergebracht.

De problematiek omtrent de vertraagde levering van de bestelde helikopters heeft er toe geleid dat in 2004 een allonge is getekend waarbij is afgesproken dat uiterlijk op of vóór 1 maart 2005 er twee gecertificeerde helikopters ter acceptatie aangeboden moeten worden. Aan deze voorwaarden heeft de leverancier niet voldaan. Derhalve heeft KLPD stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden.

Een belangrijk aandachtspunt blijft de naleving van de EG-aanbestedingsregels. Naast de reeds bekende onderwerpen als de onrechtmatigheid die het gevolg is van het, gedurende het aanbestedingstraject van de nieuwe uniformlijn, op voorraad houden van de oude kledinglijn (die overigens als oude fout worden aangemerkt) en het overbruggingscontract inzake de munitie, is uit een intern onderzoek van het KLPD naar voren gekomen dat mogelijk tot een bedrag van € 6,5 miljoen onrechtmatig is aanbesteed in verband met het homogene karakter van de thans nog individueel aanbestede goederen en diensten. Omdat de homogeniteit is bepaald aan de hand van de administratie zal de feitelijke mate van homogeniteit in de praktijk nog moeten worden vastgesteld.

Het overbruggingscontract groot € 3,8 miljoen (exclusief BTW) inzake de munitie was nodig omdat het gelet op de zorgvuldigheid niet mogelijk is gebleken om binnen de daarvoor beschikbare tijd (2 jaar) een nieuwe Europees aanbestede overeenkomst te realiseren. Het tijdelijk niet leveren van munitie vormde geen optie. De bevindingen hebben inmiddels geleid tot het actualiseren van het Plan van Aanpak Europese Aanbesteding, waarbij tevens is voorzien in het door de korpsleiding nauwgezet volgen van de voortgang middels een taskforce Europese Aanbesteding en verbijzonderde maatregelen van interne controle op het proces. Periodiek zal zowel intern als extern (viermaandelijks in de korpsmarap) een voortgangsrapportage worden opgesteld.

Het oordeel van de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen (TGV) ten aanzien van de toetsing van het KLPD aan de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten is positief bevonden. Naar het oordeel van de commissie laat het KLPD met tal van maatregelen zien dat zij gericht is op efficiënter en doelmatiger werken binnen de context van de Nederlandse politie.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)44%89%43%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)52%40%48%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)21,821,832,8

Eigen vermogen

Het streven is erop gericht een eigen vermogen van minimaal 2% van de gemiddelde baten te handhaven als weerstandsvermogen voor het opvangen van onverwachte tegenvallers. Dit komt overeen met 40% van de maximale omvang van het eigen vermogen.

Bij de beoordeling van het eigen vermogen dient nog rekening te worden gehouden met nog te verwachten uitgaven voor het volgende jaar waarmee in de begroting 2005 nog geen rekening is gehouden: prestatiebekostiging 2002/2003 (€ 2 miljoen); fit en gezond (€ 800 000); overlopende projecten niet voorzien in begroting 2005 (€ 1,7 miljoen). Verder zijn nog een aantal risico's te onderkennen welke van invloed kunnen zijn op het vermogen: prestatiebekostiging 2005; belastingclaim persoonsgebonden budget; risico's bestedingenplan 2005; reorganisatiekosten CDI.

Voorzieningen

De TOR-voorziening is aangepast (€ 15,5 mln.) conform de HAP-regeling en de huidige uitgangspunten voor wat betreft deelnemingspercentage en de werkgeverslasten. De bestaande reorganisatievoorziening (2002–2004) (-/- € 8,1 mln.) is opgeheven vanwege het onderbrengen van de kosten in de reguliere exploitatie. Daarnaast is een voorziening gevormd voor de reorganisatie van de Nationale Recherche (€ 9,6 mln.).

De voorziening onderhoud vaartuigen (€ 1,7 mln.) is opgeheven. De normale onderhoudskosten zijn voorzien in het jaarlijkse budget. Er zijn geen extra grote onderhoudskosten te verwachten.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden in principe jaarlijks gefinancierd met gebruikmaking van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Afhankelijk van de liquiditeitsplanning worden de reguliere vervangingsinvesteringen gefinancierd vanuit de cashflow (resultaat + afschrijvingen) en worden de grotere langdurige investeringen zoals boten en heli's gefinancierd met de leenfaciliteit.

Bij de waardering van de materiële vaste activa is rekening gehouden met waardevermindering indien deze van duurzame aard is. Dit houdt in dat, indien de directe opbrengstwaarde van een actief op een bepaald moment structureel lager is dan de boekwaarde, gewaardeerd wordt tegen deze lagere opbrengstwaarde.

Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004
Quick ratio0,620,540,76

Liquide middelen

De liquide middelen bestaan naast de rekening-courant RHB uit diverse kas- en bankrekeningen die op gedecentraliseerde locaties worden aangehouden. Voorts staat onder liquide middelen een post betalingen onderweg.

Langlopende schulden

Het beroep op de leenfaciliteit 2004 is lager uitgevallen doordat de lening voor de helikopters (€ 17 mln.) niet is aangevraagd in verband met de vertraagde levering in 2004. Het KLPD heeft in 2005 stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden. Daarnaast is de tranche 2004 (€ 12 mln.) voor de lening C2000 eveneens niet aangevraagd in verband met vertraagde uitrol. Voorts resteert er een reeds jarenlange RGD-lening (€ 2,3 mln.) die door het KLPD moet worden afgelost.

Kortlopende schulden

In de kortlopende schulden zijn een aantal schulden opgenomen die niet direct opgevraagd zullen worden (verlofstuwmeer € 8,9 miljoen, nog te besteden bijdragen € 26,7 miljoen).

Middels een meerjarige investerings- en liquiditeitsplanning worden de kortlopende liquiditeiten en de benodigde langlopende liquiditeit op elkaar afgestemd.

Exploitatie

Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2004

Het negatieve resultaat over 2004 van € 7,2 miljoen bestaat uit een resultaat uit normale bedrijfsvoering van € 1,1 miljoen (positief) en een aantal buitengewone baten en lasten (o.a. voorzieningen) van per saldo € 8,3 miljoen negatief.

De baten zijn € 22,9 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot in verband met extra bijdragen die in 2004 zijn ontvangen, zoals de budgetimpuls en de bijdrage voor de Eurotop. Verder zijn ook de lasten van de nationale recherche aanzienlijk hoger dan begroot door de projectkosten verband houdende met de vorming van de NR en de voorziening reorganisatiekosten. Als gevolg hiervan zijn ook de baten van de nationale recherche aanzienlijk hoger.

De lasten zijn € 30,2 miljoen hoger, enerzijds door hogere lasten als gevolge van de vernieuwing van de ICT-infrastructuur en de hierbovengenoemde projectkosten van de NR. Verder hebben dotaties van in totaal € 17 miljoen plaatsgevonden aan de voorzieningen TOR en reorganisatiekosten NR. De afschrijvingen zijn als gevolg van achterblijvende investeringen (o.a. heli's) € 11,3 miljoen lager dan begroot.

Ten slotte

Voor de volledige jaarrekening van het Korps landelijke politiediensten verwijzen wij u naar www.minbzk.nl.

2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004

Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement368 298407 40239 104
Opbrengst overige departementen13 91813 737– 181
Opbrengst derden23 9316 863– 17 068
Rentebaten0565565
Buitengewone baten01 7291 729
Exploitatiebijdrage1 2000– 1 200
Totaal baten407 347430 29622 949
    
Lasten   
apparaatskosten   
*personele kosten283 234297 29814 064
*materiële kosten85 05894 4289 370
Afschrijvingskosten  0
*materieel35 61124 301– 11 310
*immaterieel  0
Dotaties voorzieningen– 4 29616 99421 290
Rentelasten7 6522 217– 5 435
Buitengewone lasten02 2612 261
Totaal lasten407 259437 49930 240
    
Saldo van baten en lasten88– 7 203– 7 291

3. Kasstroomoverzicht 2004

Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200418 90016 569– 2 331
    
2.Totaal operationele kasstroom24 04232 8568 814
    
Totaal investeringen (-/-)– 46 013– 25 42220 591
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)01 8221 822
3.Totaal investeringskasstroom– 46 013– 23 60022 413
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
Aflossingen op leningen (-/-)– 29 893– 11 42418 469
Beroep op leenfaciliteit (+)46 01322 643– 23 370
4.Totaal financieringskasstroom16 12011 219- 4 901
    
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)13 04937 04423 995
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

4. Balans per 31 december 2004

Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000)
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa107 227109 668
*grond en gebouwen00
*installaties en inventarissen00
*overige materiële vaste activa00
Voorraden5 4755 104
Debiteuren17 43922 891
Nog te ontvangen00
Liquide middelen39 40228 326
Totaal activa169 543165 989
   
Passiva  
Eigen Vermogen7 85015 053
*exploitatiereserve15 0537 161
*verplichte reserves00
*onverdeeld resultaat– 7 2037 892
Leningen bij het MvF53 65842 598
Voorzieningen32 84021 781
Crediteuren75 19586 557
Nog te betalen00
Totaal passiva169 543165 989

D.1 BIJLAGE: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

Jaar constateringAandachtspuntenStand van zakenConclusieAanbevelingOntwikkelingen/Toezegging minister
(Ernstige) onvolkomenheden financieel beheer en materieelbeheer
1998Agentschap ITODe resultaten van het verbeterprogramma dienen op een aantal onderdelen nog verder uitgewerkt te worden. Op tal van onderdelen van de baseline financieel beheer zijn er ernstige onvolkomenheden, met name:– gebreken in de fin. verantwoording, waardoor er geen goed inzicht is in de ontwikkeling van omzet en resultaat;– Gebreken in opzet en uitvoering van inkoopprocedures;– Het ontbreken van een goed liquiditeiten-beheer.De integratie van ITO en ISC levert risico's op voor de borging van de realisatie van het verbeterprogrammaDe gebreken inzake de rechtmatigheid en financieel beheer op de diverse onderdelen leiden in totaal tot het oordeel ernstige onvolkomenheden. De Algemene Rekenkamer zal in haar rechtmatigheidsonder- zoek 2004 nadrukkelijk aan- dacht blijven geven aan de afronding van het verbeterprogramma en de borging van de resultaten en aan het verloop van het integratietraject ITO/ISC.Mede gelet op het feit dat de integratie met ISC in 2004 veel aandacht van het management zal vragen, dient te worden gewaarborgd dat de verbetering van de bedrijfsvoering voldoende aandacht blijft krijgen. De route naar de nieuwe organisatievorm zorgvuldig plannen, van mijlpalen te voorzien en de uitvoering monitoren.Zie bedrijfsvoeringparagraaf
      
2001BDUR en GSBSubsidies en bijdragen (was toezicht) Onvoldoende toe- zichts- en controlebeleid ten aanzien van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR) en onvoldoende beheer van de bijdragen in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB), eerste trancheEr zijn nog steeds onvolkomenheden in het subsidiebeheer van BDUR en GSB, waardoor er risico's zijn voor tijdige, juiste en rechtmatige afwikkeling. – in april 2005 gaat circulaire uit met uitwerking financieel toezichtarrangement;– deze in afwachting van wijziging van het BDUR– achterstanden worden nu ingelopen
      
2001ContractbeheerNiet voldoen aan de regeling contractbeheer en de EU-aanbestedingsregels.Er zijn nog steeds onvolkomenheden in het contractbeheer. Het betreft het niet naleven van de Europese aanbestedingsregels en overige inkoopregels. Hierdoor zijn er risico's ten aanzien van de rechtmatigheid. Zie bedrijfsvoeringparagraaf
2001Voorschotten en verplichtingenAdministratieve en uitvoe- ringssystemen. Er zijn onvolkomenheden in het beheer van de voorschotten en het tijdig vastleggen van de verplichtingen.Er zijn nog steeds onvolkomenheden, waardoor er risico's zijn ten aanzien van de tijdige afwikkeling van voorschotten en de juiste afwikkeling van verplichtingen. Het eerste kwartaal van 2005 worden de processen verplichtingen en voorschotten, uniform en voor geheel BZK herschreven. De aandacht binnen deze processen zal zich ook richten op de mogelijkheid die het financiële systeem heeft om afwikkeldata van de voorschotten en verplichtingen te vermelden. Dit maakt het mogelijk om op diverse niveaus binnen de organisatie vooraf en na verstrijken van de termijn, signalen te verstrekken voor tijdige afwikkeling van zowel voorschotten als verplichtingen. De afwikkeling van openstaan- de voorschotten en verplichtingen maken deel uit van de Beheersrapportage en is daar- mee een onderdeel van het BZK Management Control Systeem. De financiële administratie zal de benodigde gegevens verwer- ken binnen het financiële systeem. Het is vervolgens aan de directeuren, DG en SG om hierop te sturen.
      
2001InformatiebeveiligingBaseline informatiebeveiliging is nog niet herzien en er is onvoldoende aandacht voor infor- matiebeveiliging in (plannen voor) bedrijfsvoeringsystemen.Er zijn nog steeds onvolkomenheden in de informatiebeveiliging. De inbedding van het aspect informatiebeveili- ging in bedrijfsvoeringsyste- men en plannen van aanpak is nog onvoldoende. Zie bedrijfsvoeringparagraaf
Beleidsinformatie
VBTB Vaak ontbreekt in (begroting en) jaarverslag informatie over de effecten van het beleid en over de geleverde prestaties.Het verwezenlijken van een geheel VBTB-conforme begroting en jaarverslag zal nog de nodige inspanning vergen.Verbeter de specificatie (in indicatoren en streefwaarden) van de beoogde beleidseffec- ten en de te leveren prestaties in de begroting en in aansluiting daarop in het jaarverslag.Voor wat betreft VBTB heeft BZK naar aanleiding van de Evaluatie VBTB een aantal actielijnen uitstaan.De begroting 2006 zal conform de regelgeving worden opgesteld. Als handvat is hiertoe een dummy voor één beleidsartikel opgesteld. De minister heeft hierbij tevens als wens uitgesproken het burgerperspectief tot uitdrukking te laten komen.Daarnaast wil BZK in de begroting 2006 nog een stap verder gaan door de artikelen naar de belangrijkste verbindende beleidsthema's van BZK te groeperen. Doel is om de BZK begroting compacter, dus meer op hoofdlijnen, politieker en inzichtelijker te maken.Voorts neemt BZK de follow-up van de VBTB-evaluatie serieus en ontwikkelt concrete acties met betrekking tot beleidsanalyses en -evaluaties om de doelmatigheid van beleid te vergroten. Dit zal worden meegenomen in de begroting 2007.

De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht (ECO) Grotestedenbeleid

Stand Slotwet 2004

* Een belangrijk deel van de in dit overzicht opgenomen gegevens is ontleend aan informatie verkregen van andere ministeries.

De opgenomen gegevens, met uitzondering van die van BZK, zijn derhalve niet onderworpen geweest aan een accountantscontrole door BZK.

Categorie A steden zijn geadresseerden
   bedragen x € 1 00020032004Toelichting
Totaal GSB-breed (excl. EU) totaal beleidsterrein3 469 8163 565 354Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
 totaal G251 998 7422 173 601 
 totaal G5107 886129 866 
       
I Totaal pijler Werk en totaal beleidsterrein1 552 0031 598 744 
Economie  totaal G25975 1231 023 003 
   totaal G550 03250 001 
       
II Totaal pijler Fysieke totaal beleidsterrein656 332795 296 
Infrastructuur totaal G25264 580428 559 
   totaal G512 43135 573 
       
III Totaal pijler Sociale totaal beleidsterrein1 261 4811 171 314 
Infrastructuur totaal G25759 040722 040 
   totaal G545 42444 293 
       
IV Totaal pijler EU totaal beleidsterrein333 187336 495 
   totaal G2534 19031 810 
   totaal G5 
       
I Pijler Werk en Economie totaal beleidsterrein1 552 0031 598 744Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
 G25975 1231 023 003 
 G550 03250 001 
       
SZWart. 3Instroom- en doorstroombanen (bruto bedragen)totaal beleidsterreinG25G5893 868618 85028 624 Met ingang van 1 januari 2004 is dit onderdeel opgenomen nomen in het flexibel reïntegratiebudget FWI. De cijfers 2003 zijn realisatiecijfers. Van 2 van de 4
      gemeenten van de G4 heeft de vaststelling op basis van de jaaropgave nog niet plaatsgevonden. Dit geldt eveneens voor enkele andere gemeenten. De cijfers zijn dus nog niet definitief, maar zullen nog wijzigen.
       
SZWart. 2Gemeentelijk Werkfonds/WIWtotaal beleidsterrein643 639 Met ingang van 1 januari 2004 is dit onderdeel opge
G25341 778 nomen in het flexibel reïntegratiebudget FWI. De  
G521 390 cijfers 2003 zijn realisatiecijfers. Van 2 van de 4   
      gemeenten van de G4 heeft de vaststelling op basis van de jaaropgave nog niet plaatsgevonden. Dit geldt eveneens voor enkele andere gemeenten. De cijfers zijn dus nog niet definitief, maar zullen nog wijzigen.
       
SZWart. 2Fonds Werk en Inkomen: Flexibel reïntegratiebudgettotaal beleidsterrein 1 585 947De ramingen van de verdeling over gemeenten zal per jaar gemaakt worden.
G25 1 010 205   
G5 50 001   
       
EZart. 3.10Stadseconomie, niet-fysieke deeltotaal beleidsterrein36 58341 911 
G2514 49512 798   
G5   
       
II Pijler Fysieke Infrastructuur totaal beleidsterrein656 332795 296Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
 G25264 580428 559 
 G512 43135 573 
       
VenWart. 2Haven interne projectentotaal beleidsterrein11 81813 204 
G252646 909   
G5p.m.p.m.   
       
VROMp.m.Budget investeringen ruimtelijke kwaliteit (BIRK)totaal beleidsterrein10 6703 974Het betreft hier de instelling van het budget. Gezien de doelstellingen past dit «trigger» budget in het GSB.
G25   
G5p.m.   
       
VROMart. 06.14.02Nieuwe Sleutelprojectentotaal beleidsterrein23 000Dit is geld uit het FES fonds; wat in de tabel is opgenomen is een voorlopige uitfinanciering op basis van de laatste inzichten in het verloop van de uitvoering.
G256 000   
G517 000   
       
VROMart. 04.10.58Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV)totaal beleidsterrein383 819562 664Er heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2004 naar 2005. Het totaal beschikbare bedrag voor ISV I voor de steden blijft overigens conform convenant. Er vindt in 2005 een uitfinanciering plaats.
G25225 737373 539   
G57 92814 431   
       
 EZ, art. 3.10Stadseconomie, fysiektotaal beleidsterrein36 58341 911Het gaat hier om de bijdrage van EZ aan VROM. De middelen worden door VROM middels het ISV aan de steden betaald. Het totale beleidsterrein bevat de budgetten voor de stadseconomie, fysiek èn niet-fysiek.
G2521 27129 114   
G5816   
       
 LNV, art. 1Groen in de stadtotaal beleidsterrein4 2053 634Het betreft hier de bijdrage van LNV aan VROM voor Groen in de Stad. Eenzelfde deel wordt door VROM bijgelegd.
G253 1013 307   
G5306327   
       
VROMart. 4Stimulering herstructurering woningvoorraadtotaal beleidsterrein  Deze regeling is opgegaan in het ISV.
G25     
G5     
VROMart. 04.10.59 en 05.13.04Innovatiebudget Stedelijke Vernieuwing (IPSV)totaal beleidsterrein61 56113 276Steden en niet winstbeogende instellingen kunnen jaarlijks hun innovatieve projecten indienen. De selectie loopt van april tot december.
G25     
G5     
       
VROMart. 07.18.04Subsidies bodemsanering WBBtotaal beleidsterrein140 634131 503De voormalige regeling Bodembescherming is opgegaan in de wet Bodembescherming. Het onderdeel «stedelijk» (Vinex) van de oude regeling Bodemsanering is opgegaan in ISV. De bodemsanering in stedelijk gebied zijn hierin niet opgenomen de middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV. Het totaal van 25,821 miljoen uitgaven in 2004 is aan de G25 in het kader van het meerjarenprogramma bodemsanering uitgekeerd. In 2005 begint een nieuwe periode (2005–2009) van de meerjarenprogramma's bodemsanering.
G2522 95125 821   
G5 3 5573 236   
       
OCWart. 14.04Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumententotaal beleidsterrein47 83047 675Emmen en Lelystad (beide G5) hebben geen eigen budget, maar vallen onder de provincie.
G2515 62716 290   
G5946906   
       
III Pijler Sociale Infrastructuur totaal beleidsterrein1 261 4811 171 314Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
G25759 040722 040  
G545 42444 293  
       
BZKart. 9.3 Bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid G25totaal beleidsterrein223 62293 527In het kader van de verlenging van de convenanten GSB II is deze regeling verlengd tot eind 2004. Vanaf 2005 zal deze regeling samen met de Bijdrageregeling leefbaarheid partiële GSB-steden opgaan in de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV).
G25145 31287 901   
G5    
       
 bzkLeefbaarheidsfondstotaal beleidsterrein22 36422 364 
G2520 69220 692   
G5   
       
 bzkInburgering oudkomerstotaal beleidsterreinG25G594 88225 412–De budgetten Oudkomers staan vanaf 2004 op de begroting van Justitie/VenI en maken geen onderdeel uit van de verlengde regeling. Bedragen genoemd bij
      «totaal beleidsterrein» betreffen het totaal van het beschikbare budget voor Oudkomers, dus deel in regeling Sociale integratie en veiligheid (BZK) én aanvullende Regeling Oudkomers 54 gemeenten (JUS).
      
 bzk24-uursstructuurtotaal beleidsterrein7 2157 215 
G257 2157 215   
G5   
       
 bzkVeiligheidsbeleid: Van Montfransgelden (projecten jeugd en veiligheid)totaal beleidsterrein35 16835 168 
G2531 85631 856   
G5   
       
 ocwTegengaan voortijdig schoolverlaten in vo en mbototaal beleidsterrein21 78021 780 
G2521 78021 780   
G5   
       
 bzkOnze Buurt Aan Zet (OBAZ)totaal beleidsterrein13 613 
G2511 874   
G5   
       
  Extra bijdrage 2001totaal beleidsterrein 
   G25 
   G5 
       
 bzkRietkerk-middelentotaal beleidsterrein5 0005 000 
G254 6914 691   
G5   
       
 bzkID-banentotaal beleidsterrein10 000 
G259 006   
G5   
       
 bzkImpuls Burgerparticipatietotaal beleidsterrein13 600 
G2512 786   
G5   
       
 bzkProcesgeld Veiligheidtotaal beleidsterrein2 000 
G251 667   
G5   
       
OCWart. 4Inburgering nieuwkomers (educatieve component)totaal beleidsterrein  De WIN is bij 1e suppletore begroting 2003 overgegaan naar VenI.
G25     
G5     
       
VWSart. 8.1Inburgering nieuwkomers (welzijnscomponent)totaal beleidsterrein  De WIN is bij 1e suppletore begroting 2003 overgegaan naar VenI.
G25     
G5     
       
JUSart. 6.4.5Regelingen Oudkomers 54 gemeententotaal beleidsterreinG25G594 88224 245p.m. Deze regeling is op 1 januari 2003 overgegaan naar Justitie. Realisatie '02 behoort dus toe aan BZK. De bedragen bij «totaal beleidsterrein» 2002 en 2003 zijn
      een optelling van het totaal beschikbaar budget voor oudkomers (dus incl. gedeelte Sociale integratie en veiligheid, BZK)
       
JUSart. 6.4.5Wet inburgering nieuwkomerstotaal beleidsterrein182 884  
G2596 587    
G5p.m.    
       
JUSart. 6.4.1Wet inburgering nieuwkomers en regeling oudkomerstotaal beleidsterrein  227 771De gelden voor inburgering oudkomers en nieuwkomers zijn in begroting 2004 ondergebracht op één operationele doelstelling en derhalve vanaf 2004 samengevoegd in dit overzicht.
G25 137 564   
G5 8 513   
       
BZKart. 9.3Bijdrageregeling Leefbaarheid Partiële GSB-stedentotaal beleidsterrein64 57729 364In het kader van de verlenging van de convenanten GSB II wordt deze regeling verlengd tot eind 2004. Vanaf 2005 zal deze regeling samen met de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25 opgaan in de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. De budgetten genoemd bij «totaal beleidsterrein» van de verschillende onderdelen zijn gelijk aan de totalen van de van de verschillende onderdelen van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25.
G25   
G5 3 9012 316   
       
 bzkLeefbaarheidsfondstotaal beleidsterrein22 36422 364 
   G25 
   G51 6741 674 
       
 bzkOnze buurt aan zettotaal beleidsterrein13 613 
   G25 
   G5756 
       
 bzkRietkerk-middelentotaal beleidsterrein5 0005 000 
   G25 
   G5309309 
       
 bzkID-banentotaal beleidsterrein10 000 
   G25 
   G5347 
       
 bzkImpuls Burgerparticipatietotaal beleidsterrein13 600 
   G25 
   G5814 
       
 bzkProcesgeld Veiligheidtotaal beleidsterrein2000 
   G25 
   G5333 
BZKart. 9.3Digitale trapveldentotaal beleidsterrein  Het budget is uitgekeerd in 2000.
  G25    
  G5    
       
BZKart. 9.3Digitale broedplaatsentotaal beleidsterrein  Het beleid heeft betrekking op de periode 2001 tot en met 2004. Het budget is in 2001 uitgekeerd.
G25     
G5     
       
VWSart. 8.1Sociaal beleid: «Heel de buurt»totaal beleidsterrein  De regeling liep tot en met 2001
G25     
G5     
       
SZWart. 2Kinderopvang en naschoolse activiteiten alleenstaande ouders (KOA-regeling)totaal beleidsterrein68 90071 500Bij de verdeling over gemeenten betreft het de maximale subsidie per gemeente. De jaaropgaven 2003 zijn binnen maar nog niet verwerkt. Gegevens 2003 zijn dus geen realisatiecijfers. De jaaropgaven 2004 dienen uiterlijk 20 september 2005 te worden ingediend. Gegevens 2004 zijn dus geen realisatiecijfers.
G2538 36338 729   
G5 5 3852 687   
       
       
SZWart. 11Kinderopvang en naschoolse activiteitentotaal beleidsterrein147 271238 048De kinderopvang subsidieregeling 2004 bestaat uit drie delen: (1) een vast bedrag overeenkomend met de uitname uit het gemeentefonds, (2) een vast bedrag voor toezicht en (3) een aanvraagregeling met een drempel. De aanvragen van dit laatste onderdeel zijn defintief, inclusief de indexering over 2004. De jaaropgaven 2003 zijn nog niet binnen. Gegevens 2003 zijn dus geen realisatiecijfers. De jaaropgaven 2004 dienen uiterlijk 20 september 2005 te zijn ingediend, de gegevens 2004 betreffen dus geen realisaties.
G2545 90186 313   
G5 5 3853 629   
       
VWSart 7.1Tieneropvang (voorheen Kinderopvang)totaal beleidsterrein2 120 De regeling liep tot en met 2003
G25675    
G5147    
       
VWSart. 9.1 Breedtesporttotaal beleidsterrein16 90516 453De regeling loopt af. Wanneer steden eenmaal een aanvraag hebben gedaan, kan niet weer een beroep gedaan worden op deze regeling. Vandaar de afname van het budget voor de GSB-steden. Het grootste deel van de steden heeft tussen 1999–2003 gebruik gemaakt van deze regeling.
(2003) art. 35.1 (2004)G25 G52 975 3981 945 301  
      
OCWart. 1.1GOAtotaal beleidsterrein217 832216 336 
   G25137 382136 904 
   G59 5939 560 
       
OCWart. 1.1Onderwijs in allochtone levende talen (OALT)totaal beleidsterrein72 77546 805In augustus 2004 is OALT beëindigd als gevolg van het strategisch akkoord in 2002.
G2550 64832 474   
G53 4172 192   
       
OCWart 1.1Schoolbegeleidingsdiensten (SBD's)totaal beleidsterrein59 383p.m.Realisatie was ten tijde van het opstellen van dit document nog niet bekend.
G2515 743p.m.   
G52 029p.m.   
       
JUSart. 6.4.5CRIEM    
  Antillianentotaal beleidsterrein2 7232 770 
   G252 2712 271 
   G5 
  Preventiebeleidtotaal beleidsterrein7 4817 481 
   G25 
   G51 9851 985 
       
VWSart. 3.1 (2003)art. 24 (2004)Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorgtotaal beleidsterrein228 308233 829Het kabinet heeft in 2004 € 1,2 miljoen toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang (MO) en verslavingsbeleid om de doorstroom in de MO te verbeteren. De grote steden hebben toegezegd de gemiddelde verblijfsduur in de MO terug te dringen. Verder is een bedrag van € 1,2 miljoen toegevoegd aan de specifieke uitkering vrouwenopvang. De grote steden hebben toegezegd de beschikbaarheid van landelijk toegankelijke opvangvoorzieningen voor vrouwen (en hun eventuele kinderen) die groot gevaar lopen, onder wie ook slachtoffers van eerwraak en vrouwenhandel, te vergroten. Prestatieafspraken per stad worden formeel in 2005 gemaakt; de steden hebben deze doelstelling onderschreven in de nota Samenwerken aan de krachtige stad (Kamerstukken II, 2003/04, 21 062, nr. 116).
G25177 500181 776   
G512 73413 080   
       
VWSart. 3.1Algemeen maatschappelijk werktotaal beleidsterrein12 522 De regeling liep tot en met 2003
   G253 726  
   G5412  
       
VWSart. 3.1 Experiment Heroïneverstrekkingtotaal beleidsterrein5 6635 000In 2004 is de heroïnebehandeling in de zes behandel-
 (2003) G255 6635 000eenheden met in totaal 300 behandelplaatsen voort-
 art. 24.1 G5  gezet in het kader van onderzoek naar de rol van
 (2004)    psychosociale zorg als onderdeel van de heroïnebehandeling. De Tweede Kamer heeft in juni 2004 besloten de heroïnebehandeling, ook na afloop van het onderzoek, structureel voort te zetten. VWS betaalt jaarlijks € 5 miljoen aan de zes eenheden en daarnaast de kosten voor het onderzoek. Het VWS-begrotingsgeld voor de zes steden wordt op basis van convenanten verdeeld. Daarnaast subsidieert VWS de CCBH voor het onderzoek. In 2005 zal de behandeling met heroïne worden uitgebreid conform de criteria van de commissie Paas. BZK draagt daartoe voor een periode van 3 jaar € 1 miljoen per jaar bij. Tijdens de begrotingsbehandeling is onlangs besloten dat Justitie € 6 miljoen zal bijdragen aan de uitbreiding van de heroïnebehandeling. Ook dit geld zal op basis van convenanten over de betrokken steden worden verdeeld.
       
SZWart. 2Subs. alg: stimuleringsprojecten allochtone groepentotaal beleidsterrein2 6551 357De projecten zijn in 2001 met 3 jaar verlengd, inmiddels zijn de projecten afgerond.
G251 612726   
G53829   
       
BZKart. 9.3Regelingen leefbaarheid, veiligheid, stadseconomietotaal beleidsterrein10 43710 437Het betreft een annuïteitenregeling uit GSB I.
G2510 43710 437   
G5     
       
IV EU-pijler
(rechtstreeks naar steden)  totaal beleidsterrein333 187336 495 
G2534 19031 810   
G5   
       
  Doelstelling 2 van de Structuurfondsentotaal beleidsterrein32 37630 185Op basis van de uitvoering van programma's zullen de bedragen voor de steden worden vastgesteld.
G2529 25027 270   
G5   
       
  Urban 2totaal beleidsterrein4 9404 540 
   G254 9404 540 
   G5 
       
  ESF (ESF D3 + EQUAL)totaal beleidsterrein295 871301 770De beschikbare ESF-budgetten van ESF doelstelling 3 en het CI EQUAL voor 2003 en 2004 zijn hier weergegeven. De realisatie wordt pas twee jaar later bekend. In de ESF-programma's 2000–2006 is geen onderscheid naar grote gemeenten.
   G25 
   G5 
Categorie B. budgetten naar regio's
   bedragen x € 1 00020032004Toelichting
I Pijler Werk en totaal beleidsterrein8 5958 674 
Economie  G258 5958 674 
       
OCWart. 5Technocentratotaal beleidsterrein8 5958 674Er is 9,1 mln. beschikbaar gekomen voor de jaren 2003–2005.
technocentra in G258 5958 674
       
II Pijler Fysieke Infrastructuur totaal beleidsterrein2 177 0092 281 837Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
G251 730 2821 601 105
       
VenWart. 5 en art. 7Bijdrage exploitatie openbaar vervoer, veilig personenvervoer en klantgerichte personenvervoer markttotaal beleidsterreinG251 592 5881 254 8111 535 7211 149 967Exclusief BTWExclusief BTW
       
VenW IF 01.03.01 en IF 01.03.02Regionale/lokale infrastructuur subsidies (verkenning en realisatie ) = RWS excl. BTWtotaal beleidsterrein317 902225 917De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies).
G25296 000343 750
       
VenWIF 01.03.05Regionale/lokale infrastructuur gebundelde doeluitkeringtotaal beleidsterrein115 825381 398De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies).
G2566 075p.m.
       
VenWIF 04.02Bodemsanering bij aanleg overige projectentotaal beleidsterrein6 8451 448De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies).
G25p.m.
       
VenWIF 04.03Intermodaal vervoer (terminals totaal beleidsterrein283908De looptijd van de regeling is tot 31 december 2003.
en knooppunten)G25De gehonoreerde projecten lopen door tot 2006, afhankelijk van de realisering van het project kan betaling plaatsvinden.
       
VROMart. 07.18.04Subsidies bodemsanering provinciestotaal beleidsterrein140 634131 503De bodemsanering in stedelijk gebied zijn hierin niet opgenomen de middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV.
 110 464 102 446
       
LNVart. 1Kwaliteitsimpuls Groene Harttotaal beleidsterrein2 9324 942 
landelijke gebieden2 9324 942 
       
III Pijler Sociale Infra- totaal beleidsterrein3 889 1964 058 661 
structuur  gebieden met G253 467 3343 554 285 
       
JUSart. 3.3.3Justitie in de buurttotaal beleidsterrein7 2076 728Tot 2004 stonden deze budgetten op artikel 3.1.2
gebieden met G257 2076 728
       
JUSart. 3.4.8CRIEM – individuele trajectbegeleidingtotaal beleidsterrein6 0826 459 
gebieden met G256 0826 459 
       
JUSart. 3.1.12CRIEM – wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuningtotaal beleidsterrein1 0511 437 
gebieden met G251 0511 437 
JUSart. 5.1.2Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV)totaal beleidsterrein27 12026 100Bestaat uit een onderdeel «dwang» en een onderdeel «drang». Capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (dwangvariant SOV). In de begroting 2004 werd uitgegaan van het realiseren van (gemiddeld) 258 plaatsen. Als gevolg van met name vertraging in de oplevering van gebouwen bleef de realisatie 25 plaatsen achter (realisatie 2004: gemiddeld 233 plaatsen). Het gaat hier om detentieplaatsen in de zgn. G4 gemeenten. De kosten in 2004 komen uit op een bedrag van € 24,8 mln. Voor 2005 wordt vooralsnog uitgegaan van het aantal conform de begroting 2005 t.w. (gemiddeld) 258 plaatsen.
gebieden met G2527 12026 100
       
OCWart. 4.3Tegengaan voortijdig schoolverlaten in vo & bo (RMC)totaal beleidsterrein10 88311 011 
gebieden met G2510 88311 011 
       
VWSart. 7.1 Stelsel Jeugdzorg, doeluitkering totaal beleidsterrein738 735766 265De hogere uitgaven op de doeluitkering jeugdzorg
 (2003)art. 33.1 (2004)jeugdhulpverleningprovincies738 735766 265hebben vooral betrekking op de toevoeging van de loonbijstelling.
       
BZK2.2Politietotaal beleidsterrein3 095 8883 240 396Dit zijn de meest recente cijfers op basis van de decembercirculaire 2004. De regio Utrecht heeft zowel een G25- als een G5-stad.
gebieden met G252 676 2562 736 285   
gebieden met G5270 040280 417   
       
SZWart. 12Stimuleringsregeling dagindeling (experimenten, projecten)totaal beleidsterrein2 230265Regeling is in 2003 beëindigd. In 2004 betreft het alleen nog afrekening van projecten.
gebieden met G25  

D.2. BIJLAGE: DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID EN DE DOELSTELLINGEN EN INDICATOREN IN GSB II

Doelstellingen en indicatoren GSB II

In deze tabel zijn de negen meetbare maatschappelijke doelstellingen die een indicatie geven van de achterstanden en aandachtspunten in de grote steden opgenomen. De derde kolom geeft inzicht in de meest recente gegevens per indicator (uit het Jaarboek 2003).

9 Doelstellingen16 IndicatorenOntwikkeling vanaf 1998
Terugdringing van de (structurele) werkloosheid.Percentage geregistreerde werklozen (GWL) op stadsniveau.In de G4 gedaald van 8,1% (1998) naar 5,6% (2003), in de G21 gedaald van 6,0% (1998) naar 4,3% (2003).
 Aandeel Niet Werkende Werkzoekenden in de potentiële beroepsbevolking in de aangewezen wijken ten opzichte van het stedelijk gemiddelde (naar etnische herkomst en werkloosheidsduur).In de G30 was de werkloosheid in aandachtswijken in 2003 13,6% tegenover een stadsgemiddelde van 9%. Gegevens over de voorafgaande jaren zijn nog niet beschikbaar.
   
Bevordering van de arbeidsplaatsen.Aantal «werkzame personen» (= arbeidsplaatsen).In 1999–2002 is het aantal banen in Nederland met 2,5% gestegen. In de G4 en de G21 was dat resp. 3,7% en 3,1%. In de G5 was dat 2,6%.
   
Versterking van de economische concurrentiepositie.Gemiddeld rapportcijfer ondernemersklimaat in de gemeente.Geen recentere gegevens beschikbaar dan vermeld in het vorige jaarverslag. Van 2000 tot 2002 is dit cijfer in de G4 gestegen van 6,2 naar 6,5. In de G21 van 6,5 naar 6,6 en in de G5 ook van 6,5 naar 6,6.
   
Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.Aandeel op de bevolking (van 16 tot 25 jaar) dat maximaal over een vbo/mavo-diploma beschikt.Op stadsniveau geen cijfers beschikbaar, na invoering leerlingenvolgsysteem is indicator te volgen.
   
Versterking van de positie van de stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt.Aandeel huishoudens behorend tot de midden- en hogere inkomensgroepen.Geen recentere gegevens beschikbaar dan vermeld in het vorige jaarverslag. In de G4 gestegen van 46% (1998) naar 47% (2000), in de G21 gedaald van 52% (1998) naar 51% (2000). In de G5 gelijk gebleven (61%). (Nederland ook gelijk gebleven met 60%).
   
Verbetering van de fysieke leefomgeving en leefbaarheid.Gemiddelde rapportcijfer voor de woonomgeving.Onvoldoende bekend over gemiddelde ontwikkeling.
 Aandeel inwoners dat (zeer) tevreden is over de groenvoorziening in de buurt.Aandeel bevolking dat tevreden is over groenvoorzieningen is tussen 1998 en 2003 gedaald van 71% naar 68%.
 Kengetal verloedering.Tussen 1998 en 2003 gestegen 4,1 naar 4,4.
   
Vergroting van de bereikbaarheid van economische activiteiten.Geen indicator beschikbaar. 
   
Versterking van de sociale infrastructuur.Kengetal sociale kwaliteit van de woonomgeving. Tussen 1998 en 2003 gestegen van 6,1 naar 6,2. 
 Beleid ten aanzien van kwetsbare groepen.Geen kwantitatieve informatie.
   
Verbetering van de veiligheid, tevens veiligheid op scholen.Slachtofferschap van vermogensmisdrijven, vernielingen en verstoring van de openbare orde, geweldsdelicten.De geregistreerde criminaliteit is tussen 1998 en 2003 gestegen, met uitzondering van het aandeel vermogensdelicten dat constant blijft.
 Aandeelin de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt.Tussen 1998–2003: lichte stijging van 35% naar 36%.
 Aandeel in de bevolking dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt.Tussen 1998–2003: nagenoeg constant (ca. 25%).
 Aandeel jeugdige delictplegers per 1 000 inwoners van de leeftijdscategorie 12–25 jaar.Van 1998 tot en met 2001: G4: daling van 42 naar 41; G21: constant (29).
 Veiligheid op scholen.Geen kwantitatieve gegevens.
   
Duurzaam herstel van de kwetsbare wijken.Relatieve stijging van de gemiddelde waarde van onroerende goederen in het kader van de Wet Onroerende Zaakbelasting.CBS nog geen nieuwe cijfers op wijkniveau beschikbaar.

D.3. LIJST VAN AFKORTINGEN

3QC3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU
ABDAlgemene Bestuursdienst
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ACIRAdvies Commissie Informatievoorziening Rampenbestrijding
ACT IIAmbtelijke Commissie Toezicht II
ACTALAdviescollege Toetsing Administratieve Lasten
ADRAlgemene Doorlichting Rampenbestrijding
AIVDAlgemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
ALAdministratieve Lasten
AMvBAlgemene Maatregel van Bestuur
ARBOArbeidsomstandighedenwetgeving
AwbAlgemene wet bestuursrecht
AwgbAlgemene wet gelijke behandeling
B&Wburgemeester en wethouders
BDUBrede doeluitkering
BEVIBesluit Externe Veiligheid Inrichtingen
BSNBurgerservicenummer
BVKBestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
BVSBudget Verdeel Systeem
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CAOPCentrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel
CBPCollege Bescherming Persoonsgegevens
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CCVCentrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CIBGCentraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg
CIPConcern Informatiemanagement Politie
CT InfoboxContra TerrorismeInfobox
DGDirectoraat-generaal
DigiDDigitale identificatie
DTODefensie Telematica Organisatie
ECOExtra-comptabel overzicht
EGEMElektronische Gemeenten
EHRMEuropese Hof van de rechten van de mens
ELOElektronische Overheid
EPEuropees Parlement
EUEuropese Unie
G4de vier grote steden
GBAGemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
GHORGeneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMSGeïntegreerd Meldkamer Systeem
GovCertGovernment Computer Emergency Response Team
GSBGrotestedenbeleid
HKZHarmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgketen
HRMHuman Resource Management
IBOInterdepartementaal beleidsonderzoek
ICTInformatie- en Communicatietechnologie
IGCIntergouvernementele conferentie
IGZInspectie voor de Gezondheidszorg
INK-modelInstituut Nederlandse Kwaliteit-model
IOOVInspectie Openbare Orde en Veiligheid
IPOInterprovinciaal Overleg
ISCICT-Service coöperatie Politie en Justitie en Veiligheid
ISVInvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing
JRVJaarrapportage Veiligheid
KLPDKorps Landelijke Politie Dienst
KMarKoninklijke Marechaussee
KVOKeurmerk Veilig Ondernemen
LFRLandelijke Faciliteit Rampenbestrijding
LOCCLandelijk Operationeel Coördinatiecentrum
LRDLandelijke Raadpleegbare Deelverzameling
LRTLandelijk Rechercheteam
LSALandelijk Samenwerkingsverband aandachtswijken
LTPLandelijk Telefoonnummer Politie
MBIMonitor Bedrijven en Instellingen
MCBMonitor Criminaliteit Bedrijfsleven
MIVDMilitaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
MOPMeerjaren ontwikkelingsplan
NAPNationaal ActiePlan Elektronische Snelwegen
NBCNucleair Biologisch Chemisch terrorisme
NCBBNationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen
NCTBNationaal Coördinator TerrorismeBestrijding
NIKNationaal Informatie Knooppunt
Nota GPSNota Grondrechten in een pluriforme samenleving
NPCNationaal Platform Criminaliteitsbeheersing
OSOSSOpen Standaarden en Open Source Software
OSUOverzicht Specifieke Uitkeringen
OTVOverheidsToegangsVoorziening
OWOntwerpbegroting
P&OPersoneel & Organisatie
PAPolicy Authority
PKIPublic Key Infrastuctuur
PlavatPlan van aanpak Transparantie in de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten
PMBPolitie Monitor Beveiliging
POCProof of Concept
PORPeriodieke onderhoudsrapportage
PPSPubliek Privaat Samenwerkingsverband
RIDRegionale Inlichtingen Diensten
RNPKRevitalisering Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding
RvERaad van Europa
RYXRijksoverheidintranet
SAIPStichting Administratie Indonesische Pensioenen
SBGStroomlijning Basis Gegevens
SCOSamenwerkende Centrales van Overheidspersoneel
SIVSociaal, Integratie en Veiligheid
SpAStartpakket Actualisering
SpGStartpakket Gegevensverstrekking
TAOTrendnota Arbeidszaken Overheid
TrwTijdelijke referendumwet
UTBTUnit Terreur en Bijzondere Technieken
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VPVeiligheidsprogramma
VSOVerbond Sectorwerkgevers Overheid
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WgrWet gemeenschappelijke regelingen
WKRWet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding
WobWet openbaarheid van bestuur
WRRWetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
WTSWet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen
ZBOZelfstandig bestuursorgaan

D4. TREFWOORDENREGISTER

3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU 86, 154

Actieplan Terrorismebestrijding 35

Actieplan Terrorismebestrij 13

Actieprogramma «Bewust veiliger» 14

Administratieve lastendruk 71

Administratieve lasten 24, 25, 70, 71, 154

Administratieve Lasten(reductie) 65, 70

Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten 70, 154

AIVD 6, 12, 16, 17, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 107, 108, 109, 154

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds 85, 154

Algemene Bestuursdienst 23, 154

Algemene Doorlichting Rampenbestrijding 92, 154

Algemene wet bestuursrecht 28, 30, 154

Algemene wet gelijke behandeling 28, 29, 154

Ambtelijke Commissie Toezicht II 95, 154

Arbeidskostenontwikkeling 21

Arbeidsomstandighedenwetgeving 154

Arbeidsorganisatie 83, 84

Arbeidsvoorwaarden 21, 22, 26, 32, 33, 36, 57, 58, 63, 81, 84, 85, 88, 89, 90, 91

Architectuur en Elektronische Gemeenten 65

Beleidsplan Crisisbeheersing 15, 39, 47

Bestuurlijke boete 14

Bestuurlijke vernieuwing 6, 12, 17

Beveiligingsbevordering 51, 54

Biometrie 25, 66, 67, 74, 118

Bovenregionale en landelijke politiezorg 34, 35

Brede doeluitkering 20, 21, 60, 62, 78, 79, 144, 146

Burgerservicenummer 70, 154

C2000 15, 33, 39, 44, 45, 49, 102, 109, 125, 126, 128, 136

CAO-onderhandelingen 21, 33

Centraal Bureau voor de Statistiek 85, 154

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg 73, 154

Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel 84, 154

Code Interbestuurlijke Verhoudingen 19, 25, 56, 60 61

Collectieve Arbeidsovereenkomst 154

College Bescherming Persoonsgegevens 70, 154

Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD 17, 52

Commissie-Franken 28, 29

Constitutioneel bestel 27, 28, 29

Constitutioneel toetsingsverbod 28

Contra-inlichtingen 53

Convenanten 13, 21, 30, 36, 42, 78, 79, 120, 121, 144, 146, 149

Criminaliteitsbestrijding 30, 31

CT Infobox 154

Defensie Telematica Organisatie 72, 154

Democratische rechtsorde 16, 51, 52, 53

Digitale identificatie 65, 154

Doorzettingsmacht 19, 20, 80

Dualisering 18, 57, 58, 59

Elektronische Gemeenten 154

Elektronische handtekening 67, 69, 72

Elektronische Overheid 69, 71, 154

Europees Parlement 19, 28, 29, 30, 154

Europese Hof van de rechten van de mens 28, 154

Europese Unie 12, 25, 29, 47, 84, 154

Expertteam GSB 78

Externe inhuur 23, 50

Extremisme 12, 16, 52

GBA 25, 65, 66, 67, 73, 74, 117, 118, 154

Gekozen burgemeester 6, 17, 56, 58, 60, 62, 63

Geneeskundige verzorging politie 32

Government Computer Emergency Response Team 72, 154

Grondrechten 6, 12, 28, 29

Grondwet 26, 27, 28, 29, 30, 56, 103, 104

Grondwetswijziging 28, 29

GSB III 20, 46, 58, 75, 76, 77, 78

GSB II 5, 20, 75, 77, 78, 80, 144, 146, 152

Herindeling 19, 59, 61, 73

Human Resource Management 154

Informatie- en Communicatietechnologie 154

Informatiebeveiliging 54, 72, 101, 140

INK-model 51, 154

Innovatie 34, 36, 66, 68, 86, 87, 91, 117, 144

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 92, 94, 154

Inspectie voor de Gezondheidszorg 154

Integraal Veiligheidsbeleid 13, 45, 46

Integriteit 12, 22, 35, 54, 55, 81, 82, 84, 94

Interbestuurlijke samenwerking 56, 58, 60, 61

Interdepartementaal beleidsonderzoek 24, 81, 89, 91, 154

Intergouvernementele conferentie 154

Internationale organisaties 52, 53

(inter)nationale samenwerking 16

Internetspiegel 81, 86

Kanskaarten 68

Kenniscentrum ELO 71

Ketenregie 58, 60, 61

Kiesraad 18, 29

Kiesstelsel 6, 18, 26, 27, 28, 30, 57

Kiezen op afstand 66, 67, 73

Klachtrecht 28, 30

Kleine ergernissen 14

KLPD 6, 10, 12, 16, 32, 33, 35, 37, 51, 52, 54, 102, 103, 105, 114, 115, 134, 135, 136, 137, 138, 155

Kwaliteitsverbetering 36, 40, 86, 87

Loonkosten 21, 85, 107, 109

Management Development 90

Migratie 49, 52, 53, 74, 103, 132

Migratiestromen 16

Nationaal ActiePlan Elektronische Snelwegen 155

Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen 16, 53

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding 16, 43, 52

Nota GPS 155

Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving 12, 155

Open Standaarden en Open Source Software 65, 155

Overheidsportaal 67, 71

OverheidsToegangsVoorziening 65, 155

PA 73

Pensioenvoorziening 85

Personeel & Organisatie 155

Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie 34

Policy Authority 71, 72, 73, 155

Politieke partijen 29, 56, 57, 58, 64

Politieregio's 48, 103, 114, 115

Prestatiecontracten 6

Prestaties en sterktegroei 13

Prestatievergelijking 86

Programma Andere Overheid 23, 65, 68, 70, 73

Public Key Infrastuctuur 155

Publieke Dienstverlening 23, 65, 67, 68, 86

Raad van Europa 13, 28, 29, 84, 155

Radicaliseringtendensen 52

Radicalisme 12, 16

Rechtspositie politieke ambtsdragers 63

Rechtsstaat 6, 27

Referendum Europese grondwet 27

Rekrutering 16, 52

Rijksbrede takenanalyse 24

Rijksoverheidintranet 92, 155

Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel 84, 155

Samenwerkingsschool 29

Shared services 22, 87

Situation Center 13

Specifieke uitkeringen 20, 25, 58, 60, 61, 62, 78

Staatkundige verhoudingen 29

Staatsveiligheid 51, 52

Statuut 27, 28, 29, 97, 127

Sterktegroei 13

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen 82, 83, 103, 155

Stroomlijning BasisGegevens 65

Terrorismebestrijding 16, 26, 33, 36, 50, 55

Terrorisme 6, 12, 13, 16, 35, 39, 47, 52, 53, 55, 154, 155

Tijdelijke referendumwet 27, 28, 155

Topinkomens 21, 22, 81

Trendnota Arbeidszaken Overheid 84, 155

Veiligheidsbeleid 6, 12, 45, 145

Veiligheidsmonitor 36

Veiligheidsonderzoeken 50, 51, 54

Veiligheidsprogramma 12, 13, 32, 36, 45, 46, 155

Veiligheidsregio's 15, 38, 42

Verbond Sectorwerkgevers Overheid 84, 155

Vereniging Nederlandse Gemeenten 70, 155

Verkiezingen 18, 27, 28, 29, 64

Vernieuwing HRM 88, 91

Verzelfstandiging 135

Waarden en normen 28, 29, 84

Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen 29

Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding 155

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering 155

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 50

Wet openbaarheid van bestuur 27, 156

Wet veiligheidsonderzoeken 50

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 156

Zelfstandig bestuursorgaan 156


XNoot
1

In begroting opgenomen onder operationele doelstelling 2, zie financiële toelichting.

XNoot
1

De G25 zijn: Amsterdam, Den Haag Rotterdam, Utrecht, Almelo, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Enschede, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo, Zwolle. In de monitoringsgegevens worden af en toe de G4 onderscheiden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht). De G5 zijn: Alkmaar, Amersfoort, Emmen, Lelystad, Zaanstad.

XNoot
1

Kamerstukken II 2004–2005, 26 956, nr. 21.

XNoot
2

Kamerstukken II 2004–2005, 28 824, nr. 19.

XNoot
3

Kamerstukken II 2004–2005, 29 628, nr. 7.

XNoot
4

Kamerstukken II 2004–2005, 28 664, nr. 9 en Kamerstukken I 2004–2005, E.

Naar boven