Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-VII nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-VII nr. 1 |
Aangeboden 18 mei 2005
Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein voor 2004 (in mln. €)
Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein voor 2004 (in mln. €)
A. | Algemeen | 6 |
1. | Voorwoord | 6 |
2. | Dechargeverlening | 8 |
3. | Leeswijzer | 10 |
B. | Beleidsverslag 2004 | 12 |
1. | Beleidsprioriteiten | 12 |
2. | Beleidsartikelen | 27 |
3. | Niet-beleidsartikelen | 96 |
4. | Bedrijfsvoeringparagraaf en toezichtsrelaties /ZBO's en RWT's | 99 |
C. | Jaarrekening | 104 |
1. | De departementale verantwoordingsstaat 2004 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 104 |
2. | Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 van Baten-lastendiensten | 105 |
3. | Saldibalans per 31 december 2004 | 106 |
4. | Basisadministratie persoonsgegevens en reisdocumenten (BPR) | 117 |
5. | Centrale archief selectiedienst (CA) | 120 |
6. | Informatie- en communicatietechnologie Organisatie (ITO) | 124 |
7. | Informatievoorziening overheidspersoneel (IVOP) | 130 |
8. | Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) | 134 |
D. | Bijlagen | 139 |
1. | Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 139 |
2. | De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid en de doelstellingen en indicatoren in GSB II | 152 |
3. | Lijst van afkortingenlijst | 154 |
4. | Trefwoordenregister | 157 |
Met het afsluiten van de boeken over 2004 kijken we terug op een roerig jaar waarin veel is gebeurd. Op een ieders netvlies staan natuurlijk nog de aanslag in Madrid en de moord op de heer Van Gogh. Ingrijpende gebeurtenissen, die de reeds lopende discussie over de borging van veiligheid in onze open samenleving tegen de bedreigingen van onze rechtsstaat nog eens extra heeft aangewakkerd. Met extra investeringen in de AIVD en in het KLPD is het veiligheidsbeleid en de bestrijding van terrorisme in 2004 in een stroomversnelling gekomen.
Het is de bedoeling om de verworvenheden van onze rechtsstaat zo goed mogelijk te beschermen. We zijn ons ervan bewust dat dergelijke maatregelen kunnen botsen met de individuele vrijheid. Het gaat om het vinden van de juiste balans. In de nota «Grondrechten in een pluriforme samenleving» is die balans zo duidelijk mogelijk aangegeven.
Bij het gevoel van veiligheid speelt natuurlijk ook vooral de aanpak van de concrete problemen «om de hoek» en «in de buurt» een grote rol. Het is dan ook goed te constateren dat de politiekorpsen de uitvoering van de prestatiecontracten, die we in de afgelopen jaren hebben afgesloten, goed hebben opgepakt. Over de geboekte resultaten in 2004 zijn wij positief gestemd.
Of het nu om maatregelen op het gebied van veiligheid of bestuurlijke vernieuwing gaat, uiteindelijk gaat het om de werking, het effect voor onze burgers. De gemiddelde burger maakt zich immers niet druk om wie het uitvoert, als het maar (goed) gebeurt, en het liefst tegen zo laag mogelijke kosten. Met dat oogpunt, een efficiënter, een kwalitatief beter openbaar bestuur, zijn we vorig jaar begonnen met de uitvoering van het programma Andere Overheid. De bedoeling is onder andere de algemene lastendruk voor burgers te verminderen, de regelzucht in toom te houden, maar ook om uiteindelijk tot een betere, en soms andere aansturing van de rijksoverheid te komen. Het afgelopen jaar is daarvoor met een scala aan concrete projecten een stevige basis gelegd.
Ons democratisch bestel heeft onderhoud nodig. Vandaar onze inspanningen op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing. De twee blikvangers hierbij zijn de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel. Begin 2005 bleek voor deze onderwerpen niet de benodigde steun te zijn in respectievelijk de Eerste of de Tweede Kamer. Op grond van het Paasakkoord worden nieuwe stappen gezet en zullen wij de bestuurlijke (en staatkundige) vernieuwing, in brede zin, met kracht voortzetten.
De tweede helft van vorig jaar had een bijzonder tintje: Nederland was immers voorzitter van de EU. De voorbereiding hierop was natuurlijk al veel eerder begonnen; we wilden het voorzitterschap benutten om concrete vorderingen in EU-verband te maken, of het nu ging om het uitwisselen van informatie op het gebied van veiligheid, voertuigcriminaliteit of het hoger op de agenda krijgen van het belang van de grote steden. We kunnen tevreden terugkijken: vrijwel alle doelstellingen zijn gerealiseerd.
Of het gaat om politiekorpsen, gemeenten, provincies, maar ook de burgers zelf: we realiseren ons dat een goede samenwerking vaak cruciaal is voor het bereiken van het beoogde effect, van wat voor beleid dan ook. Door partijen meer ruimte te geven en directer aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, hebben we dit jaar nog nadrukkelijker ook onze verantwoordelijkheid genomen om deze samenwerking op een hoger plan te brengen. Formeel zijn de afspraken tussen de verschillende overheden hierover vorig jaar bevestigd in een «Code Interbestuurlijke Betrekkingen».
De resultaten van veel van de in gang gezette initiatieven zullen we de komende jaren kunnen «oogsten». Gezien de stevige basis die is gelegd, kijken we hier weliswaar niet zonder spanning (over wat komen gaat), maar ook met vertrouwen naar uit.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen;
d. de departementale saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. de slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;
het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);
het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De begroting van BZK kent een inmiddels vertrouwde opbouw. Het jaarverslag 2004 volgt deze opbouw voor begroting 2004. Ten einde te komen tot compactere verantwoordingsstukken is deze opbouw, mede naar aanleiding van de VBTB-evaluatie op onderdelen gewijzigd. Het jaarverslag voor 2004 bestaat uit vier delen:
A. Een algemeen deel met onder meer het voorwoord en de dechargeverlening;
B. het beleidsverslag 2004 over de prioriteiten en de (beleids)artikelen;
C. de jaarrekening 2004 en
D. de bijlagen.
In de paragraaf «beleidsprioriteiten 2004» wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (de prioriteiten) voor 2004 op het terrein van Veiligheid, Bestuurlijke Vernieuwing en Verbetering Kwaliteit Openbare Sector. In de paragraaf «de beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. Deze paragraaf kent per beleidsartikel de volgende, gewijzigde opzet. De paragraaf begint met de (§ 1) algemene beleidsdoelstelling (uit de begroting) van het betreffende artikel en wordt gevolgd door de (§ 2) budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel wordt zowel financieel als beleidsmatig toegelicht ten opzichte van de begroting 2004. Bij de beleidsmatige toelichting is daarbij een zo volledig mogelijke vertaling gemaakt van de in de begroting 2004 voorgenomen activiteiten («wat gaan we daarvoor doen?»). De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden bij (§ 3) de operationele doelstellingen nader toegelicht. Het beleidsverslag besluit met de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt ingegaan op eventuele majeure wijzigingen in de organisatie van BZK en wordt de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven.
In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaten voor de begroting BZK en de vijf baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de vijf baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen de baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikel 2.3, ITO op artikel 4.3, CAS op artikel 7.3 en BPR op artikel 7.4) met uitzondering van IVOP (artikel 10.1). In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht financieel verantwoording afgelegd over 2004. En worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie, bondig toegelicht. De volledige jaarrekeningen van de baten-lastendiensten worden gepubliceerd op de website van het ministerie (www.minbzk.nl).
Als bijlagen bij het jaarverslag treft u een overzicht van de stand van zaken betreffende de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit voorgaande verslagjaren en het extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid. Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn alhier ook een overzicht van afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.
Veiligheid, bestuurlijke vernieuwing en verbetering kwaliteit van de openbare sector: dat zijn de belangrijkste centrale thema's van ons ministerie. In dit beleidsverslag leggen we als minister van BZK en als minister voor BVK, verantwoording af over het gevoerde beleid in 2004. Voor de leesbaarheid hebben we de beleidsprioriteiten ingedeeld onder de genoemde centrale thema's. De prioriteiten die niet in het beleidsverslag worden besproken, vindt u terug in de toelichting bij de beleidsartikelen.
Uitgangspunt van 2004 was: de prioriteit ligt op de uitvoering van beleid, boven het ontwerpen van nieuw beleid. Het jaar stond in het teken van de verdere uitvoering van het veiligheidsprogramma en het programma Andere Overheid. Na jaren van discussie zijn concrete stappen genomen in de bestuurlijke vernieuwing. Voor de invoering van twee belangrijke onderdelen hiervan, de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel, is in 2004 de (voorbereidende) wetgeving in gang gezet.
Namens het kabinet is de Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze nota biedt, mede aan de hand van (grond)wetsgeschiedenis en jurisprudentieonderzoek, inzicht in de wijze waarop verschillende grondrechten zich tot elkaar verhouden, in het bijzonder de godsdienstvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. De nota is voor een breder publiek toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld door lancering van het internetspel www.zestienmiljoenrechters.nl.
Het streven naar een veiliger samenleving was eveneens beeldbepalend voor 2004. Al in de voorgaande jaren zijn stappen genomen, bijvoorbeeld door de versterking van de AIVD, als antwoord op de structurele dreiging van het (islamitisch) terrorisme. De aanslag in Madrid in maart en de moord op de heer Van Gogh in november, hebben laten zien dat het islamitisch terrorisme zich nadrukkelijk heeft gemanifesteerd in West-Europa. Ook Nederland is vatbaar voor moslimradicalisme of -extremisme. Het veiligheidsbeleid en de bestrijding van terrorisme zijn daarmee in 2004 in een stroomversnelling gekomen. Er is in 2004 extra geld uitgetrokken voor versterking van KLPD en AIVD.
De laatste jaren is de Europese Unie een steeds substantiëlere rol gaan spelen binnen het takenpakket van BZK. Het resultaat van het EU-voorzitterschap in de tweede helft van het jaar was goed. Vrijwel alle gestelde ambities zijn behaald en de samenwerking binnen Europa op de voor BZK relevante beleidsterreinen is daarmee in een stroomversnelling geraakt. De belangrijkste resultaten in Europees verband zijn:
• Het nieuwe meerjarenprogramma op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht – het zogenaamde Haags Programma – is tijdens het Nederlands voorzitterschap vastgesteld.
• Er zijn afspraken gemaakt over professionele normen voor alle EU politiefunctionarissen om de integriteit te bevorderen.
• Over het grotestedenbeleid is tijdens de Informele Ministeriële Conferentie overeenstemming bereikt over een politieke agenda 2005–2006 voor het stedelijk beleid.
• Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is een grootschalig programma opgesteld om terrorisme in Europees verband beter te bestrijden. In het kader van het Europese Actieplan Terrorismebestrijding is de samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politiediensten versterkt en is de uitbouw van het Situation Center gerealiseerd.
Tot slot is BZK op nog twee andere terreinen internationaal actief geweest. In de eerste plaats heeft BZK binnen de Raad van Europa het initiatief genomen voor het Europese project «Human rights in the information society». Doel van dit project is om richting te geven aan de Europese rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van mensenrechten in de informatiesamenleving in de lidstaten van de Raad van Europa. In de tweede plaats is BZK nauw betrokken bij de totstandkoming van een EU-Agentschap voor de mensenrechten, waar in 2004 mee is begonnen.
A. REALISATIE VAN DE BELEIDSPRIORITEITEN 2004
Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving»
Afspraak: een reductie van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte van 20 à 25% in de periode 2008–2010. Deze doelstelling is in 2006 in de 50 probleemwijken zichtbaar.
Het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar in volle gang. De effecten op de veiligheid zijn waarneembaar. Over de hele linie voelt de burger zich minder onveilig. In 2002 voelde 31% zich wel eens onveilig, in 2004 is dit gedaald tot 27%. De dramatische gebeurtenissen in de laatste maanden van 2004 hebben het veiligheidsgevoel van de burger echter zwaar op de proef gesteld.
Uit expertmeetings, die begin 2004 zijn gehouden, bleek dat aanpassingen van het programma nodig en mogelijk zijn. In de midterm review, die in november aan de Tweede Kamer is aangeboden, zijn aanvullende maatregelen aangekondigd. Die hebben o.a. betrekking op de aanpak van geweld, het tegenhouden van criminaliteit en de bestrijding van zware of georganiseerde criminaliteit. Ook is gestart met het Project Veilige Gemeenten dat de regierol van middelgrote en kleinere gemeenten bij het lokaal integraal veiligheidsbeleid moet versterken.
In 2004 hebben de politiekorpsen de prestaties geleverd die met hen in convenanten zijn afgesproken. De politiekorpsen sturen sterker dan voorheen op prestaties en prioriteiten. Het ziekteverzuim bij de politie is gedaald van 8,2% in 2002 naar 6,6% in 2004. De sterkte is in 2004 gedaald naar circa 52900 fte. U wordt separaat per brief hierover geïnformeerd. In de brief aan de Tweede Kamer van 13 december jl. is ingegaan op de maatregelen die deze daling voor een groot deel zal tegengaan. De koers naar 2010 staat vast, waarmee de garantie voor de sterktegroei van 4000 fte overeind blijft. In 2004 zijn onder andere daartoe middelen beschikbaar gesteld om 323 defensiemedewerkers bij de regio's aan te stellen. Met het ministerie van Defensie is overeengekomen om 250 mensen aan te stellen; daarbovenop zijn vanuit de BZK-begroting middelen beschikbaar gesteld voor 73 extra defensiemedewerkers. Afspraken hierover zijn gemaakt met het ministerie van Defensie, de korpsen en de Politieacademie. Voor 2005 en verder is gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van werving, selectie en opleiding.
In 2004 is een communicatieoffensief gestart om burgers aan te sporen de eigen verantwoordelijkheid te nemen om samen met de overheid de onveiligheid aan te pakken. Het gaat onder andere om de publiekscampagne over de identificatieplicht en «Nederland Veilig».
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is in juli 2004 van start gegaan. In het centrum zijn verschillende taken op het veiligheidsgebied bij elkaar gebracht: het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid, het Politiekeurmerk Veilig Wonen, het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. Het CCV gaat versnippering van uitvoeringsinstrumenten (zoals keurmerken) tegen en draagt bij aan het realiseren van een veiliger woon- en leefomgeving en ondernemingsklimaat door private en publieke partners.
Aanpak kleine ergernissen in het publiek domein
Voor een goede aanpak van veel voorkomende en overlastgevende kleine ergernissen, zoals het verkeerd plaatsen van huisvuil, wildplassen en graffiti, is in 2004 een wetsvoorstel voorbereid dat gemeenten de bevoegdheid geeft bestuurlijke boetes op te leggen. De bedoeling is dat het wetsvoorstel 1 januari 2006 in werking treedt. De burgers zullen hiervan merken dat op lokaal niveau meer toezicht op en handhaving van kleine ergernissen plaatsvindt met als gevolg minder overlast.
Ook voor de aanpak van veelplegers zijn in 2004 verschillende maatregelen ingevoerd. Door nieuwe wetgeving is het mogelijk om meerderjarige veelplegers langer vast te zetten en kunnen stelselmatige daders worden geplaatst in een inrichting. De politie geeft prioriteit aan het aanpakken van stelselmatige daders.
Actieprogramma «Bewust veiliger»
Afspraak: Het jaar 2004 staat in het teken van de implementatie van het wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding op alle bestuurlijke niveaus.
Wet Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding
Op 1 juli 2004 is de wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) in werking getreden. Hierdoor verbetert de voorbereiding op de rampenbestrijding. Gemeenten, provincies en regio's hebben tot 1 juli 2005 de tijd om bestaande plannen aan te passen aan de nieuwe wettelijke eisen. De provincies hebben gerapporteerd over de actualiteit van de planvorming en er zijn afspraken gemaakt over de criteria die daarbij worden gehanteerd. De verwachting is dat per 1 juli 2005 niet alle rampenbestrijdingsplannen geactualiseerd zullen zijn. BZK heeft in 2004 met de regio's overleg gevoerd en op maat advies gegeven (helpdeskfunctie) over procedurele en inhoudelijke vragen.
De provincies zijn in 2004 gestart met het samenstellen van de provinciale risicokaarten. Het model hiervoor is ontwikkeld door BZK, in samenwerking met de VNG en het IPO. De risicokaarten brengen de in de provincies en gemeenten aanwezige risico's in beeld zodat de burger zich kan informeren over mogelijke risico's in zijn leefomgeving.
Op 1 juli 2004 heeft de oplevering en eigendomsoverdracht van de infrastructuur C2000 van leverancier TetraNed aan BZK (formeel de Staat der Nederlanden) plaatsgevonden. Per 31 december 2004 maken vijftien regio's operationeel gebruik van C2000. De overige regio's zullen in 2005 overgaan. De Projectdirectie C2000 wordt in 2005 gehandhaafd en zal aan het eind van 2005 worden opgeheven.
Op 21 juni 2004 heeft de minister van BZK als coördinerend bewindspersoon crisisbeheersing namens het kabinet het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 aan de Tweede Kamer aangeboden. Doel is de effectiviteit en de kwaliteit van het crisisbeheersingsstelsel te versterken en te verbeteren. De Tweede Kamer heeft in oktober op hoofdlijnen ingestemd met het beleidsplan. In 2004 is een programma gestart voor de implementatie van het beleidsplan Crisisbeheersing.
Afspraak: Het proces van territoriale en bestuurlijke congruentie verder doortrekken zodat er geïntegreerde veiligheidsregio's ontstaan.
De Tweede Kamer heeft op 17 juni 2004 ingestemd met de hoofdlijnen van het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's. Kort daarop is door de minister de stuurgroep Implementatie Veiligheidsregio's ingesteld. In de stuurgroep zijn de VNG, NVBR, GHOR, RGF, GGD-Nederland, de politie (NPI) en het rijk (BZK en VWS) vertegenwoordigd. De eerst vijf genoemde organisaties hebben zich in 2004 verenigd in de Veiligheidskoepel. De eerste activiteit van de stuurgroep was het verrichten van een zogenaamde nulmeting om de stand van zaken van regiovorming in beeld te krijgen. Geconstateerd is dat in veel delen van het land verdergaande regiovorming al ter hand is genomen. Cruciale punt met betrekking tot de opzet van de veiligheidsregio's is: vorming van één veiligheidsbestuur waar het beheer van brandweer, GHOR en de organisatie van de rampen- en crisisbeheersing is ondergebracht. Tevens dient dit veiligheidsbestuur samen met het politiebestuur het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer te verzorgen.
Het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's kent een onderdeel «versterking GHOR». Over dit punt hebben de ministers van BZK en VWS de Raad voor openbaar bestuur en de Raad voor volksgezondheid en zorg om advies gevraagd. Op basis van dit advies is in december 2004 het kabinetsstandpunt GHOR verschenen.
Afspraak: De AIVD beoogde in 2004 een versterking van de samenwerking met strategische partners teneinde belangendragers zo adequaat mogelijk te informeren omtrent de bestrijding van terrorisme.
Door de aanslag in Madrid op 11 maart 2004 heeft het islamitisch terrorisme zich nadrukkelijk gemanifesteerd in West-Europa. Dit heeft tot verschillende maatregelen geleid. Zo is besloten te komen tot een nieuwe aanpak van terrorismebestrijding. Er is een Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) benoemd. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken om de capaciteit voor terrorismebestrijding en voor de persoons- en objectbewaking en -beveiliging uit te breiden. Ook heeft de AIVD intern meer capaciteit vrijgemaakt voor een intensivering op terrorismebestrijding.
Door de extra capaciteit voor terrorismebestrijding is de AIVD zich meer gaan toeleggen op het onder controle houden van bij de dienst reeds bekende moslimextremisten en op onderzoek naar radicalisering en rekrutering. Daarnaast is tevens intensiever onderzoek gedaan naar financierings- en migratiestromen in relatie tot terrorisme en meer is ingezet op (inter)nationale samenwerking met strategische partners. Doordat voedingsbodems voor terrorisme steeds meer een internationaal karakter krijgen is ook de inlichtingentaak buitenland van de AIVD meer betrokken bij de bestrijding van terrorisme. In 2004 is de capaciteit van de Unit Terreur en Bijzondere Technieken (UTBT), het Nationaal Informatie Knooppunt (NIK) en de Regionale Inlichtingendiensten uitgebreid met 10 fte.
Vanaf juli 2004 werken AIVD, Openbaar Ministerie, KLPD en IND samen in de CT-infobox. De samenwerking richt zich op terrorismebestrijding. De CT-infobox bewerkstelligt een beter gestructureerde informatieoverdracht tussen de betrokken partijen. Inmiddels heeft de MIVD zich ook aangesloten bij dit samenwerkingsverband.
Met de moord op de heer Van Gogh op 2 november 2004 is het islamitisch terrorisme in Nederland tot uiting gekomen en blijkt Nederland een vruchtbare voedingsbodem voor moslimradicalisme of -extremisme. De gebeurtenis staat haaks op de normen en waarden van de gevestigde democratische rechtsorde. Tussen de AIVD en de lokale overheden heeft informatie-uitwisseling plaatsgevonden om radicalisering en rekrutering in Nederland zichtbaar en bespreekbaar te maken. Een werkgroep is ingesteld om de informatie-uitwisseling tussen AIVD en lokale overheden te intensiveren.
Afspraak: In 2004 zal, in aansluiting op de aanbevelingen van de commissie Van der Haak, een nieuw stelsel van bewaking en beveiliging worden ingevoerd.
De verankering van het nieuwe stelsel Bewaking en Beveiliging stond centraal in 2004. De wet- en regelgeving is ingang gezet en de taken van de Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen (NCBB), zijn vastgelegd in een circulaire. Bedoeling van het circulaire is in het kader van de risicobenadering, een bredere analyse van mogelijke dreigingen en analyses kan plaatsvinden. De benodigde organisatieveranderingen, werving en opleiding van personeel zijn volop gaande.
Als gevolg van de ingrijpende gebeurtenissen in 2004 – waaronder de aanslagen in Madrid en de moord op de heer Van Gogh – en het veranderde maatschappelijke klimaat is de capaciteitsdruk op persoons- en objectbewaking en -beveiliging fors toegenomen. Om de hierdoor ontstane capaciteitsfricties te verminderen heeft het kabinet extra middelen toegekend.
In 2004 is de nieuwe werkwijze van start gegaan om met behulp van functieprofielen dreiginginschattingen en -analyses te maken, die nodig zijn voor de beveiliging van bewindspersonen, fractievoorzitters in de Tweede Kamer en de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Daarnaast hebben het bestuur, het OM en de politie leidraden opgesteld voor de decentrale aanpak. Ten aanzien van het decentrale domein vervult de NCBB een actieve, adviserende rol.
Rapport commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD
In november 2004 is het rapport van de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD (CBE) aangeboden aan de Tweede Kamer. Het rapport CBE geeft aanleiding voor de AIVD zich nadrukkelijk te richten op de ontwikkeling van een integrale visie op kwaliteit en groei van de dienst. Een betere samenwerking met een meer gerichte uitvoering naar strategische partners van de AIVD wordt noodzakelijk geacht. Bovendien dient de AIVD duidelijker bij burgers en overheid aan te geven wat van de dienst verwacht kan worden en hierover helder te communiceren. Het rapport geeft tevens aanleiding tot een meer eenduidige aansturing van de AIVD door de minister van BZK vanwege de vele verschillende actoren die bij de AIVD zijn betrokken.
Invoering direct gekozen burgemeester
Afspraak: aanbieden van het wetsvoorstel aan de Raad van State, dat nodig is voor de invoering van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.
In juni 2004 zijn de wetsvoorstellen met betrekking tot de gekozen burgemeester, na overleg met alle betrokken adviesorganen en (belangen)organisaties, voor advies aan de Raad van State aangeboden. Vervolgens zijn de wetsvoorstellen in november 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarnaast is een voorstel tot wijziging van de Grondwet in eerste lezing tot deconstitutionalisering van het raadsvoorzitterschap van de burgemeester en het statenvoorzitterschap van de Commissaris van de Koningin aan de Raad van State voor advies voorgelegd. De tweede lezing van de Grondwetswijziging tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester is in november 2004 door de Tweede Kamer aanvaard. In maart 2005 is de benodigde Grondwetswijziging in de Eerste Kamer behandeld. Bij de stemming is niet de benodigde twee-derde meerderheid behaald. Hierdoor is het niet mogelijk om de wetsvoorstellen Introductie gekozen burgemeester en Verkiezing burgemeester nu te behandelen. In het Paasakkoord is afgesproken dat er een voorstel komt voor het in de Grondwet opnemen van de rechtstreeks gekozen burgemeesters. In samenhang daarmee worden de twee wetsvoorstellen voorlopig aangehouden.
Ook is in 2004 gestart met de voorbereidingen voor de implementatie van de gekozen burgemeester. Hiertoe is ondermeer onderzoek gedaan, er is een helpdesk gestart en een website geopend. Eind december is aan de Tweede Kamer per brief een overzicht gepresenteerd van de activiteiten die zouden worden georganiseerd ter ondersteuning van de gemeenten en andere betrokkenen bij de invoering van de direct gekozen burgemeester.
Afspraak: Wetsvoorstel inzake nieuw kiesstelsel aanbieden aan de Raad van State.
Doelstelling van de invoering van een nieuw kiesstelsel is de band tussen kiezer en gekozene te versterken. In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelsel afgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. De minister voor BVK heeft tweemaal met de Tweede Kamer gedebatteerd over de hoofdlijnennotitie «Naar een sterker parlement». Na verschillende schriftelijke ronden werd het wetsvoorstel om te komen tot een nieuw kiesstelsel in de zomer van 2004 aan de Kiesraad, de VNG en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken gezonden. In het najaar van 2004 is het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State aangeboden. Na ommekomst van het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel begin 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen is het project Nieuw Kiesstelsel stopgezet en zal het wetsvoorstel Wijziging Kiesstelsel Tweede Kamer (kamerstuk nr. 29 986) worden ingetrokken. De Minister voor BVK zal een wetsvoorstel indienen ter verlaging van de voorkeurdrempel.
Afspraak: eindrapportage van de evaluatie dualisering gemeentebestuur voor 1 januari 2005 aanbieden aan de Tweede Kamer.
De in 2002 ingevoerde dualisering van het gemeentebestuur is in 2004 geëvalueerd. Op 15 december 2004 heeft de stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur, onder leiding van mevrouw Leemhuis-Stout, de evaluatie «Aangelegd om in vrijheid samen te werken, Dualisering: Bijsturing geboden» aangeboden aan de minister voor BVK. Uit de evaluatie blijkt dat het uitvoeren van de wet dualisering gemeentebestuur veel gemeenten zwaar valt. De commissie Leemhuis adviseert tot het uitvoeren van een geïntensiveerde inspanning bij de verdere implementatie.
Het kabinetsstandpunt is op 25 februari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Uit het standpunt blijkt dat het kabinet de analyse van de commissie Leemhuis deelt en zich in overleg met de VNG en andere betrokkenen gaat inzetten voor een versterkte implementatie van de dualisering.
Afspraak: De Kamer krijgt een voorstel voor een aangescherpte Wet gemeenschappelijke regelingen.
Op 21 december 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus. Met het wetsvoorstel kan de grootstedelijke problematiek beter worden aangepakt en kan beter worden ingespeeld op nieuwe kansen en mogelijkheden in stedelijke gebieden. Indien de Eerste Kamer eveneens met het wetsvoorstel instemt, kan het naar verwachting medio 2005 in werking treden.
Afspraak: uitvoeren van twee experimenten bij de verkiezing voor het Europees Parlement in juni 2004
Voor 2004 waren twee experimenten in het vooruitzicht gesteld bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Het ging daarbij om een experiment met het stemmen per Internet en telefoon voor de kiezers in het buitenland en om een experiment in vier gemeenten met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze. Daarnaast is conform de toezegging aan de Tweede Kamer op 17 november 2004 een experiment gehouden bij een herindelingverkiezing in de gemeenten Deventer en Bathmen. De experimenten hebben aangetoond dat het stemmen toegankelijker is gemaakt. De bedoeling is om door te gaan met experimenteren. Richtpunt daarbij is de verkiezing in 2006 voor de gemeenteraden en de verkiezing in 2007 voor de Tweede Kamer.
Interbestuurlijke Verhoudingen
Afspraak: Een vervolgbestuursakkoord met VNG en IPO opstellen
Vanaf het begin van deze kabinetsperiode hebben de interbestuurlijke verhoudingen met IPO/provincies en VNG/gemeenten onder druk gestaan, met name door ontwikkelingen op het terrein van de financiële verhoudingen. Tegelijkertijd wisten kabinet, IPO en VNG elkaar op concrete acties te vinden. Partijen vonden elkaar in het doel om het functioneren van de gehele overheidssector te verbeteren door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In juni spraken de drie partijen af te komen tot nieuwe afspraken over omgangsregels. Op 9 november 2004 is overeenstemming bereikt over een aanscherping van de spelregels voor interbestuurlijke en financiële verhoudingen. Deze omgangsregels zijn gezamenlijk met een aantal concrete acties opgenomen in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het door het kabinet voorgestelde vervolgbestuursakkoord met IPO en VNG. Bij de uitwerking van de acties gelden de afspraken uit de Code als leidraad. Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden en taken, beleidsvrijheid voor decentrale overheden én een probleemgerichte aanpak zijn daarbij de gezamenlijke uitgangspunten. Deze Code bindt niet alleen het ministerie van BZK, IPO en VNG, maar alle ministeries. De minister van BZK is wel als eerste aanspreekbaar op de bewaking van de afspraken uit de Code, en zal zonodig interveniëren naar zijn collega-bewindslieden.
Afspraak: maatregelen nemen om de grootstedelijke problematiek effectief aan te pakken
In december 2003 heeft de gemeente Rotterdam het plan «Rotterdam zet door» aangeboden aan het Rijk. Rotterdam constateerde hierin dat de stad problemen heeft die de normale maat, zelfs die van een grote stad, te boven gaat en dat het absorptievermogen van bepaalde wijken zijn grenzen heeft bereikt. In zijn reactie van april 2004 erkent het kabinet de bovenmaatse problematiek van Rotterdam en zegt toe op een aantal terreinen specifieke maatregelen te zullen nemen. In november 2004 is daartoe bij de Raad van State een wetsvoorstel neergelegd dat de mogelijkheden voor steden vergroot om in specifieke wijken in te grijpen bij overlast, kansarmen te spreiden en ondernemers te steunen.
Met dit wetsvoorstel wordt alle grote steden, niet alleen Rotterdam, een aantal maatregelen geboden waarmee men de grootstedelijke problematiek te lijf kan gaan.
In aanvulling daarop hebben de colleges van de vier grote steden in juli 2004 in een brief aan de minister voor BVK hun agenda «doorzettingsmacht G4» gepresenteerd. De brief bevat 10 punten op het terrein van justitie, volksgezondheid en sociale zaken, waar de grote vier steden de huidige wet- en regelgeving als belemmerend ervaren. Inmiddels heeft het kabinet in december 2004 per brief aan de colleges gereageerd. Een bestuurlijk overleg en een Tweede Kamerbrief met concrete oplossingen voor de genoemde knelpunten volgen in het voorjaar van 2005.
Doorlichting specifieke uitkeringen
Afspraak: Aan de hand van het Overzicht Specifieke Uitkeringen het bestaansrecht van specifieke uitkeringen beoordelen
Bedoeling is dat de overheden minder tijd kwijt zijn aan elkaar door deregulering en het terugdringen van bestuurslasten. In 2004 heeft in opdracht van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën de doorlichting van de specifieke uitkeringen plaatsgevonden. Het resultaat hiervan staat in het rapport van de stuurgroep Brinkman met als titel «Anders gestuurd, beter bestuurd», dat de Kamer begin 2005 met de bijbehorende kabinetsreactie heeft ontvangen. De aanbevelingen in dit rapport zullen in 2005 en volgende jaren worden opgevolgd. Het streven hierbij is het reduceren van het aantal specifieke uitkeringen ten gunste van brede doeluitkeringen of de algemene uitkeringen uit het Provincie- of Gemeentefonds. Daarnaast wordt ingezet op het terugdringen van de verantwoordingsbureaucratie. Zo ontstaat meer beleids- en uitvoeringsruimte voor de medeoverheden en worden de bestuurslasten teruggedrongen.
Afspraak: Ontbureaucratisering om de problemen in de grote steden in samenhang te kunnen aanpakken
Het grotestedenbeleid (GSB) is gericht op het behalen van zoveel mogelijk maatschappelijke resultaten in de grote steden met een minimum aan bureaucratie. De maatschappelijke resultaten van het grotestedenbeleid blijken uit het jaarboek GSB, dat jaarlijks aan de Kamer wordt aangeboden. In 2005 zal de balans opgemaakt worden met betrekking tot de resultaten van het GSB II.
In het afgelopen jaar zijn er grote inspanningen geleverd op het terrein van ontbureaucratisering. De grote verscheidenheid aan doelstellingen op de domeinen sociaal, integratie & veiligheid, fysiek en economie zijn geïntegreerd in een beleidskader GSB III. De GSB-steden hebben op basis van het beleidskader één meerjarig ontwikkelingsprogramma opgesteld waarin outputdoelstellingen zijn opgenomen. Het beleidskader is vertaald in één monitor die drie keer zal verschijnen (eind 2005, midterm 2007, eindverantwoording 2010). Het aantal indicatoren waarop gemonitord wordt, is fors verminderd en het proces van aanlevering van de gegevens is zoveel mogelijk gestroomlijnd.
De rijksbijdragen zijn gebundeld in drie brede doeluitkeringen, die de steden een grote mate van vrijheid in bestedings- en beleidsruimte bieden. In 2010 moeten de steden eenmalig verantwoording afleggen over de rechtmatige besteding van de BDU-bijdragen en de realisatie van de prestatieafspraken in het maatwerkconvenant. Een beleidsmatige verantwoording is niet meer nodig. Ondertekening van de maatwerk-convenanten heeft op 11 maart 2005 plaatsgevonden.
4. Verbetering kwaliteit openbare sector
Afspraak: Het matigen van de arbeidskostenontwikkeling in de collectieve sector.
Teneinde de economie te versterken heeft het kabinet ook in de collectieve sector ingezet op een nullijn. Dit als gevolg van in eerdere jaren overeengekomen loonafspraken. In de marktsector bedroeg de stijging 1,5% en in de gesubsidieerde sector 0,5%. De stijging van de lonen is op jaarbasis vrijwel even hoog als de inflatie . De arbeidskostenstijging bij de overheid was echter met 2,8% de hoogste van de drie genoemde sectoren. De grote stijging komt vooral door de hogere werkgeverspremies voor de pensioenen als gevolg van het plan om de financiële positie van het ABP te herstellen. Zonder het ABP-akkoord zouden de loonkosten overigens nog eens 0,6% hoger zijn uitgevallen. Vooruitlopend op het nieuw Financieel Toetsingskader 2006 heeft het kabinet al in 2004 invulling gegeven aan het beperken van de premiefluctuatie als gevolg van de marktwaardering van de verplichtingen.
Afspraak: De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties schept als coördinerend minister voor de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector de randvoorwaarden en de kaders hiervoor.
Het mislukken van het voorjaarsoverleg en oplopende spanningen tussen vakorganisaties, werkgevers en kabinet leidden ertoe dat in vele sectoren in Nederland, waaronder de sector Rijk, het CAO-overleg niet werd gestart of werd opgeschort tot ná begin oktober. Vooral de VUT/FLO/prepensioenproblematiek en de beperking van de loondoorbetalingverplichting bij ziekte tot 70% in het tweede ziektejaar waren struikelblokken. In alle in 2004 gesloten akkoorden zijn afspraken gemaakt over het bestrijden van ziekteverzuim en de aanpassing van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling aan het afschaffen van de WW-vervolguitkering.
Afspraak: Het voorbereiden van een wettelijke regeling die verplicht tot openbaarmaking van inkomens binnen de rijksdienst die hoger zijn dan het inkomensniveau van een minister.
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om de topinkomens in de uit de publieke middelen gefinancierde sectoren openbaar te maken voorzover deze uitstijgen boven het inkomensniveau van een minister. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke maatschappelijke behoefte om publiekgefinancierde topinkomens transparant te maken. De geformuleerde uitgangspunten en reikwijdte van het transparantiebeleid zijn door het kabinet bevestigd. Het wetsvoorstel «Openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens» is in 2004 voorbereid en zal naar verwachting in het voorjaar 2005 kunnen worden ingediend.
Afspraak: Het intensiveren van het integriteitbeleid binnen de openbare dienst, zodat het belang van integer gedrag en houding door ambtenaren en politici wordt uitgedragen.
In februari 2004 is een voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet aan de Tweede Kamer gezonden. Met dit wetsvoorstel wil het kabinet het integriteitbeleid verder aanscherpen door het: verplichten van overheden tot het voeren van een integriteitbeleid, het vaststellen van een gedragscode voor de eigen organisatie en het informeren van de medezeggenschap en het democratisch gekozen orgaan over het gevoerde beleid en de werking van de gedragscode. Ook wordt het verplicht afleggen van de ambtseed of de belofte door alle ambtenaren wettelijk vastgelegd.
Afspraak: De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van het Rijk. De prestaties van het Rijk staan of vallen met de gemotiveerde inzet van mensen: de ambtenaren in dienst van het Rijk.
In 2004 zijn de afspraken met de centrales van overheidspersoneel op het terrein van sociaal flankerend beleid uitgevoerd. Dit was een belangrijke voorwaarde voor de realisatie van de personeelsreductie. De beoogde personele reducties maakten het noodzakelijk de campagne «Werken bij het Rijk Als je verder denkt» op een beperkt niveau voort te zetten.
Dit jaar werd begonnen met de daadwerkelijke opbouw van P-Direkt: shared services voor de personeels- en salarisadministratie bij het Rijk. Voor een beter beheersbare opbouw is besloten de beoogde dienstverlening vanuit P-Direkt op basis van het nieuwe systeem per 1 januari 2007 operationeel te laten zijn. Tevens is het besluit genomen om een Ontwikkel- en ExpertiseCentrum (OC/EC) HRM op te richten waarin bundeling van negen HRM werkterreinen zijn vervat. In dit centrum worden diensten als bijvoorbeeld juridisch advies, loopbaanbegeleiding, ARBO dienstverlening gebundeld aan de ministeries aangeboden.
In 2004 is goede voortgang geboekt met het programma Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel (HARP). Dit programma heeft tot gevolg alle departementale regelingen te harmoniseren tot een eenduidig rijksbrede regeling. Rijksbrede regelingen voor vergoeding van woon-werkverkeer (1 april 2004) en kinderopvang (1 januari 2005) zijn ingevoerd. Ook is begonnen met het bestaande Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) op moderne leest te schoeien. Naar aanleiding van het ARBO-convenant Rijk is voortgang geboekt ten aanzien van het terugdringen van het ziekteverzuim. In 2004 is een tweede ARBO-convenant gesloten dat zich richt op terugdringing van langdurig (langer dan een jaar) ziekteverzuim van 1,2% in 2002 naar 0,9% eind 2006 (een daling van 25%)
In 2004 heeft het kabinet een plan van aanpak vastgesteld om het gebruik van externe adviseurs te matigen. Financiële taakstellingen, beter gebruik van eigen personeel en betere besluitvormingsprocessen zullen leiden tot een verminderd gebruik van een aantal categorieën externe inhuur.
Afspraak: Het handhaven van een hoge kwaliteit van het management in de rijksdienst.
In 2004 is de ABD-Interimpool van start gegaan en is het eerste traject van het kandidatenprogramma van de Algemene BestuursDienst succesvol afgerond.
Sinds 2004 is door de ministeries een start gemaakt met het rijksbreed delen van het inzicht in de aanwezige management kwaliteiten. Deze ABD-schouw heeft geleid tot een actieplan waarbij rijksbreed meer strategische keuzen in selectie- en ontwikkeling van topmanagers gemaakt worden. De uitwerking van dit plan is geïmplementeerd in de loopbaanactiviteiten van de Algemene Bestuursdienst.
In 2004 is door de commissie (Dijkstal) een adviesrapport opgesteld, gericht op de beloningspositie van de ambtelijke en politieke top in de sector Rijk en, voorzien van een kabinetsstandpunt, aan de Tweede Kamer voorgelegd. Begin 2005 is de nadere uitwerking voorgelegd aan de Tweede Kamer; deze zal leiden tot een meer duidelijke en transparantere rol van de minister van BZK als werkgever van de Topmanagementgroep.
De minister voor BVK heeft in 2004 periodiek gerapporteerd over de voortgang van het Programma Andere Overheid (PAO), laatstelijk in de eerste integrale voortgangsrapportage van 21 december 2004. Het programma staat voor een krachtige overheid, die de samenleving centraal stelt en slagvaardig optreedt. PAO richt zich op een betere dienstverlening aan burgers en bedrijven, minder bureaucratie, minder regelzucht en een efficiëntere organisatie zodat de overheid als geheel effectief kan optreden. Tevens komt het programma tot een meer volwassen verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijksoverheid, medeoverheden en burgers, waarbij wordt recht gedaan aan de wensen en competenties van de geëmancipeerde burger. De Tweede Kamer heeft op 23 november 2004 de status van Groot Project aan het Programma Andere Overheid verbonden. Dat betekent dat de politieke en bestuurlijke aandacht voor het programma is verhoogd. Binnen de vier actielijnen van PAO zijn de volgende resultaten bereikt:
(1) de overheid verbetert haar dienstverlening aan de burgers
Als doelstelling is geformuleerd dat 65% van de publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven in 2007 langs elektronische weg verloopt. Eind 2004 was meer dan 45% van de diensten elektronisch beschikbaar. Het gaat om een betere informatievoorziening van de overheid, eenvoudigere – en waar mogelijk eenmalige – aanlevering van informatie aan de overheid en beter en slimmer gebruik van de verstrekte informatie door de overheid. De doelstelling dat in 2004 80% van de democratische basisinformatie – regelgeving, vergaderstukken gekozen organen en jurisprudentie – op Internet toegankelijk is, is nog niet gehaald. Het ligt nu op 70%.
(2) de overheid gaat minder en anders regelen
In de voortgangsrapportage PAO van 21 december 2004 is als bijlage de brief van de minister van Justitie gevoegd waarin alle saneringsoperaties van departementale wet- en regelgeving zijn beschreven. Met de vermindering van administratieve lasten van burgers – 25% minder in 2007 – is een begin gemaakt. Tussenresultaten op weg naar het streven van 25% lastenreductie zijn een onderzoek naar de regelingen met de meeste lasten, de start van nulmetingen bij de ministeries, de opening van een meldpunt en een proefproject voor de doelgroep «ouderen».
(3) de rijksoverheid gaat zichzelf anders en beter organiseren
Een belangrijk onderdeel van PAO zijn de medio 2004 gestarte takenanalyses van de ministeries. Het gaat erom te komen tot een flexibele, meer maatschappijgerichte rijksdienst. De takenanalyses leiden medio 2005 tot besluitvorming over beleidsbeëindiging, het wegnemen van overlap, een structurele ontkokering, andere en minder bestuurlijke arrangementen, nieuwe beleidsopties en het transponeren van politieke en ambtelijke verantwoordelijkheden.
Naast de dertien departementale takenanalyses, die worden gevisiteerd door vijf onafhankelijke commissies van buitenstaanders, worden er nu zeven rijksbrede takenanalyses uitgevoerd, op de beleidsterreinen buitenlands beleid, Europese coördinatie, veiligheid, bestuurlijke drukte, ruimtelijk beleid, marktordening economische sectoren en op het terrein van extern risicobeleid en gevaarlijke stoffen. Daarnaast voert de minister voor BVK twee analyses uit over de strategische communicatie en de cultuur en werkwijze bij het Rijk.
Andere projecten, die onder PAO ressorteren en die in 2004 voortvarend ter hand zijn genomen, zijn het opnieuw positioneren van de advies- en kennisfunctie bij het Rijk, het ontwikkelen van een nieuwe kaderstellende visie op toezicht en het komen tot besluitvorming over de toekomst, positionering en aansturing van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). Een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de ZBO's, uitgevoerd onder leiding van de heer Kohnstamm, is in de zomer van 2004 tot afronding gekomen.
Met betrekking tot het herontwerp van de rijksdienst is in 2004 begonnen met een aantal onderzoeken waaronder een technische vergelijking van de Nederlandse rijksdienst met die van tien andere landen. Na de afronding van de hierboven genoemde takenanalyses, zal op basis van een politiek geaccordeerd programma van eisen een aanvang worden gemaakt met de schets van modellen voor een nieuwe inrichting van de rijksdienst. Daarbij zal uiteraard ook het kabinetsstandpunt over de ZBO's worden betrokken.
(4) de rijksoverheid vernieuwt haar relaties met de mede-overheden
Op 3 november 2004 is tijdens een bestuurlijk overleg vastgelegd dat zowel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging van Gemeentesecretarissen als het Interprovinciaal Overleg hun eigen actieprogramma's Andere Overheid ten uitvoer brengen. Daarbij zijn de kwaliteit van de dienstverlening, ook elektronisch, de vermindering van de administratieve lasten, het nut en noodzaak van planverplichtingen en de sanering van specifieke uitkeringen speerpunten. Het merendeel van deze speerpunten is tevens onderdeel van de acties die voortvloeien uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen.
Afspraak: Een landelijk raadpleegbare deelverzameling op de GBA inrichten
De modernisering van de gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens vindt momenteel plaats. Het huidige GBA-stelsel is in technologische zin verouderd. Om te komen tot een volledig online GBA-stelsel is in 2004 een aantal belangrijke tussenstappen gerealiseerd, waaronder de overgang naar een nieuw protocol voor het berichtenverkeer. Alle gemeenten zijn per 1 januari 2005 overgegaan naar dit nieuwe protocol. Daarnaast is via de Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling van de GBA sinds 1 november 2004 een deel van de GBA-gegevens online beschikbaar.
Biometrie in de reisdocumenten
Afspraak: Het starten van een praktijkproef met het oog op het invoeren van biometrische kenmerken op de reisdocumenten.
In de Europese Unie is in 2004 overeenstemming bereikt over een verordening waarin normen worden bepaald voor de veiligheidskenmerken van biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten. De verordening is op 29 december 2004 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Op grond hiervan moeten de Nederlandse reisdocumenten zowel een gelaatscan en een vingerscan gaan bevatten. In voorbereiding op de implementatie van de verordening heeft BZK in 2004 een praktijkproef gestart. Deze proef heeft als doel in kaart te brengen wat de gevolgen van de invoering van biometrie zijn voor de uitgevende instanties van de reisdocumenten. Tevens moet de proef uitwijzen of het reisdocument met biometrische kenmerken «gelezen» kan worden door leesapparatuur die in de markt beschikbaar is. De proef duurt een half jaar en is eind februari 2005 beëindigd. Op basis van de uitkomsten van de proef en de hiervoor genoemde technische specificaties van de Europese Unie zal in 2005 een begin worden gemaakt met het invoeringstraject om de Nederlandse reisdocumenten te voorzien van een gelaatscan en vingerafdrukken.
B. BUDGETTAIRE EN FINANCIELE CONSEQUENTIES VAN DE BELEIDSPRIORITEITEN 2004
Beleidsprioriteiten 2004 (in € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
Art. | Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2004 | Nadere mutaties 2004 | Realisatie 2004 | |
Belangrijkste beleidsmatige mutaties: | ||||
Veiligheid | ||||
Politie | 2 | 3 940 061 | 117 443 | 4 057 504 |
wv Beveiliging voorzitterschap EU | 13 100 | |||
wv Meerjarige bestuurlijke afspraken | 19 200 | |||
wv Terrorismebestrijding | 3 300 | |||
Rampenbeheersing en brandweer | 3 | 138 854 | 17 775 | 156 629 |
wv Crisisbeheersing | 5 400 | |||
wv WTS | 5 500 | |||
wv NCB | 8 900 | |||
Partners in veiligheid | 4 | 257 305 | 41 571 | 298 876 |
wv Beveiliging voorzitterschap EU | 200 | |||
wv Eenheid bewaking en beveiliging | 1 500 | |||
Nationale Veiligheid | 5 | 81 550 | 6 573 | 88 123 |
wv Beveiliging voorzitterschap EU | 700 | |||
wv Terrorismebestrijding | 800 | |||
Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 14 | 5 915 | 427 | 5 488 |
Bestuurlijke Vernieuwing | ||||
Grondwet en democratie | 1 | 5 896 | 671 | 6 567 |
wv Nieuw kiesstelsel | 1 100 | |||
Functioneren Openbaar bestuur | 6 | 46 810 | – 14 641 | 32 169 |
wv Subsidiering Politieke Partijen | – 5 219 | |||
Informatiebeleid Openbare Sector | 7 | 67 109 | 29 856 | 96 965 |
Grotestedenbeleid | 9 | 135 350 | – 3 561 | 131 789 |
Verbetering Kwaliteit Openbare Sector | ||||
Arbeidszaken overheid | 10 | 88 308 | – 9 790 | 78 518 |
Kwaliteit Rijksdienst | 11 | 119 420 | – 49 803 | 69 617 |
wv Arbeidsvoorwaarden | – 15 000 | |||
Overig | ||||
Algemeen | 12 | 81 506 | 4 608 | 86 114 |
Nominaal en onvoorzien | 13 | – 1 226 | 1 226 | 0 |
TOTAAL | 4 966 858 | 141 501 | 5 108 359 |
BELEIDSARTIKEL 1. GRONDWET EN DEMOCRATIE
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.
Overzicht beleidsevaluaties | |||
---|---|---|---|
onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
Evaluatie campagne Voorlichting verkiezingen | 1-12-2002 | 1-02-2004 | afgerond |
Terugvordering onrechtmatig verkregen staatssteun | 1-02-2004 | 1-07-2004 | afgerond |
Vergelijkend onderzoek naar de positie van de MP | 1-10-2003 | 1-10-2004 | afgerond |
Werking en knelpunten van de Wet openbaarheid van bestuur | 1-06-2003 | 1-03-2004 | afgerond |
Evaluatie Tijdelijke referendumwet | 1-01-2004 | 1-01-2005 | afgerond |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Grondweten democratie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 4 043 | 5 317 | 8 010 | 5 465 | 7 577 | 5 896 | 1 681 |
Uitgaven | 3 925 | 4 854 | 7 493 | 6 119 | 6 567 | 5 896 | 671 |
1.1 Apparaat | 3 925 | 4 854 | 7 493 | 6 119 | 6 567 | ||
Ontvangsten | 1 | 1 | 368 | 70 | 78 | 0 | 78 |
Het verschil van ca. € 0,7 mln. heeft betrekking op twee onderdelen:
1. Aan specifieke projecten is in 2004 ca. € 1,1 mln. meer uitgegeven. Dit betreft het project nieuw kiesstelsel, aanloopkosten voor het project referendum Europese grondwet en bijdragen aan projecten ter bevordering van de democratie (Instituut voor Publiek en Politiek en Forum voor Democratische Ontwikkeling). Hiervoor zijn bij suppletore wet middelen ter beschikking gesteld.
2. Het beschikbare apparaatbudget op artikel 1.1 van ca. € 5,9 mln. is in 2004 verlaagd met ca. € 0,5 mln. Dit is het gevolg van de wijziging in de hoofdstructuur van BZK, waarbij de apparaatskosten van de directie Coördinatie Internationaal Beleid en de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU zijn ondergebracht bij artikel 6.1 en de concentratie van de wetgevingsfunctie bij de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie? |
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten | |
1.Een discussie over de nota grondrechten in de pluriforme samenleving (GPS) is gehouden | ja |
2.De integratie van enkele wetten in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) is gereed | deels |
3.De implementatie van de Europese richtlijnen in de Algemene wet gelijke behandeling is afgerond | deels |
4.De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten is na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder gebracht en in het kader van de Raad van Europa (RvE) aan de orde gesteld. | ja |
5.Maatschappelijk debat over waarden en normen | ja |
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen | |
1.Afronding van de tweede lezing van de grondwetswijziging inzake de aanstellingswijze van de burgemeester | deels |
2.De behandeling van drie grondwetswijzigingsvoorstellen met betrekking tot de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte; inzake de invoering van het correctief referendum en artikel 23 | deels |
3.Voorstel tot wetswijziging n.a.v. de evaluatie in 2003 van de werking van de Wet Openbaarheid van bestuur (Wob) | deels |
4.Opheffing van het constitutioneel toetsingsverbod | deels |
5.De viering van en gedachtevorming over 50-jaar Statuut in 2004 | ja |
Het algemeen democratisch proces bevorderen | |
1.Op 10 juni 2004 zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. | ja |
2.In samenwerking met het voorlichtingsbureau van het EP in Nederland en met BuiZa is een voorlichtingscampagne gehouden | ja |
3.In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelselafgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. Het stelsel zal worden ingevoerd in de periode 2004–2007. Er is begonnen met het onderzoek naar mogelijke variaties. | ja |
4.Uitvoering van de Tijdelijke referendumwet (Trw) is tot de expiratiedatum (1 januari 2005) doorgegaan. | ja |
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht | |
1.Er wordt een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de praktijk van het intern klachtrecht, waarna een kabinetsstandpunt wordt vastgesteld. | nee |
2.Daarnaast wordt de wetgeving voor het extern klachtrecht afgerond, zo mogelijk in 2004. | ja |
3.Een breder onderzoek zal plaatsvinden naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). | nee |
4.De vierde tranche van de Awb en de Tweede evaluatiewet Awb worden afgerond | deels |
5.Het werkprogramma van het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb wordt vervolgens uitgevoerd. | deels |
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen | |
1.Een kabinetsstandpunt wordt opgesteld over de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid GW). | nee |
2.Een bijdrage is geleverd aan de discussie over de toekomst van het Europese Hof van de rechten van de mens (EHRM). | ja |
3.In 2004 is een bijdrage geleverd aan het Nederlandse standpunt op de IGC over de Europese Grondwet. | ja |
4.In het kader van het voorzitterschap is een conferentie gehouden over openbaarheid in Europa op 25/26 november. | ja |
3. Operationele doelstellingen
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten
De regering heeft de nota over grondrechten in de pluriforme samenleving (GPS) in het voorjaar van 2004 aan de Tweede Kamer gezonden. De nota genereerde veel media-aandacht in 2004. De betekenis en de onderlinge verhouding van grondrechten en waarden en normen in de Nederlandse samenleving zijn in 2004 zeer regelmatig onderwerp geweest van het maatschappelijk debat. De implementatie van de Europese richtlijnen in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is in 2004 voltooid. Het interdepartementale overleg over de integratie van enkele wetten in de Awgb is in 2004 ver gevorderd. De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten is na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder gebracht en tevens in het kader van de Raad van Europa aan de orde gesteld.
Een terugkerend grondrecht bij spanningsverhoudingen tussen grondrechten is het discriminatieverbod. De minister voor BVK heeft ter uitvoering van een motie van het Tweede Kamerlid Rouvoet een nota aan de Tweede Kamer gestuurd over de mogelijke uitbreiding van artikel 1 Grondwet met de discriminatiegrond «handicap of chronische ziekte»: er is geen reden om artikel 1 Grondwet aan te passen.
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen
Voor wat betreft de grondwetswijzigingsvoorstellen met betrekking tot de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte, inzake de invoering van het correctief referendum en artikel 23 (samenwerkingsschool) en de aanstellingswijze van de burgemeester is de afronding voorzien voor 2005. De tweede lezing van de Grondwetswijziging tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester is in november 2004 door de Tweede Kamer aanvaard. In maart 2005 is bij de stemming hierover in de Eerste Kamer niet de genodigde twee-derde meerderheid behaald. De evaluatie naar de werking van de Wet Openbaarheid van bestuur (Wob) wordt in 2005 afgerond. Gedachtevorming over actualiseren van het Statuut heeft plaatsgevonden: er zijn verschillende initiatieven genomen die van belang zijn voor de staatkundige verhoudingen in het Koninkrijk waaronder het rapport van de Commissie-EU inzake de mogelijke relaties van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie en het rapport van de Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen.
Het algemeen democratisch proces bevorderen
Op 10 juni zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. In samenwerking met het voorlichtingsbureau van het EP in Nederland en met het ministerie van Buitenlandse Zaken is een voorlichtingscampagne onder verantwoordelijkheid van de minister voor BVK gehouden. Verder is door BZK samen met de Kiesraad een callcentrum voor vragen over de EP verkiezingen ingericht. Dit callcentrum heeft vele vragen van burgers, journalisten en politieke partijen beantwoord. Door de minister voor BVK is aan de gemeenten een (voorlichtende) circulaire uitgebracht met achtergrondinformatie over de EP verkiezingen.
Tevens is samengewerkt met de voorlichtingscampagne over het Nederlands voorzitterschap in 2004. Na debatten in de Tweede Kamer over de hoofdlijnennotitie «Naar een sterker parlement» en verschillende schriftelijke ronden werd het wetsvoorstel om te komen tot een nieuw kiesstelsel in de zomer van 2004 aan adviesorganen gezonden. Na ommekomst van het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel begin 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen is het project Nieuw Kiesstelsel stopgezet en zal het wetsvoorstel Wijziging Kiesstelsel Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2004–2005, nr. 29 986) worden ingetrokken.
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht
De wetgeving voor extern klachtrecht is afgerond. Een breder onderzoek naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft nog geen doorgang gevonden. De vierde tranche van de Awb is ingediend bij de Tweede Kamer. Tevens is het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb, vergezeld van het werkprogramma voor de Awb, aan de Tweede Kamer gezonden. Een evaluatieonderzoek naar de praktijk van het intern klachtrecht kon in 2004 niet meer worden uitbesteed doordat aan andere werkzaamheden prioriteit is gegeven. Het zelfde geldt voor een breder onderzoek naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarvoor is wel een voorstudie uitbesteed, die begin 2005 zal worden afgerond.
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen
Een kabinetsstandpunt over de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid GW) is in juli aan beide Kamers gestuurd. In 2004 is een bijdrage geleverd aan het Nederlandse standpunt op de IGC over de Europese Grondwet. Ook is in 2004 gestart met de voorbereiding van het referendum over de Europese Grondwet. Op 25/26 november is een conferentie gehouden waarin vertegenwoordigers van de 25 EU-lidstaten en van de Raad, Commissie en van het Europees Parlement van gedachten wisselden over openbaarheid in Europa.
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het scheppen van de randvoorwaarden voor een goed functionerende politieorganisatie waardoor zij in staat is het toezicht en de opsporing te versterken en een adequaat niveau van hulpverlening te bieden, en zodoende een bijdrage levert aan een veiliger samenleving.
De afspraken in het Landelijk Kader Nederlandse Politie en regionale convenanten richten zich op het realiseren van drie doelstellingen:
A. intensiveren van het toezicht en de handhaving;
B. versterken van de algemene criminaliteitsbestrijding;
C. verbeteren van de doelmatigheid.
Ad A. Intensiveren van het toezicht en de handhaving
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002)1 | Realisatie (2003) | Realisatie (2004) |
Telefonische bereikbaarheid2: | |||
–LTP beantwoord binnen 20 seconden | 71% | 72% | |
–LTP beantwoord binnen 30 seconden | 79% | 79% | |
–LTP beantwoord binnen 45 seconden | 84% | 84% | |
–112 vast: beantwoord binnen 15 seconden | > 95% | > 95% | |
–112 mobiel: beantwoord binnen 30 seconden | >95% | > 95% | |
Beschikbaarheid3 | 4.4 | 4,7 | |
Tevredenheid over politie optreden bij laatste politiecontact4 | 61,3 | 64,1 | |
Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties5 | 1 425 097 | 1 770 512 | 1 973 135 |
1 De basiswaarde komt niet overal overeen met de waarden uit OW2004. Er is tussen OW2004 en OW2005 een aanzienlijke verbeterslag gemaakt in de definitie van prestatie-indicatoren. Deze nieuwe systematiek is ook gebruikt in de kolom basiswaarde.
2 De daadwerkelijke bereikbaarheid en de kwaliteit van dienstverlening van het landelijke telefoonnummer politie (LTP) en de daadwerkelijke bereikbaarheid van het alarmnummer 1–1-2. De waardes 2003 vormen de nulmeting. In 2004 is een nulmeting uitgevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening van LTP te meten. Op basis van deze nulmeting worden de nulwaarde en de streefwaarde vastgesteld.
3 De beschikbaarheid van de politie in de eigen buurt, zoals de burger deze ervaart. Bij de basiswaarde is de Politiemonitor Bevolking (PMB) 2002 gehanteerd (die uitspraken doet over 2001); bij de realisatie 2003 de PMB 2004 (met uitspraken over 2003).
4 De tevredenheid over de politie bij het laatste politiecontact, zoals de burger deze beleeft. Er wordt gestreefd naar een substantiële verbetering van het percentage van de bevolking dat zegt (zeer) tevreden te zijn over het laatste politiecontact. Bron: Politiemonitor Bevolking.
5 Elke burger moet zien en ervaren dat regels consequent worden gehandhaafd, vooral op het gebied van overlast en verstoring van de openbare orde die te typeren zijn als ergernissen in de directe omgeving. Dit zal leiden tot een stijging van het aantal boetes en transacties met circa 15% ten opzichte van 2002. De streefwaarde 2006 (1 658 133) is overigens al bereikt.
Ad B. versterken van de algemene criminaliteitsbestrijding
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002) | Realisatie (2003) | Realisatie (2004) | Streefwaarde (2006) |
Aantal verdachten naar OM1 | 218 463 | 233 335 | 244 233 | 258 463 |
1 Het gaat hierbij om een aantal verdachten uit de 25 regio's en het KLPD.
Ad C. Verbetering doelmatigheid
Het speerpunt in de verbetering van de doelmatigheid is het project Shared Services. De Stuurgroep Shared Services heeft, ondersteund door het ministerie van BZK, het afgelopen jaar onderzocht welke mogelijkheden er zijn om Shared Services binnen de politie vorm te geven. Het resultaat van de studie is een eindrapportage die in december is aangeboden aan de minister van BZK. Binnen nagenoeg alle beheersprocessen kan door landelijke of interregionale samenwerking doelmatigheidswinst worden behaald, de mate waarin verschilt per bedrijfsproces. In het bijzonder is gekeken naar de beheersprocessen HRM, Facilitair Management en callcenters. Op grond van de studie komen het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen tot de conclusie dat de ontwikkeling van Shared Services bij de politie een belangrijk punt is. Men wil zich de komende tijd gaan richten op het uitwerken van de concrete en beheersbare plannen.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
Hoofddoel- stelling | Evaluatie Veiligheidsprogramma | 2004 | 2005 | In uitvoering |
Wet politiegegevens | 2004 | 2005 | In uitvoering | |
2.2 | Evaluatie Budgetverdeelsysteem (BVS) | 2004 | 2005 | In uitvoering |
2.2 | Evaluatie functioneren Politieorganisatie | 2004 | 2005 | In uitvoering Rapport medio 2005 |
2.3: | Bekostigingsonderzoek KLPD | 2003 | 2004 | Vervolg bekostigingsonderzoek ondergebracht in onderzoek evaluatie BVS |
2.4: | Onderzoek expertisefunctie opsporing | 2004 | 2004 | Niet geïnitieerd door beleidswijziging |
Bijzondere bijdrage 2004 Jeugdcriminaliteit (Bolkesteingelden) | 2004 | 2006 | Verlengd tot 2006 | |
Evaluatie forensisch technisch onderzoek | 2004 | 2005 | Verlengd tot 2005 | |
Gevolgen invoering pepperspray | 2001 | 2005 | In uitvoering | |
2.5: | Loopbaanbeleid binnen korpsen | 2004 | 2004 | Wordt geïmplementeerd |
Arbeidsvoorwaardenvorming (centraal/decentraal) | 2004 | 2005 | In uitvoering | |
Effect bewegingsstimulering ter preventie psychische klachten | 2004 | 2005 | In uitvoering | |
Proces CAO | 2004 | In uitvoering | ||
Samenhang P&O-beleid korpsen | 2004 | 2004 | Wordt geïmplementeerd | |
2.6 | Feitenonderzoek ziektekosten GVP | 2004 | 2005 | In uitvoering |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2. Politie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 3 220 205 | 3 793 025 | 3 853 892 | 4 383 035 | 4 362 145 | 3 969 396 | 392 749 |
Uitgaven | 3 075 694 | 3 432 581 | 3 614 803 | 3 886 632 | 4 057 504 | 3 940 061 | 117 443 |
2.1Apparaat | 12 971 | 14 431 | 14 231 | 15 588 | 16 169 | 15 975 | 194 |
2.2Politie op regionaal niveau | 2 380 008 | 2 697 913 | 2 832 802 | 3 082 038 | 3 178 259 | 3 071 286 | 106 973 |
2.3Politie op bovenregionale en landelijke niveau | 328 124 | 381 565 | 380 213 | 413 827 | 456 145 | 420 512 | 35 633 |
2.4Prestatievermogen van de politie | 24 426 | 11 665 | 19 037 | 32 720 | 38 203 | 75 238 | – 37 035 |
2.5Adequaat niveau van politiepersoneel | 330 165 | 327 007 | 368 520 | 342 459 | 165 578 | 175 108 | – 9 530 |
2.6Dienst geneeskundige verzorging politie | 203 150 | 181 942 | 21 208 | ||||
Ontvangsten | 242 852 | 180 352 | 231 521 | 216 845 | 230 062 | 180 159 | 49 903 |
De verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 worden verklaard door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:
De hogere uitgaven op operationeel doel 2.2 worden in hoofdzaak verklaard door:
• de bestuurlijke meerjarenafspraken over sterkte en ICT (per saldo ca. € 52 mln.)
• een versnelling van de vergoeding aan de korpsen vanwege de instroom van voormalig defensiepersoneel (ca. € 10,8 mln. extra)
• de beveiliging voorzitterschap EU (€ 8,6 mln.)
• bijdragen aan enkele regiokorpsen (€ 5,8 mln.)
• de hogere instroom asiel dan verwacht (€ 12,2 mln.)
• loon- en prijsbijstelling tranche 2004 (ca. € 50 mln.)
• een verlaging met € 28 mln. omdat de IND een aantal taken heeft overgenomen van de Vreemdelingendiensten. Ook hebben de korpsen bijgedragen aan C2000 (€ 14 mln.), aan de Dienst Logistiek (KLPD; € 4 mln.) en aan de frictiekosten van het LSOP (Politieacademie; € 4 mln.). Ten slotte was er de taakstelling doelmatiger aanbesteden (€ 1,8 mln.)
De hogere uitgaven op operationeel doel 2.3 worden in hoofdzaak verklaard door:
• de uitgaven voor beveiliging bij het EU voorzitterschap (€ 5 mln.)
• de bijdragen van de regio's aan dienst Logistiek (€ 4 mln.)
• loon- en prijsbijstelling (€ 9,1 mln.)
• de bestuurlijke meerjarenafspraken over sterkte en ICT (€ 2,7 mln.)
• de bijdragen van Justitie (€ 9,6 mln.) aan de KLPD-taken (o.a. Landelijk Recherche Team). Het feit dat Justitie hierin bijdraagt is bepaald in het overdrachtsprotocol dat van kracht is sinds de KLPD van Justitie naar BZK is overgegaan.
• groot materieel/terrorismebestrijding (€ 4,4 mln.)
De lagere uitgaven op operationeel doel 2.4 worden in hoofdzaak verklaard door:
• de inzet van de helft van de prestatiebekostiging (€ 26,7 mln.) voor de bestuurlijke meerjarenafspraken
• een verschuiving naar operationeel doel 2.2 t.b.v. de korpsen (€ 5,8 mln.)
• een verschuiving naar operationeel doel 2.3 voor terrorismebestrijding (€ 2,9 mln.)
• lagere uitgaven aan onderzoek en subsidies dan aanvankelijk geraamd
De lagere uitgaven op operationeel doel 2.5 worden in hoofdzaak verklaard door de generieke taakstelling arbeidsvoorwaarden (€ 5,2 mln.) en door de opschorting van de CAO-onderhandelingen Politie (€ 14,1 mln.; eindejaarsmarge). Daartegenover staat een bijdrage van € 9,1 mln. van de directie strategie voor de Politieacademie (het LSOP).
De hogere uitgaven op operationeel doel 2.6 zijn het gevolg van hogere uitgaven aan de ziektekostenregeling; deze worden gedekt uit hogere ontvangsten.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2.2: Regionale Politiekorpsen | |
•Goed functionerende politiekorpsen die zichtbaar, effectief en efficiënt een bijdrage leveren aan de veiligheid in hun regio's | Ja |
Operationele doelstelling 2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg | |
•De implementatie van de Nationale Recherche en de bovenregionale recherche | Ja |
•Voorbereiden besluitvorming EU inzake politie en uitvoering in gang zetten | Ja |
Operationele doelstelling 2.4: Prestatievermogen van de politie | |
•Bevorderen resultaatgericht werken door het hanteren van het systeem van prestatiebekostiging | Ja |
•Bevorderen van het innovatief vermogen van de korpsen | Ja |
•Borgen van aandacht voor bijzondere onderwerpen, zoals de politiële jeugdtaak. | Ja |
•Het uitvoeren van strategisch onderzoek en evaluatieonderzoek. | Ja |
Operationele doelstelling 2.5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie | |
•Versterking landelijk geïntegreerd personeels- en loopbaanbeleid en terugdringing ziekteverzuim | Ja |
•Verbetering bedrijfsvoering politieonderwijs (LSOP) | Ja |
•Toetsing (schietvaardigheden) politieambtenaren, die uitgerust zijn met geweldsmiddelen | Ja |
•Verbetering inzet politiepersoneel | Ja |
•Implementatie rechtspositionele regelgeving voor de Nationale Recherche en Bovenregionale Recherche | Ja |
Operationele doelstelling 2.6: Geneeskundige verzorging politie | |
•Handhaven hoge servicegraad voor verzekerden | Ja |
In de beleidsmatige toelichting is gekozen om op hoofdlijnen de prestaties uit de begroting 2004 toe te lichten, waardoor niet alle prestaties individueel in deze tabel terugkomen. Er is bovendien voor gekozen om de prestaties (veelal) te formuleren aan de hand van de eerste W-vraag.
3. Operationele doelstellingen
In onderstaande toelichting zijn vanwege het kwalitatieve karakter van de prestatie-indicatoren geen overzichten opgenomen met prestatie-indicatoren.
Operationele doelstelling 2.2: Regionale politiekorpsen
In 2004 heeft de Commissie Dijkstal rapport uitgebracht inzake de evaluatie van het budgetverdeelsysteem BVS. In 2004 is een vervolgonderzoek gestart naar het BVS om te bepalen hoe dit in de komende jaren beter kan aansluiten bij de ontwikkeling van de relatieve veiligheidssituatie van regio's. Voorstellen voor herziening van het BVS die daaruit voortvloeien, worden in 2005 verwacht en zullen per 2007 worden ingevoerd.
Voor asiel is eind 2004 opdracht gegeven voor een onderzoek naar de grondslagen voor de bekostiging. Dit als gevolg van de diverse beleidswijzigingen en -intensiveringen door het huidige kabinet. 2005 zal gelden als overgangsjaar voor invoering van de nieuwe systematiek van bekostiging.
In 2004 zijn bestuurlijke meerjarenafspraken gemaakt met de korpsbeheerders over onder meer sterkte, ICT en de consequenties voor de verdeling van de beschikbare budgetten. In deze afspraken zijn zodanige financiële maatregelen afgesproken dat de korpsen zowel de sterkte- als de kwaliteitsdoelstelling kunnen realiseren.
Vijf regiokorpsen hebben onder specifieke voorwaarden een bijzondere bijdrage op basis van artikel 3 (van het Besluit Financiën Regionale Politie (BRFP)) ontvangen. Hiervoor is ruimte gevonden binnen de begroting van BZK.
Operationele doelstelling 2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg
De afspraken uit het convenant KLPD-BZK-Justitie zijn (verder) uitgevoerd (zie algemene doelstelling). Daarnaast zijn meer specifieke afspraken gemaakt op het terrein van de Nationale Recherche, criminaliteitsbeleidsanalyses, een landelijk dekkend meldkamersysteem en de kwaliteitsmeting van de dienstverlening.
De minister van BZK heeft samen met de minister van Justitie gedurende het EU-voorzitterschap 2004 in de Raadwerkgroep Politiesamenwerking gezorgd voor het maken van afspraken over voertuigcriminaliteit, grensoverschrijdende samenwerking, prominentenbescherming, integriteit van politie, transportpolitie, geweld bij sportevenementen, telecommunicatie en de Europese politieacademie. Daarnaast heeft het door de ministeries van BZK en Justitie ingestelde politieprojectteam EU-voorzitterschap een jointinvestigation team opgezet. Dit team dient ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op het gebied van mensenhandel. Verder is geparticipeerd in de interdepartementale projectgroep «Meerjarenprogramma JBZ» met als resultaat aanvaarding van het Haagse programma door de JBZRaad en de Europese Raad.
Het versterken van de rol van de politie bij de bestrijding van terrorisme is onderdeel van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid van dit kabinet. Via diverse voortgangsrapportages is de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering.
Met de Benelux en Duitsland zijn verdragen gesloten over de grensoverschrijdende politiesamenwerking.
Het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen heeft tot een versterking geleid van de uitvoeringsorganisatie voor bewakingen beveiligingstaken. Bij zowel het KLPD als bij de regionale korpsen is de analysecapaciteit uitgebreid. Tevens heeft er een capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden voor persoonsbewaking en -beveiliging bij het KLPD.
In 2004 zijn er naast de 9 auto's voor het verscherpt rijdend toezicht (vrt) ook 28 bewakingscontainers geleverd. De opdracht tot levering van de 4 waterwerpers, die via een EU-traject zijn aanbesteed, is gegund. Met de aanschaf van de extra bewakingscontainers is een deel van de toegenomen vraag naar bijzonder groot materieel ondervangen.
De samenwerking met de politie van de Nederlandse Antillen en Aruba is verbeterd. De Nederlandse politie heeft een meer coördinerende rol gekregen op het gebied van terrorismebestrijding en veiligheid. De stuurgroep is in 2004 diverse keren bijeen geweest en heeft zich onder meer ook met de politiesamenwerking in het kader van het Nederlands voorzitterschap beziggehouden. Het beleid inzake de inzet van politiefunctionarissen voor vredesmissies door de VN, OVSE en EU en het in Europees verband bijdragen aan besluitvorming hieromtrent is in 2004 gecontinueerd.
Operationele doelstelling 2.4: Prestatievermogen van de politie
Van prestatiebekostiging gaat een forse prikkel naar korpsen uit. In het Landelijk Kader en in de regionale convenanten zijn afspraken gemaakt over de te behalen resultaten in 2006. De prestatiebekostiging is toegesneden op de afspraken uit het Landelijk Kader en de regionale convenanten. Omdat de afspraken betrekking hebben op het jaar 2006, is bij de prestatiebekostiging voor de tussenliggende jaren gekozen voor een groeimodel: de korpsen moeten de komende jaren naar de afgesproken prestaties in 2006 toegroeien. Alle korpsen zijn op basis van de geleverde prestaties in 2003 in 2004 in aanmerking gekomen voor prestatiebekostiging. Voor 50% is deze prestatiebekostiging van de korpsen meegenomen in de budgetimpuls (zie operationele doelstelling 2.2).
De regeling stimulering innovatie politiekorpsen is de basis geweest om het innovatief vermogen van de korpsen te bevorderen. In 2004 zijn totaal negen subsidies aan verschillende politiekorpsen verstrekt voor een totaalbedrag van € 260 000,–. De geldende thema's vonden aansluiting bij het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» In 2004 zijn wederom de zogenaamde Bolkesteingelden verstrekt, ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit. Deze bijdragen zijn ingezet voor de implementatieplannen tot kwaliteitsverbeteringen op het gebied van jeugdcriminaliteit en deze hebben geleid tot een verdere versterking bij de regiokorpsen van de politiële jeugdtaak.
De Politiemonitor Bevolking 2004 is voorbereid en uitgevoerd. De resultaten hiervan komen in het voorjaar van 2005 beschikbaar. Tevens is een aanzet gegeven om te komen tot een geïntegreerde Veiligheidsmonitor. In deze geïntegreerde Veiligheidsmonitor wordt een aantal afzonderlijke monitors van het CBS en de ministeries van BZK en van Justitie samengevoegd tot één gezaghebbende monitor. Hiernaast is vormgegeven aan een betere organisatie van de onderzoeksfunctie binnen het departement. Dat maakt het mogelijk om meer samenhangend strategisch en beleidsmatig onderzoek te doen uitvoeren en de resultaten hiervan toegankelijk te maken voor het beleidsproces.
Operationele doelstelling 2.5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie
In oktober 2003 is gestart met het overleg ten behoeve van een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord (CAO). Aan het begin van de geplande vierde overlegronde in maart 2004 hebben de politievakorganisaties laten weten het overleg over het nieuwe akkoord op te schorten. De bonden zijn van mening dat vanwege de afwezigheid van financiële ruimte geen open en reëel overleg mogelijk is geweest. Het opgeschorte overleg heeft geen gevolgen voor de afspraken uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003. Deze afspraken zijn in regelgeving neergelegd waardoor zij onderdeel uitmaken van de rechtspositie en blijvend van toepassing zijn.
Het plan van aanpak van het project functieraster opsporing is uitgevoerd en afgerond. Er is nadrukkelijk gekozen voor een hoge mate van participatie vanuit de korpsen door medewerkers uit diverse korpsen deel te laten nemen aan de landelijke ontwikkelgroep en tijdens het gehele project steeds toetsmomenten in het (politie)veld te beleggen. Als neveneffect zijn vele korpsen de gekozen rasteropzet en uitwerkingen van de functies alvast gaan gebruiken bij hun regionale-/korpsontwikkelingen.
Het ziekteverzuim is sinds 2001 gedaald. Het landelijke percentage lag in 2001 op 9,6% en is in 2004 gedaald tot 6,6%. Hiermee is de gestelde streefwaarde voor 2006 van 7,4% gehaald.
Het College van bestuur van de Politieacademie (PA, voorheen Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (LSOP)) heeft het Plan van Aanpak bedrijfsvoering PA in 2004 geïmplementeerd. Daarmee zijn de noodzakelijke maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering af te stemmen op een instroomcapaciteit van 2000 aspiranten per jaar conform het convenant BZK-Justitie-PA. Het afstemmen van de instroomcapaciteit op 2000 aspiranten per jaar gaat gepaard met zogenoemde frictiekosten. In het convenant zijn sluitende afspraken gemaakt over de vergoeding door BZK, korpsen en de PA.
Alle korpsen toetsen conform de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie of bewapende politieambtenaren voldoende geoefend zijn om geweldsmiddelen te dragen. Met behulp van het in ontwikkeling zijnde capaciteitsmanagementsysteem verbetert de inzet van de politie en wordt er beter aangesloten op de behoefte. Er is een handboek Optimalisatie Capaciteitsmanagement voor de korpsen ontwikkeld en er is voorlichtingsmateriaal gekomen dat in de korpsen discussie losmaakt over adequate inzet van het personeel enerzijds en de zorg voor arbeid- en rustijden anderzijds. Tevens is een brochure ontwikkeld die ziet op de toepassing van de Arbeidstijdenwet binnen de sector politie.
Door de vorming van de Nationale Recherche als dienst van het KLPD en de bovenregionale rechercheteams bij een zestal centrumkorpsen bleek de behoefte te bestaan aan uniformering en standaardisatie van rechtspositionele regelgeving. Voor de Nationale Recherche is, op basis van een inventarisatie, in de vorm van een projectorganisatie nagegaan welke rechtspositionele regelgeving er bij de «oude» kernteams gold en in hoeverre deze geconverteerd moest worden naar de regelgeving van het KLPD.
BELEIDSARTIKEL 3. RAMPENBEHEERSING EN BRANDWEER
1. Algemene beleidsdoelstelling
Bevorderen dat de rampenbeheersing en de brandweer op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau zijn.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
3.3 | Evaluatie Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen | Oktober 2003 | April 2004 | Gereed1 |
Evaluatie Besluit bedrijfsbrandweren | Augustus 2004 | Maart 2005 | In uitvoering2 |
1 De evaluatie heeft geleid tot de aanbeveling de regeling meer het karakter van een kaderwet te geven, met als uitgangspunt een evenwicht tussen beheersbaarheid, rechtszekerheid en flexibiliteit. De uitkomst van de evaluatie zal, samen met het advies dat de Commissie tegemoetkoming bij rampen en calamiteiten (CTRC) heeft uitgebracht, in 2005 leiden tot een kabinetsstandpunt tegemoetkoming bij rampen.
2 De voorbereiding van het onderzoek, i.c. het opstellen van een zg. startnotitie heeft meer tijd gevergd, waardoor de feitelijke start (voorzien in januari 2004) is opgeschoven. Gelet op de kwaliteitsaspecten van het onderzoek, is de verwachting dat de doorlooptijd langer zal zijn.
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
3. Rampenbeheersing en brandweer | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 119 349 | 133 676 | 163 131 | 142 559 | 165 042 | 137 462 | 27 580 |
Uitgaven | 120 093 | 133 321 | 159 965 | 146 350 | 156 629 | 138 854 | 17 775 |
3.1Apparaat | 9 672 | 10 812 | 12 319 | 11 419 | 10 642 | 9 843 | 799 |
3.2Ondersteuning brandweer | 20 495 | 18 356 | 9 227 | 10 257 | 10 547 | 7 804 | 2 743 |
3.3Ondersteuning partners in rampenbestrijding | 89 926 | 104 153 | 138 419 | 124 674 | 135 440 | 121 207 | 14 233 |
Ontvangsten | 830 | 2 557 | 1 242 | 801 | 3 308 | 250 | 3 058 |
Het verschil van € 2,8 mln. tussen stand ontwerpbegroting en realisatie wordt veroorzaakt door diverse mutaties die zijn gemeld bij de 1e en 2e suppletore wet begroting 2004. Zo is een intertemporele compensatie toegepast van € 0,8 mln. ten behoeve activiteiten van het Nibra. Daarnaast hebben reallocaties (totaal € 2,1 mln.) plaatsgevonden vanuit artikelonderdeel 3.3, onder andere vanwege het project veiligheidsregio's en heeft een overboeking van € 0,2 mln. vanuit een het ministerie van VROM plaatsgevonden ten behoeve een opleidingstraject voor brandweerpersoneel in het kader van het Vuurwerkbesluit. De beschikbare middelen zijn vrijwel compleet uitgeput.
Het verschil van € 14,3 mln. tussen stand ontwerpbegroting en realisatie wordt vooral veroorzaakt door mutaties die zijn toegepast bij de 1e en 2e suppletore wet begroting 2004. Er is € 8,9 mln. als eindejaarsmarge toegevoegd ten behoeve van NBC-terrorisme, € 0,5 mln. is als eindejaarsmarge toegevoegd voor vergroten veiligheidsbewustzijn, € 5,5 mln. is toegevoegd voor de afwikkeling van schadeclaims in het kader van de WTS, € 1,5 mln. is als overboeking vanuit het ministerie van V&W toegevoegd voor activiteiten in het kader van de Westerscheldetunnel en € 5,4 mln. is toegevoegd voor activiteiten in het kader van het beleidsplan Crisisbeheersing. Van de beschikbare middelen is € 4,8 mln. aangemeld voor de eindejaarsmarge. Hiervan was € 3,5 mln. bestemd voor de publiekscampagne alertering en € 1,3 mln. voor andere activiteiten in het kader van het beleidsplan crisisbeheersing. Daarnaast is € 0,3 mln. niet tot uitputting gekomen bij de aanschaf van randapparatuur als uitvloeisel van het project C2000. De overige onderuitputting is ingezet voor het oplossen van financiële knelpunten binnen andere onderdelen van het directoraat-generaal Veiligheid.
Als gevolg van beleidsmatige herschikking in opbouw van de begroting 2005 van de beleidsartikelen 3 (vervallen) en 4 naar met name de artikelen 15 (Crisis en rampenbeheersing) en 16 (Brandweer en GHOR), is het bij de daartoe noodzakelijke conversie in het financiële systeem van BZK eind 2004 noodzakelijk gebleken om een aantal bestaande verplichtingen af te boeken en op een andere plaats opnieuw aan te maken. Dit legt een extra beslag op de verplichtingenruimte die bij de begroting niet kon worden voorzien. Dit heeft geen nadere kaseffecten.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer | |
•De ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor de brandweer | Ja |
•De omschakeling van ranggericht naar functiegericht opleiden | Gedeeltelijk |
•De standaardisatie van de selectie-eisen voor repressieve brandweerfuncties | Nee |
•Campagne voldoende beschikbaarheid van brandweerpersoneel, met name v.w.b. vrouwen en allochtonen | Ja |
•Het imago van de brandweer verbeteren | Ja |
Operationele doelstelling 3: Verbeteren van het prestatievermogen van de partners in de rampenbestrijding | |
•De beschikbaarheid binnen iedere regio van bestuurlijk vastgestelde beheersplannen rampenbestrijding | Gedeeltelijk |
•De beheersorganisatie van de documentatie rampenbestrijding is operationeel | Gedeeltelijk |
•De actualisatie van de rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen | Gedeeltelijk |
•Er is een integrale visie ten aanzien van de operationele informatievoorziening | Nee |
•Een verdere professionalisering van het opleiden en oefenen | Gedeeltelijk |
•De voorbereiding op de invoering van de veiligheidsregio | Gedeeltelijk |
•Een kwaliteitsverbetering binnen de GHOR-regio's | Gedeeltelijk |
•De risicokaart is geïmplementeerd en in gebruik | Gedeeltelijk |
•Een versterkt veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en openbare instellingen | Gedeeltelijk |
•De rol van zelfredzaamheid en hulpverlening is in regelgeving geborgd | Gedeeltelijk |
•De voorbereiding op aanslagen met gevaarlijke NBC-stoffen | Ja |
•Een versterking van de internationale samenwerking | Ja |
•Een internationaal inzetbare voorziening is operationeel | Ja |
•Een landelijke faciliteit ten behoeve van de rampenbestrijding is in voorbereiding | Ja |
NB: Bij de bepaling van de onderwerpen die in bovenstaande tabel en de toelichting zijn opgenomen, heeft niet het budgettaire beslag, maar de politieke relevantie van het onderwerp een rol gespeeld.
3. Operationele doelstellingen
In onderstaande toelichting zijn vanwege het kwalitatieve karakter van de prestatie-indicatoren geen overzichten opgenomen met prestatie-indicatoren.
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer
De Tweede Kamer is op 9 november 2004 akkoord gegaan met de beleidsvoornemens kwaliteit brandweerpersoneel, als samenhangend kwaliteitssysteem voor de brandweerzorg die de VNG samen met de NVBR heeft ontwikkeld. Het resultaat is beschreven in een Handboek Kwaliteitszorg Brandweer. Uitgangspunt van dit kwaliteitszorgsysteem is het INK-managementmodel. Eind 2004 zijn de voorbereidingen voor de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem bij de brandweer van start gegaan. BZK heeft, zowel bij de ontwikkeling van het systeem, als bij de voorbereidingen van de implementatie, een stimulerende en faciliterende rol. In 2005 wordt met de implementatie een aanvang gemaakt.
Daarnaast zijn diverse activiteiten ten behoeve van het kwaliteitssysteem ondernomen, zoals onder andere de ontwikkeling van een bijscholingscursus bevelvoerders, de actualisering van de Leidraad Oefenen en de medefinanciering van en deelname aan het project vernieuwing brandweeronderwijs.
De laatste fase van het project Competentiegericht opleiden op officiersniveau is in 2004 van start gegaan. De eerste functiegerichte officiersopleiding zal in september 2005 tot uitvoering komen. De Tweede Kamer heeft ingestemd met een fundamentele wijziging van het systeem kwaliteit brandweerpersoneel. Een wijziging van het Besluit brandweerpersoneel is noodzakelijk om tot functiegerichte opleiding over te gaan. In 2005 wordt daarmee een begin gemaakt.
De standaardisatie van de selectie-eisen maakt onlosmakelijk deel uit van het beleid ten aanzien van kwaliteit brandweerpersoneel. Het beleid ten aanzien van kwaliteit brandweerpersoneel is, nadat overeenstemming was bereikt met de partners over de verantwoordelijkheidsverdeling, eind 2004 door de Tweede Kamer akkoord bevonden. In het nieuwe Besluit brandweerpersoneel en de daaruit voortvloeiende nadere regelgeving zullen hierover bepalingen worden opgenomen.
De landelijke campagne voor het werven van vrouwelijke vrijwilligers is volgens plan beëindigd. Het mede door het Europees sociaal fonds ondersteund project om 24 beroepsbrandweervrouwen aan te stellen heeft met de aanstelling van 27 beroepsbrandweervrouwen de doelstelling behaald. Het zelfstandig bestaand en door BZK initieel gesubsidieerde netwerk brandweervrouwen is omgevormd tot een netwerk diversiteit, vallend onder de paraplu van de NVBR.
In 2004 is een brandweermonitor gehouden in vijf regio«s naar het functioneren van de brandweer. Het totaalbeeld laat zien dat het imago van de brandweer sterk is, zowel bij burgers, bestuurders als bedrijfsleven. Om ook goed in te kunnen spelen op veranderende maatschappelijke ontwikkelingen zal de brandweer, volgens het onderzoek, in de komende jaren aan vier punten extra aandacht moeten besteden: de relatie met het bevoegd gezag, bezinning op kerntaken, actievere voorlichting en een intensiever handhavingsbeleid. Daarnaast zijn er in 2004 door de NVBR, met subsidie van BZK, advertentiecampagnes gevoerd gericht op pas afgestudeerden van middelbare scholen en beroepsopleidingen om de veelzijdige baan bij de brandweer te promoten.
Operationele doelstelling 3: Verbeteren van het prestatievermogen van de partners in de rampenbestrijding
Door middel van multidisciplinaire opgezette opleidingen en oefeningen is ervoor gezorgd dat de parate diensten als brandweer, de geneeskundige (hulp)diensten, de politie en gemeenschappelijke diensten zich de juiste kennis en vaardigheden kunnen eigen maken. De producten van het project effectief oefenen, zoals een helpdesk oefenen, het beheer van een oefenbank, de verbeterde formats voor oefenen, zijn in beheer gegeven bij het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra). Hiermee wordt een steunpunt gevormd voor concrete ondersteuning aan de regio's op het terrein van (multidisciplinair) oefenen.
Om te komen tot een integrale visie ten aanzien van de operationele informatievoorziening binnen de rampenbestrijding, is begin 2004 de Advies Commissie Informatievoorziening Rampenbestrijding (ACIR) ingesteld. Deze commissie heeft tot taak de minister te adviseren over het beleid met betrekking tot de informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding en het stellen van prioriteiten ten aanzien van de daarbij te nemen stappen. Naar verwachting zal de commissie in maart 2005 haar advies uitbrengen.
In april 2004 is het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin is op hoofdlijnen de inrichting van de veiligheidsregio beschreven. Vervolgens is een project opgestart voor de nadere uitwerking van die hoofdlijnen en de implementatie daarvan. De implementatie zal naar verwachting in 2006 gereed zijn. De ontwikkeling met betrekking tot een nieuwe verdeelsystematiek van de Rijksbijdrage voor de rampenbestrijding is hier mede van afhankelijk.
Binnen de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) wordt gewerkt aan de kwaliteit van de ketenprocessen. Een eerste aanzet daartoe is gegeven met de invoering van het HKZ-schema voor de GHOR-bureaus (HKZ staat voor harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgketen, welke voor certificering van de kwaliteit in de zorg wordt toegepast). In samenwerking met de GHOR-organisaties is door de Stichting HKZ een certificatieschema voor de GHOR ontwikkeld.
Op basis van de samenwerking van BZK met VROM, de VNG en het IPO, is het model risicokaart beschikbaar gekomen. Vervolgens zijn in 2004 de provincies gestart met de productie van de risicokaart. Volgens planning zijn alle risicokaarten medio 2006 volledig en beschikbaar. Deze, via het Internet voor de burger toegankelijke, risicokaarten geven de in de provincies en gemeenten aanwezige risico's weer.
Het versterken van het veiligheidsbewustzijn is een meerjarig traject. De campagne «Brandveiligheid thuis» is uitgevoerd als onderdeel van het Nationaal Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid. Ook het bedrijfsleven is met diverse activiteiten (o.a. de brandpreventieweek) bereikt. Een verkenning van het niveau van «veiligheidsbewustzijn» (huidig niveau versus ambities) is nog in uitvoering.
Er zijn verschillende zaken gerealiseerd om de voorbereiding op aanslagen met nucleaire, biologische en chemische (NBC) middelen te verbeteren. Een NBC-handboek voor hulpverleners is verschenen. Cursussen voor Officieren van Dienst zijn in 2004 gestart en zullen in 2005 onverminderd doorgaan.
Er zijn convenanten gesloten met 6 zogenaamde NBC-steunpuntregio's. Extra materiaal is aangeschaft, zoals beschermende kleding en detectiemiddelen. Naast extra materiaal volgen de steunpuntregio's extra opleidingen en trainingen.
Het EU voorzitterschap heeft in 2004 met betrekking tot de internationale samenwerking op het terrein van de rampenbestrijding prioriteit gehad en heeft geleid tot een versterking van de internationale samenwerking. De inspanningen van het Nederlands voorzitterschap ten aanzien van Civil Protection hebben geleid tot het onderdeel «Interne Crisisbeheersing» van het door de Europese Raad vastgestelde Haagse JBZ Meerjarenprogramma met betrekking tot terroristische aanvallen.
De internationaal inzetbare eenheid (USAR) is nu een jaar operationeel. Om de operationaliteit te kunnen waarborgen, is een kwaliteitsborgingsysteem ontwikkeld, waarin de gehele systematiek van beheer en instandhouding is vastgelegd. In 2004 is ook de medische component binnen het USAR-team daadwerkelijk vormgegeven en opgenomen in organisatie. Daarmee is het USAR-team volledig ingericht en voorbereid op haar taak om, binnen de vastgestelde kaders, te kunnen functioneren en ingezet te worden. In 2004 is het team voor de eerste keer ingezet in verband met de aardbeving in Marokko.
Naar verwachting wordt de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) met ingang van 1 januari 2006 een baten-lastendienst. De systemen ten behoeve van een dergelijke dienst zijn in 2004 ingericht en uitgetest om in 2005 invulling te geven aan een jaar proefdraaien.
BELEIDSARTIKEL 4. PARTNERS IN VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het verbeteren c.q. optimaliseren van het functioneren van en de samenwerking tussen de partners in veiligheid (politie, Marechaussee, brandweer, ambulancediensten, Krijgsmacht, centrale overheid, gemeenten en bedrijven), opdat zij de openbare orde kunnen handhaven en de veiligheid in Nederland kunnen verhogen.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
4.2 | Veiligheidsrapportage 2004 | maart 2003 | september 2004 | Gereed1 |
Evaluatie stelsel Bewaking en Beveiliging | december 2004 | juni 2005 | Niet uitgevoerd2 |
1 Veiligheidsrapportage is uitgebracht; kamerstuk 2004–2005, 28 684 nr. 43 (18 november 2004)
2 Deze evaluatie zal niet meer plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van het ministerie van BZK. Het stelsel Bewaking en Beveiliging is namelijk per 1 januari 2005 ondergebracht bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (ministerie van Justitie).
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
4. Partners in veiligheid | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 46 668 | 102 836 | 200 833 | 248 387 | 318 157 | 222 130 | 96 027 |
Uitgaven | 100 488 | 133 614 | 247 351 | 256 674 | 298 876 | 257 305 | 41 571 |
4.1Apparaat | 3 147 | 3 505 | 8 795 | 7 144 | 10 522 | 6 697 | 3 825 |
4.2Integraal veiligheid | 49 035 | 6 738 | 5 964 | 4 954 | 1 010 | ||
4.3ICT-infrastructuur | 40 551 | 48 774 | 95 507 | 81 445 | 84 990 | 76 116 | 8 874 |
4.4Netwerk C2000 | 56 790 | 81 335 | 94 014 | 144 647 | 195 238 | 166 683 | 28 555 |
4.5Projecten | 16 700 | 2 162 | 2 855 | – 693 | |||
4.6Internationale samenwerking | – | – | – | ||||
Ontvangsten | 4 312 | 5 081 | 7 066 | 0 | 7 066 |
Een deel van de verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 kan verklaard worden door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:
• Eenheid Bewaken en Beveiligen ad € 1,5 mln. (4.1)
• loon- en prijscompensatie (tranche 2004) ad € 2,2 mln. (4.1, 4.3.)
• project Vitaal ad € 1,2 mln. (4.2)
• aflossing lening radiobediensystemen door ITO ad € 45,4 mln. (4.4)
• bijdrage Politie (€ 15,3 mln.), Defensie (€ 1,4 mln.) en VWS (€ 3,2 mln.) voor de centrale en decentrale exploitatiekosten C2000 (4.4)
• aanmelding eindejaarsmarge 2004 C2000 ad € 10 mln.(4.4)
• correctie verplichtingenplafond 2004 ad € 38,6 mln. (4.4)
• bijdrage VWS ad € 0,175 mln. ten behoeve van het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg CRN (4.5)
De overige verschillen kunnen verklaard worden aan de hand van de realisatie bij Slotwet 2004:
• de instroom bij de Nederlandse politie van voormalig defensiepersoneel is versneld ten opzichte van de oorspronkelijke planning. Het bedrag van € 10,8 mln. is beschikbaar gesteld aan Politie vanuit de onderuitputting bij C2000 (2.1/4.4)
• er heeft een voorschotbetaling ad € 9,4 mln. aan de Regieraad plaatsgevonden. De compensatie hiervoor vindt plaats op art. 4.4 C2000 (4.3/4.4)
De ontvangsten ad € 7 mln. zijn als volgt opgebouwd: € 1,2 mln. CRN/Volendam; € 1,0 mln. Jeugd en Veiligheid (gemeenten); € 4,4 mln. C2000 en € 0,4 overig.
Als gevolg van beleidsmatige herschikking in opbouw van de begroting 2005 van de beleidsartikelen 3 (vervallen) en 4 naar met name de artikelen 15 (Crisis en rampenbeheersing) en 16 (Brandweer en GHOR), is het bij de daartoe noodzakelijke conversie in het financiële systeem van BZK eind 2004 noodzakelijk gebleken om een aantal bestaande verplichtingen af te boeken en op een andere plaats opnieuw aan te maken. Dit legt een extra beslag op de verplichtingenruimte die bij de begroting niet kon worden voorzien. Dit heeft geen nadere kaseffecten.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2.1 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid | |
•Meten van de aanvullende afspraken, die met de G30 zijn gemaakt op het terrein van veiligheid (via voortgangsrapportage van het Veiligheidsbeleid) | Gedeeltelijk |
•Verder invulling geven aan de maatregelen zoals die in het Veiligheidsprogramma zijn verwoord, waaronder versterking van de bestuurlijke handhaving | Gedeeltelijk |
•Naast de G30 worden ook met de overige gemeenten afspraken gemaakt om Nederland concreet veiliger te maken | Nee |
•Oprichting Centrum voor criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) met als doel het ondersteunen van gemeenten en private partijen bij het implementeren van integraal veiligheidsbeleid en van criminaliteitspreventie | Ja |
•Uitbrengen Jaarrapportage Veiligheid (JVR) | Ja |
•In samenwerking met Justitie opnieuw uitbrengen van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI) | Gedeeltelijk |
•Bevordering versterking samenhang en samenwerking met betrekking tot het Integraal Veiligheidsbeleid | Ja |
Operationele doelstelling 2.2 Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandverlening en crisisbeheersing | |
•Invoering van nieuw meldingenbeheersysteem en verbetering van het informatie- en documentatiesysteem | Ja |
•24-uurs openstelling, waardoor het NCC onder alle omstandigheden alert op gebeurtenissen kan reageren en de vereiste sturing en afstemming van de te nemen maatregelen direct ter hand kan nemen | Ja |
•Gestalte geven aan het integrale crisisbeheersingsbeleid | Ja |
•Afronding inzicht verschaffen in de kwetsbaarheid van vitale producten en diensten en de omvang en effectiviteit van reeds getroffen beschermingsmaatregelen van de Nederlandse infrastructuur | Gedeeltelijk |
•Voorbereiding op crises door het opleiden en oefenen van betrokkenen (ambtenaren en ministers) | Ja |
Operationele doelstelling 3 Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur | |
•Ontwikkeling gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld voor de OOV-partners | Ja |
•Bijdragen aan de bekostiging, monitoring en sturing van de uitvoering van het ICT-bestek Politie | Ja |
•Organiseren en faciliteren van een Adviescommissie ICT Rampenbestrijding (ACIR) | Ja |
•Afronding invoering van GMS in de meldkamers van de OOV sector | Gedeeltelijk |
Operationele doelstelling 4 Realiseren van het netwerk C2000 | |
•Afronding laatste werkzaamheden van het project C2000 | Gedeeltelijk |
•Realiseren eenduidige aansturing project C2000 | Ja |
•Starten intensief bestuurlijk informatietraject, waarin met regionale bestuurders overleg wordt gevoerd over de specifieke zorgpunten uit de regio, waaronder dekking van het netwerk | Ja |
•Overgaan project C2000 van projectfase naar beheerfase | Gedeeltelijk |
•Verzending eindrapportage naar Tweede Kamer na afronding project | Gedeeltelijk |
Operationele doelstelling 5 Realiseren van multidisciplinaire projecten | |
•CFA II Volendam: maximale hulp en ondersteuning bieden door het CRN aan de slachtoffers en hun naasten bij het opbouwen van een eigen bestaan | Ja |
•Co-lokatie Meldkamers: voor iedere veiligheidsregio het naar één locatie brengen en samenvoegen van de meldkamers van de politie, brandweer en ambulancediensten | Gedeeltelijk |
•Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC): coördinatie van de operationele ondersteuning van de diverse disciplines bij grootschalige rampen en evenementen en de advisering hieromtrent aan het NCC en de regio's | Ja |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 2.1 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde 1-1-2004 | Streefwaarde 31-12-2004 | Gerealiseerd per 31-12-2004 |
Uitbrengen van een Jaarrapportage Veiligheid met meting van de effecten van het Veiligheidsprogramma | 0 | 1 | 1 |
Uitbrengen van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI). | 0 | 1 | 1 |
In het kader van het Veiligheidsprogramma vindt de verantwoording over de aanvullende afspraken die met de dertig grote steden (G30) zijn gemaakt ten behoeve van 2004 medio 2005 plaats. Deze afspraken gelden als opmaat voor de nieuwe convenantperiode 2005–2009 (GSB III). In het kader van GSB III worden afspraken gemaakt met de G30 over de aanpak van veelplegers, overlast, huiselijk geweld en risicogebieden.
Er worden naast de G30 met de overige gemeenten afspraken gemaakt om Nederland concreet veiliger te maken. Er is gestart met het Project Veilige Gemeenten dat zich richt op versterking van de regierol van middelgrote en kleinere gemeenten in het kader van het lokaal integraal veiligheidsbeleid waaronder het verhogen van de prestaties van gemeenten op het terrein van veiligheid.
In oktober 2004 is de Jaarrapportage Veiligheid 2004 (JRV) verschenen. De JRV geeft een overzicht van de recente metingen van de zeven outcome indicatoren van het Veiligheidsprogramma en deze gegevens geven aan hoe het met de veiligheid in Nederland is gesteld. In het najaar 2004 is een breder onderzoek gestart, waarin ook enkele andere vormen van criminaliteit bij verschillende sectoren van het bedrijfsleven zijn onderzocht. Dit onderzoek – de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) – heeft in december 2004 een conceptrapport opgeleverd. Voor de Jaarrapportage Veiligheid 2004 geldt dat de meting hiervan voor de meeste onderzoeken heeft plaatsgevonden in 2004, en dat de cijfers betrekking hebben op het jaar 2003.
In 2004 is een onderzoek Diefstal Detailhandel afgerond, daarnaast is er eind 2004 een conceptrapportage Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven beschikbaar gekomen. Bovenstaande onderzoeken bouwen een meerjarig consistent beeld op van de veiligheidssituatie in Nederland.
Aanvullend op deze onderzoeken worden maatregelen in gang gezet met behulp van het Actieplan Veilig Ondernemen en wordt in het publiek private samenwerkingsverband (PPS) aan samenhang in samenwerking gewerkt. Waar mogelijk wordt het CCV ingezet voor de uitvoering en verbetering (implementatie, communicatie) van keurmerken, bijvoorbeeld Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). De deelname aan het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) voorziet in een inbedding op hoog bestuurlijk niveau hiervan.
Operationele doelstelling 2.2 Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandverlening en crisisbeheersing
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde 1-1-2004 | Streefwaarde 31-12-2004 | Gerealiseerd per 31-12-2004 |
Oplevering nieuw Meldingenbeheersysteem (MBS) | 0 | 1 | 1 |
Aanpassing Handboek Crisisbesluitvorming | 0 | 1 | 0 |
Rapport Bescherming Vitale Infrastructuur | 0 | 1 | 1 |
Interdepartementaal opleidingsplan | 0 | 1 | 0 |
Jaarlijkse oefening interdepartementaalbeleidsteam | 0 | 1 | 1 |
Jaarlijkse internationale oefening crisismanagement (civiel-militair) | 0 | 1 | 1 |
Er is in 2004 een nieuwe directie Crisisbeheersing opgericht. Binnen deze directie zijn nu alle aspecten van crisisbeheersing, zowel nationaal als decentraal, belegd. De uitvoering van de actiepunten uit het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007, opgesteld in samenwerking met de bij crisisbeheersing betrokken partijen binnen zowel de overheid als het bedrijfsleven, behoort daarbij tot de prioriteiten.
Daarnaast zijn ten aanzien van optimale coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en crisisbeheersing de volgende concrete resultaten bereikt:
• De vormgeving van het landelijk operationeel coördinatiecentrum (LOCC) als operationeel voorportaal voor het Nationaal Coördinatie Centrum (NCC).
• De oprichting van het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie.
• De afronding van de geplande kwaliteitsaudits bij een groot deel van de Departementale Crisiscentra
• De «bouw» van een alerteringssysteem voor crisisbeheersing, in eerste aanleg toegespitst op terrorisme.
• Er zijn afspraken gemaakt om binnen de Europese Unie te komen tot een samenhangend systeem van crisismanagement, bedoeld om de coördinatie bij grensoverschrijdende crises te regelen.
• Opdracht is verleend voor de realisatie van een besloten netwerk voor de communicatie tussen departementen en provincies
Het projectbureau Vitaal heeft de werkzaamheden eind 2004 afgerond en vervolgens is verdere implementatie van de maatregelen structureel belegd bij de directie Crisisbeheersing. Voor het einde van het tweede kwartaal 2005 wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd, inclusief een overzicht van een samenhangend pakket aan getroffen c.q. te treffen maatregelen. Verdere implementatie van de maatregelen vindt plaats door het programma bureau Nationale Veiligheid.
In 2004 zijn verschillende oefeningen gehouden, waaronder een ministeriële oefening ter voorbereiding op het EU-voorzitterschap, de voorbereiding en uitvoering van een internationale civiel-militaire oefening. Als gevolg van reorganisatie DGV en vorming nieuwe directie Crisisbeheersing, gevolgd door herverdeling van taken, inclusief de verantwoordelijkheid voor het Handboek Crisisbesluitvorming is in 2004 het handboek Crisisbesluitvorming niet aangepast. Dit wordt in 2005 uitgevoerd.
Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde 1-1-2004 | Streefwaarde 31-12-2004 | Gerealiseerd per 31-12-2004 |
Beschikbaarheid 1-1-2 netwerk. | 95% | 99,8% | 99,9% |
Aantal verzorgingsgebieden met een gemeenschappelijk rekencentrum voor de inliggende politieregio's. | 0 | 3 | 1 |
Aantal gemeenschappelijke informatiesystemen voor de Nederlandse Politie. | 2 | 6 | 4 (ontwikkeld) en 5 (geïmplementeerd) |
Wettelijke basis voor een publiekrechtelijke samenwerkingsvoorziening ICT-politie. | wetsvoorstel aangeboden aan de TK | vastgelegde wetswijziging | wetsvoorstel besproken met de TK |
Projectplan ICT-raad Rampenbestrijding (inclusief financieel plan). | 0 | 1 | 0 |
Aantal meldkamers van de BAP-diensten die voorzien zijn van een Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS). | 26 | 27 | 26 |
In 2004 werd overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de toegangsfunctie voor het datacommunicatienetwerk voor de politie (nutsvoorziening). De bedoeling is dit netwerk tevens toegankelijk te maken voor de andere OOV-diensten (brandweer, GHOR en ambulancediensten) en relevante OOV-partners (Provincies).
Op basis van kwartaalrapportages en het jaarplan van CIP en ISC zijn, conform de bijdrageregeling, de noodzakelijke middelen ter beschikking gesteld en is de inzet van deze middelen voor de uitvoering van het ICT-bestek gevolgd. Middels regulier overleg in Regieraad ICT vindt monitoring en sturing plaats.
Met betrekking tot de beschikbaarheid van het 1-1-2 netwerk is de streefwaarde voor 2004 gehaald, wat blijkt uit de maandelijkse rapportages van het netwerkbeheerssysteem van ITO te Driebergen.
Met uitzondering van de discipline politie in de regio Amsterdam Amstelland is in alle meldkamers in Nederland GMS in de loop van 2004 geïmplementeerd. De gegevens over GMS zijn terug te vinden in de Voortgangsrapportage oktober 2004 (Kamerstuk 2004–2005, 25 124 nr.39) die aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Het verzorgingsgebied ISC-Zuid (samenwerkingsverband op ICT-gebied) is in gebruik genomen door de zes zuidelijke politieregio's. De realisatie van de overige verzorgingsgebieden heeft vertraging opgelopen. Er is gebleken dat de inrichting van ISC-Zuid niet kon worden gekopieerd naar de overige verzorgingsgebieden. Deze worden nu afzonderlijk ingericht.
Operationele doelstelling 4 Realiseren van het netwerk C2000
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde 1-1-2004 | Streefwaarde 31-12-2004 | Gerealiseerd per 31-12-2004 |
Opstelpunten netwerk C2000 | 335 | 385 | 385 |
Aangesloten meldkamers op C2000 netwerk | 26 | 27 | 27 |
De hoofddoelstelling dat op 31 december 2004 het merendeel van de regio's operationeel gebruik maakt van C2000 is gehaald. Begin december 2004 werkten 14 regio's en de KMar met C2000. In 2004 is het totale aantal opstelpunten (385) opgeleverd. Uit metingen blijkt dat nog niet geheel voldaan kan worden aan de garantie die door BZK aan gebruikers was afgegeven over de buitenhuisdekking. Om deze garantie volledig te kunnen geven moesten aanvullende maatregelen worden getroffen. De inventarisatie daarvan heeft in september 2004 zijn beslag gekregen en heeft geleid tot de uitkomst dat nog ten minste 38 opstelpunten moeten worden bijgebouwd. De realisatie daarvan loopt door tot medio 2005.
De oprichting van een Projectdirectie C2000 heeft ervoor gezorgd dat het Project C2000 onder eenduidige aansturing werd gebracht waarmee de besluitvorming helder en transparant plaatsvond en doelstellingen en risico's beter gemonitord werden.
De intensivering van het bestuurlijk committment bij C2000 heeft haar vruchten afgeworpen door regelmatig overleg te voeren in de verschillende gremia (het Strategisch Bestuurlijk Overleg, het Operationeel Bestuurlijk Overleg en het Landelijk Overleg Regionale Projectleiders). Vastgesteld wordt dat met de nog op orde te brengen radiodekking en de geplande migratie van een 11-tal regio's naar C2000 in 2005 het moment waarop C2000 overgaat van projectfase naar beheersfase nog niet is bereikt. De Projectdirectie C2000 blijft om die reden voortbestaan tot alle regio's operationeel gebruik maken van C2000.
Met betrekking tot de Eindevaluatie is met de Tweede Kamer afgesproken dat dit eind 2005 beschikbaar zal zijn. Dit is in de Voortgangsrapportage van oktober (Kamerstuk 2004–2005 nr. 39) vermeld.
Operationele doelstelling 5 Realiseren van multidisciplinaire projecten
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde 1-1-2004 | Streefwaarde 31-12-2004 | Gerealiseerd per 31-12-2004 |
Realiseren van 25 gecolokeerde meldkamers | 17 | 22 | 22 |
Alle regio's, met uitzondering van de regio's Groningen, Kennemerland en Amsterdam-Amstelland, zijn geco-lokeerd. In de regio's Groningen en Kennemerland zijn, als gevolg van de nog niet gerealiseerde nieuwbouw, tijdelijk technische maatregelen (TTM) getroffen waardoor beide regio's wel geco-lokeerd werken maar de disciplines zich nog niet fysiek bij elkaar in hetzelfde gebouw bevinden. Met de regio Amsterdam-Amstelland zijn gesprekken gevoerd op welk moment deze regio gaat co-lokeren.
BELEIDSARTIKEL 5 NATIONALE VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
De algemene inlichtingen en veiligheidsdienst bevordert de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) en de wet veiligheidsonderzoeken (WVO). Voorts verricht de AIVD beveiligingsbevorderende activiteiten, voert hij met het oog hierop veiligheidsonderzoeken uit en heeft de AIVD een inlichtingstaak betreffende het buitenland.
2. Budgettaire gevolgen van het beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
5. Nationale veiligheid | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 50 398 | 60 169 | 71 317 | 76 829 | 88 569 | 81 550 | 7 019 |
Uitgaven | 50 152 | 59 412 | 67 365 | 79 219 | 88 123 | 81 550 | 6 573 |
5.1Apparaat | 48 264 | 57 477 | 65 381 | 76 215 | 85 072 | 78 477 | 6 595 |
5.2Geheime uitgaven | 1 888 | 1 935 | 1 984 | 3 004 | 3 051 | 3 073 | – 22 |
Ontvangsten | 1 429 | 2 183 | 1 106 | 817 | 708 | 91 | 617 |
Het verschil tussen de ontwerpbegroting en de realisatie bedraagt € 6,6 mln.. Dit betreft de volgende posten, waarvoor bij 1e en 2e suppletore begrotingswet mutaties op de ontwerpbegroting hebben plaats gevonden:
• € 2,3 mln. voor extra uitgaven in verband met terrorismebestrijding (waarvan € 0,8 mln. vanuit de kabinetsmaatregelen na de aanslag in Madrid en € 1,5 mln. vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);
• € 0,7 mln. voor onderzoek naar de vervanging van het Document managementsysteem (vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);
• € 0,7 mln. voor extra inzet en uitgaven in verband met het EU-voorzitterschap;
• € 10,0 mln., waarvan € 8,8 mln. doorgeschoven naar 2007, voor investeringen in nieuwe huisvesting (via de RGD afkomstig van de huidige huurder van de nieuwe locatie) en € 0,3 mln. zijnde een korting op het huisvestingsbudget;
• € 0,3 mln. ter gedeeltelijke compensatie van de eerder opgelegde taakstelling voor Externe inhuur (vanuit een herschikking binnen de BZK-begroting);
• € 0,6 mln. voor extra uitgaven voor huisvesting, gecompenseerd door een extra ontvangst van gelijke omvang (betreft een BTW-verrekening met de Rijksgebouwendienst en enkele overige facilitaire verrekeningen);
• € 1,0 mln. voor prijs- en loonbijstelling;
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat. | Ja |
Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken | Ja |
Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering | Ja |
Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landen | Ja |
3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Naast de apparaatdoelstelling wordt de beleidsdoelstelling van de AIVD in het jaarverslag niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel worden per werkterrein de verrichte activiteiten en de resultaten nader benoemd. De aanslagen in Madrid hebben een omvangrijke herprioritering veroorzaakt, die binnen alle werkterreinen in meer of mindere mate een effect heeft gehad.
A. Apparaat | ||
---|---|---|
Omschrijving | Begroting | Realisatie |
Personele bezetting | 890 fte | 880 fte |
• Binnen de AIVD is vorm gegeven aan het INK-model, is de informatiehuishouding verbeterd, is aandacht besteed aan de wensen van de externe omgeving en is een effectief Management Control Systeem opgezet
• Het kwaliteitsbeleid volgens INK normen heeft vorm gekregen bij interne evaluaties alsmede bij de uitgevoerde evaluatieonderzoeken. Het INK model wordt steeds vaker gebruikt binnen de werkprocessen op die plaatsen waar deze een strikt planmatig karakter hebben.
• Er heeft een omgevingsonderzoek plaatsgevonden gericht op het verwachtingspatroon van de externe omgeving inzake de kwaliteit en bruikbaarheid van de AIVD producten. De verkregen inzichten worden thans projectmatig geïmplementeerd. Het overleg met ketenpartners is geïntensiveerd, met name op het operationele vlak, waarbij nieuwe samenwerkingsverbanden zijn aangegaan met ondermeer het Openbaar ministerie, de IND, het KLPD, en de MIVD.
• De informatiehuishouding is verder verbeterd. Dit betreft zowel kwantitatieve verbeteringen, c.q. een uitbreiding van de geheugencapaciteit ter verwerking van de toegenomen informatiestromen, als kwalitatieve verbeteringen op basis van de aanbevelingen van de uitgevoerde evaluaties.
• Het management control systeem is herijkt, zoveel mogelijk conform de werkwijze zoals deze BZK-breed wordt gehanteerd.
• In 2003 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan om een zogenaamde sterktezwakteanalyse te verrichten naar de wettelijke taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van de AIVD en de wijze waarop de AIVD daar in de aan verandering onderhevige praktijk mee omgaat. De sterktezwakteanalyse is in 2004 uitgevoerd door de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD.
Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat.
• De verantwoordelijken op het gebied van terrorisme, gewelddadig politiek activisme, radicaliseringtendensen, ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden, contra-proliferatie van massavernietigingswapens, internationale organisaties en migratie zijn adequaat geïnformeerd.
• Er is effectief samengewerkt met en ondersteuning verleend aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba.
De controle op de potentiële dreigingen is vergroot. De AIVD heeft onderzoek verricht naar terrorisme en bijgedragen aan het reduceren van dreigingen door personen in de islamistisch terroristische sfeer. In vervolg op de aanslagen in Madrid is zowel het persoons- als netwerkgerichte onderzoek geïntensiveerd en is de samenwerking met andere instanties versterkt, onder meer door oprichting van de CT-infobox waarin informatie-uitwisseling tussen AIVD, Openbaar Ministerie, KLPD, MIVD en IND plaatsvindt. De AIVD heeft tijdens het EU voorzitterschap samenwerking tussen 29 Counter Terrorist Group diensten geïnitieerd op de onderwerpen rekrutering en radicalisering. Hierdoor is het inzicht in deze fenomenen verscherpt, met name wat de reikwijdte ervan binnen Europa betreft. Er is specifiek gekeken naar plaatsen waar rekrutering plaatsvindt, zoals moskeeën, scholen, gevangenissen en het Internet. Het bureau van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) is in 2004 tot stand gekomen. Met de komst van de NCTb is er een belangrijke afnemer van informatie bij gekomen.
Gewelddadig politiek activisme
Het zicht op en inzicht in de verschillende rechts-extremistische groeperingen is geconsolideerd. Ontwikkelingen binnen deze groeperingen konden nauwgezet worden gevolgd. Het gewenste inzicht in ontwikkelingen op het terrein van links extremisme is verkregen. De gedevalueerde activiteit van de anti-globaliseringsbeweging heeft zich in 2004 doorgezet. Ontwikkelingen op gebied van antimilitarisme, verzet tegen het integratiebeleid en andere actieterreinen zijn gevolgd. Ook hier is een verminderde activiteit waarneembaar. Begin 2004 is een openbaar rapport over dierenrechtenactivisme verschenen. Tevens is op dit onderwerp samenwerking met KLPD/UTBT gezocht. De informatie-uitwisseling met de RID'en is geïntensiveerd.
De constatering dat rekrutering van Nederlandse jongeren, in meerderheid van allochtone afkomst, ten behoeve van de gewapende islamitische strijd in Nederland eerder een trend dan een incident is, heeft ertoe geleid dat het vraagstuk van achterblijvende integratie van bepaalde minderheden en radicaliseringtendensen hoog op de politieke agenda is gezet. Tevens is de nota Dawa en Jihad inzake diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde verschenen.
Ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden
De overstap van contra-inlichtingen naar contra-inmenging is in de werkprocessen ingebed. In samenwerking met diverse collega-diensten en nationale partners is daarnaast geïnvesteerd om de ongewenste beïnvloeding door buitenlandse mogendheden van bepaalde kwetsbare personen en groeperingen in onze samenleving zichtbaar te maken en tegen te gaan. Op het gebied van de «klassieke spionage» is veel aandacht besteed aan het creëren van bewustwording bij de zogenaamde belangendragers en is de brochure «Spionage en veiligheidsrisico's: actueel, onzichtbaar en divers» uitgebracht.
Contra-proliferatie van massavernietigingswapens
Diverse producten op het gebied van NBC-terrorisme zijn aan de orde gesteld op hoog ambtelijk of politiek niveau. Daarbij is de visie naar voren gebracht dat de kans op relatief kleinschalige aanslagen met NBC-middelen verhoudingsgewijs fors groter is dan de kans op grote aanslagen. Internationale samenwerking om proliferatie van massavernietigingswapens tegen te gaan is verder geïntensiveerd. Deze samenwerking tracht vooral de zogenaamde secundaire proliferatie – samenwerking tussen landen van zorg op het gebied van de ontwikkeling, productie en verwerving van massavernietigingswapens – zoveel mogelijk te voorkomen en te frustreren. Een belangrijk deel van de werkzaamheden vindt plaats binnen het kader van het zogenaamde Proliferation Security Initiative, onder uitbreiding van de kernlanden met Canada, Noorwegen, Singapore en Rusland. Voorts heeft de AIVD binnen de overheid aandacht gevestigd op het risico van verwerving van biologische agentia door kwaadwillenden en is een notitie opgesteld over de dreiging van NBC-aanslagen tegen de rijksoverheid zelf.
Vanuit verschillende invalshoeken is aandacht besteed aan de veiligheid van internationale organisaties. Door een continue nauwe samenwerking met internationale partners en de Nationaal Coördinator Bewaken & Beveiligen is bijgedragen aan de adequate beveiliging van deze instellingen en aan het zoveel mogelijk onschadelijk maken van mogelijke dreigingen.
De samenwerking met diverse ketenpartners is versterkt, m.n. met de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie. De AIVD heeft aan belangendragers informatie verstrekt over specifieke zaken die het vreemdelingenbeleid binnen ons land raken.
Samenwerking met en het verlenen van ondersteuning aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba
De samenwerking met de collega-diensten op de Antillen en Aruba is op een meer inhoudelijk niveau gebracht door de geïntensiveerde uitwisseling van kennis en expertise. De samenwerkingsrelatie tussen de diensten onderling is geformaliseerd middels een convenant.
Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken
Prestatie-indicator veiligheidsonderzoeken | Basiswaarde | Streefwaarde | Realisatiewaarde |
Door AIVD | 12 255 | 14 185 | 10 309 |
Door derden, onder verantw. AIVD (KMar, Politie) | 49 250 | 42 370 | 33 962 |
Door, op basis van de Wet Veiligheidsonderzoeken, uitvoering te geven aan veiligheidsonderzoeken, heeft de AIVD bevorderd dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waar tegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestonden. Daarvoor heeft de AIVD zelf veiligheidsonderzoeken uitgevoerd en zijn onder verantwoordelijkheid van de dienst veiligheidsonderzoeken uitgevoerd door de KMar en de politie. Bijzondere aandacht is uitgegaan naar het terugdringen van de te lange doorlooptijden bij de uitvoering van de zogenaamde A-onderzoeken. Ook is onderzoek gestart naar verschillende onderzoeksinstrumenten die daaraan kunnen bijdragen en om de kwaliteit van de veiligheidsonderzoeken te verbeteren en is de gemiddelde doorlooptijd van een veiligheidsonderzoek gedaald.
Ten opzichte van 2003 is het aantal veiligheidsonderzoeken, dat is uitgevoerd door derden onder de verantwoordelijkheid van de AIVD gedaald door een verdere stabilisering van de arbeidsmarkt. Wel is het aantal relatief arbeidsintensieve A-onderzoeken gestegen van 1863 naar 2171. In 2004 zijn vertrouwensfuncties aangewezen bij het Koninklijk Huis. Daartoe voert de AIVD A-veiligheidsonderzoeken uit en voert de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging van de KLPD, onder verantwoordelijkheid van de AIVD, minder uitgebreide KH-veiligheidsonderzoeken uit.
Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering
Het risico van aantastingen van de nationale veiligheid is beperkt door het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn beoordeeld.
De verantwoordelijke autoriteiten en instanties van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn aangemerkt, zijn ondersteund bij door hen te nemen beveiligingsmaatregelen. De reguliere activiteiten op het terrein van beveiligingsbevordering zijn uitgevoerd, zoals het instellen van onderzoek naar en het bevorderen van de beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen, gegevens en telecommunicatie. Ook is informatie verstrekt over veiligheidsrisico's, zijn fysieke beveiligingsadviezen gegeven en is gefunctioneerd als Meldpunt Integriteitaantastingen (Mepia). Als sluitstuk van beveiliging is geadviseerd over de aanwijzing van vertrouwensfuncties. Belangrijke activiteiten waren:
• Bijdragen, naar aanleiding van de invoering van het Voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst – bijzondere informatie (Vir-bi) per 1 maart 2004, aan voorlichting over en implementatie van het voorschrift en aan de totstandkoming van uitvoeringsrichtlijnen. Ook is gerelateerde regelgeving met het voorschrift in overeenstemming gebracht.
• Uitvoeren van projecten ten behoeve van de beveiliging van data op bijvoorbeeld Pc's, lap- en palmtops, telefonie en fax (mobiel en vast).
• Uitvoeren van onderzoek naar beveiliging van bijzondere informatie bij ministeries.
• Bijdragen aan beleid en uitvoering van de bescherming van de vitale infrastructuur. Vijf vitale sectoren hebben gebruikt gemaakt van het aanbod voor ondersteuning bij het maken van kwetsbaarheidanalyses.
• Afronden van een project voor het inbedden van het stelsel van Bewaken en Beveiligen in het werkproces van de AIVD. In het kader van het stelsel zijn dreigingmeldingen en -inschattingen vervaardigd. Deels hadden die betrekking op het Nederlandse EU-voorzitterschap, de Olympische Spelen en het Europees Kampioenschap voetbal. Naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh zijn belanghebbenden geïnformeerd over (mogelijke) dreigingen ten aanzien van personen en objecten. De bijdragen aan het stelsel van Bewaken en beveiligen zijn afkomstig vanuit alle werkterreinen en bestaan uit het tijdig leveren van dreiginginschattingen en dreigingmeldingen aan de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging (NCBB). In 2004 heeft de AIVD nog geen dreiging- en risicoanalyses kunnen vervaardigen zoals opgenomen in het stelsel van Bewaken en Beveiligen. Daartoe dient eerst de wet te worden gewijzigd. Naar verwachting zal dat ultimo 2005 gebeuren.
De ontwikkeling van het Handboek Integriteitonderzoek, eerder een activiteit van de AIVD, is ondergebracht bij het directoraat-generaal Management Openbare Sector. Daar wordt een kenniscentrum integriteit opgezet. Het Meldpunt Integriteitaantastingen (Mepia) is vooralsnog een AIVD-activiteit.
Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landen
Er is inzicht verworven in ontwikkelingen in andere landen die relevant zijn voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en de positie van Nederland in internationaal verband en die noodzakelijk zijn voor onze nationale veiligheid.
De Wiv 2002 bepaalt dat de AIVD in het kader van de inlichtingentaak buitenland onderzoek verricht naar onderwerpen die – in de praktijk jaarlijks – door de minister-president, in overeenstemming met de minister van BZK en van Defensie, de minister van BZ gehoord hebbende, worden aangewezen. De aanslagen in Madrid hebben een herbezinning op de uitvoering van de aangewezen onderwerpen tot gevolg gehad.
Gezien de internationale context van het huidige islamistisch terrorisme en de concrete verbindingen tussen targets op Nederlands grondgebied en personen en organisaties in het buitenland is het werkterrein nadrukkelijker in het teken komen te staan van de terrorismebestrijding in risico- en bronlanden. Andersgerichte onderdelen van de Aanwijzing Inlichtingentaak Buitenland 2004 dan terrorismebestrijding en onderzoek naar risico- en bronlanden, hebben dientengevolge minder aandacht gekregen. Tevens is er in 2004 toe besloten het aandachtspunt proliferatie sterker in een internationale context te plaatsen en daarmee onderdeel te maken van het werkterrein inlichtingen betreffende andere landen. Tot slot heeft de AIVD zich er op gericht inlichtingen te verzamelen betreffende andere landen die de regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over het buitenlandse beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen te beschikken over informatie die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is, dan wel bijdraagt aan het onderkennen van latente dreigingen voor de nationale veiligheid en het doorgronden van bestaande dreigingen.
BELEIDSARTIKEL 6. FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals ondermeer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.
Voor 2004 had het kabinet zich tot doel gesteld de kwaliteit van de interbestuurlijke samenwerking te verbeteren door medeoverheden ruimte te bieden, gezamenlijke resultaatsgerichte afspraken te maken en te komen tot een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Deze insteek is voor het kabinet leidend geweest bij het opstellen van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen met IPO en VNG. Het kabinet wil het functioneren van de gehele overheidssector verbeteren door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In de Code is opgenomen dat de bestuurlijke ordening moet voorzien in de mogelijkheid om op een adequate manier de maatschappelijk opgaven aan te pakken. Daaruit vloeit de noodzaak tot een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken voort.
BZK schept randvoorwaarden om de toegang tot het openbaar bestuur en volksvertegenwoordiging te waarborgen. De bezoldiging en de overige rechtspositionele voorzieningen dienen passend en toereikend te zijn. De personele zorg voor burgemeesters is in 2004 mede in het teken komen te staan van de voorbereiding van de invoering van de direct gekozen burgemeester. Uit de voorwaardenscheppende taak van het Rijk voor het democratisch bestel vloeit de zorg voort voor een adequaat niveau alsmede een transparant systeem van inkomsten van politieke partijen, dat past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Om dit te bereiken is in 2004 gewerkt aan een wijziging van het wettelijke stelsel van subsidiering politieke partijen.
Overzicht Beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Onderwerp | Startdatum | (verwachte) einddatum | Stand van zaken |
6.2 | Evaluatie dualisering gemeentebestuur en provincies | Jan 2004 | Dec 2004 | De evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur is conform planning vòòr 1 januari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinetsstandpunt over de dualisering van het gemeentebestuur volgt in het eerste kwartaal van 2005. De evaluatie dualisering provincies zal in 2005 plaatsvinden. |
Interdep. beleidsvisitatie naar interdep. beleidsprocessen | Eind 2004 | Begin 2005 | Stand van zaken wordt bij artikel 11 toegelicht | |
Jaarlijkse evaluatie financiële functie | Eind 2004 | Begin 2005 | Voorjaar 2005 verschijnt de eerste jaarlijkse evaluatie van de financiële functie. Het voorbereidend werk en onderzoek voor deze evaluatie heeft in 2004 plaatsgevonden. Op basis van deze evaluatie wordt bepaald op welke terreinen de financiële functie in 2005 (en later) nog versterking behoeft. |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
6. Functioneren openbaar bestuur | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 38 052 | 136 934 | 109 299 | 120 783 | 32 549 | 35 210 | – 2 661 |
Uitgaven | 45 470 | 107 663 | 93 618 | 85 041 | 32 169 | 46 810 | – 14 641 |
6.1Apparaat | 3 367 | 3 600 | 2 373 | 2 412 | 9 914 | 8 222 | 1 692 |
6.2Inrichting en werking openbare bestuur | 8 805 | 33 005 | 14 795 | 15 049 | 6 045 | 16 634 | – 10 589 |
6.3Rechtspositie arbeidsvoorwaardenbeleid en politieke ambtsdragers | 8 430 | 18 560 | 29 434 | 21 662 | 5 928 | 6 345 | – 417 |
6.4Faciliteren politieke partijen | 24 868 | 52 498 | 47 016 | 45 918 | 10 282 | 15 609 | – 5 327 |
Ontvangsten | 60 950 | 49 045 | 53 671 | 42 344 | 1 378 | 168 | 1 210 |
Binnen operationele doelstelling 6.2 zijn de uitgaven lager uitgevallen dan verwacht doordat in 2004 incidenteel ruimte is ontstaan als gevolg van een aantal versnellingen op het terrein van het openbaar bestuur in voorgaande jaren. Deze ruimte is in 2004 gebruikt om een aantal knelpunten binnen de BZK-begroting op te lossen. Hierbij gaat het om de volgende onderwerpen: kiesstelsel ( € 0,4 mln., artikel 1), programma Andere Overheid (€ 5 mln., artikel 7) en veiligheid GSB III (€ 4 mln., artikel 9). Daarnaast is deze ruimte gebruikt om de kosten in 2004 voor de invoering van de gekozen burgemeester te dekken.
Bij operationele doelstelling 6.4 zijn de uitgaven lager uitgevallen dan verwacht. Dit komt doordat de verhoging van het subsidiebedrag met € 5 mln. als gevolg van het wetgevingstraject pas in 2005 ingaat (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004). De op de begroting van 2004 gereserveerde extra middelen worden dan ook pas in 2005 uitgegeven. Om deze reden is bij de tweede suppletore begrotingswet 2004 een mutatie van € 5,2 mln. op de begroting van 2004 aangebracht. Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of de Tweede Kamer is in 2004 een bedrag van ca € 10 mln. aan subsidie verstrekt.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen. | |
•Dualisering gemeenten om de rolverdeling tussen de gemeenteraad en college van B&W te verhelderen en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken. | Deels |
•Dualisering provincies om de rolverdeling tussen de provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen en de positie van provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken. | Deels |
•Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat. | Ja |
•Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling tussen gemeenten, provincies en rijk op een aantal concrete beleidsterreinen. | Ja |
•Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden. | Ja |
•Voortgang onderzoeksprogramma ketenregie als sturingsmodel voor het sociale domein. | Ja |
•Een goede inrichting van specifieke uitkeringen, waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn. | Ja |
•Voortzetting van resultaatgerichte interbestuurlijke samenwerking met IPO/provincies en VNG/gemeenten | Ja |
•Heroverweging aanstellingswijze burgemeesters | Ja |
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers | |
•Het zorgdragen voor de arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector. | Ja |
•Het verruimen van de loopbaanmogelijkheden van burgemeesters teneinde de doorstroming in het burgemeestersambt te bevorderen. | Ja |
•Het vergroten van de kennis en verzamelen van gegevens over het burgemeestersambt en samenstelling van de beroepsgroep met het oog op de instroom en doorstroom. | Ja |
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door de uitvoering van de wet op de subsidiering politieke partijen. | |
•Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van de politieke partijen. | Deels |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van regelgeving op het terrein van de inrichting van de rijksoverheid, de medeoverheden en de bestuurlijke en de financiële verhoudingen.
Prestatie-indicatoren | Streefwaarde | Realisatie |
1. Dualiseringgemeenten om de rolverdeling tussen gemeenteraad en college van B&W te verhelderen en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksverte- genwoordigend orgaan te versterken | 1. – Cultuuromslag tot en met 2006 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls gemeenten. | Ja, onder de vlag van de vernieuwingsimpulsen zijn in 2004 voor gemeenten diverse activiteiten ondernomen ter bevordering van de duale cultuuromslag. |
– Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering (via evaluatie van de relevante Gemeentewettelijke bepalingen) in 2004. | Ja, de evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur is conform planning vòòr 1 januari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinetsstandpunt over de dualisering van het gemeentebestuur is op 25 februari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. | |
– Wijziging van de medebewindwetgeving in 2004 | Nee, de behandeling van het wetsvoorstel neemt meer tijd in beslag dan voorzien. De wijzigingen zullen naar verwachting in 2005 plaatsvinden. | |
2. Dualisering provincies om de rolverdeling tussen provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen en de positie van provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken. | 2. – Cultuuromslag tot en met 2007 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls provincies. | Ja, onder de vlag van de vernieuwingsimpulsen zijn in 2004 voor provincies diverse activiteiten ondernomen ter bevordering van de duale cultuuromslag. |
– Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering (via evaluatie van de relevante Provinciewettelijke bepalingen) in 2005. | Ja, de evaluatie dualisering provincies zal conform planning in 2005 plaatsvinden. | |
– Wijziging van de medebewindwetgeving in 2005 | Ja, het voorstel tot dualisering van het medebewind is in behandeling bij de Eerste Kamer | |
3. Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat. | 3. – Afronding lopende wetgevingsprocessen tot herindeling van gemeenten in het Westland, van Geldrop en Mierlo en in de Achterhoek c.a. in 2004. | Ja, een wetsvoorstel voor de Achterhoek, de Graafschap, De Liemers en Deventer en Bathmen is ingediend en aanvaard. |
– Meer aandacht van provincies voor de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie. | Ja, Provincies schenken op uiteenlopende wijze aandacht aan de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie, vaak in samenwerking met gemeenten. Daarnaast ontwikkelen en stimuleren provincies stelsels van bestuurskracht monitoring. De Limburgse monitor is met een royale financiële bijdrage in 2004 tot een afronding gekomen. Tot slot hebben diverse provincies herindelingprocessen geëntameerd. | |
– Meer inzet van gemeenten bij het toepassen van vormen van binnengemeentelijke decentralisatie | Initiatieven van gemeenten verdienen steun. De invulling van vormen van binnengemeentelijk bestuur is overigens een lokale verantwoordelijkheid. | |
– Verdere ontwikkeling en toepassing kwaliteitsmaatstaven lokaal bestuur. | Ja, In 2004 is een verkenning naar een stelsel van kwaliteitszorg voor het lokaal bestuur verricht, waarbij tevens aandacht is geschonken aan bestuurlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van een dergelijk stelsel. Hiermee is een basis gelegd om afspraken met provincies en gemeenten te kunnen maken. | |
4. Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling en werkwijze tussen de samenwerkende gemeenten, de provincies en het Rijk op een aantal concrete beleidsterreinen, waaronder vooral Ruimtelijke Ordening en Verkeer & Vervoer. | 4. Nieuwe wettelijke verankering van verplichte samenwerking tussen gemeenten per 1–1-2005. | Ja, eind 2004 is het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus bij de Tweede Kamer ingediend. |
5. Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden, zodat zij adequaat invulling kunnen geven aan de gestelde taken. Inzicht in de financiële en bestuurlijke verhouding is dan onontbeerlijk. Daartoe worden instrumenten ontwikkeld. | 5. Het onderhouden van de financiële en bestuurlijke verhouding door uitvoering te geven aan het programma van Plavat en POR. Naast de verdere ontwikkeling en onderlinge afstemming van bestaande instrumenten zal het instrumentarium in 2004 uitgebreid worden met een belastingpanel en de monitoring van het kader financiële functie. Ten slotte zal toepassing van benchmarking (= bedrijfsvergelij- king in brede zin) worden gestimuleerd als middel om het (democratisch) functioneren van medeoverhe- den te bevorderen. | Met uitzondering van het belastingpanel allemaal uitgevoerd in 2004. In de plaats van het belastingpanel wordt in het kader van de monitor inkomsten lokale heffin- gen nader aandacht besteed aan de achtergronden van tariefsontwikkeling bij gemeenten (lokale lasten) |
6. Voortgang onderzoeksprogramma ketenregie als sturingsmodel voor het sociale domein | 6.a. Uitvoering implementatieplan ter stimulering van ketenregie in het sociale domein.b. Verfijning en toetsing van het methodisch kader en de handleiding ketenregie | Ja, o.a. via operatie JONG, een leergang en een «ketenspel».De rol van gemeenten als ketenregisseur is belicht in een onderzoek naar de gemeentelijke regierol. |
7. Een goede inrichting van specifieke uitkeringen, waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn | 7. Aan de hand van OSU2004 inzicht in en oordeel over bestaansrecht specifieke uitkeringen. Inzicht in mogelijkheid van overheveling van specifieke uitkeringennaar gemeentefonds of provinciefonds of bundeling tot brede doeluitkeringen | Ja, in eindrapportage van de Stuurgroep Brinkman, getiteld «Anders gestuurd, beter bestuurd» |
8. Voortzetting resultaatgerichte interbestuurlijke samenwerking met IPO/provincies en VNG/gemeenten | 8. Opstellen van een vervolgbestuursakkoord met IPO en VNG langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken. Nieuw leven inblazen van Overhedenoverleg | Ja, overeenstemming tussen kabinet, IPO en VNG over de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. In deze Code zijn omgangsregels tussen de overheden en acties voor de lopende kabinetsperiode vastgelegd. De borging van de afspraken uit de Code is verzekerd via o.a. het halfjaarlijkse Overhedenoverleg |
9–13: deze prestatie-indicatoren worden met ingang van 2004 verantwoord op artikel 11 | ||
14. Heroverweging aanstellingswijze burgemeester. | 14. Voorbereiding van de heroverweging en verwerking eventuele resultaten in de Gemeentewet en andere regelingen. | Ja, de wetsvoorstellen met betrekking tot de invoering gekozen burgemeester zijn in 2004 ingediend. De parlementaire behandeling is gestart. |
– Afschaffing openbaarheid van de aanbeveling en afschaffing van de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum. | Het wetsvoorstel, dat in 2004 is aanvaard, ziet op de beperking van de openbaarheid van de aanbeveling tot de eerst aanbevolene en niet op een algehele afschaffing van de openbaarheid, noch op afschaffing van het burgemeestersreferendum |
Voor wat betreft gemeentelijke herindeling is de meeste aandacht uitgegaan naar de Achterhoek, de Graafschap, De Liemers en Deventer en Bathmen. Op basis van een herindelingsadvies van provinciale staten van Gelderland is hiertoe een wetsvoorstel ingediend en aanvaard en kon de betreffende herindeling per 1 januari 2005 worden geëffectueerd. Ook voor de komende jaren zijn bemiddelingsvoorstellen in voorbereiding, respectievelijk worden door gemeenten of provincies herindelingprocedures gevoerd.
Op 21 december 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 532). Het wetsvoorstel heeft tot doel een structurele voorziening te treffen voor het bestuur in grootstedelijke gebieden en is als zodanig de opvolger van de Kaderwet bestuur in verandering, waarvan de werkingsduur afloopt.
Interbestuurlijke samenwerking
Het kabinet had voor 2004 een vervolg-bestuursakkoord voorgesteld langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken. De eerste stroom keert terug in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Doel van deze Code is het vastleggen van de gezamenlijke visie en onderlinge omgangsregels van kabinet, IPO en VNG op de interbestuurlijke verhoudingen. Deze Code is een belangrijke stap op weg naar verbetering van het functioneren van de gehele overheidssector door de bestuurslagen gezamenlijk en individueel beter te laten functioneren. In de Code hebben kabinet, provincies en gemeenten afgesproken zich te richten op: een verruiming van de decentrale beleidsvrijheid zowel in bestuurlijke als financiële zin, vermindering van centrale regels (deregulering en ontbureaucratisering), vermindering van gedetailleerd medebewind en specifieke uitkeringen en vermindering van het verticale toezicht. Daarbij ligt de nadruk op resultaten en staat de uitvoering van beleid centraal. Ten aanzien van de tweede stroom biedt de Code geen afspraken over maatschappelijke opgaven zelf, maar wel hoe daarmee omgegaan wordt. Bovendien is voorzien in een aantal die kunnen leiden tot aanpassing van beleid. Daarnaast is in het bestuurlijk overleg met IPO en VNG afgesproken te komen tot uitvoeringsafspraken tussen (samenwerkende) gemeenten, provincies en Rijk, waarin belangrijke thema's uit de nota Ruimte uitgewerkt worden
In vervolg op de in 2003 ontwikkelde leidraad «ruimte voor regie» is in 2004 de ontwikkeling gestart om de (voorwaardenscheppende) rol van het Rijk bij het totstandbrengen van ketens in kaart te brengen. Doel hiervan is een betere aansluiting tussen de ketentheorie en de concrete beleidsdossiers te bewerkstelligen. Een prominent voorbeeld waar deze aansluiting nadrukkelijk wordt gezocht is het dossier Jong. Bij ketenregie wordt een belangrijke bijdrage verlangd van de gemeente in de rol van ketenregisseur. Over de wijze waarop de gemeenten het beste hun regierol kunnen invullen is in 2004 een onderzoek van Partners & Pröpper afgerond. Het concretiseren en bruikbaar maken daarvan op nationaal en regionaal/lokaal niveau (in de vorm van twee handreikingen) is gestart en leidt in 2005 tot resultaat.
Doorlichting specifieke uitkeringen: commissie Brinkman
In 2004 heeft in opdracht van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën de doorlichting van de specifieke uitkeringen plaatsgevonden. Het resultaat hiervan is neergelegd in het rapport van de stuurgroep Brinkman met als titel «Anders gestuurd, beter bestuurd», dat de Kamer begin 2005 met de bijbehorende kabinetsreactie heeft ontvangen. De aanbevelingen in dit rapport zullen in 2005 en volgende jaren worden opgevolgd. Het streven hierbij is reduceren van het aantal specifieke uitkeringen ten gunste van brede doeluitkeringen of de algemene uitkeringen van Provincie- of Gemeentefonds. Daarnaast wordt ingezet op het terugdringen van de verantwoordingsbureaucratie. De onderlinge verhoudingen tussen de overheden worden daardoor in mindere mate dichtgeregeld. Zo ontstaat meer beleids- en uitvoeringsruimte voor de medeoverheden en worden de bestuurslasten teruggedrongen.
De wetsvoorstellen met betrekking tot de gekozen burgemeester zijn, na eerst in concept aan alle betrokken adviesorganen en (belangen)organisaties te zijn voorgelegd, in juni 2004 voor advies aan de Raad van State aangeboden. Na ontvangst van het advies van de Raad van State half oktober 2004 zijn de wetsvoorstellen november 2004 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 864, nr. 1–2 en Kamerstukken II, 2004–2005, 29 865, nr. 1–2). In maart 2005 is de benodigde Grondwetswijziging in de Eerste Kamer in tweede lezing behandeld. Bij de stemming is niet de benodigde twee-derde meerderheid behaald. Hierdoor is het niet mogelijk om de wetsvoorstellen Introductie gekozen burgemeester en Verkiezing burgemeester nu te behandelen. In het Paasakkoord is afgesproken dat er een voorstel komt voor het in de Grondwet opnemen van de rechtstreeks gekozen burgemeesters. In samenhang daarmee worden de twee wetsvoorstellen voorlopig aangehouden.
Ter voorbereiding op de invoering van de gekozen burgemeester is voorbereidend onderzoek gedaan. Daarnaast is een helpdesk gestart en een website geopend. Eind december is aan de Tweede Kamer per brief een overzicht gepresenteerd van de activiteiten die (zullen) worden georganiseerd ter ondersteuning van de gemeenten en andere betrokkenen bij de invoering van de direct gekozen burgemeester (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 864, nr. 6).
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers
Prestatie-indicatoren | Streefwaarde | Realisatie |
1. Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector. | 1. Normalisering en modernisering van de regelgeving met betrekking tot de rechtspositie, met name op het terrein van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en op de uitkeringen bij aftreden. | In de integrale beleidsnotitie rechtspositie politieke ambtsdragers (kamerstukken 28 479) is een aantal voorstellen gedaan, waarvan de uitvoering dient te leiden tot normalisering en modernisering van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. De Tijdelijke adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (commissie Dijkstal) heeft onder andere over deze voorstellen in april 2004 advies uitgebracht. Na de bespreking van het kabinetsstandpunt hierop zal de wetgeving terzake in procedure worden gebracht. |
2. Het verruimen van de loopbaanmogelijkheden van burgemeesters teneinde de doorstroming in het burgemeestersambt te bevorderen. | 2.a. Een nieuwe groep van 20 burgemeesters wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan een loopbaanoriëntatie traject.b. 10 burgemeesters nemen deel aan het ABD-traject. | Als vervolg op de pilot loopbaanoriën- tatie is inmiddels een tweede groep van burgemeesters gestart met een persoonlijk traject waarbij de verkenning van andere arbeidsmarktsectoren én de inhoud van het gekozen ambt een belangrijk onderdeel van de toekomstoriëntatie vormen. Met deze individuele trajecten wordt ook tegemoet gekomen aan de toegenomen behoefte aan persoonlijke begeleiding onder de huidige beroepsgroep. |
3. Het vergroten van de kennis en verzamelen van gegeven over het burgemeestersambt en samenstelling van de beroepsgroep met het oog op de instroom en doorstroom. | 3. In 2004 is er een toegankelijke database beschikbaar. Kennis over burgemeesters is niet meer fragmentarisch maar wordt met andere belanghebbende gedeeld en gecommuniceerd. | Per 1 januari 2004 is de database beschikbaar en toegankelijk |
De personele zorg voor burgemeesters is in 2004 mede in het teken komen te staan van de voorbereiding van de invoering van de direct gekozen burgemeester. Met de bonden van burgemeesters is het Georganiseerd overleg gestart over de inhoud van het sociaal plan ten behoeve van die burgemeesters die na het omslagmoment nog geen nieuwe werkkring hebben gevonden. Een in opdracht van BZK en de bonden uitgevoerd kortlopend onderzoek door middel van een evaluatie onder een representatieve groep burgemeesters heeft duidelijk gemaakt welke wensen er bestaan ten aanzien van de voortzetting van de loopbaan binnen andere arbeidsmarktsectoren. In samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters werden voorbereidingen getroffen voor een activiteitenprogramma dat burgemeesters moet ondersteunen in de aanloop naar het gekozen ambt. De in het kader van dit programma aangeboden instrumenten moet de burgemeesters in staat stellen zich voor te bereiden op de uitoefening van het gekozen ambt.
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiering politieke partijen
Prestatie-indicatoren | Streefwaarde | Realisatie |
Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratische proces en daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen. | Uitbreiding van de wet subsidiering politieke partijen van april 2002; de (gewijzigde) wet subsidiering politieke partijen. | Deels. Het eerste wetsvoorstel is aan de Tweede Kamer aangeboden, het tweede wetsvoorstel is in voorbereiding. |
Subsidiëring politieke partijen
Voor de wettelijke wijziging van het systeem van inkomsten van politieke partijen zijn in 2004 voorbereidingen getroffen voor een tweetal wetsvoorstellen. Op 11 november 2004 is het eerste wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel bevat een verhoging van het subsidiebedrag met € 5 mln., een verbreding van de subsidiabele doelen en een aanpassing van de subsidiegrondslag. De verhoging van het subsidiebedrag met terugwerkende kracht per 1 januari 2004 kan dus pas in 2005 in gaan. Het tweede wetsvoorstel is in voorbereiding. Dit wetsvoorstel bevat onder meer een subsidiemogelijkheid voor nieuw aan de verkiezingen deelnemende partijen, het verlagen van de drempel van het openbaar maken van giften, het openbaar maken van giften van natuurlijke personen, het stellen van een plafond dat een natuurlijke of rechtspersoon op jaarbasis aan een politieke partij kan geven, de periodieke weergaven van de inkomsten van politieke partijen, openbaarmakingvereisten voor gelieerde instellingen en stichtingen, het invoeren van sancties aan de niet-naleving van openbaarmakingvoorschriften en het belasten van een onafhankelijk orgaan met de uitvoering van wetgeving inzake partijfinanciering.
BELEIDSARTIKEL 7. INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) bijdragen aan een beter presterende en geloofwaardige overheid die bevordert dat gegevens omtrent de identiteit van burgers zorgvuldig worden vastgesteld, vastgelegd en gebruikt.
De beleidsfocus is gericht op alle burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stimulering van alle overheidsorganisaties – en in het bijzonder de Rijksoverheid – om ICT te benutten om te komen tot:
• een beter presterende overheid, een overheid die:
– Beter haar doelen bereikt (verbetering effectiviteit);
– Met lagere kosten (verbetering efficiëntie);
– Met minder bureaucratie en regelzucht;
– Op een dienstverlenende, vraaggerichte wijze, zodat burgers bedrijven en instellingen goed geïnformeerd eigen keuzes kunnen maken en zichzelf kunnen ontplooien;
• een overheid die persoonsgegevens zorgvuldig vaststelt, vastlegt en gebruikt;
• een overheid die in het gebruik van ICT en het daarbij behorende overheidsinformatiebeleid tot de koplopers in Europa behoort.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
7.2 | De Monitor Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening (nr. 4.) | Oktober 2004 | Februari 2005 | Afgerond |
7.2 | De Internetmonitor Overheidswebsites 2004 | Januari 2004 | Januari 2005 | Afgerond |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
7. Informatiebeleid Openbare Sector | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 38 052 | 136 934 | 109 299 | 120 783 | 115 941 | 51 053 | 64 888 |
Uitgaven | 45 470 | 107 663 | 93 618 | 85 041 | 96 965 | 67 109 | 29 856 |
7.1Apparaat | 3 367 | 3 600 | 2 373 | 2 412 | 3 169 | 2 199 | 970 |
7.2Publieke dienstverlening toegankelijkheid overheidsinformatie | 8 805 | 33 005 | 14 795 | 15 049 | 27 006 | 11 419 | 15 587 |
7.3ICT-infrastructuur binnen de openbare sector | 8 430 | 18 560 | 29 434 | 21 662 | 15 813 | 17 993 | – 2 180 |
7.4Reisdocumenten en GBAstelsel | 24 868 | 52 498 | 47 016 | 45 918 | 50 977 | 35 498 | 15 479 |
Ontvangsten | 60 950 | 49 045 | 53 671 | 42 344 | 48 086 | 28 596 | 19 490 |
Bij een vergelijking van de stand van de ontwerpbegroting 2004 met de uiteindelijke realisatie op artikelen 7.1, 7.2 en 7.3 valt een wezenlijk verschil te constateren. Dat meer is uitgegeven dan begroot hangt o.a. samen met de beleidsactiviteiten op het vlak van Open Standaarden en Open Source Software (OSOSS), Architectuur en Elektronische Gemeenten (EGEM) (7.2) en de Rijksproductencatalogus en het digitaal toegankelijk maken van de officiële publicaties zoals het Staatsblad, het Tractatenblad, de Staatscourant en kamerstukken (7.3). De meeruitgaven zijn deels verkregen uit de middelen voor de uitvoering van het Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen (de zogenaamde NAP-subsidies). De verantwoording voor deze gelden geschiedt via de begroting van het ministerie van Economische Zaken. In 2004 is ca. € 3,5 mln. vanuit het NAP toegevoegd aan artikel 7.2.
Daarnaast is bij Voorjaarsnota ca. € 6,8 mln. aan extra middelen aan artikel 7.2 toegevoegd voor het Programma Andere Overheid. Dit geld is voornamelijk besteed aan beleidsactiviteiten op het gebied van digitale identificatie DigiD (voorheen OverheidsToegangsVoorziening), Architectuur, Stroomlijning BasisGegevens (SBG)/«Eénmalige gegevensverstrekking», Transparantie overheidsinformatie en Administratieve Lasten(reductie) burgers.
Ook is in 2004 € 3 mln. toegevoegd aan artikel 7.2 voor de werkzaamheden ten behoeve van de invoering van het Burgerservicenummer (BSN). Het betreft hier bijdragen van de departementen OCW en VWS.
De meeruitgaven op artikel 7.1 (apparaat) zijn te verklaren doordat in de loop van 2004 zowel extra middelen zijn toebedeeld voor werkzaamheden in het kader van het programma Andere Overheid als voor de uitvoering van taken op het vlak van Innovatie die bij een BZK-interne reorganisatie verschoven van artikel 10.6 naar artikel 7.2.
Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2004 hebben een aantal mutaties plaatsgevonden. Zo is bij Voorjaarsnota 2004 het budget voor KOA (ad € 3,860 mln.) overgeheveld van artikel 7.2 naar artikel 7.4, ten einde recht te doen aan de nieuwe organisatiestructuur (overgang van directie IIOS van DGKB naar DGMOS).
Het verschil bij artikel 7.4 heeft betrekking op: Ten opzichte van ontwerpbegroting 2004 (raming € 28,596 mln.) zijn er veel meer paspoorten verkocht (€ 39,746 mln.). Dit werkt door aan zowel de uitgaven- als de inkomstenkant. Voor het overige zijn de kosten voor biometrie, modernisering GBA en kiezen op afstand binnen de beschikbaar gestelde middelen gebleven. Voor biometrie resteert nog een bedrag van € 1,5 mln., voor modernisering GBA resteert nog een budget van € 0,8 mln. (beiden aangemeld bij Najaarsnota 2004), voor Kiezen op Afstand resteert nog een budget van € 0,7 mln.
Het verschil bij de verplichtingen wordt veroorzaakt door dat in verband met een aanpassing in het administratieve systeem een aantal verplichtingen uit oude jaren opnieuw zijn opgevoerd. Dit heeft geen gevolgen voor de uitfinanciering zoals die in latere jaren reeds was ingebracht.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector | |
•Percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch kan worden afgehandeld (streefwaarde 45%) | Ja (realisatiewaarde 49%). |
•Percentage beschikbare elektronische formulieren (streefwaarde 60%) | Nee |
•Percentage verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen dat ontsloten is via een decentrale wettenbank (streefwaarde 50%) | Nee |
•Aantal elektronische transacties waarbij een door PKI ondersteunde elektronische handtekeningwordt gebruikt binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven (streefwaarde 50 000 meer dan in 2003) | Ja |
•Kiezen op afstand; experiment op 10 juni 2004 | Ja |
Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen | |
•Kwaliteitsniveau Overheidsportaal Overheid.nl (streefwaarde 7) | Nee |
•Kwaliteitsniveau Computer Emergency Response Team van de overheid GOVCERT.nl (streefwaarde 7) | Ja |
•Kwaliteitsniveau RYX (streefwaarde 7) | Meting heeft niet plaatsgevonden |
Operationele doelstelling 4 | |
•Modernisering GBA: in 2004 zullen de voorbereidingen worden getroffen voor de ontwikkeling van het startpakket | ja |
•Extern onderzoeken naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen voor de reisdocumenten bij gemeenten; | ja |
•Voorbereidingen biometrie | ja |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector.
De in de begroting voor 2004 vastgestelde doelstelling was een toegankelijke overheid met een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet het product maar de wensen van burgers en bedrijven centraal staan. Hiervoor zijn concrete streefwaarden geformuleerd.
Via het programma EGEM worden gemeenten ondersteund om, met de inzet van ICT, beter te presteren. Resultaten zijn onder andere het vaststellen van de uitgangspunten voor een gemeentelijke referentiearchitectuur, verzamelde «best practices» en «quick scans» bij gemeenten. Tevens is EGEM betrokken bij de ondersteuning van de invoering van de DigiD.
Via het programma e-Provincies is gestart met de ontwikkeling van standaarden die het mogelijk maken om elke overheidsdienst vanuit een van de bestaande productencatalogi te vinden. Korte termijn verbeterpunten voor de zoekmachine van overheid.nl zijn geïnventariseerd.
• Eind 2004 kon 49% van de totale publieke dienstverlening elektronisch worden afgehandeld. De begrotingsdoelstelling, dat minimaal 45% van de totale publieke dienstverlening elektronisch kan worden afgehandeld, is hiermee gehaald.
• Ten aanzien van de doelstelling dat eind 2004 60% van alle formulieren elektronisch beschikbaar zou moeten zijn moet worden opgemerkt dat gekozen is voor een andere meetmethode dan gebruikt bij de begroting van 2004. Dit om aan te sluiten op de bestaande monitor «Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening» teneinde consistentie aan te brengen in de communicatie over bereikte resultaten. Hierdoor is de referentiewaarde voor 2003 lager komen te liggen, op 23% (in plaats van 35%). Dit gezegd hebbende bedraagt het percentage elektronisch beschikbare overheidsformulieren voor burgers eind 2004 39% en voor bedrijven 36%. Er is dus sprake van een stijging ten opzichte van 2003 maar niet van het realiseren van de beoogde doelstelling.
• Voorgenomen was dat in 2004 vijf Innovatie-kanskaarten zouden worden uitgevoerd om de toegevoegde waarde van ICT in sectoren te verkennen. In 2004 zouden tenminste drie gesignaleerde kansen handen en voeten krijgen door middel van een pilotproject en/of verdiepingsstudie. De kanskaarten zijn inmiddels onderdeel van het Programma Andere Overheid en meer gericht op korte termijn «doorbraak»-oplossingen dan op langere termijn verkenningen. In 2004 zijn verkenningen afgerond naar de onderwerpen sociale cohesie, vergrijzing, brandweer en jeugdproblematiek (in het kader van Operatie JONG). De kanskaart brandweer krijgt een verdieping door middel van een uitgewerkt ontwerp voor de i-functie binnen de brandweer. De kanskaart JONG heeft geresulteerd in het kabinetsbesluit tot realisatie van een Verwijsindex Risicojongeren.
Met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en waterschappen is een standaard ontworpen voor het publiceren van geconsolideerde verordeningen op Internet. Met tien bestuursorganen is een convenant gesloten om deze standaard in de praktijk op bruikbaarheid te toetsen waarna in vijf gevallen werkende (test)versies gereed zijn gekomen in 2004. Op vergelijkbare wijze is voor een tiental bestuursorganen een standaard voor de publicatie van vergunningen opgesteld.
Er is een overheids-metadatamodel ontwikkeld, evenals een handboek, dat overheden helpt om dit model in de praktijk toe te passen. Daarnaast zijn zogenaamde Webrichtlijnen vastgesteld die waarborgen dat websites optimaal toegankelijk zijn voor gebruikers en zoekmachines. Het metadatamodel en de richtlijnen leiden ertoe dat overheidsinformatie beter vindbaar en toegankelijk is.
Voorzien was om de beleidslijn Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie in wetgeving te verankeren bij gelegenheid van de implementatie van de Richtlijn hergebruik overheidsinformatie. Eind 2004 heeft het kabinet besloten om Europese richtlijnen los van nationale beleidsvoornemens te implementeren.
De in de begroting 2004 vastgestelde doelstelling op het gebied van de toegankelijkheid (eind 2004 kan 50% van de verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen worden ontsloten via een decentrale wettenbank op Internet) is niet gehaald. Eind 2004 kon 30% worden ontsloten; dit was eind 2003 nog 13%. Eind 2004 publiceert 83% van de provincies 29% van de gemeenten en 16% van de waterschappen verordeningen op Internet. Totaal bedroeg het percentage bestuursorganen dat verordeningen publiceert 31 (in 2003 was dit 14).
Communicatie- en infrastructuur
In de begroting 2004 is opgenomen dat eind 2004 het aantal elektronische transacties waarbij een door Public Key Infrastructuur (PKI) ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt binnen de domeinen overheid – overheid en overheid – bedrijfsleven met 50 000 zal zijn toegenomen ten opzichte van 2003. In 2004 is het aantal transacties explosief gestegen (met ca. 35 mln. t.o.v. 2003) vanwege de overgang op PKI technologie bij berichtuitwisseling in het domein overheid/overheid. Het streven is om bij het gebruik van door PKI ondersteunde elektronische handtekeningen zoveel mogelijk gebruik te maken van PKI-overheidscertificaten. De relatief hoogwaardigere PKI overheid certificaten worden nog niet op grote schaal toegepast. Naar verwachting zal dit in de nabije toekomst plaats gaan vinden.
Het programma Architectuur van de Elektronische Overheid (ELO) was in 2004 gericht op de ontwikkeling van een planningsinstrument voor integratie van de planning van de afzonderlijke bouwstenen van de elektronische overheid, het ontwikkelen van een gestandaardiseerde basis voor een integratiearchitectuur van de Nederlandse Overheid en het uitvoeren van projecten die ketenproblemen aanpakken.
In het kader van de ontwikkeling van een gestandaardiseerde basis voor een integratiearchitectuur van de Nederlandse Overheid heeft het programma Architectuur van de Elektronische overheid bijeenkomsten met deskundigenpanels georganiseerd. De uitkomsten van die panels zijn enerzijds verwerkt in de notitie «Op Weg naar de Elektronische Overheid» die is aangeboden aan de Tweede Kamer, anderzijds in de beleidsverkennende notitie «Informatieverkeer in het publieke domein». Er zijn zeven praktijkprojecten uitgevoerd in verschillende ketens van gemeenten, sociale zekerheid, openbare orde en veiligheid en grensoverschrijdende samenwerking. In de ELO planning worden alle individuele planningen van alle e-government programma's bijeengebracht tot een integraal planningsinstrument.
In het kader van instrumentontwikkeling om toepassing van OSOSS intern te organiseren is een online catalogus voor open standaarden beschikbaar op de OSOSS website (www.ososs.nl). Op dezelfde website is een uitwisselingsplatform voor Open Source Software te gebruiken. Er zijn in 2004 diverse instrumenten ontwikkeld waaronder de handleiding «Van maatwerk tot Open Source Software». Door middel van OSOSS is advies op maat geleverd aan veel gemeenten, provincies, waterschappen en zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). De belangrijkste drempel voor acceptatie van Open Standaarden is (beschikking over de benodigde) kennis. Het programma OSOSS heeft in 2004 haar werkzaamheden dan ook toegespitst op het verspreiden van die kennis. Uit de resultaten van recent gepubliceerd (jaarlijks) onderzoek blijkt dat overheden op dit punt tevreden zijn over de activiteiten van OSOSS. Het gebruik van Open Standaarden neemt toe.
Halverwege 2004 is het Burgerservicenummer geïntroduceerd en is gestart met het opstellen van de benodigde specificaties voor bijbehorende informatiesystemen. Gelijktijdig is het wetgevingstraject in gang gezet, wat geresulteerd heeft in:
1. een architectuur voor het BSN-stelsel;
2. functionele specificaties voor de technische voorzieningen, in het bijzonder de overkoepelende beheervoorziening;
3. functionele specificaties van een belangrijk onderdeel van de vertrouwensfunctie, te weten de Landkaart en;
4. een wetsvoorstel dat in december ter advisering is voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), ACTAL (Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
In 2004 is overeenstemming bereikt tussen verschillende betrokken overheidsorganisaties over de invoering en de financiering van het Burgerservicenummer.
De in het programma Andere Overheid aangekondigde gemeenschappelijke authenticatievoorziening is in het laatste kwartaal van 2004 onder de naam Digid operationeel geworden. Met behulp van Digid kunnen burgers en bedrijven zich identificeren ten behoeve van het elektronische verkeer met de overheid.
Op grond van het Programma Andere Overheid is inhoud gegeven aan het principe van «éénmalige gegevensverstrekking» zodat aan burgers en bedrijven geen gegevens meer (mogen) worden gevraagd die al binnen de overheid beschikbaar zijn. Medio 2004 is de wetgevingsnota Basisregistraties (personen, bedrijven, gebouwen, percelen, adressen en een geografische basiskaart) aan de Tweede Kamer gezonden waarin voor elk van de zes bovengenoemde registraties een planning is gegeven en het wetgevingstraject is versneld.
Administratieve Lasten(reductie) Burgers
Om de doelstelling «reductie van de administratieve lasten voor burgers met een kwart voor het eind van 2007» te bereiken is het Programma Administratieve Lasten Burgers (AL-burgers) opgezet onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister voor BVK. Het maakt deel uit van het Programma Andere Overheid. Het Programma Administratieve Lasten Burgers legt de nadruk op het terugdringen van de administratieve lasten voor burgers, waarmee de kosten voor de burger om te voldoen aan de informatieverplichtingen, die voortvloeien uit regelgeving van de overheid, worden bedoeld.
In 2004 zijn nulmetingen naar de omvang van de administratieve lasten burgers bij acht ministeries en medeoverheden (provincies en gemeenten) gestart, welke nog niet zijn afgerond. De andere ministeries komen niet direct in aanmerking voor een nulmeting. In juni heeft een bijeenkomst plaats gevonden met de belangenorganisaties van burgers die getroffen worden door opeenstapelingen van regelingen, om de knelpunten vanuit de burgers zelf te inventariseren.
In het Burgerperceptieonderzoek – onderzoek naar regelingen die 80% van de administratieve lasten voor burgers veroorzaken en regelingen die bij burgers de meeste irritatie veroorzaken – zijn specifieke doelgroepen uitgelicht, zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, uitkeringsgerechtigden en vrijwilligers. Een eerste tussenresultaat van dit onderzoek is een selectie van wetten en regelingen waarvan door de ministeries de administratieve lasten gemeten zullen worden.
Om met de doelgroepen op structurele basis gedurende het traject te kunnen overleggen installeerde de minister voor BVK in november 2004 een Algemene Commissie van Belangenorganisaties van burgers. Deze commissie geeft ervaringen met administratieve lastendruk uit de dagelijkse praktijk weer.
Daarnaast is in 2004 het Meldpunt Administratieve Lasten Burgers ingericht, waarbij iedereen een melding over bureaucratische rompslomp of een idee om het te verbeteren kan aandragen. Het is tevens een instrument om de knelpunten rondom administratieve lasten te inventariseren.
Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen.
De afgelopen jaren is op het gebied van de elektronische overheid een groot aantal programma's gestart. Verschillende van die programma's hebben geleid tot de realisatie van overheidsbrede ICT-voorzieningen. Deze kregen in 2004 een structurele organisatorische inbedding binnen de Rijksoverheid waarbij de nadruk lag op het beheer en de instandhouding van de voorzieningen, op de optimalisering van de prestaties en het bevorderen van het gebruik. Het gaat hierbij om:
• het Kenniscentrum Elektronische Overheid (ELO);
• het overheidsportaal Overheid.nl;
• het Computer Emergency Response Team van de overheid: GOVCERT.NL;
• het Rijksoverheidsintranet RYX;
• het beleidsorgaan voor de PKI voor de Overheid, de Policy Authority PKI;
• de Handelingenbank, een instrument voor de selectie van overheidsarchieven en de ontsluiting van overheidsdocumenten.
Voor al deze voorzieningen zou op basis van een gedifferentieerde set van beschikbaarheids- output-, gebruiks- en tevredenheidsindicatoren een kwaliteitsindex worden ontwikkeld. De in de begroting voor 2004 vastgestelde doelstelling was voor drie van deze voorzieningen (te weten; Overheid.nl, GovCert en RYX) een continu kwaliteitsniveau van minimaal een zeven te realiseren op een schaal van één tot tien.
Activiteiten zoals in de begroting opgenomen zijn grotendeels uitgevoerd. Het kenniscentrum ELO heeft verder gebouwd aan de doelstelling het centrale kennispunt rond de elektronische overheid te worden waarbij de nadruk lag op kennisuitwisseling en – deling via de kennisbank, advisering en de organisatie van een aantal congressen en kennisbijeenkomsten waaronder het jaarlijkse Kennismarkt Elektronische Overheid. Ten aanzien van de adviesfunctie zijn minder vragen binnengekomen dan verwacht. De digitale kennisbank is uitgebreid met een Europese en internationale component.
De kwaliteitsindicatoren voor www.overheid.nl waren het aantal bezoekers, de toegankelijkheid, de tevredenheid en de output. Het aantal bezoekers steeg met ruim 40% tot 5,1 mln. Het gemiddelde eindcijfer voor de overige indicatoren komt uit op een 6,1, waarmee de doelstelling (7) niet is gerealiseerd. Ten aanzien van de website zijn voorbereidingen getroffen om het wettenbestand te kunnen uitbreiden met verdragen, beleidsregels, circulaires en de regelgeving van de zelfstandige bestuursorganen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. De kwaliteit en actualiteit van de almanak met overheidsorganisaties is verbeterd en uitgebreid met een ZBO-register. Door middel van een communicatieprogramma is het gebruik van de website bevorderd. Het in gebruik nemen van een eigen database met officiële publicaties en het vergroten van de gebruiksmogelijkheden hiervan is nog niet gerealiseerd. Ook is het verbinden van het overheidsloket met 2500 overheidsdiensten met de productoverzichten van gemeenten, provincies en waterschappen nog niet afgerond.
GOVCERT.nl (Government Computer Emergency Response Team) heeft zijn positie in 2004 versterkt. Het aantal deelnemers groeide gestaag. Uit het tevredenheidsonderzoek onder de deelnemers blijkt niet alleen dat de positie versterkt is binnen de overheid maar ook dat het steeds meer wordt gezien als dé organisatie voor informatiebeveiliging van en voor de overheid. Daarnaast is meer aandacht besteed aan uitbreiding van de dienstverlening naar de andere overheden, onder andere door middel van proefprojecten bij twee gemeenten, de Tweede Kamer en de Provincie Groningen. Deze vormen van samenwerking dragen bij aan het streven van GOVCERT.nl om de gehele overheid te bedienen.
Overleg met vertegenwoordigers van de deelnemers binnen de rijksoverheid over de structurele organisatorische ophanging en rechtsvorm van GOVCERT.nl heeft nog niet geleid tot een besluit.
De kwaliteitsindex, die naast tevredenheid ook beschikbaarheid en gebruik van diensten meet, gaf in juni 2004 7,8 aan, hetgeen ruim boven de streefwaarde voor 2004 ligt (7,0).
Het jaar 2004 heeft in het teken gestaan van het beheer en de exploitatie alsmede van het instandhouden van de huidige functionaliteiten van RYX. Dit doel is gerealiseerd. De tijd die gemoeid is met het onderbrengen van het technisch beheer bij Defensie Telematica Organisatie (DTO) heeft ertoe geleid dat de ontwikkeling van de kwaliteitsindex is getemporiseerd en meting in 2004 niet heeft plaatsgevonden. Dit doel is dus niet gerealiseerd. In 2004 is vastgesteld dat RYX in de huidige vorm geen toekomst heeft vanwege de verouderde techniek en beperkte functionaliteit. Een ontwerp van een nieuw RijksNet is voorbereid.
Sinds 2003 beheert de Policy Authority (PA) de toelatingseisen en basiscertificaten op basis waarvan burgers, bedrijven, instellingen en overheidsorganisaties een elektronische handtekening die voldoet aan de PKI eisen kunnen verkrijgen.
In 2004 heeft de Policy Authority twee nieuwe serviceproviders aangesloten waardoor de mogelijkheden tot aanschaf van PKI-overheidscertificaten zijn toegenomen. De dienstverlening door de PA wordt gemeten in beschikbaarheid van de website en in tijdsduur van afhandeling van aanvragen. Bij de uitgevoerde kwaliteitsmeting scoort de PA een 7,5
In 2004 heeft de PA twee nieuwe organisaties kunnen opnemen die nu gerechtigd zijn om certificaten volgens het PKI overheid model uit te geven: één overheidsorganisatie (het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, CIBG) en één marktorganisatie.
De inbedding van de PA in het agentschap BPR heeft in 2004 nog niet plaatsgevonden.
De stimulering van het gebruik en de verdere ontwikkeling van de Handelingenbank valt buiten het Programma Andere Overheid. Daarom is volstaan met het beschikbaar stellen van de programmatuur van de Handelingenbank op basis van Open Source. De programmatuur van de Handelingenbank is beschikbaar gesteld voor gebruik de website van het programma OSSOS.
Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoort wet en de wet GBA
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde | Realisatie |
1.klanttevredenheid. | 7,0 | 7,1 | Meting heeft niet plaatsgevonden |
2.GBA-audit: percentage van gemeenten die in één keer slagen. | 30% | 40% | Ja |
3.reisdocumentenaudit percentage gemeenten die slagen. | nog niet beschikbaar | nog niet beschikbaar | nog niet beschikbaar |
Kiezen op afstand1
De gestelde doelen voor 2004 in het kader van het project Kiezen op Afstand zijn gerealiseerd. Dat betekent dat er bij de verkiezing voor de leden van het Europees parlement twee experimenten zijn gehouden. De evaluatie van de experimenten heeft aangetoond dat de experimenten aan het gestelde doel (in casu het toegankelijker maken van het stemmen) hebben voldaan.
Daarnaast is conform de toezegging aan de Tweede Kamer op 17 november 2004 een experiment gehouden bij een herindelingverkiezing in de gemeenten Deventer en Bathmen. Conform het gestelde in de Experimentenwet Kiezen op Afstand zijn de experimenten geëvalueerd en de uitkomsten zijn in november 2004 aan de Tweede Kamer gezonden.
Gelet op de uitkomsten van de evaluaties is het voornemen om de experimenten te continueren. Richtpunt daarbij is de verkiezing in 2006 voor de gemeenteraden en de verkiezing in 2007 voor de Tweede Kamer.
Er is een aantal stappen gezet op weg naar een online GBA-stelsel, en het standaardiseren van de decentraal gebruikte GBA-systemen. Dit is echter een gefaseerd traject van 8 jaar (te rekenen vanaf 2001) en de einddoelstelling is zodoende logischerwijs nog niet gehaald.
Op basis van nader onderzoek en na overleg met gemeenten en afnemers is besloten tot de ontwikkeling van een Startpakket Gegevensverstrekking (SpG) en de bouw van een proof of concept Startpakket Actualisering (POC SpA). Het SpG stelt alle GBA-gegevens online ter beschikking; met de bouw van POC SpA wordt onderzocht of met SpA de beoogde verregaande standaardisatie van GBA-systemen bij gemeenten gerealiseerd kan worden. De migratie van het GBA-datatransport naar TCP/IP is succesvol verlopen; alle gebruikers (gemeenten en afnemers) zijn tijdig, dat wil zeggen voor 1 januari 2005, gemigreerd. Conform planning is sinds 1 november 2004 de Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) online beschikbaar gesteld.
Kwaliteit uitgifteproces en beveiliging uitgevende instanties
In 2004 is in lijn met de begroting gestart met het harmoniseren van de beveiligingseisen in de paspoortuitvoeringsregeling en de wet GBA. Daarnaast zijn externe onderzoeken uitgevoerd bij de gemeenten naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen. De uitkomsten van het onderzoek worden betrokken bij het ontwikkelen van een prestatie-indicator voor de reisdocumentenaudit. Beide activiteiten hebben bijgedragen aan het garanderen van de kwaliteit van het uitgifteproces en de beveiliging van de uitgevende instanties.
In 2004 is de praktijkproef gestart. Deze proef zal een half jaar duren, tot eind februari 2005. In de eerste helft van 2004 is de proef voorbereid in samenwerking met zes gemeenten, de huidige leveranciers van de reisdocumenten en een aantal biometrie-leveranciers. Op basis van deze proef kan beoordeeld worden welke gevolgen de invoering van biometrie zal hebben voor de uitgevende instantie en of het ontwikkelde biometrische reisdocument gelezen kan worden door verschillende leesapparatuur.
BELEIDSARTIKEL 9. GROTESTEDENBELEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Complete en vitale grote steden
De grote steden1 hebben een achterstand op het gebied van de veiligheid en sociale, fysieke en economische infrastructuur. Het doel van het grotestedenbeleid (GSB) in de periode 1999–2004 is om te komen tot een leefbare en veilige stad, die in fysiek, economisch en sociaal opzicht voldoet aan de – steeds hogere eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten nu en in de toekomst aan de stad stellen: een stad die sociaal, leefbaar en veilig is en kansen biedt aan burgers die kansen nodig hebben en ze ook daadwerkelijk benutten. Een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties, die werk biedt aan wie dat zoekt.
Dit uiteindelijke doel wordt geconcretiseerd in negen meetbare maatschappelijke doelstellingen die een indicatie geven van de achterstanden en aandachtspunten in de grote steden. In De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid (ECO GSB) en doelstellingen is de meest actuele stand opgenomen van deze meetbare doelstellingen
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
9.2 | Jaarboek 2003 | 2003 | 2004 | Gepubliceerd |
9.2 | Tussenevaluatie Expertteam | 2004 | 2004 | Afgerond |
9.2 | Procesevaluatie Experiment Drechtsteden | 2004 | 2004 | Afgerond |
9.2 | Eindevaluatie GSB II (stedelijke en rijkszijde) | 2004 | 2005 | Loopt |
9.2 | Pijlercoördinatie | 2005 | 2005 | Gepland |
9.3 | Eindevaluatie Onze buurt aan zet (onderdeel bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid en Leefbaarheid partiële GSB-steden) | 2004 | 2005 | Loopt |
9.3 | Eindevaluatie Digitale Broedplaatsen | 2004 | 2005 | Loopt |
9.2 | Eindevaluatie Expertteam | 2005 | 2006 | Gepland |
9.2 | Midterm review GSB III | 2007 | 2007 | Gepland |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9. Grotestedenbeleid | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 194 809 | 130 291 | 433 349 | 47 297 | 254 746 | 101 987 | 152 759 |
Uitgaven | 251 027 | 162 986 | 141 987 | 171 575 | 131 789 | 135 350 | – 3 561 |
9.1Apparaat | 3 626 | 3 600 | 4 224 | 4 446 | 4 218 | 3 600 | 618 |
9.2Faciliteren grotestedenbeleid | 3 134 | 30 994 | 4 444 | 7 072 | 3 216 | 3 715 | – 499 |
9.3Stimuleren grotestedenbeleid | 244 267 | 128 392 | 133 319 | 160 057 | 124 355 | 128 035 | – 3 680 |
Ontvangsten | 55 131 | 11 957 | 232 | 46 | 6 | 0 | 6 |
De budgetten van artikel 9 hebben ten opzichte van OW 2004 wijzigingen ondergaan:
• Van artikel 9.1 zijn o.a. afgeboekt diverse taakstellingen en het vertrek van een afdeling naar een ander DG. Bijgeboekt is o.a. een bedrag van artikel 9.2 voor bovenformatief personeel.
• Op artikel 9.2 is in 2004 een externentaakstelling ingeboekt en er is een overboeking gedaan naar art. 9.1 om de bovenformatieve personeelskosten te dekken. Deze waren in 2004 hoog vanwege de voorbereidingen die getroffen zijn voor de nieuwe convenantsperiode GSB III.
• Op artikel 9.3 is in 2004 een korting ingeboekt in het kader van de extra bezuinigingsronde in het voorjaar. Daarnaast is in 2004 veiligheidsgeld voor GSB III op de rekening geboekt, die vervolgens middels een intertemporele compensatie verdeeld is over de jaren 2005–2009.
Ten opzichte van de stand na tweede suppletore begrotingswet 2004 is er een tekort ontstaan op artikel 9.1 en 9.2. De overschrijding op artikel 9.1 en 9.2 wordt ruimschoots gecompenseerd door een forse onderschrijding op artikel 9.3. Per saldo onderschrijdt artikel 9 circa 1,4 miljoen euro. Reden voor deze onderschrijding ligt in de taakstellingen die zijn opgelegd bij kaderbrief 2005 van 3 miljoen euro. Deze taakstelling zorgt voor krappe GSB-budgetten voor de jaren 2005 en verder. Door middelen in 2004 vrij te spelen, wordt alvast vooruitgelopen op de taakstellingen waarmee GSB in 2005 wordt geconfronteerd.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 2: | |
Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid. | Gedeeltelijk |
Operationele doelstelling 3: | |
Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen. | Gedeeltelijk |
In de begroting van 2004 valt er onder operationele doelstelling 2 een achttal prestatie-indicatoren. Van niet alle van deze prestatie-indicatoren zijn de geformuleerde streefwaarden geheel gehaald. Deze worden hierna nader toegelicht.
De streefwaarde van deze operationele doelstelling is «verbetering van de situatie in 2004 aan het einde van de huidige convenantsperiode in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid». De actie die ondernomen is met de middelen die hangen onder deze operationele doelstelling is het uitbetalen van de subsidie aan steden. Dat is ook in 2004 weer gebeurd. Het daadwerkelijke effect zal in 2005, naar aanleiding van de verantwoording van de steden en de evaluatie van het Grotestedenbeleid blijken.
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid.
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde | Realisatie |
1. Monitoring en onderzoek GSB. | 1. GSB-monitor 2002 (Jaarboek GSB). | 1a. Jaarlijks uitbrengen en verbeteren van jaarboek GSB. | Ja |
2. Financiële verantwoordingen GSB en verantwoording over resultaten MOP's GSB II. | 2a. In 2001 is er geen sprake van geharmoniseerde verantwoordingen over regelingen in het GSB. | 2a. In 2004 leveren de pijlercoördinatoren tijdig geharmoniseerde verantwoor- dingsdocumenten per pijler t.b.v. de verantwoording 2003. | Nee. Het geharmoniseerd verantwoordingsdocument voor de sociale pijler is uiteindelijk in april 2005 naar de steden gestuurd. Voor de pijlers werk en economie en fysiek is besloten af te zien van een harmonisering gecoördineerd door BZK. Dit, omdat harmonisering tot verzwaring van de verantwoordingslasten zou leiden en door de steden als onwenselijk werd beschouwd. |
2b. In 2001 is er geen sprake van één (virtueel) loket voor beleidsinformatie en verantwoordingsinformatie. | 2b. In 2004 kan bij de indiening van de financiële verantwoording over 2003 en van beleidsinformatie gebruik worden gemaakt van een (virtueel) loket. | Nee. Nut en noodzaak van het Virtueel Loket zijn heroverwogen. Geconstateerd is dat een virtueel loket als systeem voor de uitwisseling van verant- woordings- en monitorinforma- tie voor GSB III geen toegevoegde waarde heeft. Het GSB III stelsel kent veel minder bureaucratie, en dergelijke informatie-uitwisseling tussen Rijk en Steden is tot een mini- mum beperkt. Met conventionele ICT-middelen (e-mail, website www.grotestedenbeleid.nl), wordt meer dan vol- doende efficiëntie in de info-uitwisseling bereikt. | |
2c. In GSB I geen verantwoording door de steden over outcomeresultaten op programmaniveau. | 2c. Op basis van het Plan van aanpak Beleidsmatige verantwoording GSB II leveren de G30 15 juli 2005 beleidsinformatie in bij Rijk t.b.v. van de verantwoording over de MOP's. | Ja. De voorbereidingen voor de beleidsmatige verantwoording van GSB II periode zijn conform planning verlopen. | |
3. Invulling budgettaire medeverantwoordelijkheid Minister voor BVK. | 3. Werking en informatieve waarde van het ECO in 2002. | 3. ECO als sturings- en informatieinstrument in 2004. | Gedeeltelijk. Het ECO is conform planning in 2004 vier keer opgesteld ten behoeve van de begroting, jaarverslag 2003 en de twee suppletores. De implementatie van het Plan van Aanpak ECO in de toekomst die voorzien was voor 2004 is uitgesteld. |
4. Beleids- en bestedingsruimte steden. | 4a. Grote verscheidenheid aan rijksvoorwaarden, beleidskaders en doelstellingen in 2003. | 4a. In 2004 één gezamenlijk geïntegreerd beleidskader t.b.v. GSB III. | Ja |
4b. (Vrijwel) niet gebundelde (veelal) op verschillende sturingsprincipes gestoel- de specifieke uitkeringen in 2003. | 4b. Ontschotting en bundeling van geldstromen door instellen van brede doeluitkeringen met ingang van 1–1-2005 in GSB III. | Ja, doch invoering met terugwerkende kracht na 1-1-2005 | |
4c. In 2003 is sprake van dubbele verantwoording door steden over GSB. | 4c. In GSB III geen dubbele verantwoordingsstructuur. | Ja | |
4d. Afronden van het wet- en regelgevingstraject in 2004. | Gedeeltelijk. De afronding van het wet- en regelgevingstraject is voorzien voor april 2005. | ||
5. Prestatieafspraken maken met de G30. | 5. Convenanten GSB II | 5. Afsluiten convenanten GSB III tussen de G30 en het rijk in 2004. | Voorbereidende werkzaamheden afgerond, ondertekening heeft evenwel plaatsgevonden in maart 2005. |
6. Facilitering van kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek in en tussen de grote steden. | 6. Het Expertteam GSB is in 2003 van kracht. | 6. Versnelling uitvoering GSB II. | Ja. Het Expertteam Grote- stedenbeleid is in de zomer van 2004 geëvalueerd. Steden waar het expertteam een opdracht uitvoert, of inmiddels heeft afgerond, zijn erg tevreden. Het expertteam levert een wezenlijke bijdrage aan versnelling van de uitvoering van GSB II in de steden. Op basis van de evaluatie is in september besloten het expertteam één jaar te verlengen; tot 1 januari 2006. Het expertteam zal zich in 2005 bezig gaan houden met het versnellen van het behalen van GSB IIIdoelen. |
7. Positionering GSB in Europees verband en coördinatie van Doelstelling 2 en Urban II. | 7a. Sinds 1997 staat stedelijk beleid op de Europese agenda. | 7a. In 2004 Nederland voorzitter EU. | Ja |
7b. Uitvoeringsconvenanten voor D 2 en Urban II uit 2000 en 2001 met afspraken tussen Rijk en steden. | 7b. Verdere coördinatie in 2004 van de programma's voor D 2 en Urban II. | Ja | |
8. Communicatie over GSB. | 8a. Tot en met 2003 is in GSB geen sprake van een gezamenlijke noemer voor het kabinet. | 8a. Het GSB in 2004 positioneren als kabinetsbreed beleid door te communiceren onder een gezamenlijke noemer. | Ja |
8b. In de huidige convenanten is geen communicatieparagraaf opgenomen. | 8b. In de nieuwe convenanten wordt een communicatieparagraaf opgenomen. | Ja |
2004 is het jaar geweest van het treffen van voorbereidingen voor de volgende convenantsperiode (2005–2009). In dit kader is er veel bereikt. In april is het beleidskader waarin de verscheidenheid aan beleidskaders en -doelstellingen voor de domeinen Sociaal, Integratie en Veiligheid, Fysiek en Economie zijn geïntegreerd bestuurlijk met de G30 vastgesteld. Op basis van dit geïntegreerde beleidskader zijn de steden vanaf april bezig gegaan met het opstellen van hun meerjarige ontwikkelingsprogramma's die in de zomer (in hun conceptfase) zijn beoordeeld door BZK. Vervolgens zijn de MOP's aangepast en aan de gemeenteraden voorgelegd. Eind 2004 zijn de definitieve MOP's ontvangen en beoordeeld. Op basis van deze MOP's zijn in maart 2005 convenanten gesloten met de 30 steden.
Het beleidskader is in 2004 vertaald in één monitor, die op drie momenten (eind 2005, midterm 2007, eindverantwoording 2010) verschijnt. Het aantal indicatoren waarop gemonitord wordt is fors verminderd en het proces van aanlevering van de gegevens is zoveel mogelijk gestroomlijnd.
De rijksbijdragen voor de jaren 2005 t/m 2009 zijn gebundeld in drie brede doeluitkeringen. Het Rijk is een meerjarige verplichting aangegaan voor deze middelen. De algemene maatregel van bestuur voor de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU-SIV) is in november in de Tweede Kamer voorgehangen. Deze BDU geeft de steden optimale beleidsruimte om de maatschappelijke doelen op de terreinen Sociaal, Integratie en Veiligheid te realiseren.
Verder is afgesproken dat de steden in 2010 eenmalig verantwoording afleggen over a) de rechtmatige besteding van de BDU-bijdragen b) de realisatie van de prestatieafspraken in het maatwerkconvenant. Een beleidsmatige verantwoording is niet nodig.
De afronding van het wet- en regelgevingstraject van de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV) is nog niet gereed. De AMvB die ten grondslag ligt aan de BDU SIV treedt naar verwachting in april 2005 in werking. Een en ander vertraagt echter het proces niet: de AMvB werkt met terugwerkende kracht en steden kunnen vanaf 1 januari 2005 werken met de nieuwe systematiek. Voor de BDU Fysiek geldt dat de ISV wet wordt aangepast. De inwerkingtreding van de AMvB over de verantwoording is gepland voor het najaar 2005. De AMvB voor de BDU Economie ligt op het moment van schrijven in het kader van een voorhangprocedure bij de Tweede Kamer.
Europees voorzitterschap (prestatie-indicator 7)
2004 was natuurlijk ook het jaar van het Europees voorzitterschap. Belangrijke evenementen in de voorbereiding waren een Internationale Conferentie in mei, «Europe Empowers cities» met name gericht op uitwisseling van best practices vanuit de stedelijke structuurfondsenprogramma's. In oktober werd in samenwerking met de Europese Commissie in Noordwijk de City Summit gehouden met 550 vertegenwoordigers van Europese steden en instellingen, waarin de Urban Audit werd gepresenteerd en werd gediscussieerd over de toekomst van stedelijk beleid in Europa.
Verder zijn onderzoeken afgerond naar het stedelijk beleid in de 25 Europese lidstaten, een onderzoek naar Kenniseconomie en de rol van steden daarin. BZK heeft tevens bijgedragen aan een Europese bewonersbijeenkomst, georganiseerd door het LSA, die een aantal concrete aanbevelingen heeft opgeleverd. Op 30 november werd een informele ministersbijeenkomst over stedelijk beleid gehouden. Alle door Nederland voorbereide conclusies zijn door de EU-lidstaten overgenomen. Zo werd over een politieke agenda 2005–2006 voor versterking van stedelijk beleid in de lidstaten overeenstemming bereikt. Ministers spraken af zich te richten op de beleidsinspanningen van de lidstaten, de samenwerking tussen de lidstaten en de stedelijke dimensie in het Europese beleid. De belangrijkste thema's hierin zijn steden als motoren van economische groei en als plaats waar sociale insluiting gerealiseerd moet worden.
Ook hebben ministers het startschot gegeven voor een pilot project voor het opzetten van een Europees kennisnetwerk. Het Luxemburgs voorzitterschap zal naast al genoemde activiteiten deze politieke agenda verder uitwerken door de ontwikkeling van een actieplan voor stedelijk beleid en het bevorderen van de discussie over de stedelijke dimensie in het Lissabon en Gothenburg proces.
2004 was ook het jaar waarin zowel Rotterdam als de G4 als collectief aangaven de grootstedelijke problematiek niet binnen de bestaande wet- en regelgeving op te kunnen lossen. Via het Actieprogramma «Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans» en de brief «Agenda Doorzettingsmacht G4» maakten de steden gebruik van de mogelijkheid lokale knelpunten bij het Kabinet neer te leggen. Het Rijk streefde in haar reacties naar passende soms juridische oplossingen voor de bovenmaatse grootstedelijke problematiek. De implementatie en juridische verankering van de toegezegde oplossingen worden in 2005 gecontinueerd.
Toetreding Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid
In november 2004 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die de toetreding van Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid per 1 januari 2007 verzoekt (Kamerstuk 21 063, nr. 31, Motie Bruls). De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd de Motie te zullen uitvoeren.
Er is in 2004 weer een Jaarboek Grotestedenbeleid uitgekomen waarin de meest actuele gegevens over de situatie in de grote steden zijn opgenomen. In 2005 zal de stand van de werking van het GSB II worden opgemaakt. De steden moeten medio 2005 hun verantwoording GSB II indienen, en ook zal er een beleidsevaluatie Grotestedenbeleid worden uitgevoerd. Eind 2005, begin 2006 zijn de resultaten hiervan bekend.
Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen.
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde | Realisatie |
Bijdrageregeling SIV G25 en de regeling Leefbaarheid partiële steden. | De situatie met betrekking tot sociale integratie en veiligheid respectievelijk leefbaarheid in 1998/1999 bij aanvang van de huidige convenantsperiode in de grote steden. | Verbetering van de situatie in 2004 aan het einde van de huidige convenantsperiode in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid. | Gedeeltelijk. De actie die ondernomen is met de middelen die hangen onder deze operationele doelstelling is het uitbetalen van de subsidie aan steden. Dat is ook in 2004 weer gebeurd. Het daadwerkelijke effect zal in 2005, naar aanleiding van de verantwoording van de steden en de evaluatie van het Grotestedenbeleid blijken |
BELEIDSARTIKEL 10. ARBEIDSZAKEN OVERHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het verbeteren van de kwaliteit van de collectieve sector door er voor te zorgen dat er enerzijds binnen een goed functionerende arbeidsorganisatie, tegen zo beperkt mogelijke kosten, voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is en anderzijds het vermogen om te moderniseren/verbeteren toeneemt.
De openbare sector is een arbeidsintensieve sector. De personele lasten op de Rijksbegroting van zowel actieven als inactieven zijn, met tientallen miljarden euro's, enorm. Ten einde de gevolgen van de vergrijzing betaalbaar te houden, alsmede het hoofd te bieden aan economische omstandigheden is stevig ingezet op een vermindering van kosten voor (pré-) pensioen en sociale zekerheid. Een meerjarige nullijn voor de lonen, evenals een activerend arbeidsmarktbeleid, zijn onlosmakelijk onderdeel van het beleid in 2004 geweest.
Vanuit de verantwoordelijkheid voor het beheer en de verdere ontwikkeling van het overlegstelsel is een start gemaakt met een Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) waarbij indringend wordt gekeken of ook de laatste verschillen tussen de ambtelijke rechtspositie en die van andere werknemers kunnen worden afgeschaft.
Het vraagstuk van analyse en oplossing van de arbeidsmarktproblematiek heeft toonaangevend op de politieke agenda gestaan. Onder meer als gevolg van de vergrijzing en de daarmee samenhangende vervangingsvraag waren de arbeidsmarktvraagstukken van de publieke sector onverminderd actueel. Om in een vergrijzend Nederland over voldoende gekwalificeerd personeel te beschikken dient de overheid niet alleen een aantrekkelijke werkgever te zijn. Ook de participatiegraad en arbeidsproductiviteit moesten sterk toenemen. Dit maakt dat, naast aandacht voor arbeidsvoorwaarden, arbeidsmarktvraagstukken, pensioenvraagstukken, vraagstukken rond de sociale zekerheid veel aandacht in 2004 is uitgegaan naar bedrijfsvoeringvraagstukken.
Integriteit binnen de publieke sector bleek een actueel vraagstuk mede als gevolg van diverse incidenten. Er is een actief en stimulerend integriteitbeleid vormgegeven en uitgedragen. Het vraagstuk van de topinkomens binnen de openbare sector is een gevoelig thema dat hoog op de politieke agenda stond. Het afgelopen jaar zijn, mede onder invloed van het programma Andere Overheid, activiteiten ontwikkeld ter bevordering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties, zijn activiteiten rond het benchmarken geïntensiveerd en is de zorg voor het invoeren van kwaliteitshandvesten toegevoegd. Daarnaast is de Internetspiegel «medewerkerstevredenheid» ontwikkeld.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
10.6: | Ontwikkeling en eerste uitvoering van tevredenheids-onderzoek/effectmeting bij o.a. sectoren en experts naar de prestatie van BZK | Januari 2004 | December 2004 | Gereed. |
10.6.a | TAO | December 2003 | April 2004 | Gereed |
10.6.b. | Functioneren CAOP | Januari 2004 | December 2004 | Gereed |
10.6.c. | Follow-up beloningsonderzoek 2003. Volumeontwikkeling in de sector Rijk | Januari 2004 | December 2004 | Over de follow-up van het Beloningsonderzoek 2003 is in september 2004 in de TAO 2005 gerapporteerd. |
10.6.d. | Aanpak en doorlooptijd onderzoek zal nader worden bezien. | Sinds medio 2004 vallen de activiteiten verbonden aan deze doelstelling onder artikel 7. |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10. Arbeidszaken overheid | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 28 334 | 24 091 | 34 685 | 27 386 | 82 129 | 88 308 | – 6 179 |
Uitgaven | 23 385 | 24 106 | 34 090 | 25 223 | 78 518 | 88 308 | – 9 790 |
10.1Apparaat | 15 454 | 14 538 | 23 577 | 11 727 | 11 335 | 12 660 | – 1 325 |
10.2Arbeidsmarkpositie collectieve sector | 282 | 554 | 2 881 | 5 889 | |||
10.3Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 360 | 6 696 | 6 746 | 6 799 | |||
10.4Nederlandse Presentatie in organen van de EU | 1 289 | 2 318 | 886 | 808 | |||
10.5Uitkeringsregelingen | 54 335 | 57 513 | – 3 178 | ||||
10.6Randvoorwaarden sectoren/overheid | 12 848 | 18 135 | – 5 287 | ||||
Ontvangsten | 413 | 5 513 | 8 074 | 402 | 1 897 | 619 | 1 278 |
Op artikel 10 heeft ten aanzien van operationele doelstelling 5 bij Voorjaarsnota een negatieve ramingbijstelling ad € 3 mln. plaatsgevonden voor de pensioenen die via de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) worden uitgekeerd.
Met betrekking tot doelstelling 6 heeft een verdeling van de PAO-gelden plaatsgevonden ad € 3,9 mln. Dit heeft geleid tot een verlaging op dit begrotingsartikel en verhogingen op artikelen elders in de begroting. Daarnaast is de onderzoeksvoorstelling eenmalig niet tot uitvoering gebracht waardoor € 0,5 mln. resteerde. Op deze doelstelling is de totale uitputting voor 2004 gunstiger uitgevallen doordat een groot aantal kleine projecten niet volledig tot betaling hebben geleid.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 5 | |
•Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven | Ja |
Operationele doelstelling 6 | |
•6.1 Voldoende gekwalificeerd personeel | Ja |
•6.2 Een goed functionerende arbeidsorganisatie | Ja |
•6.3 Tegen zo beperkt mogelijke kosten | Ja |
•6.4 het vermogen om te moderniseren/ verbeteren neemt toe | Ja |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 5: Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven
De instanties waaraan de uitvoering van de betreffende regelingen is uitbesteed zijn inhoudelijk en beleidsmatig ondersteund. Er zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld om de uitkeringen te kunnen doen.
De ministers van BZK en van Financiën hebben het verslag en de verantwoordingsstukken over het jaar 2003 van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), welke waren voorzien van een accountantsverklaring, medio 2004 goedgekeurd.
Operationele doelstelling 6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kaderstellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van de subdoelstelling 1 t/m 4.
Subdoelstelling 1: voldoende gekwalificeerd personeel.
De doelstelling voor 2004 was dat te allen tijde voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is binnen de collectieve sector. Aan deze doelstelling is, uiteraard zonder dat dit tot op het niveau van de afzonderlijke vacature is te waarborgen, voldaan. Nergens hebben zich sectorbrede arbeidsmarktknelpunten voor gedaan in 2004. Een belangrijke reden hiervoor is de oplopende werkloosheid die tot een beduidende toename van het aantal sollicitanten voor de collectieve sector heeft geleid. Er zijn in 2004 daarom geen specifieke acties ondernomen om de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever te laten toenemen.
Eind september 2004 kon worden vastgesteld dat de vacaturegraad ten opzichte van de situatie een jaar eerder licht is gestegen, maar nog altijd substantieel lager is dan de in de begroting genoemde streefwaarde (1,5%). Inmiddels is de berekening van de vacaturegraad gewijzigd.
Ten aanzien van het vergroten van de arbeidsparticipatie is een fiscaal ontmoedigingsbeleid gevoerd ten aanzien van het vervroegd uittreden via VUT/FPU. Ten aanzien van het vergroten van de arbeidsproductiviteit is onder andere een onderzoek naar de voor- en nadelen van prestatiebeloning gestart.
Over de Trendnota Arbeidszaken Overheid (TAO) zijn Kamerleden, wetenschappers en vertegenwoordigers van de arbeidsvoorwaardelijke sectoren geïnterviewd. De Trendnota wordt als een leesbare en informatieve nota gezien die een nuttige functie vervult. Het is de nota die in de volle breedte de ontwikkelingen van het overheidspersoneel in beeld brengt. Suggesties voor verbeteringen betroffen een nog wat scherpere aandacht voor de belangrijkste beleidskeuzes en het meerjarig presenteren van relevante cijfers waardoor specifieke ontwikkelingen nog beter zichtbaar worden.
Subdoelstelling 2: een goed functionerende arbeidsorganisatie.
Het ministerie van BZK levert jaarlijks bijdragen aan het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) voor de instandhouding van de overleginfrastructuur, en aan de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel (SCO) ten behoeve van een adequate invulling aan de taken van de centrales op dit terrein, het zogenaamde «vakbondstientje».
Het afgelopen jaar zijn met alle betrokken partijen verkennende gesprekken gevoerd over een nieuwe financieringsstructuur voor het CAOP met de intentie om in gezamenlijk overleg te komen tot een nieuwe bestendige financieringsstructuur voor het CAOP die aansluit bij de context waarbinnen het CAOP thans opereert. Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidiëring van het CAOP. Deze doelmatigheidsstudie is in december 2004 afgerond en heeft geleid tot het voornemen de overeenkomst en de bijbehorende subsidieregeling op te zeggen. Gewerkt wordt aan een aangescherpte nieuw vormgegeven regeling.
Ter ondersteuning van het arbeidsvoorwaardenvormingsproces heeft in 2004 periodiek afstemmingsoverleg plaatsgevonden tussen de CAO-werkgevers bij de overheid (Verbond Sectorwerkgevers Overheid). In 2004 is de totstandkoming van de stichting VSO voorbereid.
In februari 2004 is het voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet, die (mede)overheden verplicht tot het opstellen van gedragscodes en het voeren van een integriteitbeleid, aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 436).
In afwachting van het kabinetsstandpunt is de inventarisatie van het integriteitbeleid bij het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en politie is voor het zomerreces van 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd. In juni 2004 is een specifieke integriteitwebsite gelanceerd, die primair gericht is op functionarissen die integriteitbeleid binnen hun organisatie opzetten.
In het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van Europa is een internationale integriteitconferentie georganiseerd. Verder is op initiatief van Nederland, als voorzitter van de Europese Unie (EU), een «Ethics Framework» voor ambtenaren in en bij de EU aangenomen. Hierin staan de basiswaarden en normen die de lidstaten belangrijk vinden voor een goed functioneren van de openbare dienst en die dienen als instrument voor het ontwikkelen van gedragscodes in de lidstaten.
Subdoelstelling 3: Tegen zo beperkt mogelijke kosten.
De loonkosten voor het overheidspersoneel ontwikkelden zich in 2004 conform de afspraken die daarover door de betrokken partijen bij de start van het kabinet zijn gemaakt. Daarnaast was het streven gericht op de beheersing van de kosten van de sociale regelingen door een versobering van de vergoedingen bij ziekte.
Daarnaast speelden een rol het mislukken van het voorjaarsoverleg (mei 2004) en oplopende spanningen tussen vakorganisaties, werkgevers en kabinet een rol, waardoor in vrijwel heel Nederland het CAO overleg niet werd gestart of werd opgeschort tot november 2004, en het in het najaar bereikte Sociaal Akkoord (SA) over de beperking van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling voor 2004 en 2005.
a. beperken/beheersen loonkosten
De kabinetsbijdrage voor de overheidssectoren bedroeg in 2004 1,39%. Door het kabinet is afgesproken dat de sectoren bij hun arbeidsvoorwaardenonderhandelingen voor de contractloonontwikkeling dienden uit te gaan van de nullijn. De aanwending van de kabinetsbijdrage betrof daarom met name de bekostiging van de extra pensioenlasten en eventuele overige sociale lasten. Binnen de nullijn was het nog mogelijk om incidentele eindejaaruitkeringen gedaan in 2003 ook voor 2004 overeen te komen met de bonden. Van de kabinetssectoren heeft alleen de sector Onderwijs hiervan gebruik gemaakt.
Voor 2004 is in de sectoren de nullijn aangehouden waardoor de stijging van de loonkosten resulterend uit contractloon ontwikkeling beperkt konden worden gehouden. In dit jaar zijn slechts in drie overheids- of onderwijssectoren arbeidsvoorwaardenovereenkomsten gesloten. Keerzijde van de geringe bereidheid van de sociale partners om aan de onderhandelingstafel te verschijnen was dat de in het Sociaal Akkoord overeengekomen versoberingen nog niet zijn bekrachtigd in de sectorale arbeidsvoorwaarden.
Ten aanzien van het bereiken van de nullijn heeft het kabinet een strakke sturing gevoerd op de sectorale onderhandelingen. Deze sturing heeft geresulteerd in het voeren van bestuurlijke overleggen met de niet-kabinetssectoren en het ondersteunen van de sectoren bij de onderhandelingen. Hierdoor is voorkomen dat sectoren arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen zijn aangegaan waarbij het sectorale belang heeft geprevaleerd boven het kabinetsbelang, de nullijn.
b. Beperken/beheersen kosten voor pensioenvoorziening
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de loonkostenstijging bij de overheid in 2004 met name is veroorzaakt door de hogere werkgeversbijdragen voor pensioenpremies. Deze stijging van de premie vloeit voort uit het door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in 2003 ingediende en door de Pensioen- en Verzekeringskamer goedgekeurde herstelplan om de financiële positie te herstellen. Als gevolg van de lagere rente is de kostendekkende premie in 2004 gestegen.
In het kader van het Nederlands voorzitterschap van de EU is de houdbaarheid van publieke pensioensystemen in Europa hoog op de agenda gezet in 2004. Op verzoek van Nederland is onderzoek verricht naar de verschillende pensioensystemen in Europa, teneinde te komen tot een aantal mogelijke maatregelen om de houdbaarheid ervan te bevorderen. Bovendien leverde het onderzoek een aantal inzichten op. De belangrijkste conclusie is dat eindloonstelsels véél gevoeliger zijn voor looninflatie en vergrijzing dan middelloon- en premiestelsels. Inmiddels is het ABP overigens al overgegaan op middelloon.
Subdoelstelling 4: het toenemen van het vermogen om te moderniseren/verbeteren neemt toe.
Ter bevordering van de verspreiding en deling van kennis en ervaring over goede praktijkvoorbeelden op het vlak van innovatie en kwaliteitsverbetering werd de database goede praktijkvoorbeelden op de website www.publiekesector.nl aangevuld met circa 500 nieuwe voorbeelden. Daarnaast werd de 2e Nationale Conferentie Innovatie en Kwaliteit Publieke Sector georganiseerd, waar meer dan 1500 deelnemers ervaringen en kennis hebben uitgewisseld.
De uitkomsten van het internationale onderzoek naar de verschillen in publieke prestaties werd in september 2004 gepubliceerd. De vergelijking had betrekking op de 25 EU-lidstaten, de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het vormde een belangrijk gespreksonderwerp op de Europese conferentie in november voor de leden van de openbare dienst van de lidstaten.
In 2004 werd de Internetspiegel gelanceerd, een digitaal instrument waarmee overheidsorganisaties op eenvoudige wijze en tegen lage kosten via Internet de tevredenheid van medewerkers in kaart kunnen brengen. Inmiddels maken diverse ministeries en gemeenten gebruik van dit instrument.
Ten einde kennis voor beleidsvorming op het vlak van arbeidszaken binnen de overheid beter toegankelijk te maken voor de beleidsmedewerkers is in 2004 een start gemaakt met de ontwikkeling van een gebruikersvriendelijke kennis- en databank.
In 2004 zijn in het kader van Benchmarken de volgende benchmarkonderzoeken uitgevoerd: «Publiekszaken», «Openbaar Vervoer», «Belastingoverleg grote gemeenten», «Ondernemingsklimaat», «Ontwikkeling duaal dashboard voor gemeenten». Daarnaast zijn benchmarks gestart op het gebied van infrastructuur, inspectie en toezicht en reïntegratie. In juni 2004 verscheen het Handboek Prestatievergelijking (deel I) met daarin de Handreiking Prestatievergelijking en de Gids Prestatievergelijkingen en Benchmarks. In november 2004 werd de landelijke Benchmarkdag georganiseerd. Daarnaast werden er in 2004 vele presentaties, colleges en korte lezingen verzorgd voor een divers publiek. In 2004 is daarnaast gewerkt aan het onderzoek naar de haalbaarheid van de website www.watdoetjegemeente.nl. In september 2004 is de 3e ronde van de RijksbredeBenchmark van de uitvoeringsorganisaties gestart.
De 3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU (3QC, 15–17 September 2004)
Kwaliteitsverbetering van de publieke dienstverlening staat in alle EU lidstaten hoog op de agenda. Om een impuls te geven aan de kennisuitwisseling binnen de EU over actuele «best practices» in alle sectoren van de publieke dienstverlening is in 2004 de 3QC georganiseerd. De conferentie werd bijgewoond door 1300 mensen uit alle verschillende lidstaten en werd afgesloten met een positief evaluatieresultaat (score 3,94 op een schaal van 1 tot 5).
Op basis van de uitkomsten van de 3QC is een ministeriële EU Trojka georganiseerd. Onder voorzitterschap van de Minister van BVK hebben de ministers van Italië, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg het Memorandum of Understanding vastgesteld. Dit bevat concrete aanbevelingen om kwaliteitsverbetering van de dienstverlening binnen de EU nadrukkelijker op de kaart te zetten en onderdeel te maken van de realisering van de «Lissabon Agenda».
Op het gebied van innovatie hebben in 2004 een groot aantal ontwikkelingen en activiteiten plaats gevonden. Het programma Innovatie en Kwaliteit Publieke Sector is beëindigd en overgegaan in InAxis. InAxis levert inhoudelijke bijdragen aan het Innovatieplatform.
In 2004 rondde InAxis 22 experimenten uit 2003 af. Een onafhankelijke evaluatie toonde aan dat van de meeste experimenten de doelstellingen zijn gehaald. Ook is gebleken dat overdracht van innovaties sterker moet worden ontwikkeld. In 2004 begeleidde InAxis 14 andere experimenten en zijn in november 2004 nog eens 17 nieuwe experimenten (van de 61 aanvragen) goedgekeurd (zie ook www.inaxis.nl). In 2004 ontwikkelde InAxis overdrachtinstrumenten zoals een aanpak voor marketing van innovaties en een «community of practice». Een methodiek voor kenniscodificatie is in ontwikkeling.
InAxis publiceerde drie boeken in 2004: «Verbindend Leiderschap», «Ideeënmanagement» en «Shared services, nieuwe vormen van krachtenbundeling bij gemeenten».
Samen met de gemeentesecretarissen van de 100 000+ gemeenten ontwikkelde InAxis de innovatiemonitor (www.innovatiemonitor.nl), een in de praktijk beproefde methodiek voor benchmarking van organisaties op innovatiedruk, innovatiekracht, gerealiseerde innovaties en de bijdrage daarvan aan de prestaties.
BELEIDSARTIKEL 11. KWALITEIT RIJKSDIENST
1. Algemene beleidsdoelstelling
De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van het Rijk. De prestaties van het Rijk staan of vallen met de gemotiveerde inzet van mensen: de ambtenaren in dienst van het Rijk.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
11.2 | Onderzoek en vervolgonderzoek in/door/uitstroom | Juli 2003 | Juni 2005 | Afronding is voorzien in het eerste halfjaar 2005. |
Onderzoek en vervolgonderzoek Kwalitatief Mobiliteitsonderzoek | Juli 2003 | Juni 2005 | Einddatum is haalbaar, mede afhankelijk van externe factoren. | |
11.6 | Evaluatie convenant aanpak werkdruk, ziekteverzuim en (re)integratie van langdurig zieke werknemers en arbeidsgehandicapten in de sector Rijk. | September 2003 | Juni 2004 | Evaluatie is gereed. Het in 2004 afgesloten ARBO-plusconvenant richt zich op terugdringen van het langdurig ziekteverzuim. |
11.7: | Monitor Volumeontwikkeling Personeel Rijk | December 2003 | Mei 2006 | Nieuwe aanpak is in voorbereiding. Onderzoek is daarom jaar doorgeschoven. |
Monitor inhuur externen Rijk | December 2003 | Mei 2005 | Resultaten via het Sociaal Jaarverslag Rijk | |
[overgeheveld; voorheen 6.2]6.2 | Interdepartementale beleidsevaluaties | 2000 | Januari 2004 | Gereed. |
11.8 | Monitor op voortgang programma vernieuwing HRM-stelsel Rijk | Oktober 2003 | Maart 2004 | Gereed. |
Beloningsmonitor: stand van zaken van praktijk rond waarderen en belonen, enquête onder leidinggevenden en medewerkers. | Oktober 2003 | Maart 2004 | Gereed. | |
Via benchmarking tevredenheid onder medewerkers meten over hun werk, management, loopbaanperspectief. | 2003 | 2004 | Gereed. | |
Tevredenheid onder managers meten over de geboden ondersteuning van personeelsinstrumenten en personeelsadvies. | 2003 | 2004 | Gereed. | |
Tevredenheid onder directies P&O meten over de ondersteuning vanuit het concernniveau bij het verrichten van hun werk. | 2003 | 2004 | Gereed. |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11. Kwaliteit rijksdienst | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 55 842 | 68 794 | 76 729 | 78 077 | 74 030 | 119 420 | – 45 390 |
waarvan garantieverplichtingen | 0 | ||||||
Uitgaven | 53 858 | 64 167 | 71 175 | 76 226 | 69 617 | 119 420 | – 49 803 |
11.1Apparaat | 13 428 | 12 386 | 9 660 | 10 954 | 11 973 | 10 075 | 1 898 |
11.2Topmanagers rijksdienst | 882 | 756 | 1 116 | 2 104 | 3 022 | 6 209 | – 3 187 |
11.3Conc. arbeidsvoorwaarden sector rijk | 28 335 | 31 415 | 34 854 | 35 270 | |||
11.4Samenst. en effectieve org. Rijksector | 11 213 | 19 610 | 25 545 | 27 898 | |||
11.6Professionele en goede medewerkers | 43 256 | 85 521 | – 42 265 | ||||
11.7Functionerende organisatie | 332 | 0 | 332 | ||||
11.8Functionerende bedrijfsvoering | 11 034 | 17 615 | – 6 581 | ||||
Ontvangsten | 19 947 | 4 417 | 1 595 | 1 272 | 3 389 | 0 | 3 389 |
Bij Voorjaarsnota 2004 heeft een bijstelling ten aanzien van de arbeidsvoorwaardengelden plaatsgevonden ad € 30 mln. op artikel 11. In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2002–2003 zijn daarnaast enkele afspraken gemaakt met betrekking tot de Toelage Onregelmatige Diensten (TOD). Omdat een loonsomevenredige verdeling over de ministeries niet mogelijk bleek, is het in de CAO gereserveerde budget (ad € 21 mln.) op de begroting van BZK geplaatst en in 2004 is dit meerjarig herverdeeld over de ministeries naar rato van het aantal personen dat recht heeft op een TOD.
Vanwege het feit dat in 2004 geen CAO voor de sector Rijk tot stand is gekomen, laat het arbeidsvoorwaardenbudget een onderuitputting zien van € 45 mln. € 25 mln. hiervan is gemeld bij Najaarsnota en, nadat duidelijk werd dat ook in de laatste maanden geen afspraken meer konden worden gemaakt, is € 20 mln. niet tot betaling gekomen.
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
11.2 Kwaliteit topmanagement rijksdienst | |
•Advisering aan opdrachtgevers over selectie van topmanagers | Ja |
•Ontwikkelingstraject dat uitzicht biedt op ABD-functies (Kandidatenprogramma) | Ja |
•Ontwikkeling van managementvaardigheden van ABD-leden | Ja |
•ABD-Interim | Ja |
•Ontwikkeling en uitvoering van de ABD-schouw (voorheen TRP) | Ja/Gedeeltelijk (De uitvoering van de ABD-schouw is een tweeledig traject, enerzijds vinden jaarlijks de schouwgesprekken plaats die een rijksbreed beeld geven, anderzijds geeft het beeld een aanleiding tot acties die daaropvolgend uitgevoerd worden.) |
11.6: Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst | |
•Percentage allochtonen in het personeelsbestand = 9% | Ja, 8,8% (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004. |
•Gemiddelde leeftijd onder medewerkers bij het Rijk is 42 jaar | Ja, 42,37 jaar (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004 |
•Het ziekteverzuim is maximaal 6,5% | Ja, 6,4% (2003). Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004 |
•WAO-instroom is maximaal 1,01% | Ja, 0,6% in 2003 (747 mensen). Dalende trend is zichtbaar Cijfers 2004 komen in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004 |
11.7: Een goed functionerende organisatie | |
•ZBO's tegen het licht houden (6.2) | Ja, rapportage interdepartementaal beleidsonderzoek gereed gekomen in juli 2004 |
•Adviesraden tegen het licht houden | Gedeeltelijk, onderzoeken afgerond, thans kabinetsstandpunt in voorbereiding |
11.8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM functie | |
•Eind 2005 is een oplossing beschikbaar voor personeelsadministratie en salarisverwerking | Gedeeltelijk |
•Pilot benchmarken is uitgevoerd | Ja |
•Percentage medewerkers dat aangeeft per jaar tenminste een formeel gesprek te hebben gehad over functioneren/ ontwikkeling/resultaten, gekoppeld aan beloningsafspraken is 88%. | 79% (eind 2003) |
•Percentage concrete resultaatsafspraken is 68%. | 64% (2003). Toelichting en prestatiecijfers 2004 zullen worden behandeld in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2004 |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professionele en goed toegeruste topmanagers.
Prestatie indicator | Normwaarde | Realisatie 2004 |
Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/ markt. | 6:3:1 | 6:3:1 |
Management Development voor het Rijk
In november 2003 heeft het SG-Beraad ingestemd met het «Talent Review Process», dat op concernniveau en per departement moet leiden tot een stevige (gezamenlijke) basis voor een goed MD-beleid voor de middellange en langere termijn. Hieraan is invulling gegeven met de «ABD-schouw», waarbij de uitkomsten van de departementale personeelsschouwen inzicht hebben gegeven in het potentieel en de kwalitatieve en kwantitatieve behoeften op concernniveau. Het aanbod van ontwikkelactiviteiten vanuit het bureau ABD is hierop aangepast.
Voorts heeft het Kabinet in 2004 een aantal beslissingen genomen die betrekking hebben op de positie van de Topmanagementgroep. Bureau ABD heeft voorbereidingen getroffen om de uitvoering hiervan in 2005 gestalte te geven. Hierbij zijn de genomen beslissingen omtrent de arbeidsvoorwaarden in de werkgeversrol van de minister van BZK betrokken.
Kandidatenprogramma van start gegaan
Het collectieve deel van de eerste lichting van het kandidatenprogramma is in september 2004 afgrond. De individuele leerlijn kan dan nog doorlopen. Inmiddels zijn van de 55 kandidaten van de eerste en tweede lichting zijn 44 mensen van context veranderd, waarvan 14 in een ABD-functie. Najaar 2004 is de derde lichting gestart met 28 kandidaten.
ABD-Interim heeft de werkzaamheden gestart
De organisatie, financiering en infrastructuur van ABD-Interim is in 2004 gerealiseerd. Het design voor de pool heeft gestalte gekregen en de operationalisering, bemensing, exploitatie etc. is mede aan de hand van het businessplan van ABD-Interim vormgegeven. Aanvullend heeft het SG-beraad in december 2004 opdracht gegeven te streven naar een tiental vaste poolleden eind 2005. Ca. zestig personen hebben zich inmiddels aangemeld. Ruim 25 verzoeken om bemiddeling zijn gedaan. Twaalf contracten voor interimfunctievervulling zijn gesloten en zes verzoeken zijn onderwerp van gesprek.
Op het terrein van HRM maakt het Rijk de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling door naar een concernorganisatie. Daaruit is onder meer de behoefte ontstaan aan een structurele professionele advisering over managementontwikkeling vanuit een door het concern gedragen beleid: Concern MD.
Speerpunt van de activiteiten van Bureau ABD op dit terrein is in 2004 de verdere professionalisering van de ABD-schouw door verdere interdepartementale afstemming en samenwerking op het gebied van MD. Als onderdeel daarvan is een professionaliseringsprogramma gestart voor de MD-functionarissen van de departementen en van Bureau ABD.
Operationele doelstelling 6: Professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst.
Instroom, ontwikkeling en sociaal beleid
Ten behoeve van herplaatsingkandidaten is het samenwerkingsverband mobiliteitscentra opgestart. Eveneens zijn de circulaires en de digitale arbeidsmarkt aangepast om het zoekproces voor zowel werkgever als werknemer te vergemakkelijken en belemmeringen weg te nemen. Het traineeprogramma is doorgegaan. Met betrekking tot de digitale arbeidsmarkt is minder uitgegeven dan voorzien in verband met relatief weinig wervingsactiviteiten.
Het Ontwikkelplein is gerealiseerd en het aanbod aan opleidingen wordt via www.werkenbijhetrijk.nl aangeboden. Samenwerking tussen Rijksacademies is geworden tot de Alliantie, een inhoudelijk en bedrijfsmatig samenwerkingsverband. Het A&O fonds is gericht op innovatie. Door bezuinigingen en reorganisaties is vanuit de ministeries beperkt gebruik gemaakt om innovatieve projecten op te starten.
Er is in 2004 geen CAO tot stand gekomen. Met de bonden is wel een regeling op het gebied van sociaal flankerend beleid overeengekomen met als doel de in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken capaciteitsreductie dusdanig in te richten dat geen gedwongen uitstroom plaatsvindt. Ook is vooruitgang geboekt bij het vergroten van de efficiency bij de uitvoering van het arbeidsvoorwaardenbeleid door middel van harmonisering en vereenvoudiging van secundaire arbeidsvoorwaarden.
Operationele doelstelling 7: een goed functionerende organisatie
Ter uitvoering van een voornemen uit de begroting-2004 heeft het kabinet opdracht gegeven tot een interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandige organisaties op rijksniveau. Het daaruit voortgekomen rapport-Kohnstamm is in juli 2004 gepubliceerd. Het aangekondigde register van ZBO's was eind 2004 bijna gereed. In 2004 zijn volgens planning een tiental toezichtarrangementen via het instrument van zelfevaluatie doorgelicht en door de Ambtelijke Commissie Toezicht-II van een toets voorzien. Met de aangekondigde vereenvoudiging en versobering van het adviesstelsel is in 2004 een aanvang gemaakt. Eind 2004 was een beleidsverkennende notitie over de kennis- en adviesfunctie in voorbereiding.
Operationele doelstelling 8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM functie.
In juni 2004 is het eindrapport over de tweede meting van de monitor waarderen en belonen gereed gekomen (Beloningsmonitor). Het rapport geeft tevens de uitkomst van de eerste meting van de voortgang van het programma vernieuwing HRM-stelsel Rijk. De pilot Benchmark HRM Rijk is in april afgerond. Een besluit over het vervolg is opgeschort in afwachting van integratie met andere instrumenten.
In 2004 is een start gemaakt met de daadwerkelijke opbouw van P-Direkt. Een uniforme procesinrichting (gelijk voor alle ministeries) en het gebruik maken van internationale standaarden en best-practices zijn daarbij door de rijksdienst als uitgangspunten genomen. Gestreefd is zo veel mogelijk naar bruikbare, reeds werkende oplossingen binnen de rijksdienst, dit om versnelling te kunnen realiseren en desinvesteringen te voorkomen. Dit geldt voor de ICT-oplossing van het Ministerie van Financiën voor de onderdelen HR-systeem en salarisverwerking en het rijksoverheidintranet voor de datacommunicatie (RYX). Het belangrijkste continuïteitsrisico voor de ministeries, dat van de salarisverwerking, is afgedekt.
BELEIDSARTIKEL 14. TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) draagt bij aan het behoud c.q. vergroten van publieke waarde, dat wil zeggen het vermogen om publieke taken naar behoren uit te voeren, van politie, brandweer en rampenbestrijding.
Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) draagt bij aan het verwerven van inzichten naar de aard, oorzaak en gevolg van grote ongevallen en incidenten.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
14.1 | Als onderdeel van de rijksbrede evaluatie van de Kaderstellende visie op toezicht heeft de Inspectie OOV op basis van de bijbehorende checklist een zelfevaluatie uitgevoerd. | Sep 2003 | Apr. 2004 | De zelfevaluatie van de Inspectie OOV is in april 2004 aan de ACT II aangeboden. Begin 2005 wordt de eindrapportage van de ACT II verwacht. |
Evaluatie van de toepassing en instrumentarium van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR). | Apr. 2004 | Okt. 2004 | Op grond van de uitkomsten van de evaluatie is de toepassing en instrumentarium van de ADR aangepast. |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid ( in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 9 123 | 6 308 | 5 915 | 393 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 7 095 | 5 488 | 5 915 | – 427 |
14.1Inspectie | 3 208 | 3 565 | 3 440 | 125 | |||
14.2Ongevallenraad | 3 887 | 1 923 | 2 475 | – 552 | |||
Ontvangsten | 0 | 128 | 0 | 128 |
De verschillen tussen ontwerpbegroting 2004 en realisatie 2004 worden verklaard door de begrotingsmutaties, die bij eerste en tweede suppletore begroting 2004 hebben plaatsgevonden. Dit betreft voornamelijk de volgende onderwerpen:
De hogere uitgaven voor de inspectie OOV worden in hoofdzaak verklaard door:
• loon-en prijsbijstelling tranche 2004 (ca 0,045 mln.)
• versterking rijkstoezicht crisisbeheersing (ca 0,2 mln.)
De lagere uitgaven voor de OvV worden in hoofdzaak verklaard door:
• het niet realiseren van een crisis- en rampenorganisatiescenario alsmede het ontwikkelen van draaiboeken voor de opgeschaalde organisatie en rampenoefeningen ten behoeve van de OvV (ca 0,3 mln.)
• verrekening exploitatiekosten met de RvTV (ca 0,1 mln.)
Beleidsmatige toelichting | |
---|---|
Beleidsprestaties 2004 | Realisatie |
Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid | |
•Toezichtarrangementen en bijbehorend instrumentarium ontwikkelen ten behoeve van het inspecteren van de politie en de gemeentelijke brandweren. | Ja |
•Het toezichtinstrument zal (geheel of gedeeltelijk) in tenminste vier politiekorpsen worden beproefd. | Gedeeltelijk |
•Het toezichtinstrument zal bij een nader te bepalen aantal gemeentelijke brandweren worden beproefd. | Nee |
•In de regio's Twente, Brabant Zuid Oost, Utrecht, Groningen en Hollands Midden wordt, in samenwerking met andere betrokken rijksinspecties de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht. | Ja |
•De bestandsopname van het presterend vermogen van de politieonderwijsinstellingen wordt afgerond. | Ja |
•Diverse thematische onderzoeken op het terrein van politie, brandweer en rampenbestrijding. | Ja |
•De Inspectie OOV rapporteert over haar bevindingen aan de verantwoordelijke besturen, de betrokken organisaties en, door tussenkomst van de verantwoordelijke ministers, aan de Tweede Kamer. | Ja |
•De Inspectie OOV beschrijft haar activiteiten uitgebreid in het werkplan 2004 dat door de Minister van BZK, in overeenstemming met de Minister van Justitie, aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. | Ja |
Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid | |
•Doen van onderzoek en aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten. | Nee |
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
In 2004 heeft de Inspectie OOV het toezichtinstrumentarium verder ontwikkeld en in pilots beproefd. In twee pilots is het toezichtinstrumentarium van politiezorg op de aspecten «professionaliteit» en «integriteit» van de politie beproefd. Deze pilots worden begin 2005 afgerond.
Gegeven het aantal gemeenten en het aantal meetbare aspecten van de brandweerzorg is systematisch toezicht op de gemeentelijke brandweerzorg slechts in beperkte mate uitvoerbaar. Het toezicht op de brandweerzorg wordt gebaseerd op een systematiek waarbij op verantwoorde wijze keuzes gemaakt worden ten aanzien van de te inspecteren gemeenten en de onderwerpen waarop getoetst wordt. In 2004 is deze ontwikkeling gestagneerd, wat in hoge mate is veroorzaakt doordat de beschikbare capaciteit is ingezet voor het onderzoek naar de brand in de Koningkerk te Haarlem.
In samenwerking met de IGZ en de Inspectie VROM zijn de regio's Twente, Brabant Zuid Oost, Utrecht, Groningen en Hollands Midden met betrekking tot de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht. Dit heeft geleid tot aanbevelingen aan de verantwoordelijke besturen. Deze conclusies en aanbevelingen zijn voornamelijk gericht op het voor de rampenbestrijding meest kritische proces «melding en opschaling».
In 2004 is een aantal thematische onderzoeken verricht. Het thematisch onderzoek verschaft inzicht in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, rampenbestrijding, politiezorg en het politieonderwijs.
• «Vakbekwaamheid brandweerpersoneel»1. De Kamer is in september 2004 over de bevindingen geïnformeerd.
• «Paraatheid». Het rapport «Paraatheid»2 is in september 2004 door de Minister aan de Kamer aangeboden.
• «Werkend leren». Het onderzoek «Werkend leren» wordt begin 2005 aan de Kamer aangeboden.
• «Veiligheidsbewustzijn brandweerpersoneel». De rapportage wordt begin 2005 aan de Kamer aangeboden.
• «Bestandsopname Instituut voor de Basis Politiefunctie». Het rapport is in september 2004 door de Minister van BZK, mede namens de Minister van Justitie, aan de Kamer aangeboden3.
• Integraal toezicht jeugdzaken (synergie in toezicht). Het onderzoek heeft een doorlooptijd tot medio 2005.
• Informatie-uitwisseling politie, de Kamer wordt in februari 2005 over de bevindingen geïnformeerd.
Als onderdeel van de rijksbrede evaluatie van de Kaderstellende visie op toezicht heeft de Inspectie OOV een zelfevaluatie uitgevoerd. De zelfevaluatie van de Inspectie OOV is in april 2004 aan de Ambtelijke Commissie Toezicht II (ACTII) aangeboden. Begin 2005 wordt de eindrapportage van ACT II verwacht.
In 2004 hebben de Minister van BZK en de provincies afspraken gemaakt over afstemming en samenwerking bij het toezicht op de (voorbereiding van de) rampenbestrijding. Deze afspraken zijn in een protocol4 vastgesteld en door de Minister van BZK aan de Kamer aangeboden.
De Inspectie OOV heeft haar bevindingen in 2004 gerapporteerd aan de betrokken besturen, betrokken organisaties en, door tussenkomst van de verantwoordelijke ministers (van BZK en Justitie), aan de Tweede Kamer. De Inspectie OOV heeft haar activiteiten van 2004 beschreven in het jaarverslag 2004 dat begin 2005 aan de Kamer wordt aangeboden.
Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV)
Het Project onafhankelijk Rampen- en Ongevallen onderzoek (PRO) heeft in 2004 gestalte gegeven aan de wettelijke basis voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). De «Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid» is in 2004 geaccordeerd door de Eerste Kamer der Staten-Generaal en treedt op 1 februari 2005 in werking. De in deze wet vereiste ministeriële regeling is in voorbereiding. Daarnaast heeft het Project de logistieke voorwaarden verzorgd opdat de Raad, na formele installatie op 7 februari 2005, ook feitelijk van start kan gaan.
NIET-BELEIDSARTIKEL 12. ALGEMEEN
1. Algemene beleidsdoelstelling
Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van het ministerie. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een niet beleidsmatige activiteit verantwoord, namelijk de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis. Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.
Overzicht beleidsevaluaties | ||||
---|---|---|---|---|
operationele doelstelling | onderwerp | startdatum | (verwachte) einddatum | stand van zaken |
12.1 | Evaluatie VBTB | 1 januari 2004 | 1 juli 2004 | Afgerond |
Medewerkers/stakeholdersond. | 1 april 2004 | 1 juli 2004 | Afgerond | |
Ev. Formatieaanpassing DI | 1 april 2004 | 1 juli 2004 | In traject Leeuwensprong meegenomen |
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12. Algemeen | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 144 679 | 148 618 | 362 119 | 159 988 | 90 195 | 81 506 | 8 689 |
Uitgaven | 159 185 | 157 547 | 172 712 | 174 765 | 86 114 | 81 506 | 4 608 |
12.1Apparaat | 57 679 | 63 777 | 73 619 | 78 125 | 75 161 | 70 709 | 4 452 |
12.2bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 101 506 | 93 770 | 99 093 | 96 640 | 10 953 | 10 797 | 156 |
Ontvangsten | 310 127 | 4 349 | 9 765 | 13 547 | 4 781 | 983 | 3 798 |
In 2004 zijn onder meer middelen toegevoegd aan het apparaatsartikel voor de Centrale Staf (ca € 2,6 mln., eindejaarsmarge) en ter compensatie voor loon- en prijsstijgingen (ca € 1 mln.). Ook zijn bij Najaarsnota voor de overgang van taken naar de Gemeenschappelijke Diensten als gevolg van project Leeuwensprong middelen (ca € 1,8 mln.) overgeheveld van verschillende artikelen naar het apparaatsartikel. Ten behoeve van de nieuwe huisvesting van het ministerie zijn middelen (€ 1,2 mln.) gereserveerd voor latere jaren.
Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis
Met ingang van begroting 2004 zijn de middelen bestemd voor verschillende rechtspositionele regelingen op dit artikelonderdeel overgeheveld naar verschillende beleidsartikelen. Dit verklaart het verschil tussen de realisatie 2003 en de realisatie 2004.
3. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 1: Apparaat
De Centrale Stafdiensten (CS) kennen de volgende taken om het ministerie te ondersteunen in de uitvoering van haar beleidsactiviteiten: financiën, personeel en organisatie, informatievoorziening, voorlichting en communicatie, auditdienst en facilitaire zaken. Het streven hierbij is om deze taken zo transparant mogelijk uit te voeren, om zo verantwoording af te kunnen leggen naar de klanten van de CS en uiteindelijk naar het parlement.
Het jaar 2004 heeft voor de CS in het teken gestaan van een organisatiebreed verbetertraject waarin de verwezenlijking van de doelstellingen van operatie Leeuwensprong (verbetering van de bedrijfsvoering) centraal stond. Met de structuurwijziging van de staforganisatie die per 1 september 2004 heeft plaatsgevonden zijn de organisatorische randvoorwaarden gecreëerd om efficiëntere en effectievere samenwerkingsverbanden tussen lijn en staf op basis van dienstverleningsovereenkomsten, alsmede vernieuwde control- en sturingsmechanismen te realiseren.
Op 1 juli 2004 is de projectdirectie Nieuwe Huisvesting samengevoegd met de projectdirectie Nieuwbouw van het ministerie van Justitie en is de projectdirectie Nieuwbouw Justitie & BZK (PNJB) ingesteld. In 2004 is de ontwerpfase afgerond en het Definitieve Ontwerp (DO) geaccordeerd. Het DO vormt met de bijbehorende documenten de basis voor de volgende stappen in het proces dat op termijn moet leiden tot een moderne huisvesting voor beide ministeries.
Operationele doelstelling 2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis
Op grond van de Wet van 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, is een aantal uitgaven van H.M. de Koningin en wijlen H.K.H. Prinses Juliana ten laste van de BZK-begroting gebracht. Het betrof een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.
De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedroeg in 2004 € 10,769 mln. De subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam bedroeg € 0,184 mln.
Budgettaire gevolgen van beleid ( in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
13. Nominaal en onvoorzien | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 1 226 | 1 226 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 1 226 | 1 226 |
13.1loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 | – 2 |
13.2prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 38 | 38 |
13.3onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 1 190 | 1 190 |
Ontvangsten |
B4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF EN TOEZICHTSRELATIES/ZBO'S EN RWT'S
Jaarlijks wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf ingegaan op eventuele majeure wijzigingen in de organisatie van BZK. Daarnaast wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven. In deze mededeling wordt aangegeven in welke mate de processen binnen BZK worden beheerst en daarmee de departementsleiding in control is.
Op 1 september 2004 is de vernieuwde staforganisatie van start gegaan. Hiermee zijn de Gemeenschappelijke Diensten een feit en is tevens een einde gekomen aan het reorganisatietraject «Leeuwensprong». In de Gemeenschappelijke Diensten (GD) zijn vrijwel alle ondersteunende taken opgenomen ten behoeve van de departementale bedrijfsvoering. Zij leveren ondersteuning op het terrein van personeel, organisatie, facilitaire zaken, communicatie en informatie. Echter het wijzigen van de structuur is slechts een randvoorwaarde voor het verbeteren van de samenwerking en de kwaliteit binnen BZK. Ter ondersteuning van deze (cultuur)omslag is BZK gestart met het cultuurprogramma Leo; naar een resultaat- en omgevingsgerichte organisatie. De vernieuwde staforganisatie was ook aanleiding om de (her)inrichting van de control op centraal niveau (FEZC) en decentraal niveau (DG-control) op te pakken. In 2005 wordt dit voortgezet.
De bedrijfsvoering betreft alle bedrijfsprocessen – zowel de primaire processen als de processen die hiervoor faciliterend zijn – om beleidsdoelstellingen van BZK te kunnen realiseren alsmede de sturing en beheersing daarvan. Om de doelmatigheid van deze taak te waarborgen is binnen BZK een management controlsysteem ontwikkeld passend bij de specifieke beleidsterreinen en het sturingsmodel van BZK. Voorts is in 2004 door BZK een visie ontwikkeld op de inrichting van het beheer van de primaire en ondersteunende processen. Onder invloed van VBTB is het noodzakelijk aan te geven op welke wijze het realiseren van de (beleids) doelstellingen wordt gewaarborgd. Deze brede benadering wordt bereikt door invoering van procesmanagement. BZK omschrijft procesmanagement als de manier waarop de organisatie vanuit strategie en beleid haar processen identificeert, ontwerpt, beheerst en waar nodig verbetert of vernieuwt.
In het nieuwe management control systeem staan de VBTB-begroting en verantwoording centraal, alsmede de werkafspraken die iedere medewerker met zijn direct leidinggevende maakt, hierbij uitgaande van de afspraken die op het hoogste niveau tot stand zijn gekomen. Hierin begrepen zijn ook de werkafspraken tussen de SG en de DG's die in 2004 actief zijn gemonitord, als ook zijn gebruikt als referentiedocument voor de functioneringsgesprekken.
In 2004 zijn de werkzaamheden gericht op het verbeteren van de managementinformatie. Dit heeft geleid tot beheerrapportages, die inzicht geven in de stand van zaken op PIOFACH-gebied. Vanaf het eerste kwartaal 2005 zullen deze rapportages standaard verschijnen. Daarnaast zijn drie nieuwe instrumenten ontwikkeld: de visitatie, de preventieve doorlichting en de organisatiescan. Al deze instrumenten hebben tot doel de manager in de eigen specifieke situatie te ondersteunen. De visitatie betreft een collegiaal advies, de preventieve doorlichting gaat in op de eigen interne processen en sturing en biedt aangrijpingspunten voor de verbetering van de bedrijfsvoering en middels de organisatiescan wordt een «röntgenfoto» van de directie gemaakt. In 2004 is gestart met het verrichten van organisatiescans en preventieve doorlichtingen (pilots), resp. 6 en 2. In 2005 zal bij alle BZK-directies een organisatiescan worden uitgevoerd. Daarnaast worden in de komende 3 jaar alle BZK-directies doorgelicht.
Een belangrijk element van het management control systeem, nl. het risicomanagement, is bij BZK nog in ontwikkeling. Echter het risicodenken heeft in de bovengenoemde instrumenten al wel een plaats gekregen.
BZK is gestart met de digitalisering van de documenthuishouding (Digidoc). In 2004 zijn 20 directies op het Digidoc-systeem overgegaan. In 2005 volgen de overige directies (ca. 12). Naar aanleiding van het ontstaan van de Gemeenschappelijke Dienst zijn de belangrijkste financiële procesbeschrijvingen in 2004 herontworpen. Daarnaast zijn in 2004 voorbereidingen getroffen voor het afsluiten van de eerste dienstverleningsafspraken tussen de Gemeenschappelijke Dienst en haar klanten.
Mededeling over de bedrijfsvoering
In 2004 is op een systematische wijze een risicogerichte keuze gedaan uit de beschikbare instrumenten op gebied van financieel en materieel beheer en de monitoring van deze instrumenten. Dit heeft ook voor 2004 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen inzake het financieel en materieel beheer.
Het sturingsmodel van BZK voor 2004 onder meer bestaande uit: het systeem van begrotingswetten, de (tweewekelijkse) monitoring van de beleidsfiches op het niveau van bewindslieden, werkafspraken tussen SG en ministers, SG en DG's en DG's en directeuren, alsmede voortgangsrapportages op alle niveau's heeft in 2004 naar tevredenheid gewerkt.
Verder zijn de nieuw ontwikkelde control/onderzoeksinstrumenten (visitatie, preventieve doorlichting en organisatiescan) het afgelopen jaar geintroduceerd en geevalueerd. Deze zullen de komende jaren verder worden verankerd binnen de organisatie.
Aandachtspunten voor de bedrijfsvoering:
In 2004 heeft het sturingsmodel van BZK met de daarin verankerde checks and balances aangevuld met het systeem van begrotingswetten, werkafspraken en periodieke overleggen en rapportages op diverse niveau's binnen de organisatie gewerkt Daarin zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen.
In het jaar 2003 is een vertaling van de «Kaderstellende Visie op Toezicht» voor BZK gemaakt. In het jaar 2004 is vervolgens een start gemaakt met het opstellen van toezichtarrangementen conform deze visie voor de ZBO's en RWT's behorend bij het ministerie. Het jaar 2005 zal gebruikt worden om het traject toezichtarrangementen definitief af te ronden. Dit houdt in dat actiepunten volgend uit de samengestelde arrangementen opgepakt moeten worden. Daarnaast zal de BZK visie «Toezicht als onderdeel van de mededeling bedrijfsvoering» moeten worden aangescherpt. Tot slot zullen ook de interdepartementale ontwikkelingen op het gebied van Toezicht meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van het toezichtbeleid binnen BZK.
De samenvattende verantwoordingstaat van ZBO's en RWT's is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.
Informatiebeveiliging – interdepartementaal
De Algemene Rekenkamer heeft in het Rechtmatigheidonderzoek 2003 gerapporteerd dat zeven van negen onderzochte ministeries niet voldoen aan de eisen van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Op verzoek van de minister voor BVK heeft het Interdepartementaal Overlegorgaan Directeuren Informatievoorziening (IODI) een interdepartementale werkgroep samengesteld en de opdracht gegeven de ervaringen met het VIR binnen de Rijksdienst te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor de verbetering en vereenvoudiging van de uitvoering van het VIR onder het motto «meer eenvoud, meer focus». De werkgroep VIR presenteert in februari 2005 haar eerste bevindingen.
Informatiebeveiliging – departementaal
In het jaar 2004 lag de aandacht vooral op het vergroten van het bewustzijn in de organisatie dat goede informatiebeveiliging noodzaak is. Deze actie was vooral gericht op het verder verbeteren van de implementatie van de voorgeschreven baselinemaatregelen in de lijn. Als gevolg van de eerder genoemde reorganisatie in 2004 was het beleid rond informatiebeveiliging als posterioriteit benoemd. Beleid en baseline krijgen in 2005 daarom prioriteit. Daarnaast wordt geconstateerd dat er inmiddels op dit terrein verscheidene elkaar aanvullende regelingen van toepassing zijn (met name maar niet uitsluitend VIR, VIR-BI en WBP).
In 2004 is verder gewerkt aan de verbetering van de inkoopfunctie voor het kerndepartement. Door het uitvoeren van het Verbeterplan inkoop neemt het risico van het niet naleven van regelgeving met betrekking tot (Europese) aanbesteding behoorlijk af.
Op twee punten zijn nog aanvullende verbeteringen nodig. Dit betreft:
1. de inventarisatie van de inkoopbehoefte van het kerndepartement; de huidige procedure voorziet niet in een structurele inventarisatie van de inkoopbehoefte per af te nemen dienst. Op dit moment vindt door de Coördinerend Directeur Inkopen (CDI) een inventarisatie plaats van de inkoopbehoefte per dienst waar mogelijk op basis van de ontvangen bestedingsplannen.
2. het uitputten van afgesloten raamovereenkomsten voor wat betreft het kerndepartement; het gebruik van de raamovereenkomsten in 2004 lag nog niet op het beoogde niveau Dit komt doordat enkele raamovereenkomsten in het laatste kwartaal 2004 zijn afgesloten en er diverse lopende opdrachten waren. Voor 2005 worden maatregelen getroffen om het percentage uitputting raamovereenkomsten fors te verhogen.
Ter verbetering van het contractbeheer is in 2004 de opzet voor een centraal contractenregister voor het kerndepartement gereed gekomen, waarin zowel de centraal als de decentraal afgesloten contracten van het kerndepartement worden opgenomen.
Implementatie zal direct in 2005 worden gestart. Rijksbreed wordt in 2005 deelgenomen aan de interdepartementale contractenregistratie via RYX, het overheidsintranet. In dit register zal getracht worden om de batenlastendiensten mee te nemen.
In 2004 heeft het interne beheer binnen de KLPD veel aandacht gekregen. De benodigde implementatie en borging van de getroffen maatregelen, uit het in 2003 beëindigde verbeterplan, gestalte gekregen. Het onderhoud van de geïmplementeerde maatregelen zijn/worden in de onderhoudsorganisatie ondergebracht. Aangegeven is dat 2005 zal worden gebruikt om de restpunten af te wikkelen.
De problematiek omtrent de vertraagde levering van de bestelde helikopters heeft er toe geleid dat in 2004 een allonge is getekend waarbij is afgesproken dat uiterlijk op of vóór 1 maart 2005 er twee gecertificeerde helikopters ter acceptatie aangeboden moeten worden. Aan deze voorwaarden heeft de leverancier niet voldaan. Derhalve heeft KLPD stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden.
Belangrijke wapenfeiten verder zijn het operationeel gaan met PROMIS (het nieuwe netwerk), het inrichten van de payroll-module van SAP (waarmee in januari 2005 een eerste keer de salarissen van het KLPD personeel zijn berekend en uitbetaald), het in de planning en controlcyclus en de administratie opnemen van de onderdelen die per 1 januari 2004 tot de Nationale Recherche behoren.
Een belangrijk aandachtspunt blijft de naleving van de EG-aanbestedingsregels. Naast de reeds bekende onderwerpen als de onrechtmatigheid die het gevolg is van het, gedurende het aanbestedingstraject van de nieuwe uniformlijn, op voorraad houden van de oude kledinglijn (die overigens als oude fout worden aangemerkt) en het overbruggingscontract inzake de munitie, is uit een intern onderzoek van het KLPD naar voren gekomen dat mogelijk tot een bedrag van € 6,5 miljoen onrechtmatig is aanbesteed in verband met het homogene karakter van de thans nog individueel aanbestede goederen en diensten. Omdat de homogeniteit is bepaald aan de hand van de administratie zal de feitelijke mate van homogeniteit in de praktijk nog moeten worden vastgesteld.
Het overbruggingscontract groot € 3,8 miljoen (exclusief BTW) inzake de munitie was nodig omdat het gelet op de zorgvuldigheid niet mogelijk is gebleken om binnen de daarvoor beschikbare tijd (2 jaar) een nieuwe Europees aanbestede overeenkomst te realiseren. Het tijdelijk niet leveren van munitie vormde geen optie.
Voor het jaar 2004 betekent dit, dat bij de jaarrekening van het KLPD nog een accountantsverklaring met beperking moest worden afgegeven.
Het agentschap ITO is operationeel geïntegreerd met ISC. Voorwaarde hierbij is dat de ministeriële verantwoordelijkheid geborgd is. Daartoe is onder meer afgesproken om aparte financiële administraties in te richten voor ITO, ISC en C2000.
Operationele integratie levert op aantal terreinen voordelen op maar op andere terreinen ook nadelen. Voordelen vooral op het vlak van de dienstverlening bijvoorbeeld het realiseren van betere netwerkvoorzieningen, dubbel uitgevoerde rekencentrumfuncties e.d.
Nadelen vooral op het vlak van de managementinformatievoorziening, doordat het om duidelijk van elkaar verschillende organisaties handelt; ITO overwegend beheer (tarief gestuurd) en ISC overwegend ontwikkeling (bijdrage gestuurd). Het cost management, de control en het projectenbeheer bleken hiervoor in 2004 nog onvoldoende volgroeid om dit verschil op te vangen. Hoewel ultimo 2004 nog niet alle processen in voldoende mate worden beheerst , wordt binnen ISC/ITO wel met de nodige daadkracht gewerkt aan het wegnemen van de knelpunten. Het binnen ISC/ITO ingestelde audit committee speelt hierbij een belangrijke rol als bewaker van de projectdoelstellingen (toepasbaarheid, tijdigheid, kwaliteit).
Met betrekking tot de financiële kolom is een inrichtingsplan met de daarbij behorende functiebeschrijvingen opgesteld. In de loop van 2005 zal hieraan invulling worden gegeven.
Inmiddels is bekend geworden dat een klacht is ingediend bij de Europese Commissie (EC) over een Europese aanbesteding van ISC en ITO. De EC heeft bevestigd de klacht in onderzoek te nemen. Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht of en op welke wijze ontbinding van de mantelovereenkomst mogelijk is.
De zorg voor de rekencentrum functie van ITO is niet weggenomen. Op dit moment is namelijk niet duidelijk in hoeverre ISC, aan de vooravond van de migratie van de functies naar de nieuw ingerichte rekencentra van ISC, het risico op (productie) uitval en calamiteiten beheerst. De leiding is gevraagd om hier per omgaande inzicht in te verschaffen.
Samenvattende verantwoordingsstaat van ZBO's en RWT's
Onderstaand treft u aan de samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) van BZK.
ZBO's/RWT's | Beleidsartikel | Geraamd bedrag 2004 (x € 1 mln.) | Gerealiseerd bedrag 2004 (x € 1 mln.) | Verschil (x € 1 mln.) |
Kiesraad | 1. Grondwet & democratie | 0 | 0 | 0 |
Politieregio's | 2. Politie | 3 013,0 | 3 080,6 | – 67,6 |
Landelijke Selectie Opleidingen Politie (LSOP) | 2. Politie | 102,9 | 112,4 | – 9,5 |
Nederlands Instituut Brandweer Rampenbestrijding (Nibra) | 3. Rampenbeheersing & Brandweer | 6,7 | 7,5 | – 0,8 |
Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe) | 3. Rampenbeheersing & Brandweer | Geen | Geen | Geen |
Raad voor het KLPD | 2. Politie | 0,2 | 0,115 | 0,085 |
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) | 10. Arbeidszaken overheid | 48,9 | 49,6 | – 0,7 |
Stichting VUT-fonds | 10. Arbeidszaken overheid | Geen | Geen | Geen |
Commissie beheer DGVP* | 2. Politie | 0 | 0 | 0 |
* De DGVP gaat in beginsel uit van een kostendekkende premieheffing bij de politieambtenaren en de politieorganisaties. De uitgaven en de ontvangsten zijn budgetneutraal en dus in principe aan elkaar gelijk.
C.1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2004 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Departementale verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
Totaal | 4 898 607 | 4 966 858 | 210 866 | 5 597 388 | 5 108 359 | 300 887 | 698 781 | 141 501 | 90 021 | |
Beleidsartikelen | ||||||||||
1 | Grondweten democratie | 5 896 | 5 896 | 0 | 7 577 | 6 567 | 78 | 1 681 | 671 | 78 |
2 | Politie | 3 969 396 | 3 940 061 | 180 159 | 4 362 145 | 4 057 504 | 230 062 | 392 749 | 117 443 | 49 903 |
3 | Rampenbeheersing en brandweer | 137 462 | 138 854 | 250 | 165 042 | 156 629 | 3 308 | 27 580 | 17 775 | 3 058 |
4 | Partners in veiligheid | 222 130 | 257 305 | 0 | 318 157 | 298 876 | 7 066 | 96 027 | 41 571 | 7 066 |
5 | Nationale Veiligheid | 81 550 | 81 550 | 91 | 88 569 | 88 123 | 708 | 7 019 | 6 573 | 617 |
6 | Functioneren Openbaar Bestuur | 35 210 | 46 810 | 168 | 32 549 | 32 169 | 1 378 | – 2 661 | – 14 641 | 1 210 |
7 | Informatiebeleid Openbare Sector | 51 053 | 67 109 | 28 596 | 115 941 | 96 965 | 48 086 | 64 888 | 29 856 | 19 490 |
9 | Grotensteden beleid | 101 987 | 135 350 | 0 | 254 746 | 131 789 | 6 | 152 759 | – 3 561 | 6 |
10 | Arbeidszaken overheid | 88 308 | 88 308 | 619 | 82 129 | 78 518 | 1 897 | – 6 179 | – 9 790 | 1 278 |
11 | Kwaliteit Rijksdienst | 119 420 | 119 420 | 0 | 74 030 | 69 617 | 3 389 | – 45 390 | – 49 803 | 3 389 |
14 | Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 5 915 | 5 915 | 0 | 6 308 | 5 488 | 128 | 393 | – 427 | 128 |
Niet-Beleidsartikelen | ||||||||||
12 | Algemeen | 81 506 | 81 506 | 983 | 90 195 | 86 114 | 4 781 | 8 689 | 4 608 | 3 798 |
13 | Nominaal en onvoorzien | – 1 226 | – 1 226 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 226 | 1 226 | 0 |
C.2. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2004 VAN BATEN-LASTENDIENSTEN
Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Agentschap ITO | |||
Totale baten | 210 204 | 113 950 | – 96 254 |
Totale lasten | 208 704 | 114 371 | – 94 333 |
Saldo van baten en lasten | 1 500 | – 421 | – 1 921 |
Totale kapitaalontvangsten | 5 595 | 43 339 | 37 744 |
Totale kapitaaluitgaven | 14 905 | 47 403 | 32 498 |
Agentschap KLPD | |||
Totale baten | 407 347 | 430 296 | 22 949 |
Totale lasten | 407 259 | 437 499 | 30 240 |
Saldo van baten en lasten | 88 | – 7 203 | – 7 291 |
Totale kapitaalontvangsten | 46 013 | 24 465 | – 21 548 |
Totale kapitaaluitgaven | 75 906 | 36 846 | – 39 060 |
Agentschap BPR | |||
Totale baten | 49 977 | 63 381 | 13 404 |
Totale lasten | 50 219 | 61 758 | 11 539 |
Saldo van baten en lasten | – 242 | 1 623 | 1 865 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 298 | 298 |
Totale kapitaaluitgaven | 369 | 4 013 | 3 644 |
Agentschap CAS | |||
Totale baten | 6 830 | 7 364 | 534 |
Totale lasten | 6 830 | 7 386 | 556 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 22 | – 22 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 89 | 89 |
Totale kapitaaluitgaven | 900 | 852 | – 48 |
Agentschap IVOP | |||
Totale baten | 8 292 | 9 129 | 837 |
Totale lasten | 8 331 | 7 706 | – 625 |
Saldo van baten en lasten | – 39 | 1 423 | 1 462 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 33 | 33 |
Totale kapitaaluitgaven | 188 | 932 | 744 |
C.3. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2004
Saldibalans per 31 december 2004 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
1) | Uitgaven 2004 | 5 108 350 676 | 2) | Ontvangsten 2004 | 300 881 892 | |
3) | Liquide middelen | 99 948 | ||||
4) | Rekening-courant RHB | 4a) | Rekening-courant RHB | 4 794 931.841 | ||
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) | 4 727 736 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) | 17 364 627 | |
7) | Openstaande rechten | 7a) | Tegenrekening openstaande rechten | |||
8) | Extra-comptabele vorderingen | 16 116 735 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 16 116 735 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 9) | Extra-comptabele schulden | |||
10) | Voorschotten | 4 965 655 757 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 4 965 655 757 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 2 235 137 | 11) | Garantieverplichtingen | 2 235 137 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 4 320 555 479 | 12) | Openstaande verplichtingen | 4 320 555 479 | |
13) | Deelnemingen | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | |||
TOTAAL | 14 417 741 468 | TOTAAL | 14 417 741 468 |
Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2004
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 99 948 is als volgt opgebouwd:
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | € | 99 948 |
Totaal | € | 99 948 |
Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.
Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Het bedrag van € 4 727 736 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
a.Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD | € | 81 919 |
b.Te vorderen van ministeries en derden | € | 1 978 605 |
c.Intra-comptabele voorschotten | € | 843 592 |
d.Intra-comptabele debiteuren | € | 1 823 620 |
Totaal | € | 4 727 736 |
ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten
Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2004 op derden ontstane vorderingen die in 2005 en volgende jaren zullen worden geïnd.
ad b. Te vorderen van ministeries en derden
DGV heeft een bedrag van € 0,1 mln. te vorderen van de RGD. Het bedrag is dubbel betaald en wordt in 2005 geretourneerd door de RGD. Het saldo € 0,2 mln. van DGMOS betreft door te berekenen kosten 2004 van IVOP. Het saldo van P&O (ruim € 0,2 mln.) valt uiteen in twee stukken, namelijk € 50 000, die na een opgave van de USZO doorberekend wordt aan de desbetreffende onderdelen en een bedrag van € 0,2 mln., die betrekking heeft op voorgaande dienstjaren. Zodra de USZO aanvullende informatie heeft verstrekt worden de desbetreffende onderdelen waarschijnlijk in het eerst half jaar van 2005 doorberekend. De GD heeft een vordering van ruim € 0,6 mln.. Het bedrag bestaat uit diverse onderdelen. € 0,3 mln. betreft een verrekening met de RGD. € 0,1 mln. zijn kosten met betrekking tot FM-web. € 0,1 mln. zijn kosten gemaakt door project nieuwe huisvesting. Kosten van deze directie worden betaald door BZK en Justitie. Tevens is er een bedrag betaald door BZK van ruim € 0,1 mln. aan diverse kosten, zoals BHV, beveiliging, die mede doorberekend worden aan Justitie. De verrekeningen van de GD zullen begin 2005 plaatsvinden. € 0,7 mln. betreft een aantal nagekomen correcties van salarisbetalingen die ten laste van hoofdstuk 7 zijn geboekt. De bedragen worden begin 2005 overgeboekt door hoofdstuk 4.
ad c. Intra-comptabele voorschotten
De intra-comptabele voorschotten bestaan voor € 0,3 mln. uit verstrekte voorschotten vervoersplan en voor € 0,4 mln. uit voorschotten aan de USZO. De voorschotten vervoersplan worden in de eerste helft van 2005 verrekend met buitendiensten, HTM en NS en met de salarissen van het personeel. De voorschotten USZO worden in januari 2005 verrekend.
ad d. Intra-comptabele debiteuren
Een bedrag van € 0,6 mln. bestaat uit een 13-tal vorderingen van DGV. € 0,5 mln. heeft betrekking op de afrekening van projecten. Een kleine € 0,1 mln. betreft loonkosten in het kader van interim-functievervulling. De vorderingen worden in 2005 afgewikkeld. Een bedrag van € 0,2 mln. van DGMOS heeft betrekking op vorderingen op diverse ministeries in verband met project- en programma-uitgaven. De vorderingen van de GD, met een saldo van € 0,8 mln., hebben voor € 0,7 mln. betrekking op betaalde kosten voor FM-web en Emplaza. De kosten van Emplaza bestaan uit inhuur van externen, welke aan diverse ministeries zijn doorbelast. Het restant bestaat uit een aantal kleine betaalde kosten. De vorderingen zullen in 2005 afgewikkeld worden.
Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Het bedrag van € 17 364 627 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
a.Schulden kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD | € | 512 740 |
---|---|---|
b.Nog af te dragen loonheffing en sociale premies | € | 1 638 519 |
c.Overige intra-comptabele schulden | € | 15 213 368 |
Totaal | € | 17 364 627 |
ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten
Het betreft hoofdzakelijk de in de maand december 2004 ingehouden loonheffing en sociale premies van de AIVD, die in 2005 aan de betreffende instanties worden doorbetaald.
ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies
Het saldo van € 1,6 mln. bestaat voornamelijk uit bedragen die in januari 2005 worden afgedragen aan ABP.
ad c. Overige intra-comptabele schulden
Het saldo van DGKB bestaat onder andere uit een schuld van € 11,0 mln., hetgeen betrekking heeft op nog uit te keren EU-bijdragen, en een schuld van € 0,5 mln. aan nog uit te keren WOZ-kosten. Tevens moet er nog een verrekening plaatsvinden met hoofdstuk 2 (€ 3,0 mln.). Het betreft een schuld aan hoofdstuk 2 die begin 2005 zal worden verrekend. Het saldo van de GD bestaat uit € 0,1 mln. aan kosten met betrekking tot Interlab en € 0,3 mln. aan kosten met betrekking tot Emplaza. Het saldo van Emplaza betreft vooruit ontvangen bedragen van diverse ministeries, waarvan de facturen van de leverancier nog voldaan moeten worden. De facturen worden in 2005 verrekend.
Ad 8. Extra-comptabele vorderingen
Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen
Het saldo per 31 december 2004 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:
(x € 1) | Gemeenschappelijke Dienst | Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur | Directoraat-generaal Management Openbare Sector | Directoraat-generaal Veiligheid |
t/m '00 | 0 | 0 | 0 | 0 |
'01 | 10 332 | 71 835 | 664 431 | 11 380 |
'02 | 908 | 0 | 0 | 0 |
'03 | 79 393 | 84 463 | 142 654 | 40 104 |
'04 | 160 099 | 179 320 | 232 715 | 14 439 101 |
Totaal | 250 732 | 335 618 | 1 039 800 | 14 490 585 |
Gemeenschappelijke Dienst (incl. AIVD)
Het saldo bestaat voornamelijk uit een invordering van huur- en servicekosten van IVOP (€ 0,1 mln.), consultatiekosten ABD, beveiligingskosten en speeches van voorlichting.
Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
De vorderingen tot en met 2001 bestaan uit subsidies verstrekt aan Stichting Karel V, AOV en W. van Oranje, de vorderingen zijn in behandeling bij de Landsadvocaat. De vorderingen, ontstaan in 2004 ( € 0,3 mln.), worden (wederom) gerappelleerd.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
De vorderingen tot en met 2001 bestaan uit een vordering op NWO (€ 0,7 mln.), inzake de afwikkeling OOW/USZO. Onderzocht wordt of deze vordering terecht is. In 2001 is dit onderzoek gestart en is tot en met heden nog niet afgerond. De vorderingen van 2003 (€ 0,1 mln.) en 2004 (€ 0,2 mln.) bestaan onder andere uit vorderingen op het A&O-fonds en vorderingen op andere ministeries, betreffende loonkosten en projectbijdragen.
Directoraat-generaal Veiligheid (incl. C2000 en DGVP)
De openstaande vorderingen van 2001 (€ 11 380) en 2003 (€ 40 103) van DGV worden met ingang van 9 februari overgedragen aan de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) i.o. onderdeel van de directie Brandweer en GHOR. De vorderingen van 2004 (€ 0,7 mln.) bestaan voornamelijk uit een vordering van € 0,5 mln. aan de gemeente Lingewaard en € 0,1 mln. aan de gemeente Delft. De vordering op de gemeente Delft betreft een afrekening van een voorschot in het kader van het project Jeugd en Veiligheid. De gemeente Lingewaard heeft echter bezwaar gemaakt tegen de vordering betreffende de bommenregeling. De overige vorderingen zullen waarschijnlijk in 2005 worden afgehandeld. De vordering van DGVP (€ 11,2 mln.) betreft nog te ontvangen premies. De vordering van C2000 voor een bedrag van € 2,5 mln. betreft de voorfinanciering van de metrotunnel Amsterdam.
Ad 10. Openstaande voorschotten
Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten
De saldi van de per 31 december 2004 openstaande voorschotten en van de in 2004 afgerekende voorschotten worden hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:
Stand openstaande voorschotten per 31 december 2004 | ||||
---|---|---|---|---|
(x € 1) | Gemeenschappelijke Dienst | Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur | Directoraat-generaal Management Openbare Sector | Directoraat-generaal Veiligheid |
t/m '00 | 55 526 | 195 995 717 | 10 553 445 | 67 208 573 |
'01 | 175 463 | 5 759 963 | 9 920 115 | 48 743 718 |
'02 | 968 945 | 127 872 078 | 19 430 174 | 116 324 537 |
'03 | 12 315 843 | 163 070 748 | 62 819 837 | 208 880 423 |
'04 | 13 963 137 | 115 525 254 | 147 210 907 | 3 638 861 354 |
Totaal | 27 478 914 | 608 223 760 | 249 934 478 | 4 080 018 605 |
Overzicht afgerekende voorschotten in 2004 | ||||
---|---|---|---|---|
(x € 1) | Gemeenschappelijke Dienst | Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur | Directoraat-generaal Management Openbare Sector | Directoraat-generaal Veiligheid |
t/m '00 | 1 376 588 | 49 399 816 | 15 807 699 | 32 001 780 |
'01 | 803 750 | 1 163 198 | 29 209 422 | 25 122 361 |
'02 | 129 981 | 3 420 322 | 111 197 086 | 136 022 451 |
'03 | 1 401 354 | 11 796 352 | 73 200 226 | 3 373 197 420 |
'04 | 1 090 545 | 613 315 | 822 555 | 298 512 |
Totaal | 4 802 218 | 66 393 003 | 230 236 988 | 3 566 642 524 |
Gemeenschappelijke Dienst (inclusief Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
VNG klachtenvoorziening gemeenten | € | 0,05 mln. |
Totaal | € | 0,05 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Subsidie nationaal comité 4/5 mei | € | 0,1 mln. |
---|---|---|
Diversen | € | 0,1 mln. |
Totaal | € | 0,2 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Subsidie nationaal comité 4/5 mei | € | 0,1 mln. |
Kinderopvang | € | 0,3 mln. |
Forum democr.ontw. subsidie | € | 0,2 mln. |
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv. | € | 0,2 mln. |
IBAS vs Noordhoek Berendts TOX | € | 0,1 mln. |
Totaal | € | 0,9 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Voorfinanciering funct.kosten 2003 | € | 10,6 mln. |
Kinderopvang | € | 0,8 mln. |
USZO | € | 0,4 mln. |
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv. | € | 0,1 mln. |
Totaal | € | 11,9 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Voorfinanciering funct.kosten 2004 | € | 10,8 mln. |
---|---|---|
Kinderopvang | € | 0,8 mln. |
IMEC/KP 3e tranche/vs uitv. | € | 0,4 mln. |
Totaal | € | 12,0 mln. |
Voor bovenstaande jaren geldt dat na ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring, de voorschotten worden afgehandeld.
Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
werkgelegenheidsimpuls | € | 50,7 mln. |
---|---|---|
SIV | € | 103,3 mln. |
Urban | € | 27,2 mln. |
Totaal | € | 181,2 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Werkgelegenheidsimpuls | € | 1,1 mln. |
---|---|---|
Leefbaarheid/Soc. integratie | € | 4,3 mln. |
Totaal | € | 5,4 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Werkgelegenheidsimpuls | € | 6,2 mln. |
---|---|---|
Leefbaarheid/Soc. integratie | € | 118,5 mln. |
Totaal | € | 124,7 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Leefbaarheid/Soc. integratie | € | 121,2 mln. |
Werkgelegenheidsimpuls | € | 6,2 mln. |
Burgerparticipatie | € | 13,6 mln. |
Rietkerk | € | 14,4 mln. |
Totaal | € | 155,4 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Leefbaarheid/Soc. integratie | € | 90,2 mln. |
---|---|---|
Werkgelegenheidsimpuls | € | 6,2 mln. |
Politieke Partijen | € | 8,2 mln. |
Totaal | € | 104,6 mln. |
De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
Het bedrag vermeldt voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
CAOP | € | 4,4 mln. |
---|---|---|
APPA | € | 2,9 mln. |
A&O-fonds | € | 3,2 mln. |
Totaal | € | 10,5 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
ZVR | € | 0,1 mln. |
CAOP | € | 4,7 mln. |
A&O-fonds | € | 3,2 mln. |
Super pilots | € | 1,2 mln. |
Totaal | € | 9,2 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
Super pilots | € | 2,2 mln. |
VSO | € | 2,1 mln. |
APPA | € | 0,6 mln. |
A&O-fonds | € | 3,4 mln. |
IVOP | € | 5,0 mln. |
CAOP | € | 4,7 mln. |
Totaal | € | 18,0 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
ICTU | € | 10,7 mln. |
ZVR | € | 33,1 mln. |
APPA | € | 4,2 mln. |
Inaxis | € | 1,3 mln. |
A&O-fonds | € | 3,5 mln. |
CAOP | € | 4,7 mln. |
Super pilots | € | 1,5 mln. |
SVO | € | 2,1 mln. |
Totaal | € | 61,1 mln. |
Het bedrag vermeldt voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:
ICTU | € | 33,0 mln. |
ZVR | € | 34,8 mln. |
APPA | € | 3,4 mln. |
Subsidie SVO | € | 1,9 mln. |
Inaxis | € | 1,6 mln. |
A&O-fonds | € | 1,8 mln. |
CAOP | € | 4,7 mln. |
Super pilots | € | 1,6 mln. |
SAIP | € | 49,8 mln. |
IVOP | € | 10,0 mln. |
Totaal | € | 142,6 mln. |
De openstaande voorschotten worden afgerekend als er een goedkeurende accountantsverklaring is ontvangen of wanneer het dossieronderzoek is afgehandeld.
Directoraat-generaal Veiligheid
Het bedrag verstrekt tot en met 2000 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:
Rijksbijdrage aan Politieregio's | € | 1,8 mln. |
Subsidies gemeenten in kader van Jeugd en Veiligheid | € | 13,4 mln. |
Bommenregeling | € | 6,9 mln. |
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT) | € | 7,6 mln. |
LASER Uitvoering & Uitkering WTS | € | 33,3 mln. |
Totaal | € | 63,0 mln. |
Het bedrag verstrekt in 2001 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:
Rijksbijdrage aan Politieregio's | € | 12,8 mln. |
Subsidie aan gemeenten i.h.k.v. project Jeugd en Veiligheid | € | 1,6 mln. |
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT) | € | 4,7 mln. |
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling | € | 12,6 mln. |
Bommenregeling | € | 9,4 mln. |
LASER Uitvoering & Uitkering WTS | € | 2,5 mln. |
Bijdrage BRW & GHOR | € | 1,7 mln. |
Totaal | € | 45,3 mln. |
Het bedrag verstrekt in 2002 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:
Rijksbijdrage aan Politieregio's | € | 5,3 mln. |
Bommenregeling | € | 29,5 mln. |
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling | € | 16,6 mln. |
Donatie Volendam | € | 25,0 mln. |
Donatie Enschede | € | 11,8 mln. |
LASER Uitvoering & Uitkering WTS | € | 7,8 mln. |
Bijdrage BRW & GHOR | € | 6,7 mln. |
Totaal | € | 102,7 mln. |
Het bedrag verstrekt in 2003 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:
Rijksbijdrage aan Politieregio's | € | 35,2 mln. |
Rijksbijdrage aan het KLPD | € | 31,9 mln. |
Rijksbijdrage aan het LSOP | € | 11,3 mln. |
Bommenregeling | € | 27,3 mln. |
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling | € | 20,4 mln. |
Regieraad ICT Politie, ISC en CIP | € | 49,7 mln. |
LASER Uitvoering & Uitkering WTS | € | 3,3 mln. |
Bijdrage BRW & GHOR | € | 8,5 mln. |
Totaal | € | 187,6 mln. |
Het bedrag verstrekt in 2004 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:
Rijksbijdrage aan Politieregio's | € | 3 266,4 mln. |
Rijksbijdrage aan het KLPD | € | 91,4 mln. |
Rijksbijdrage aan het LSOP | € | 112,7 mln. |
Bommenregeling | € | 27,7 mln. |
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO regeling | € | 22,7 mln. |
Regieraad ICT Politie, ISC en CIP | € | 56,2 mln. |
Stichting CAOP | € | 4,3 mln. |
LASER Uitvoering & Uitkering WTS | € | 5,9 mln. |
Bijdrage BRW & GHOR | € | 14,5 mln. |
Totaal | € | 3 601,8 mln. |
De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.
Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen
Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen
Het bedrag van € 2 235 137 aan garanties is als volgt opgebouwd:
Garanties per 1 januari 2004 | € | 2 480 178 | |
Verleende garanties in 2004 | € | 0 | + |
€ | 2 480 178 | ||
Vervallen garanties in 2004 | € | 245 041 | -/- |
Totaal openstaande garanties per 31 december 2004 | € | 2 235 137 |
De garanties betreffen: hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2004 was de stand € 2,24 mln..
Ad 12. Openstaande verplichtingen
Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen
Het bedrag van € 4 320 555 479 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:
Verplichtingen per 1 januari 2004 | € | 4 107 790 964 | |||
Aangegane verplichtingen in 2004 | € | 5 597 379 352 | + | ||
€ | 9 705 170 316 | ||||
Tot betaling gekomen in 2004 | € | 5 108 350 676 | |||
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren | € | 276 264 161 | |||
€ | 5 384 614 837 | –/- | |||
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2004 | € | 4 320 555 479 |
Ad 13a. Tegenrekening deelnemingen
Op 4 december 2001 heeft de Ministerraad ingestemd met de Nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid (Tweede Kamer 2001–2002, 28 165 nrs. 1–2). De nota beschrijft het aandeelhouderschap van de Staat in het licht van beleidsmatige en maatschappelijke ontwikkelingen en heeft tot doel te komen tot een algemeen kader voor de aandeelhoudersrol van de Staat. Derhalve is besloten de aandeelhoudersrol van de Staat, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, te concentreren op het ministerie van Financiën. Als gevolg van deze nota is per 15 juli 2002 de deelnemingen in PinkRoccade NV en NV SDU overgedragen aan het ministerie van Financiën.
C.4 BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)
BPR beoogt de spil in de identiteitsinfrastructuur in Nederland te zijn. BPR ontwikkelt, beheert en innoveert daartoe bestaande en nieuwe infrastructuuronderdelen en zorgt voor een goede bediening van burgers, gemeenten en instanties met een publieke taak die van persoonsgegevens en persoonsgegevensdragers gebruik maken. Die infrastructuur is er voor een groot deel al en de kerntaken van BPR zijn dan ook het beheren van de twee basisvoorzieningen: de GBA en de reisdocumentenketen. Tot het kerntakenpakket worden ook twee taken gerekend die onlosmakelijk met goed beheer samenhangen: bediening van gebruikers en innovatie.
Eind 2004 is het agentschap BPR getoetst aan de aanvullende voorwaarden voor baten-lastendiensten. Het ministerie van Financiën heeft in januari 2005 een positief oordeel gegeven over het agentschap BPR. BPR heeft met de aangeleverde documenten aangetoond te voldoen aan de instellingsvoorwaarden. Aandachtspunten betreffen de rol van DGKB als opdrachtgever en eigenaar van het BPR en de doelmatigheidskengetallen. Beide punten zullen in 2005 worden opgepakt.
Binnen BPR zijn in 2004 met betrekking tot het financiële beheer verdere verbeteringen gerealiseerd. Mede in verband met de toetsing aan de instellingsvoorwaarden is de beschrijving van de Administratieve Organisatie (AO) in 2004 geactualiseerd en aangevuld. Verder is ten opzichte van vorig jaar een verbetering gerealiseerd waar het de naleving van de inkoopprocedures betreft.
Weerstandsvermogen | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) | 174% | 263% | 155% |
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Het eigen vermogen van BPR wordt door resultaatverdeling gelijk getrokken aan de maximale toegestane omvang. Het eigen vermogen (na resultaatbestemming) van BPR kent al enige jaren een omvang die gelijk is aan de gemaximeerde omvang. De materiële activa zijn niet gefinancierd met leningen. Er staan geen voorzieningen op de balans.
Liquiditeit | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Quick ratio | 1,26 | 1,61 | 1,27 |
De quick ratio is in 2004 lager dan de ratio in 2003. De omvang van de debiteuren en de liquide middelen ligt al jaren boven de omvang de van de crediteuren.
Het gerealiseerde saldo van baten en lasten bedraagt € 1,6 mln. In de ontwerpbegroting 2004 werd een beperkt tekort geraamd van € 0,2 mln. Het gunstigere resultaat is het gevolg van meer opbrengsten uit de reisdocumenten en het GBA-berichtenverkeer. De lagere opbrengst van het moederdepartement (€ 1 mln.) hangt samen met het feit dat het beschikbare budget voor het project Biometrie niet geheel is uitgeput. Een aantal activiteiten heeft minder gekost dan begroot of is vertraagd door het uitblijven van besluitvorming.
Meer informatie over de jaarverantwoording is te vinden op www.minbzk.nl.
2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004
Baten-lastendienst BPRGespecificeerde verantwoordingsstaat 2004 (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 10 581 | 9 521 | – 1 060 |
Opbrengst overige departementen | 0 | 0 | 0 |
Opbrengst derden* | 39 396 | 53 713 | 14 317 |
Rentebaten | 0 | 147 | 147 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Exploitatiebijdrage | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 49 977 | 63 381 | 13 404 |
Lasten | |||
*personele kosten | 4 189 | 4 341 | 152 |
*materiële kosten | 45 661 | 57 185 | 11 524 |
Rentelasten | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingskosten | |||
*materieel | 369 | 232 | – 137 |
*immaterieel | 0 | 0 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 50 219 | 61 758 | 11 539 |
Saldo van baten en lasten | – 242 | 1 623 | 1 865 |
Baten-lastendienst BPRKasstroomoverzicht voor het jaar 2004 (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 14 059 | 14 059 | 0 |
2.Totaal operationele kasstroom | 127 | 299 | 172 |
Totaal investeringen (-/-) | – 369 | – 542 | – 173 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 298 | 298 |
3.Totaal investeringskasstroom | – 369 | – 244 | 125 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)* | – 3 471 | – 3 471 | 0 |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | 0 | 0 | 0 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 0 | 0 | |
4.Totaal financieringskasstroom | – 3 471 | – 3 471 | 0 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 10 346 | 10 643 | 297 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
* aandeel van resultaat 2003 dat aan moederdepartement is uitgekeerd.
4. Balans per 31 december 2004
Baten-lastendienst BPR (in €1 000) | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 0 | 0 |
Materiële activa | 727 | 714 |
*grond en gebouwen | 0 | 0 |
*installaties en inventarissen | 727 | 714 |
*overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 5 625 | 3 928 |
Nog te ontvangen | 2 267 | 1 356 |
Liquide middelen | 10 498 | 13 948 |
Totaal activa | 19 117 | 19 946 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 4 681 | 7 984 |
*exploitatiereserve | 3 058 | 2 364 |
*verplichte reserves | 0 | 0 |
*onverdeeld resultaat | 1 623 | 5 620 |
Leningen bij het MvF | 0 | 0 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Crediteuren | 4 150 | 6 276 |
Nog te betalen | 10 286 | 5 686 |
Totaal passiva | 19 117 | 19 946 |
C.5 CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST (CAS)
De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, te weten Ministeries en Hoge Colleges van Staat, «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).
Als facilitaire dienst (+/- Shared Services Organisatie) op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.
De kerntaken van de CAS zijn:
A. Het bewerken en beheren van archieven van Ministeries en Hoge Colleges van Staat.
B. Het beschikbaar stellen van archieven van Ministeries en Hoge Colleges van Staat.
De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving, merendeels op basis van Raamconvenanten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.
Voor het jaar 2004 werden ruim 123 000 uren ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.
In het kader van de eerder genoemde dienstverlening, vallend onder de werking van de Raamconvenanten werden in het begrotingsjaar bijna 94 000 uren ingezet. Voor dienstverlening, niet vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden meer dan 29 000 uren ingezet, waarvan ruim 13 000 uren ten behoeve van beheersactiviteiten.
Weerstandsvermogen | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) | 100% | 100% | 89% |
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) | 55% | 45% | 22% |
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Liquiditeit | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Quick ratio | 1,00 | 0,99 | 0,75 |
Ad. A. Bewerken en beheren van archieven:
In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was in 2004 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen een bedrag van € 4,606 miljoen beschikbaar.
De realisatie bedroeg € 4,786 miljoen. Dit heeft een opdrukkend effect op het saldo aan verplichtingen t/m 2004 van € 1,565 miljoen
Er was € 0,954 miljoen begroot voor projecten die onder niet-convenantwerkzaamheden vielen, terwijl € 1,251 miljoen is gerealiseerd.
Ad.B. Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte aan Ministeries en Hoge Colleges van Staat:
De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven voor zorgdragers, de natuurlijke partner voor de convenantpartners zijn en blijven, als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan de bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer.
Er was een bedrag van € 0,746 miljoen begroot voor de omzet van de opslaghal; er is een omzet van € 0,811 miljoen gerealiseerd.
2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004
Baten-lastendienst CAS (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 4 606 | 4 786 | 180 |
Opbrengst overige departementen | 954 | 1 251 | 297 |
Opbrengst derden | 746 | 811 | 65 |
Rentebaten | 11 | 11 | |
Buitengewone baten | 279 | 279 | |
Exploitatiebijdrage | 524 | 226 | – 298 |
Totaal baten | 6 830 | 7 364 | 534 |
Lasten | |||
*personele kosten | 4 581 | 4 761 | 180 |
*materiële kosten | 1 904 | 1 953 | 49 |
Rentelasten | 15 | 15 | 0 |
Afschrijvingskosten | 330 | 262 | – 68 |
*materieel | 0 | ||
*immaterieel | 0 | ||
Dotaties voorzieningen | 0 | ||
Buitengewone lasten | 395 | 395 | |
Totaal lasten | 6 830 | 7 386 | 556 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 22 | – 22 |
Baten-lastendienst CAS (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 1 788 | 2 422 | 634 |
2.Totaal operationele kasstroom | 989 | – 570 | – 1 559 |
Totaal investeringen (-/-) | – 836 | – 699 | 137 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 |
3.Totaal investeringskasstroom | – 836 | – 699 | 137 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | – 89 | – 89 |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 89 | 89 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 64 | – 64 | 0 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | |||
4.Totaal financieringskasstroom | – 64 | – 64 | 0 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 1 877 | 1 089 | 788 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
4. Balans per 31 december 2004
Baten-lastendienst CAS (in € 1 000) | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 0 | 0 |
Materiële activa | 1 115 | 678 |
*grond en gebouwen | 22 | 8 |
*installaties en inventarissen | 651 | 565 |
*overige materiële vaste activa | 442 | 105 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 571 | 776 |
Nog te ontvangen | 337 | 86 |
Liquide middelen | 1 090 | 2 423 |
Totaal activa | 3 113 | 3 963 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 286 | 398 |
*exploitatiereserve | 308 | 307 |
*verplichte reserves | 0 | 0 |
*onverdeeld resultaat | - 22 | 91 |
Leningen bij het MvF | 183 | 242 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Crediteuren | 352 | 324 |
Nog te betalen | 2 292 | 2 999 |
Totaal passiva | 3 113 | 3 963 |
C.6 INFORMATIE- EN COMMUNICATIE TECHNOLOGIE ORGANISATIE (ITO)
De baten- en lastendienst ITO van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelt, implementeert en beheert besloten en bedrijfszekere informatie en communicatietechnologiediensten en draagt op die manier bij aan de de kwaliteit en effectiviteit van de sectoren Openbare Orde en Veiligheid.
In 2004 is het Verbeterprogramma Bedrijfsvoering ITO 2002–2003 afgesloten. Een eindrapportage is opgesteld. Enkele onderdelen van dat verbeterprogramma die nog niet waren voltooid, zijn opgenomen in het nieuw gedefinieerde Verbeterprogramma 2004–2005 ISC/ITO ter verdere professionalisering van de bedrijfsvoering in het algemeen en de management control in het bijzonder van de geïntegreerde ISC/ITO-organisatie.
Met dat nieuwe verbeterprogramma is in de zomer van 2004 een aanvang genomen. Tien deelprojecten zijn gedefinieerd en beschreven.
Het ITO rekencentrum is ultimo 2004 organisatorisch in belangrijke mate operationeel geïntegreerd in het nieuwe landelijke rekencentrum van ISC (Exploitatiecentrum Landelijke Applicaties) en vindt de aansturing van de activiteiten vanuit het ELA met ingang van 1 januari 2005 plaats. Gedurende de integratieperiode (lopend tot eind 2005) worden de diensten die eerder door het ITO-rekencentrum geleverd werden aangepast (dan wel opgehoogd) aan de gestelde kwaliteitseisen en het vastgestelde instapniveau.
De per 1 januari 2004 aangevangen operationele integratie tussen ITO en ISC heeft in de communicatie met derden geleid tot het naar buiten treden onder één handelsnaam «ISC». Het onderbrengen van activiteiten over 2004 in de juridisch gescheiden entiteiten ITO en ISC is achteraf juridisch afgehecht.
Operationele integratie levert op aantal terreinen voordelen op maar op andere terreinen ook nadelen. Voordelen vooral op het vlak van de dienstverlening, bijvoorbeeld het realiseren van betere netwerkvoorzieningen, dubbel uitgevoerde rekencentrumfuncties e.d.
Nadelen vooral op het vlak van de managementinformatievoorziening, doordat het om duidelijk van elkaar verschillende organisaties handelt; ITO overwegend beheer (tarief gestuurd) en ISC overwegend ontwikkeling (bijdrage gestuurd). Het costmanagement, de control en het projectenbeheer bleken hiervoor in 2004 nog onvoldoende volgroeid om dit verschil op te vangen. Hoewel ultimo 2004 nog niet alle processen in voldoende mate worden beheerst, wordt binnen ISC/ITO wel met de nodige daadkracht gewerkt aan het wegnemen van de knelpunten. Het binnen ISC ingestelde audit committee speelt hierbij een belangrijke rol als bewaker van de projectdoelstellingen (toepasbaarheid, tijdigheid, kwaliteit).
Weerstandsvermogen | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) | 6,6% | 75,9% | 75,9% |
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met langlopende leningen (%) | 124,9% | 94,8% | 24,8% |
Verloop voorzieningen | Nihil | € 2,525 mln. | € 3,306 mln. |
Het eigen vermogen van de baten- en lastendienst ITO bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat over het boekjaar. Het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2003 is in 2004 toegevoegd aan de exploitatiereserve. De ontwikkeling van het weerstandsvermogen is in bovenstaande tabel weergegeven.
Het besluit om met ingang van 2004 het ITO en ISC operationeel te integreren heeft in 2003 geleid tot een voorziening voor frictie- en integratiekosten van € 2,525 mln. Aan de voorziening operationele frictie- en integratiekosten is in 2004 € 1,775 mln. gedoteerd, opgebouwd uit een dotatie vanuit de middelen ITO van € 0,650 mln., een bijdrage van de Regieraad ICT-Politie van € 0,9 mln. en een dotatie voor de uitvoering van het verbeterprogramma 2004–2005 ISC/ITO van € 0,225 mln. Een vrijval van € 0,253 mln. betrof het deelproject «plaatsing medewerkers» waarvoor het in 2003 voorziene bedrag in 2004 niet tot besteding is gekomen. Over 2004 werd € 2,985 mln. ten laste van de voorziening gebracht. Ultimo 2004 resteerde € 1,062 mln., die zal worden aangewend voor onder meer de afronding van de onderbrenging van het rekencentrum ITO naar ISC en de uitvoering van het Verbeterprogramma ITO/ISC 2004/2005.
Om in 2005 te komen tot een uniform datatransportnetwerk zullen de ITO-dragerdiensten, die in 2004 zijn geëxploiteerd op het dragernet, in 2005 worden afgebouwd en worden omgebouwd naar de nutsvoorziening. De hiermee samenhangende kosten zijn in een voorziening opgenomen ter grootte van ultimo 2004 van € 2,544 mln. De nutsvoorziening vormt het ISC-datatransportnetwerk voor de korpsen.
In 2004 is een eenmalige bijdrage verkregen van de projectdirectie C2000 om de lening op de radiobediensystemen af te lossen. Dit hangt direct samen met de overdracht van de activapost van € 43,2 mln.
De investeringen over het jaar 2004 bedroegen totaal € 1,0 mln. Over 2004 bedroegen de totale afschrijvingskosten € 3,3 mln., waarvan € 1,4 mln. is toe te rekenen aan activa bij derden. De afname van de balanspost materiële vaste activa ultimo 2004 ten opzichte van ultimo 2003 wordt met name veroorzaakt door de overdracht van het economisch eigendom van de radiobediensystemen naar de projectdirectie C2000 voor € 43,2 mln. De hiermee samenhangende langlopende lening is in 2004 door een eenmalige bijdrage van de Projectdirectie C2000 volledig afgelost bij het Ministerie van Financiën.
Liquiditeit | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Quick ratio | 1,14 | 1,13 | 1,22 |
De liquiditeit ultimo 2004 gemeten in de vorm van een quick ratio (kortlopende vorderingen en liquide middelen ten opzichte van de kortlopende schulden) heeft zich in 2004 licht verbeterd ten opzichte van ultimo 2003. In 2005 zal periodiek een liquiditeitsprognose beschikbaar komen om tot een optimale aanwending van liquiditeiten te komen.
De vorderingen namen af van € 21,6 mln. ultimo 2003 tot € 10,1 mln. ultimo 2004. Deze daling is in belangrijke mate te verklaren door een strakker debiteurenbeheer en de afname van de ultimo 2004 nog te factureren posten.
De afname van de kortlopende schulden van € 38,1 mln. tot € 22,4 mln. is met name veroorzaakt door de afwikkeling van de schuldpositie aan de projectdirectie C2000 en een afname van het crediteurensaldo.
Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2004
Het boekjaar 2004 is met een negatief saldo van baten en lasten afgesloten van € 0,421 mln. Belangrijke factoren die van invloed zijn geweest waren de dotaties aan de voorzieningen voor totaal € 5,882 mln. Deze last bestond onder meer uit een dotatie aan de voorziening frictie- en integratiekosten van € 1,522 mln., een dotatie aan de voorziening verliezen projecten voor per saldo € 1,525 mln. en de kosten samenhangend met de af- en ombouw van Dragernet voor € 2,544 mln. Een positieve ontwikkeling deed zich voor bij de dienstenexploitatie, waar de dragerdiensten een eindresultaat realiseerden van ruim € 4 mln. In dit produktresultaat bedroeg het resultaat op JustieNet totaal € 3,8 mln.
De projectresultaten over 2004 zijn negatief afgesloten op € 0,4 mln. tegenover een begroot resultaat van nihil. Deze projectresultaten bestaan uit niet door te berekenen offertekosten van € 0,3 mln. en resultaten op afgesloten projecten van € 0,1 mln.
Het achterblijven van de gerealiseerde baten 2004 ten opzichte van de begroting 2004 is met name een gevolg van de overgang van de activiteiten van het project C2000 naar de projectdirectie C2000 binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit effect bedroeg totaal € 110,7 mln. De posten die onder de opbrengstcategorie «overige» in 2004 zijn verantwoord, zijn in de begroting 2004 verwerkt onder de categorie «opbrengst derden».
De verplichtingen die de uitvoering van het Sociaal Statuut met zich mee hebben gebracht, hebben over 2004 geleid tot een hoger aantal externe medewerkers dan begroot, waardoor de resultaten van de afdelingen een beperkte bijdrage aan het resultaat hebben geleverd. Door onder meer het beperkt uitvoeren van interne projecten en een strakke sturing op de ontwikkeling van de algemene en overhead kosten is ondanks het sociaal statuut het afdelingsresultaat afgesloten op € 0,965 mln. positief.
De rentebaten en -lasten vertoonden over 2004 een positieve ontwikkeling ten opzichte van de begroting 2004 door het wegvallen van de rentelasten op de langlopende lening voor de radiobediensystemen, die begin 2004 door een eenmalige bijdrage van BZK is afgelost.
Kort samengevat is het resultaat over 2004 als volgt opgebouwd:
Resultaat opbouw 2004 (x € 1 000) | Begroting 2004 | Realisatie 2004 |
Productresultaten | 4 087 | 4 827 |
Projectresultaten (excl. Voorzieningen) | 0 | – 410 |
Overige resultaten (w.o. afdelingen) | 0 | 883 |
Rentebaten en -lasten | – 2 587 | 161 |
Dotaties voorzieningen | 0 | – 5 882 |
Totaal | 1 500 | – 421 |
De jaarrekening ITO 2004 is in te zien op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties(www.minbzk.nl).
2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004
Baten-lastendienst ITO (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 117 858 | 18 459 | – 99 399 |
Opbrengst overige departementen | 17 774 | 18 368 | 594 |
Opbrengst derden | 74 347 | 28 534 | – 45 813 |
Opbrengst overig | 0 | 48 278 | 48 278 |
Rentebaten | 225 | 311 | 86 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 210 204 | 113 950 | – 96 254 |
Lasten | |||
*personele kosten | 68 495 | 61 171 | – 7 324 |
*materiële kosten | 122 959 | 43 895 | – 79 064 |
Rentelasten | 2 812 | 150 | – 2 662 |
Afschrijvingskosten | 8 538 | 3 273 | – 5 265 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 5 882 | 5 882 |
Buitengewone lasten | 5 900 | 0 | – 5 900 |
Totaal lasten | 208 704 | 114 371 | – 94 333 |
Saldo van baten en lasten | 1 500 | – 421 | – 1 921 |
Baten-lastendienst ITO (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 11 451 | 21 418 | 9 967 |
2.Totaal operationele kasstroom | 7 500 | – 213 | – 7 713 |
Totaal investeringen (-/-) | – 7 645 | – 1 007 | 6 638 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 150 | 43 339 | 43 189 |
3.Totaal investeringskasstroom* | – 7 495 | 42 332 | 49 827 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 7 260 | – 46 396 | – 39 136 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 5 445 | 0 | – 5 445 |
4.Totaal financieringskasstroom* | – 1 815 | – 46 396 | – 44 581 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 9 641 | 17 141 | 7 500 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
* De totale investeringskasstroom en financieringskasstroom hangen met name samen met de overgang van het economisch eigendom van de radiobediensystemen naar de projectdirectie C2000. De aflossing van de lening voor de radiobediensystemen is tot stand gekomen door een eenmalige bijdrage van de projectdirectie C2000.
4. Balans per 31 december 2004
Baten-lastendienst ITO (in € 1 000) | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 0 | 0 |
Materiële vaste activa | 4 517 | 50 122 |
*meubilair en stoffering | 62 | 103 |
*technische installaties | 465 | 502 |
*gebouwen/verbouwingen | 534 | 237 |
*voertuigen | 195 | 474 |
*telefoon e.a. verbindingsapparatuur | 534 | 260 |
*autmatiseringsapparatuur en software | 288 | 1 049 |
*overieg apparatuur, installaties, etc. | 1 652 | 14 |
*activa bij derden | 465 | 2 695 |
*radiobediensystemen | 0 | 43 176 |
*activa in uitvoering | 322 | 1 612 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 8 608 | 15 055 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 1 535 | 6 553 |
Liquide middelen | 17 142 | 21 420 |
Totaal activa | 31 802 | 93 150 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 5 639 | 6 060 |
*exploitatiereserve | 6 060 | 571 |
*onverdeeld resultaat | – 421 | 5 489 |
Voorzieningen | 3 606 | 2 525 |
Langlopende schulden | 200 | 46 497 |
Kortlopende schulden | 22 357 | 38 068 |
*crediteuren | 3 748 | 12 719 |
*kortlopende schuld BZK en derden | 3 804 | 9 532 |
*saldo projecten vooruitontvangen | 7 011 | 5 061 |
*overige kortlopende schulden en overlopende passiva | 7 794 | 10 756 |
Totaal passiva | 31 802 | 93 150 |
C.7 INFORMATIEVOORZIENING OVERHEIDSPERSONEEL (IVOP)
Het agentschap IVOP heeft een uitvoerende taak voor het Samenwerkingsverband IPA-salarissysteem, zowel op het gebied van onderhoud en beheer, als op het gebied van exploitatie van de salarisverwerking en personeelsinformatievoorziening voor beheer- en beleidsdoelstellingen.
De kosten van het onderhoud en beheer worden door IVOP integraal in rekening gebracht bij de gebruikers van de systemen.
Deze taken zullen per 1 januari 2007 worden overgenomen door het op te richten Shared Service Centrum HRM/P-Direct. Het Ministerie van BZK heeft het voornemen IVOP per 1 januari 2006 op te heffen. De dienstverlening in het overbruggingsjaar 2006 zal worden uitbesteed onder regie van een departementale projectorganisatie.
Periodiek beoordeelt het management van IVOP de ontwikkelingen rond de beschikbare personele capaciteit en het werkaanbod. De beperkte omvang van het wijzigingsbeheer IPA, de geleidelijke afbouw van het deelnemers- en klantenbestand en het niet meer investeren in verbeteringen van de IVOP-organisatie, vormen de aanleiding voor deze beoordeling.
Vanaf medio 2003 hebben de uitkomsten van de beoordelingen aanleiding gegeven tot afname van de omvang van de managementcapaciteit.
De overige beschikbare personele capaciteit is gedurende de verslagperiode ook afgenomen. De uitstroom van medewerkers is voorzichtig op gang gekomen. De personele capaciteit bleef toereikend om het werkaanbod te kunnen verwerken. Ook in het jaar 2005 worden geen problemen verwacht omdat in voorkomende gevallen het «achtervangscenario» in werking treedt. Dit houdt in dat bij vertrek van IVOP-medewerkers de werkzaamheden kunnen worden overgenomen door medewerkers van PinkRoccade Public Sector. Het beheer van de personeelsinformatiesystemen is thans grotendeels uitbesteed. Hierover zijn afspraken gemaakt. Na overdracht van werkzaamheden wordt de naleving van de afspraken door IVOP getoetst.
Weerstandsvermogen | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) | 23% | 125% | 187% |
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) | 0% | 0% | 0% |
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.) | 0 | 0 | 0 |
Het eigen vermogen van IVOP betreft opgebouwde systeemreserves die in 2005 zullen worden aangewend om de exploitatie van de systemen te financieren. Dat het vermogen, ondanks een vermogensafdracht aan het moederdepartement, toch ruim boven de gemaximeerde omvang komt wordt o.a. veroorzaakt door een beter dan geprognosticeerd resultaat in 2004. Het vermogen dat de gemaximeerde omvang overschrijdt wordt in de balans verantwoord onder de post Uit te keren middelen.
Liquiditeit | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Quick ratio | 91% | 104% | 108% |
IVOP heeft geen liquiditeitsproblemen doordat een aantal projectmatige activiteiten op voorschotbasis zijn afgerekend waardoor de rekening courant RHB voldoende buffer geeft om de lopende exploitatie te financieren.
Het borgen van de continuïteit van het «going concern» is ook in de eindfase van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem een kerntaak van IVOP. Met het opstellen en uitvoeren van het Beleidsplan Borging Going Concern wordt de continuïteit bewaakt en bevorderd. In dit beleidsplan zijn alle kritische (kennis)gebieden geïnventariseerd en zijn maatregelen opgenomen om de risico's weg te nemen of te beperken.
Hierna volgen enkele concrete voorbeelden van getroffen maatregelen die in 2004 van toepassing zijn gebleven:
• Centraliseren van de operationele aansturing van alle primaire processen van IVOP bij het Centraal Operationeel Management (COM) in de vestiging Apeldoorn.
• Centraliseren van de 1e-lijns ondersteuning bij één helpdesk in de vestiging Apeldoorn.
• Periodiek evalueren van de primaire processen. Op de agenda staan onderwerpen als performance afgelopen periode, analyse potentiële risico's en opgetreden incidenten, verwachtingen werkaanbod voor de komende periode (kwartaal), ontwikkelingen in wet- en regelgeving, ontwikkelingen bij klanten en ontwikkelingen bij IVOP (personeel etc.).
• Ter voorbereiding op de liquidatie per 1 januari 2006 is een inventarisatie van de meerjarige contracten en verplichtingen gemaakt en is een aanvang gemaakt met het opzeggen daarvan. De deelnemers hebben een budget ter beschikking gesteld om de door IVOP geïnventariseerde zogenaamde ontmantelingkosten te financieren zodat het moederdepartement niet met een extra kostenpost wordt belast.
Het stopzetten van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem betekent dat alle klanten moeten migreren naar een andere dienstverleningsorganisatie voor de salarisverwerking.
Door IVOP zijn in samenwerking met PinkRoccade Public Sector de activiteiten in kaart gebracht die ontplooid moeten worden om de salarisverwerking met IPA voor een aantal departementen te continueren vanaf 1 januari 2006. De betrokken departementen hebben medio 2004 het convenant ondertekend waarin de samenwerking – en de voorwaarden waaronder – zijn vastgelegd. Namens de Staat der Nederlanden heeft de dgMOS van BZK een dienstverleningsovereenkomst gesloten met PinkRoccade Public Sector die in het zogenaamde terugvalscenario een groot deel van de IPA-werkzaamheden gaat uitvoeren.
De hogere omzet bij het moederdepartement wordt veroorzaakt door migratieactiviteiten in het kader van de geplande ontmanteling van de IVOP-dienstverlening en de IVOP-organisatie per 1 januari 2006.
Deze geplande ontmanteling van de IVOP-dienstverlening betekent ook dat deze dienstverlening slechts wordt onderhouden en niet meer geüpgrade waardoor minder inzet nodig is van externe deskundigen en de externe leverancier van het salarissysteem. Het uitbestede werk betreft het technische beheer van het salarissysteem IPA bij PinkRoccade en het technische beheer van de Vogel-systemen bij Trilogic.
2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004
Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 331 | 1 710 | 1 379 |
Opbrengst overige departementen | 5 254 | 5 171 | – 83 |
Opbrengst derden | 2 682 | 2 201 | – 481 |
Rentebaten | 25 | 43 | 18 |
Buitengewone baten | 4 | 4 | |
Exploitatiebijdrage | 0 | ||
Totaal baten | 8 292 | 9 129 | 837 |
Lasten | |||
*personele kosten | 2 598 | 3 014 | 416 |
*materiële kosten | 792 | 735 | – 57 |
Rentelasten | 0 | ||
Afschrijvingskosten | 0 | ||
*materieel | 237 | 122 | – 115 |
*immaterieel | 0 | ||
Dotaties voorzieningen | 0 | ||
Uitbesteed werk | 4 704 | 3 835 | – 869 |
Buitengewone lasten | 0 | ||
Totaal lasten | 8 331 | 7 706 | – 625 |
Saldo van baten en lasten | – 39 | 1 423 | 1 462 |
Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 1 667 | 8 740 | 7 073 |
2.Totaal operationele kasstroom | – 1 052 | 2 423 | 3 475 |
Totaal investeringen (-/-) | – 188 | – 22 | 166 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | – | 33 | 33 |
3.Totaal investeringskasstroom | – 188 | 11 | 199 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – | – 910 | – 910 |
Reserveuitdeling aan vertrekkende deelnemer (-/-) | – 243 | – 243 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | – | – | – |
Aflossingen op leningen (-/-) | – | – | – |
Beroep op leenfaciliteit (+) | |||
4.Totaal financieringskasstroom | 0 | – 1 153 | – 1 153 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004(=1+2+3+4) | 427 | 10 021 | 9 594 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
4. Balans per 31 december 2004
Baten-lastendienst IVOP (in € 1 000) | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 0 | 0 |
Materiële activa | 173 | 306 |
*grond en gebouwen | 0 | 0 |
*installaties en inventarissen | 56 | 103 |
*overige materiële vaste activa | 117 | 203 |
Voorraad OHW | 54 | 162 |
Debiteuren | 646 | 334 |
Nog te ontvangen | 461 | 136 |
Liquide middelen | 9 950 | 8 740 |
Totaal activa | 11 284 | 9 678 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 0 | 0 |
*exploitatiereserve | – 363 | 144 |
*verplichte reserves | 0 | 0 |
*onverdeeld resultaat | 1 423 | 717 |
Leningen bij het MvF | 0 | 0 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Crediteuren | 278 | 641 |
Nog te betalen | 9 946 | 8 176 |
Totaal passiva | 11 284 | 9 678 |
C.8 KORPS LANDELIJKE POLITIE DIENSTEN (KLPD)
De Nederlandse politie kent naast 25 regionale korpsen een landelijk korps, het Korps landelijke politiediensten. In 2004 is de Nationale Recherche ondergebracht bij het KLPD waaraan ook de voormalige kernteams zijn toegevoegd. Het KLPD werkt binnen de Nederlandse politie nationaal, maar ook op internationaal niveau. De taken van het KLPD zijn onder te verdelen in zelfstandig, ondersteunend en coördinerend. De zelfstandige taken vinden plaats op gebied van veiligheid in de samenleving (nationale recherche, beveiliging). Bij de ondersteunende taken geeft het KLPD in de vorm van expertise, materieel etc. ondersteuning aan de regionale korpsen. De coördinerende rol van het KLPD is bedoeld om verbinding te leggen en samenhang te creëren op bovenregionale werkterreinen.
In 2003 is het Verbeterprogramma Verbetering bedrijfsvoering formeel beëindigd. In 2004 heeft de nog benodigde implementatie en borging van de getroffen maatregelen gestalte gekregen. Het onderhoud van de geïmplementeerde maatregelen zijn/worden in de onderhoudsorganisatie ondergebracht.
De problematiek omtrent de vertraagde levering van de bestelde helikopters heeft er toe geleid dat in 2004 een allonge is getekend waarbij is afgesproken dat uiterlijk op of vóór 1 maart 2005 er twee gecertificeerde helikopters ter acceptatie aangeboden moeten worden. Aan deze voorwaarden heeft de leverancier niet voldaan. Derhalve heeft KLPD stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden.
Een belangrijk aandachtspunt blijft de naleving van de EG-aanbestedingsregels. Naast de reeds bekende onderwerpen als de onrechtmatigheid die het gevolg is van het, gedurende het aanbestedingstraject van de nieuwe uniformlijn, op voorraad houden van de oude kledinglijn (die overigens als oude fout worden aangemerkt) en het overbruggingscontract inzake de munitie, is uit een intern onderzoek van het KLPD naar voren gekomen dat mogelijk tot een bedrag van € 6,5 miljoen onrechtmatig is aanbesteed in verband met het homogene karakter van de thans nog individueel aanbestede goederen en diensten. Omdat de homogeniteit is bepaald aan de hand van de administratie zal de feitelijke mate van homogeniteit in de praktijk nog moeten worden vastgesteld.
Het overbruggingscontract groot € 3,8 miljoen (exclusief BTW) inzake de munitie was nodig omdat het gelet op de zorgvuldigheid niet mogelijk is gebleken om binnen de daarvoor beschikbare tijd (2 jaar) een nieuwe Europees aanbestede overeenkomst te realiseren. Het tijdelijk niet leveren van munitie vormde geen optie. De bevindingen hebben inmiddels geleid tot het actualiseren van het Plan van Aanpak Europese Aanbesteding, waarbij tevens is voorzien in het door de korpsleiding nauwgezet volgen van de voortgang middels een taskforce Europese Aanbesteding en verbijzonderde maatregelen van interne controle op het proces. Periodiek zal zowel intern als extern (viermaandelijks in de korpsmarap) een voortgangsrapportage worden opgesteld.
Het oordeel van de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen (TGV) ten aanzien van de toetsing van het KLPD aan de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten is positief bevonden. Naar het oordeel van de commissie laat het KLPD met tal van maatregelen zien dat zij gericht is op efficiënter en doelmatiger werken binnen de context van de Nederlandse politie.
Weerstandsvermogen | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) | 44% | 89% | 43% |
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) | 52% | 40% | 48% |
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.) | 21,8 | 21,8 | 32,8 |
Het streven is erop gericht een eigen vermogen van minimaal 2% van de gemiddelde baten te handhaven als weerstandsvermogen voor het opvangen van onverwachte tegenvallers. Dit komt overeen met 40% van de maximale omvang van het eigen vermogen.
Bij de beoordeling van het eigen vermogen dient nog rekening te worden gehouden met nog te verwachten uitgaven voor het volgende jaar waarmee in de begroting 2005 nog geen rekening is gehouden: prestatiebekostiging 2002/2003 (€ 2 miljoen); fit en gezond (€ 800 000); overlopende projecten niet voorzien in begroting 2005 (€ 1,7 miljoen). Verder zijn nog een aantal risico's te onderkennen welke van invloed kunnen zijn op het vermogen: prestatiebekostiging 2005; belastingclaim persoonsgebonden budget; risico's bestedingenplan 2005; reorganisatiekosten CDI.
De TOR-voorziening is aangepast (€ 15,5 mln.) conform de HAP-regeling en de huidige uitgangspunten voor wat betreft deelnemingspercentage en de werkgeverslasten. De bestaande reorganisatievoorziening (2002–2004) (-/- € 8,1 mln.) is opgeheven vanwege het onderbrengen van de kosten in de reguliere exploitatie. Daarnaast is een voorziening gevormd voor de reorganisatie van de Nationale Recherche (€ 9,6 mln.).
De voorziening onderhoud vaartuigen (€ 1,7 mln.) is opgeheven. De normale onderhoudskosten zijn voorzien in het jaarlijkse budget. Er zijn geen extra grote onderhoudskosten te verwachten.
De materiële vaste activa worden in principe jaarlijks gefinancierd met gebruikmaking van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Afhankelijk van de liquiditeitsplanning worden de reguliere vervangingsinvesteringen gefinancierd vanuit de cashflow (resultaat + afschrijvingen) en worden de grotere langdurige investeringen zoals boten en heli's gefinancierd met de leenfaciliteit.
Bij de waardering van de materiële vaste activa is rekening gehouden met waardevermindering indien deze van duurzame aard is. Dit houdt in dat, indien de directe opbrengstwaarde van een actief op een bepaald moment structureel lager is dan de boekwaarde, gewaardeerd wordt tegen deze lagere opbrengstwaarde.
Liquiditeit | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |
Quick ratio | 0,62 | 0,54 | 0,76 |
De liquide middelen bestaan naast de rekening-courant RHB uit diverse kas- en bankrekeningen die op gedecentraliseerde locaties worden aangehouden. Voorts staat onder liquide middelen een post betalingen onderweg.
Het beroep op de leenfaciliteit 2004 is lager uitgevallen doordat de lening voor de helikopters (€ 17 mln.) niet is aangevraagd in verband met de vertraagde levering in 2004. Het KLPD heeft in 2005 stappen ondernomen om het contract per 1 maart 2005 te ontbinden. Daarnaast is de tranche 2004 (€ 12 mln.) voor de lening C2000 eveneens niet aangevraagd in verband met vertraagde uitrol. Voorts resteert er een reeds jarenlange RGD-lening (€ 2,3 mln.) die door het KLPD moet worden afgelost.
In de kortlopende schulden zijn een aantal schulden opgenomen die niet direct opgevraagd zullen worden (verlofstuwmeer € 8,9 miljoen, nog te besteden bijdragen € 26,7 miljoen).
Middels een meerjarige investerings- en liquiditeitsplanning worden de kortlopende liquiditeiten en de benodigde langlopende liquiditeit op elkaar afgestemd.
Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2004
Het negatieve resultaat over 2004 van € 7,2 miljoen bestaat uit een resultaat uit normale bedrijfsvoering van € 1,1 miljoen (positief) en een aantal buitengewone baten en lasten (o.a. voorzieningen) van per saldo € 8,3 miljoen negatief.
De baten zijn € 22,9 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot in verband met extra bijdragen die in 2004 zijn ontvangen, zoals de budgetimpuls en de bijdrage voor de Eurotop. Verder zijn ook de lasten van de nationale recherche aanzienlijk hoger dan begroot door de projectkosten verband houdende met de vorming van de NR en de voorziening reorganisatiekosten. Als gevolg hiervan zijn ook de baten van de nationale recherche aanzienlijk hoger.
De lasten zijn € 30,2 miljoen hoger, enerzijds door hogere lasten als gevolge van de vernieuwing van de ICT-infrastructuur en de hierbovengenoemde projectkosten van de NR. Verder hebben dotaties van in totaal € 17 miljoen plaatsgevonden aan de voorzieningen TOR en reorganisatiekosten NR. De afschrijvingen zijn als gevolg van achterblijvende investeringen (o.a. heli's) € 11,3 miljoen lager dan begroot.
Voor de volledige jaarrekening van het Korps landelijke politiediensten verwijzen wij u naar www.minbzk.nl.
2. Gespecificeerde Verantwoordingsstaat 2004
Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 368 298 | 407 402 | 39 104 |
Opbrengst overige departementen | 13 918 | 13 737 | – 181 |
Opbrengst derden | 23 931 | 6 863 | – 17 068 |
Rentebaten | 0 | 565 | 565 |
Buitengewone baten | 0 | 1 729 | 1 729 |
Exploitatiebijdrage | 1 200 | 0 | – 1 200 |
Totaal baten | 407 347 | 430 296 | 22 949 |
Lasten | |||
apparaatskosten | |||
*personele kosten | 283 234 | 297 298 | 14 064 |
*materiële kosten | 85 058 | 94 428 | 9 370 |
Afschrijvingskosten | 0 | ||
*materieel | 35 611 | 24 301 | – 11 310 |
*immaterieel | 0 | ||
Dotaties voorzieningen | – 4 296 | 16 994 | 21 290 |
Rentelasten | 7 652 | 2 217 | – 5 435 |
Buitengewone lasten | 0 | 2 261 | 2 261 |
Totaal lasten | 407 259 | 437 499 | 30 240 |
Saldo van baten en lasten | 88 | – 7 203 | – 7 291 |
Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 18 900 | 16 569 | – 2 331 |
2.Totaal operationele kasstroom | 24 042 | 32 856 | 8 814 |
Totaal investeringen (-/-) | – 46 013 | – 25 422 | 20 591 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 1 822 | 1 822 |
3.Totaal investeringskasstroom | – 46 013 | – 23 600 | 22 413 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 29 893 | – 11 424 | 18 469 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 46 013 | 22 643 | – 23 370 |
4.Totaal financieringskasstroom | 16 120 | 11 219 | - 4 901 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 13 049 | 37 044 | 23 995 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
4. Balans per 31 december 2004
Baten-lastendienst KLPD (in € 1 000) | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 0 | 0 |
Materiële activa | 107 227 | 109 668 |
*grond en gebouwen | 0 | 0 |
*installaties en inventarissen | 0 | 0 |
*overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Voorraden | 5 475 | 5 104 |
Debiteuren | 17 439 | 22 891 |
Nog te ontvangen | 0 | 0 |
Liquide middelen | 39 402 | 28 326 |
Totaal activa | 169 543 | 165 989 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 7 850 | 15 053 |
*exploitatiereserve | 15 053 | 7 161 |
*verplichte reserves | 0 | 0 |
*onverdeeld resultaat | – 7 203 | 7 892 |
Leningen bij het MvF | 53 658 | 42 598 |
Voorzieningen | 32 840 | 21 781 |
Crediteuren | 75 195 | 86 557 |
Nog te betalen | 0 | 0 |
Totaal passiva | 169 543 | 165 989 |
D.1 BIJLAGE: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER
Jaar constatering | Aandachtspunten | Stand van zaken | Conclusie | Aanbeveling | Ontwikkelingen/Toezegging minister |
(Ernstige) onvolkomenheden financieel beheer en materieelbeheer | |||||
1998 | Agentschap ITO | De resultaten van het verbeterprogramma dienen op een aantal onderdelen nog verder uitgewerkt te worden. Op tal van onderdelen van de baseline financieel beheer zijn er ernstige onvolkomenheden, met name:– gebreken in de fin. verantwoording, waardoor er geen goed inzicht is in de ontwikkeling van omzet en resultaat;– Gebreken in opzet en uitvoering van inkoopprocedures;– Het ontbreken van een goed liquiditeiten-beheer.De integratie van ITO en ISC levert risico's op voor de borging van de realisatie van het verbeterprogramma | De gebreken inzake de rechtmatigheid en financieel beheer op de diverse onderdelen leiden in totaal tot het oordeel ernstige onvolkomenheden. De Algemene Rekenkamer zal in haar rechtmatigheidsonder- zoek 2004 nadrukkelijk aan- dacht blijven geven aan de afronding van het verbeterprogramma en de borging van de resultaten en aan het verloop van het integratietraject ITO/ISC. | Mede gelet op het feit dat de integratie met ISC in 2004 veel aandacht van het management zal vragen, dient te worden gewaarborgd dat de verbetering van de bedrijfsvoering voldoende aandacht blijft krijgen. De route naar de nieuwe organisatievorm zorgvuldig plannen, van mijlpalen te voorzien en de uitvoering monitoren. | Zie bedrijfsvoeringparagraaf |
2001 | BDUR en GSB | Subsidies en bijdragen (was toezicht) Onvoldoende toe- zichts- en controlebeleid ten aanzien van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR) en onvoldoende beheer van de bijdragen in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB), eerste tranche | Er zijn nog steeds onvolkomenheden in het subsidiebeheer van BDUR en GSB, waardoor er risico's zijn voor tijdige, juiste en rechtmatige afwikkeling. | – in april 2005 gaat circulaire uit met uitwerking financieel toezichtarrangement;– deze in afwachting van wijziging van het BDUR– achterstanden worden nu ingelopen | |
2001 | Contractbeheer | Niet voldoen aan de regeling contractbeheer en de EU-aanbestedingsregels. | Er zijn nog steeds onvolkomenheden in het contractbeheer. Het betreft het niet naleven van de Europese aanbestedingsregels en overige inkoopregels. Hierdoor zijn er risico's ten aanzien van de rechtmatigheid. | Zie bedrijfsvoeringparagraaf | |
2001 | Voorschotten en verplichtingen | Administratieve en uitvoe- ringssystemen. Er zijn onvolkomenheden in het beheer van de voorschotten en het tijdig vastleggen van de verplichtingen. | Er zijn nog steeds onvolkomenheden, waardoor er risico's zijn ten aanzien van de tijdige afwikkeling van voorschotten en de juiste afwikkeling van verplichtingen. | Het eerste kwartaal van 2005 worden de processen verplichtingen en voorschotten, uniform en voor geheel BZK herschreven. De aandacht binnen deze processen zal zich ook richten op de mogelijkheid die het financiële systeem heeft om afwikkeldata van de voorschotten en verplichtingen te vermelden. Dit maakt het mogelijk om op diverse niveaus binnen de organisatie vooraf en na verstrijken van de termijn, signalen te verstrekken voor tijdige afwikkeling van zowel voorschotten als verplichtingen. De afwikkeling van openstaan- de voorschotten en verplichtingen maken deel uit van de Beheersrapportage en is daar- mee een onderdeel van het BZK Management Control Systeem. De financiële administratie zal de benodigde gegevens verwer- ken binnen het financiële systeem. Het is vervolgens aan de directeuren, DG en SG om hierop te sturen. | |
2001 | Informatiebeveiliging | Baseline informatiebeveiliging is nog niet herzien en er is onvoldoende aandacht voor infor- matiebeveiliging in (plannen voor) bedrijfsvoeringsystemen. | Er zijn nog steeds onvolkomenheden in de informatiebeveiliging. De inbedding van het aspect informatiebeveili- ging in bedrijfsvoeringsyste- men en plannen van aanpak is nog onvoldoende. | Zie bedrijfsvoeringparagraaf | |
Beleidsinformatie | |||||
VBTB | Vaak ontbreekt in (begroting en) jaarverslag informatie over de effecten van het beleid en over de geleverde prestaties. | Het verwezenlijken van een geheel VBTB-conforme begroting en jaarverslag zal nog de nodige inspanning vergen. | Verbeter de specificatie (in indicatoren en streefwaarden) van de beoogde beleidseffec- ten en de te leveren prestaties in de begroting en in aansluiting daarop in het jaarverslag. | Voor wat betreft VBTB heeft BZK naar aanleiding van de Evaluatie VBTB een aantal actielijnen uitstaan.De begroting 2006 zal conform de regelgeving worden opgesteld. Als handvat is hiertoe een dummy voor één beleidsartikel opgesteld. De minister heeft hierbij tevens als wens uitgesproken het burgerperspectief tot uitdrukking te laten komen.Daarnaast wil BZK in de begroting 2006 nog een stap verder gaan door de artikelen naar de belangrijkste verbindende beleidsthema's van BZK te groeperen. Doel is om de BZK begroting compacter, dus meer op hoofdlijnen, politieker en inzichtelijker te maken.Voorts neemt BZK de follow-up van de VBTB-evaluatie serieus en ontwikkelt concrete acties met betrekking tot beleidsanalyses en -evaluaties om de doelmatigheid van beleid te vergroten. Dit zal worden meegenomen in de begroting 2007. |
De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht (ECO) Grotestedenbeleid
* Een belangrijk deel van de in dit overzicht opgenomen gegevens is ontleend aan informatie verkregen van andere ministeries.
De opgenomen gegevens, met uitzondering van die van BZK, zijn derhalve niet onderworpen geweest aan een accountantscontrole door BZK.
Categorie A steden zijn geadresseerden | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
bedragen x € 1 000 | 2003 | 2004 | Toelichting | |||
Totaal GSB-breed (excl. EU) | totaal beleidsterrein | 3 469 816 | 3 565 354 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | ||
totaal G25 | 1 998 742 | 2 173 601 | ||||
totaal G5 | 107 886 | 129 866 | ||||
I Totaal pijler Werk en | totaal beleidsterrein | 1 552 003 | 1 598 744 | |||
Economie | totaal G25 | 975 123 | 1 023 003 | |||
totaal G5 | 50 032 | 50 001 | ||||
II Totaal pijler Fysieke | totaal beleidsterrein | 656 332 | 795 296 | |||
Infrastructuur | totaal G25 | 264 580 | 428 559 | |||
totaal G5 | 12 431 | 35 573 | ||||
III Totaal pijler Sociale | totaal beleidsterrein | 1 261 481 | 1 171 314 | |||
Infrastructuur | totaal G25 | 759 040 | 722 040 | |||
totaal G5 | 45 424 | 44 293 | ||||
IV Totaal pijler EU | totaal beleidsterrein | 333 187 | 336 495 | |||
totaal G25 | 34 190 | 31 810 | ||||
totaal G5 | – | – | ||||
I Pijler Werk en Economie | totaal beleidsterrein | 1 552 003 | 1 598 744 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | ||
G25 | 975 123 | 1 023 003 | ||||
G5 | 50 032 | 50 001 | ||||
SZW | art. 3 | Instroom- en doorstroombanen (bruto bedragen) | totaal beleidsterreinG25G5 | 893 868618 85028 624 | Met ingang van 1 januari 2004 is dit onderdeel opgenomen nomen in het flexibel reïntegratiebudget FWI. De cijfers 2003 zijn realisatiecijfers. Van 2 van de 4 | |
gemeenten van de G4 heeft de vaststelling op basis van de jaaropgave nog niet plaatsgevonden. Dit geldt eveneens voor enkele andere gemeenten. De cijfers zijn dus nog niet definitief, maar zullen nog wijzigen. | ||||||
SZW | art. 2 | Gemeentelijk Werkfonds/WIW | totaal beleidsterrein | 643 639 | Met ingang van 1 januari 2004 is dit onderdeel opge | |
G25 | 341 778 | nomen in het flexibel reïntegratiebudget FWI. De | ||||
G5 | 21 390 | cijfers 2003 zijn realisatiecijfers. Van 2 van de 4 | ||||
gemeenten van de G4 heeft de vaststelling op basis van de jaaropgave nog niet plaatsgevonden. Dit geldt eveneens voor enkele andere gemeenten. De cijfers zijn dus nog niet definitief, maar zullen nog wijzigen. | ||||||
SZW | art. 2 | Fonds Werk en Inkomen: Flexibel reïntegratiebudget | totaal beleidsterrein | 1 585 947 | De ramingen van de verdeling over gemeenten zal per jaar gemaakt worden. | |
G25 | 1 010 205 | |||||
G5 | 50 001 | |||||
EZ | art. 3.10 | Stadseconomie, niet-fysieke deel | totaal beleidsterrein | 36 583 | 41 911 | |
G25 | 14 495 | 12 798 | ||||
G5 | – | – | ||||
II Pijler Fysieke Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 656 332 | 795 296 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | ||
G25 | 264 580 | 428 559 | ||||
G5 | 12 431 | 35 573 | ||||
VenW | art. 2 | Haven interne projecten | totaal beleidsterrein | 11 818 | 13 204 | |
G25 | 264 | 6 909 | ||||
G5 | p.m. | p.m. | ||||
VROM | p.m. | Budget investeringen ruimtelijke kwaliteit (BIRK) | totaal beleidsterrein | 10 670 | 3 974 | Het betreft hier de instelling van het budget. Gezien de doelstellingen past dit «trigger» budget in het GSB. |
G25 | – | – | ||||
G5 | p.m. | – | ||||
VROM | art. 06.14.02 | Nieuwe Sleutelprojecten | totaal beleidsterrein | – | 23 000 | Dit is geld uit het FES fonds; wat in de tabel is opgenomen is een voorlopige uitfinanciering op basis van de laatste inzichten in het verloop van de uitvoering. |
G25 | – | 6 000 | ||||
G5 | – | 17 000 | ||||
VROM | art. 04.10.58 | Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV) | totaal beleidsterrein | 383 819 | 562 664 | Er heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2004 naar 2005. Het totaal beschikbare bedrag voor ISV I voor de steden blijft overigens conform convenant. Er vindt in 2005 een uitfinanciering plaats. |
G25 | 225 737 | 373 539 | ||||
G5 | 7 928 | 14 431 | ||||
EZ, art. 3.10 | Stadseconomie, fysiek | totaal beleidsterrein | 36 583 | 41 911 | Het gaat hier om de bijdrage van EZ aan VROM. De middelen worden door VROM middels het ISV aan de steden betaald. Het totale beleidsterrein bevat de budgetten voor de stadseconomie, fysiek èn niet-fysiek. | |
G25 | 21 271 | 29 114 | ||||
G5 | 816 | – | ||||
LNV, art. 1 | Groen in de stad | totaal beleidsterrein | 4 205 | 3 634 | Het betreft hier de bijdrage van LNV aan VROM voor Groen in de Stad. Eenzelfde deel wordt door VROM bijgelegd. | |
G25 | 3 101 | 3 307 | ||||
G5 | 306 | 327 | ||||
VROM | art. 4 | Stimulering herstructurering woningvoorraad | totaal beleidsterrein | Deze regeling is opgegaan in het ISV. | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
VROM | art. 04.10.59 en 05.13.04 | Innovatiebudget Stedelijke Vernieuwing (IPSV) | totaal beleidsterrein | 61 561 | 13 276 | Steden en niet winstbeogende instellingen kunnen jaarlijks hun innovatieve projecten indienen. De selectie loopt van april tot december. |
G25 | ||||||
G5 | ||||||
VROM | art. 07.18.04 | Subsidies bodemsanering WBB | totaal beleidsterrein | 140 634 | 131 503 | De voormalige regeling Bodembescherming is opgegaan in de wet Bodembescherming. Het onderdeel «stedelijk» (Vinex) van de oude regeling Bodemsanering is opgegaan in ISV. De bodemsanering in stedelijk gebied zijn hierin niet opgenomen de middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV. Het totaal van 25,821 miljoen uitgaven in 2004 is aan de G25 in het kader van het meerjarenprogramma bodemsanering uitgekeerd. In 2005 begint een nieuwe periode (2005–2009) van de meerjarenprogramma's bodemsanering. |
G25 | 22 951 | 25 821 | ||||
G5 | 3 557 | 3 236 | ||||
OCW | art. 14.04 | Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten | totaal beleidsterrein | 47 830 | 47 675 | Emmen en Lelystad (beide G5) hebben geen eigen budget, maar vallen onder de provincie. |
G25 | 15 627 | 16 290 | ||||
G5 | 946 | 906 | ||||
III Pijler Sociale Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 1 261 481 | 1 171 314 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | ||
G25 | 759 040 | 722 040 | ||||
G5 | 45 424 | 44 293 | ||||
BZK | art. 9.3 | Bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid G25 | totaal beleidsterrein | 223 622 | 93 527 | In het kader van de verlenging van de convenanten GSB II is deze regeling verlengd tot eind 2004. Vanaf 2005 zal deze regeling samen met de Bijdrageregeling leefbaarheid partiële GSB-steden opgaan in de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV). |
G25 | 145 312 | 87 901 | ||||
G5 | – | – | ||||
bzk | Leefbaarheidsfonds | totaal beleidsterrein | 22 364 | 22 364 | ||
G25 | 20 692 | 20 692 | ||||
G5 | – | – | ||||
bzk | Inburgering oudkomers | totaal beleidsterreinG25G5 | 94 88225 412– | De budgetten Oudkomers staan vanaf 2004 op de begroting van Justitie/VenI en maken geen onderdeel uit van de verlengde regeling. Bedragen genoemd bij | ||
«totaal beleidsterrein» betreffen het totaal van het beschikbare budget voor Oudkomers, dus deel in regeling Sociale integratie en veiligheid (BZK) én aanvullende Regeling Oudkomers 54 gemeenten (JUS). | ||||||
bzk | 24-uursstructuur | totaal beleidsterrein | 7 215 | 7 215 | ||
G25 | 7 215 | 7 215 | ||||
G5 | – | – | ||||
bzk | Veiligheidsbeleid: Van Montfransgelden (projecten jeugd en veiligheid) | totaal beleidsterrein | 35 168 | 35 168 | ||
G25 | 31 856 | 31 856 | ||||
G5 | – | – | ||||
ocw | Tegengaan voortijdig schoolverlaten in vo en mbo | totaal beleidsterrein | 21 780 | 21 780 | ||
G25 | 21 780 | 21 780 | ||||
G5 | – | – | ||||
bzk | Onze Buurt Aan Zet (OBAZ) | totaal beleidsterrein | 13 613 | |||
G25 | 11 874 | |||||
G5 | – | |||||
Extra bijdrage 2001 | totaal beleidsterrein | |||||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
bzk | Rietkerk-middelen | totaal beleidsterrein | 5 000 | 5 000 | ||
G25 | 4 691 | 4 691 | ||||
G5 | – | – | ||||
bzk | ID-banen | totaal beleidsterrein | 10 000 | |||
G25 | 9 006 | |||||
G5 | – | |||||
bzk | Impuls Burgerparticipatie | totaal beleidsterrein | 13 600 | |||
G25 | 12 786 | |||||
G5 | – | |||||
bzk | Procesgeld Veiligheid | totaal beleidsterrein | 2 000 | |||
G25 | 1 667 | |||||
G5 | – | |||||
OCW | art. 4 | Inburgering nieuwkomers (educatieve component) | totaal beleidsterrein | De WIN is bij 1e suppletore begroting 2003 overgegaan naar VenI. | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
VWS | art. 8.1 | Inburgering nieuwkomers (welzijnscomponent) | totaal beleidsterrein | De WIN is bij 1e suppletore begroting 2003 overgegaan naar VenI. | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
JUS | art. 6.4.5 | Regelingen Oudkomers 54 gemeenten | totaal beleidsterreinG25G5 | 94 88224 245p.m. | Deze regeling is op 1 januari 2003 overgegaan naar Justitie. Realisatie '02 behoort dus toe aan BZK. De bedragen bij «totaal beleidsterrein» 2002 en 2003 zijn | |
een optelling van het totaal beschikbaar budget voor oudkomers (dus incl. gedeelte Sociale integratie en veiligheid, BZK) | ||||||
JUS | art. 6.4.5 | Wet inburgering nieuwkomers | totaal beleidsterrein | 182 884 | ||
G25 | 96 587 | |||||
G5 | p.m. | |||||
JUS | art. 6.4.1 | Wet inburgering nieuwkomers en regeling oudkomers | totaal beleidsterrein | 227 771 | De gelden voor inburgering oudkomers en nieuwkomers zijn in begroting 2004 ondergebracht op één operationele doelstelling en derhalve vanaf 2004 samengevoegd in dit overzicht. | |
G25 | 137 564 | |||||
G5 | 8 513 | |||||
BZK | art. 9.3 | Bijdrageregeling Leefbaarheid Partiële GSB-steden | totaal beleidsterrein | 64 577 | 29 364 | In het kader van de verlenging van de convenanten GSB II wordt deze regeling verlengd tot eind 2004. Vanaf 2005 zal deze regeling samen met de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25 opgaan in de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. De budgetten genoemd bij «totaal beleidsterrein» van de verschillende onderdelen zijn gelijk aan de totalen van de van de verschillende onderdelen van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25. |
G25 | – | – | ||||
G5 | 3 901 | 2 316 | ||||
bzk | Leefbaarheidsfonds | totaal beleidsterrein | 22 364 | 22 364 | ||
G25 | – | – | ||||
G5 | 1 674 | 1 674 | ||||
bzk | Onze buurt aan zet | totaal beleidsterrein | 13 613 | |||
G25 | – | |||||
G5 | 756 | |||||
bzk | Rietkerk-middelen | totaal beleidsterrein | 5 000 | 5 000 | ||
G25 | – | – | ||||
G5 | 309 | 309 | ||||
bzk | ID-banen | totaal beleidsterrein | 10 000 | |||
G25 | – | |||||
G5 | 347 | |||||
bzk | Impuls Burgerparticipatie | totaal beleidsterrein | 13 600 | |||
G25 | – | |||||
G5 | 814 | |||||
bzk | Procesgeld Veiligheid | totaal beleidsterrein | 2000 | |||
G25 | – | |||||
G5 | 333 | |||||
BZK | art. 9.3 | Digitale trapvelden | totaal beleidsterrein | Het budget is uitgekeerd in 2000. | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
BZK | art. 9.3 | Digitale broedplaatsen | totaal beleidsterrein | Het beleid heeft betrekking op de periode 2001 tot en met 2004. Het budget is in 2001 uitgekeerd. | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
VWS | art. 8.1 | Sociaal beleid: «Heel de buurt» | totaal beleidsterrein | De regeling liep tot en met 2001 | ||
G25 | ||||||
G5 | ||||||
SZW | art. 2 | Kinderopvang en naschoolse activiteiten alleenstaande ouders (KOA-regeling) | totaal beleidsterrein | 68 900 | 71 500 | Bij de verdeling over gemeenten betreft het de maximale subsidie per gemeente. De jaaropgaven 2003 zijn binnen maar nog niet verwerkt. Gegevens 2003 zijn dus geen realisatiecijfers. De jaaropgaven 2004 dienen uiterlijk 20 september 2005 te worden ingediend. Gegevens 2004 zijn dus geen realisatiecijfers. |
G25 | 38 363 | 38 729 | ||||
G5 | 5 385 | 2 687 | ||||
SZW | art. 11 | Kinderopvang en naschoolse activiteiten | totaal beleidsterrein | 147 271 | 238 048 | De kinderopvang subsidieregeling 2004 bestaat uit drie delen: (1) een vast bedrag overeenkomend met de uitname uit het gemeentefonds, (2) een vast bedrag voor toezicht en (3) een aanvraagregeling met een drempel. De aanvragen van dit laatste onderdeel zijn defintief, inclusief de indexering over 2004. De jaaropgaven 2003 zijn nog niet binnen. Gegevens 2003 zijn dus geen realisatiecijfers. De jaaropgaven 2004 dienen uiterlijk 20 september 2005 te zijn ingediend, de gegevens 2004 betreffen dus geen realisaties. |
G25 | 45 901 | 86 313 | ||||
G5 | 5 385 | 3 629 | ||||
VWS | art 7.1 | Tieneropvang (voorheen Kinderopvang) | totaal beleidsterrein | 2 120 | De regeling liep tot en met 2003 | |
G25 | 675 | |||||
G5 | 147 | |||||
VWS | art. 9.1 | Breedtesport | totaal beleidsterrein | 16 905 | 16 453 | De regeling loopt af. Wanneer steden eenmaal een aanvraag hebben gedaan, kan niet weer een beroep gedaan worden op deze regeling. Vandaar de afname van het budget voor de GSB-steden. Het grootste deel van de steden heeft tussen 1999–2003 gebruik gemaakt van deze regeling. |
(2003) art. 35.1 (2004) | G25 G5 | 2 975 398 | 1 945 301 | |||
OCW | art. 1.1 | GOA | totaal beleidsterrein | 217 832 | 216 336 | |
G25 | 137 382 | 136 904 | ||||
G5 | 9 593 | 9 560 | ||||
OCW | art. 1.1 | Onderwijs in allochtone levende talen (OALT) | totaal beleidsterrein | 72 775 | 46 805 | In augustus 2004 is OALT beëindigd als gevolg van het strategisch akkoord in 2002. |
G25 | 50 648 | 32 474 | ||||
G5 | 3 417 | 2 192 | ||||
OCW | art 1.1 | Schoolbegeleidingsdiensten (SBD's) | totaal beleidsterrein | 59 383 | p.m. | Realisatie was ten tijde van het opstellen van dit document nog niet bekend. |
G25 | 15 743 | p.m. | ||||
G5 | 2 029 | p.m. | ||||
JUS | art. 6.4.5 | CRIEM | ||||
Antillianen | totaal beleidsterrein | 2 723 | 2 770 | |||
G25 | 2 271 | 2 271 | ||||
G5 | – | – | ||||
Preventiebeleid | totaal beleidsterrein | 7 481 | 7 481 | |||
G25 | – | – | ||||
G5 | 1 985 | 1 985 | ||||
VWS | art. 3.1 (2003)art. 24 (2004) | Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg | totaal beleidsterrein | 228 308 | 233 829 | Het kabinet heeft in 2004 € 1,2 miljoen toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang (MO) en verslavingsbeleid om de doorstroom in de MO te verbeteren. De grote steden hebben toegezegd de gemiddelde verblijfsduur in de MO terug te dringen. Verder is een bedrag van € 1,2 miljoen toegevoegd aan de specifieke uitkering vrouwenopvang. De grote steden hebben toegezegd de beschikbaarheid van landelijk toegankelijke opvangvoorzieningen voor vrouwen (en hun eventuele kinderen) die groot gevaar lopen, onder wie ook slachtoffers van eerwraak en vrouwenhandel, te vergroten. Prestatieafspraken per stad worden formeel in 2005 gemaakt; de steden hebben deze doelstelling onderschreven in de nota Samenwerken aan de krachtige stad (Kamerstukken II, 2003/04, 21 062, nr. 116). |
G25 | 177 500 | 181 776 | ||||
G5 | 12 734 | 13 080 | ||||
VWS | art. 3.1 | Algemeen maatschappelijk werk | totaal beleidsterrein | 12 522 | De regeling liep tot en met 2003 | |
G25 | 3 726 | |||||
G5 | 412 | |||||
VWS | art. 3.1 | Experiment Heroïneverstrekking | totaal beleidsterrein | 5 663 | 5 000 | In 2004 is de heroïnebehandeling in de zes behandel- |
(2003) | G25 | 5 663 | 5 000 | eenheden met in totaal 300 behandelplaatsen voort- | ||
art. 24.1 | G5 | gezet in het kader van onderzoek naar de rol van | ||||
(2004) | psychosociale zorg als onderdeel van de heroïnebehandeling. De Tweede Kamer heeft in juni 2004 besloten de heroïnebehandeling, ook na afloop van het onderzoek, structureel voort te zetten. VWS betaalt jaarlijks € 5 miljoen aan de zes eenheden en daarnaast de kosten voor het onderzoek. Het VWS-begrotingsgeld voor de zes steden wordt op basis van convenanten verdeeld. Daarnaast subsidieert VWS de CCBH voor het onderzoek. In 2005 zal de behandeling met heroïne worden uitgebreid conform de criteria van de commissie Paas. BZK draagt daartoe voor een periode van 3 jaar € 1 miljoen per jaar bij. Tijdens de begrotingsbehandeling is onlangs besloten dat Justitie € 6 miljoen zal bijdragen aan de uitbreiding van de heroïnebehandeling. Ook dit geld zal op basis van convenanten over de betrokken steden worden verdeeld. | |||||
SZW | art. 2 | Subs. alg: stimuleringsprojecten allochtone groepen | totaal beleidsterrein | 2 655 | 1 357 | De projecten zijn in 2001 met 3 jaar verlengd, inmiddels zijn de projecten afgerond. |
G25 | 1 612 | 726 | ||||
G5 | 38 | 29 | ||||
BZK | art. 9.3 | Regelingen leefbaarheid, veiligheid, stadseconomie | totaal beleidsterrein | 10 437 | 10 437 | Het betreft een annuïteitenregeling uit GSB I. |
G25 | 10 437 | 10 437 | ||||
G5 | ||||||
IV EU-pijler | ||||||
(rechtstreeks naar steden) | totaal beleidsterrein | 333 187 | 336 495 | |||
G25 | 34 190 | 31 810 | ||||
G5 | – | – | ||||
Doelstelling 2 van de Structuurfondsen | totaal beleidsterrein | 32 376 | 30 185 | Op basis van de uitvoering van programma's zullen de bedragen voor de steden worden vastgesteld. | ||
G25 | 29 250 | 27 270 | ||||
G5 | – | – | ||||
Urban 2 | totaal beleidsterrein | 4 940 | 4 540 | |||
G25 | 4 940 | 4 540 | ||||
G5 | – | – | ||||
ESF (ESF D3 + EQUAL) | totaal beleidsterrein | 295 871 | 301 770 | De beschikbare ESF-budgetten van ESF doelstelling 3 en het CI EQUAL voor 2003 en 2004 zijn hier weergegeven. De realisatie wordt pas twee jaar later bekend. In de ESF-programma's 2000–2006 is geen onderscheid naar grote gemeenten. | ||
G25 | – | – | ||||
G5 | – | – |
Categorie B. budgetten naar regio's | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
bedragen x € 1 000 | 2003 | 2004 | Toelichting | |||
I Pijler Werk en | totaal beleidsterrein | 8 595 | 8 674 | |||
Economie | G25 | 8 595 | 8 674 | |||
OCW | art. 5 | Technocentra | totaal beleidsterrein | 8 595 | 8 674 | Er is 9,1 mln. beschikbaar gekomen voor de jaren 2003–2005. |
technocentra in G25 | 8 595 | 8 674 | ||||
II Pijler Fysieke Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 2 177 009 | 2 281 837 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | ||
G25 | 1 730 282 | 1 601 105 | ||||
VenW | art. 5 en art. 7 | Bijdrage exploitatie openbaar vervoer, veilig personenvervoer en klantgerichte personenvervoer markt | totaal beleidsterreinG25 | 1 592 5881 254 811 | 1 535 7211 149 967 | Exclusief BTWExclusief BTW |
VenW | IF 01.03.01 en IF 01.03.02 | Regionale/lokale infrastructuur subsidies (verkenning en realisatie ) = RWS excl. BTW | totaal beleidsterrein | 317 902 | 225 917 | De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies). |
G25 | 296 000 | 343 750 | ||||
VenW | IF 01.03.05 | Regionale/lokale infrastructuur gebundelde doeluitkering | totaal beleidsterrein | 115 825 | 381 398 | De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies). |
G25 | 66 075 | p.m. | ||||
VenW | IF 04.02 | Bodemsanering bij aanleg overige projecten | totaal beleidsterrein | 6 845 | 1 448 | De gegevens kunnen pas na 1-2-2005 worden gegeven (de gegevens komen van diverse directies). |
G25 | – | p.m. | ||||
VenW | IF 04.03 | Intermodaal vervoer (terminals | totaal beleidsterrein | 283 | 908 | De looptijd van de regeling is tot 31 december 2003. |
en knooppunten) | G25 | – | – | De gehonoreerde projecten lopen door tot 2006, afhankelijk van de realisering van het project kan betaling plaatsvinden. | ||
VROM | art. 07.18.04 | Subsidies bodemsanering provincies | totaal beleidsterrein | 140 634 | 131 503 | De bodemsanering in stedelijk gebied zijn hierin niet opgenomen de middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV. |
110 464 | 102 446 | |||||
LNV | art. 1 | Kwaliteitsimpuls Groene Hart | totaal beleidsterrein | 2 932 | 4 942 | |
landelijke gebieden | 2 932 | 4 942 | ||||
III Pijler Sociale Infra- | totaal beleidsterrein | 3 889 196 | 4 058 661 | |||
structuur | gebieden met G25 | 3 467 334 | 3 554 285 | |||
JUS | art. 3.3.3 | Justitie in de buurt | totaal beleidsterrein | 7 207 | 6 728 | Tot 2004 stonden deze budgetten op artikel 3.1.2 |
gebieden met G25 | 7 207 | 6 728 | ||||
JUS | art. 3.4.8 | CRIEM – individuele trajectbegeleiding | totaal beleidsterrein | 6 082 | 6 459 | |
gebieden met G25 | 6 082 | 6 459 | ||||
JUS | art. 3.1.12 | CRIEM – wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuning | totaal beleidsterrein | 1 051 | 1 437 | |
gebieden met G25 | 1 051 | 1 437 | ||||
JUS | art. 5.1.2 | Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) | totaal beleidsterrein | 27 120 | 26 100 | Bestaat uit een onderdeel «dwang» en een onderdeel «drang». Capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (dwangvariant SOV). In de begroting 2004 werd uitgegaan van het realiseren van (gemiddeld) 258 plaatsen. Als gevolg van met name vertraging in de oplevering van gebouwen bleef de realisatie 25 plaatsen achter (realisatie 2004: gemiddeld 233 plaatsen). Het gaat hier om detentieplaatsen in de zgn. G4 gemeenten. De kosten in 2004 komen uit op een bedrag van € 24,8 mln. Voor 2005 wordt vooralsnog uitgegaan van het aantal conform de begroting 2005 t.w. (gemiddeld) 258 plaatsen. |
gebieden met G25 | 27 120 | 26 100 | ||||
OCW | art. 4.3 | Tegengaan voortijdig schoolverlaten in vo & bo (RMC) | totaal beleidsterrein | 10 883 | 11 011 | |
gebieden met G25 | 10 883 | 11 011 | ||||
VWS | art. 7.1 | Stelsel Jeugdzorg, doeluitkering | totaal beleidsterrein | 738 735 | 766 265 | De hogere uitgaven op de doeluitkering jeugdzorg |
(2003)art. 33.1 (2004) | jeugdhulpverlening | provincies | 738 735 | 766 265 | hebben vooral betrekking op de toevoeging van de loonbijstelling. | |
BZK | 2.2 | Politie | totaal beleidsterrein | 3 095 888 | 3 240 396 | Dit zijn de meest recente cijfers op basis van de decembercirculaire 2004. De regio Utrecht heeft zowel een G25- als een G5-stad. |
gebieden met G25 | 2 676 256 | 2 736 285 | ||||
gebieden met G5 | 270 040 | 280 417 | ||||
SZW | art. 12 | Stimuleringsregeling dagindeling (experimenten, projecten) | totaal beleidsterrein | 2 230 | 265 | Regeling is in 2003 beëindigd. In 2004 betreft het alleen nog afrekening van projecten. |
gebieden met G25 |
D.2. BIJLAGE: DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID EN DE DOELSTELLINGEN EN INDICATOREN IN GSB II
Doelstellingen en indicatoren GSB II
In deze tabel zijn de negen meetbare maatschappelijke doelstellingen die een indicatie geven van de achterstanden en aandachtspunten in de grote steden opgenomen. De derde kolom geeft inzicht in de meest recente gegevens per indicator (uit het Jaarboek 2003).
9 Doelstellingen | 16 Indicatoren | Ontwikkeling vanaf 1998 |
Terugdringing van de (structurele) werkloosheid. | Percentage geregistreerde werklozen (GWL) op stadsniveau. | In de G4 gedaald van 8,1% (1998) naar 5,6% (2003), in de G21 gedaald van 6,0% (1998) naar 4,3% (2003). |
Aandeel Niet Werkende Werkzoekenden in de potentiële beroepsbevolking in de aangewezen wijken ten opzichte van het stedelijk gemiddelde (naar etnische herkomst en werkloosheidsduur). | In de G30 was de werkloosheid in aandachtswijken in 2003 13,6% tegenover een stadsgemiddelde van 9%. Gegevens over de voorafgaande jaren zijn nog niet beschikbaar. | |
Bevordering van de arbeidsplaatsen. | Aantal «werkzame personen» (= arbeidsplaatsen). | In 1999–2002 is het aantal banen in Nederland met 2,5% gestegen. In de G4 en de G21 was dat resp. 3,7% en 3,1%. In de G5 was dat 2,6%. |
Versterking van de economische concurrentiepositie. | Gemiddeld rapportcijfer ondernemersklimaat in de gemeente. | Geen recentere gegevens beschikbaar dan vermeld in het vorige jaarverslag. Van 2000 tot 2002 is dit cijfer in de G4 gestegen van 6,2 naar 6,5. In de G21 van 6,5 naar 6,6 en in de G5 ook van 6,5 naar 6,6. |
Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. | Aandeel op de bevolking (van 16 tot 25 jaar) dat maximaal over een vbo/mavo-diploma beschikt. | Op stadsniveau geen cijfers beschikbaar, na invoering leerlingenvolgsysteem is indicator te volgen. |
Versterking van de positie van de stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt. | Aandeel huishoudens behorend tot de midden- en hogere inkomensgroepen. | Geen recentere gegevens beschikbaar dan vermeld in het vorige jaarverslag. In de G4 gestegen van 46% (1998) naar 47% (2000), in de G21 gedaald van 52% (1998) naar 51% (2000). In de G5 gelijk gebleven (61%). (Nederland ook gelijk gebleven met 60%). |
Verbetering van de fysieke leefomgeving en leefbaarheid. | Gemiddelde rapportcijfer voor de woonomgeving. | Onvoldoende bekend over gemiddelde ontwikkeling. |
Aandeel inwoners dat (zeer) tevreden is over de groenvoorziening in de buurt. | Aandeel bevolking dat tevreden is over groenvoorzieningen is tussen 1998 en 2003 gedaald van 71% naar 68%. | |
Kengetal verloedering. | Tussen 1998 en 2003 gestegen 4,1 naar 4,4. | |
Vergroting van de bereikbaarheid van economische activiteiten. | Geen indicator beschikbaar. | |
Versterking van de sociale infrastructuur. | Kengetal sociale kwaliteit van de woonomgeving. Tussen 1998 en 2003 gestegen van 6,1 naar 6,2. | |
Beleid ten aanzien van kwetsbare groepen. | Geen kwantitatieve informatie. | |
Verbetering van de veiligheid, tevens veiligheid op scholen. | Slachtofferschap van vermogensmisdrijven, vernielingen en verstoring van de openbare orde, geweldsdelicten. | De geregistreerde criminaliteit is tussen 1998 en 2003 gestegen, met uitzondering van het aandeel vermogensdelicten dat constant blijft. |
Aandeelin de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt. | Tussen 1998–2003: lichte stijging van 35% naar 36%. | |
Aandeel in de bevolking dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt. | Tussen 1998–2003: nagenoeg constant (ca. 25%). | |
Aandeel jeugdige delictplegers per 1 000 inwoners van de leeftijdscategorie 12–25 jaar. | Van 1998 tot en met 2001: G4: daling van 42 naar 41; G21: constant (29). | |
Veiligheid op scholen. | Geen kwantitatieve gegevens. | |
Duurzaam herstel van de kwetsbare wijken. | Relatieve stijging van de gemiddelde waarde van onroerende goederen in het kader van de Wet Onroerende Zaakbelasting. | CBS nog geen nieuwe cijfers op wijkniveau beschikbaar. |
3QC | 3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU |
ABD | Algemene Bestuursdienst |
ABP | Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds |
ACIR | Advies Commissie Informatievoorziening Rampenbestrijding |
ACT II | Ambtelijke Commissie Toezicht II |
ACTAL | Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten |
ADR | Algemene Doorlichting Rampenbestrijding |
AIVD | Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
AL | Administratieve Lasten |
AMvB | Algemene Maatregel van Bestuur |
ARBO | Arbeidsomstandighedenwetgeving |
Awb | Algemene wet bestuursrecht |
Awgb | Algemene wet gelijke behandeling |
B&W | burgemeester en wethouders |
BDU | Brede doeluitkering |
BEVI | Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen |
BSN | Burgerservicenummer |
BVK | Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties |
BVS | Budget Verdeel Systeem |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CAO | Collectieve Arbeidsovereenkomst |
CAOP | Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel |
CBP | College Bescherming Persoonsgegevens |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CCV | Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid |
CIBG | Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg |
CIP | Concern Informatiemanagement Politie |
CT Infobox | Contra TerrorismeInfobox |
DG | Directoraat-generaal |
DigiD | Digitale identificatie |
DTO | Defensie Telematica Organisatie |
ECO | Extra-comptabel overzicht |
EGEM | Elektronische Gemeenten |
EHRM | Europese Hof van de rechten van de mens |
ELO | Elektronische Overheid |
EP | Europees Parlement |
EU | Europese Unie |
G4 | de vier grote steden |
GBA | Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens |
GHOR | Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen |
GMS | Geïntegreerd Meldkamer Systeem |
GovCert | Government Computer Emergency Response Team |
GSB | Grotestedenbeleid |
HKZ | Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgketen |
HRM | Human Resource Management |
IBO | Interdepartementaal beleidsonderzoek |
ICT | Informatie- en Communicatietechnologie |
IGC | Intergouvernementele conferentie |
IGZ | Inspectie voor de Gezondheidszorg |
INK-model | Instituut Nederlandse Kwaliteit-model |
IOOV | Inspectie Openbare Orde en Veiligheid |
IPO | Interprovinciaal Overleg |
ISC | ICT-Service coöperatie Politie en Justitie en Veiligheid |
ISV | Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing |
JRV | Jaarrapportage Veiligheid |
KLPD | Korps Landelijke Politie Dienst |
KMar | Koninklijke Marechaussee |
KVO | Keurmerk Veilig Ondernemen |
LFR | Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding |
LOCC | Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum |
LRD | Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling |
LRT | Landelijk Rechercheteam |
LSA | Landelijk Samenwerkingsverband aandachtswijken |
LTP | Landelijk Telefoonnummer Politie |
MBI | Monitor Bedrijven en Instellingen |
MCB | Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven |
MIVD | Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
MOP | Meerjaren ontwikkelingsplan |
NAP | Nationaal ActiePlan Elektronische Snelwegen |
NBC | Nucleair Biologisch Chemisch terrorisme |
NCBB | Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen |
NCTB | Nationaal Coördinator TerrorismeBestrijding |
NIK | Nationaal Informatie Knooppunt |
Nota GPS | Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving |
NPC | Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing |
OSOSS | Open Standaarden en Open Source Software |
OSU | Overzicht Specifieke Uitkeringen |
OTV | OverheidsToegangsVoorziening |
OW | Ontwerpbegroting |
P&O | Personeel & Organisatie |
PA | Policy Authority |
PKI | Public Key Infrastuctuur |
Plavat | Plan van aanpak Transparantie in de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten |
PMB | Politie Monitor Beveiliging |
POC | Proof of Concept |
POR | Periodieke onderhoudsrapportage |
PPS | Publiek Privaat Samenwerkingsverband |
RID | Regionale Inlichtingen Diensten |
RNPK | Revitalisering Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding |
RvE | Raad van Europa |
RYX | Rijksoverheidintranet |
SAIP | Stichting Administratie Indonesische Pensioenen |
SBG | Stroomlijning Basis Gegevens |
SCO | Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel |
SIV | Sociaal, Integratie en Veiligheid |
SpA | Startpakket Actualisering |
SpG | Startpakket Gegevensverstrekking |
TAO | Trendnota Arbeidszaken Overheid |
Trw | Tijdelijke referendumwet |
UTBT | Unit Terreur en Bijzondere Technieken |
VNG | Vereniging Nederlandse Gemeenten |
VP | Veiligheidsprogramma |
VSO | Verbond Sectorwerkgevers Overheid |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
Wgr | Wet gemeenschappelijke regelingen |
WKR | Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding |
Wob | Wet openbaarheid van bestuur |
WRR | Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid |
WTS | Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen |
ZBO | Zelfstandig bestuursorgaan |
3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU 86, 154
Actieplan Terrorismebestrijding 35
Actieplan Terrorismebestrij 13
Actieprogramma «Bewust veiliger» 14
Administratieve lastendruk 71
Administratieve lasten 24, 25, 70, 71, 154
Administratieve Lasten(reductie) 65, 70
Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten 70, 154
AIVD 6, 12, 16, 17, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 107, 108, 109, 154
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds 85, 154
Algemene Bestuursdienst 23, 154
Algemene Doorlichting Rampenbestrijding 92, 154
Algemene wet bestuursrecht 28, 30, 154
Algemene wet gelijke behandeling 28, 29, 154
Ambtelijke Commissie Toezicht II 95, 154
Arbeidskostenontwikkeling 21
Arbeidsomstandighedenwetgeving 154
Arbeidsorganisatie 83, 84
Arbeidsvoorwaarden 21, 22, 26, 32, 33, 36, 57, 58, 63, 81, 84, 85, 88, 89, 90, 91
Architectuur en Elektronische Gemeenten 65
Beleidsplan Crisisbeheersing 15, 39, 47
Bestuurlijke boete 14
Bestuurlijke vernieuwing 6, 12, 17
Beveiligingsbevordering 51, 54
Biometrie 25, 66, 67, 74, 118
Bovenregionale en landelijke politiezorg 34, 35
Brede doeluitkering 20, 21, 60, 62, 78, 79, 144, 146
Burgerservicenummer 70, 154
C2000 15, 33, 39, 44, 45, 49, 102, 109, 125, 126, 128, 136
CAO-onderhandelingen 21, 33
Centraal Bureau voor de Statistiek 85, 154
Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg 73, 154
Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel 84, 154
Code Interbestuurlijke Verhoudingen 19, 25, 56, 60 61
Collectieve Arbeidsovereenkomst 154
College Bescherming Persoonsgegevens 70, 154
Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD 17, 52
Commissie-Franken 28, 29
Constitutioneel bestel 27, 28, 29
Constitutioneel toetsingsverbod 28
Contra-inlichtingen 53
Convenanten 13, 21, 30, 36, 42, 78, 79, 120, 121, 144, 146, 149
Criminaliteitsbestrijding 30, 31
CT Infobox 154
Defensie Telematica Organisatie 72, 154
Democratische rechtsorde 16, 51, 52, 53
Digitale identificatie 65, 154
Doorzettingsmacht 19, 20, 80
Dualisering 18, 57, 58, 59
Elektronische Gemeenten 154
Elektronische handtekening 67, 69, 72
Elektronische Overheid 69, 71, 154
Europees Parlement 19, 28, 29, 30, 154
Europese Hof van de rechten van de mens 28, 154
Europese Unie 12, 25, 29, 47, 84, 154
Expertteam GSB 78
Externe inhuur 23, 50
Extremisme 12, 16, 52
GBA 25, 65, 66, 67, 73, 74, 117, 118, 154
Gekozen burgemeester 6, 17, 56, 58, 60, 62, 63
Geneeskundige verzorging politie 32
Government Computer Emergency Response Team 72, 154
Grondrechten 6, 12, 28, 29
Grondwet 26, 27, 28, 29, 30, 56, 103, 104
Grondwetswijziging 28, 29
GSB III 20, 46, 58, 75, 76, 77, 78
GSB II 5, 20, 75, 77, 78, 80, 144, 146, 152
Herindeling 19, 59, 61, 73
Human Resource Management 154
Informatie- en Communicatietechnologie 154
Informatiebeveiliging 54, 72, 101, 140
INK-model 51, 154
Innovatie 34, 36, 66, 68, 86, 87, 91, 117, 144
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 92, 94, 154
Inspectie voor de Gezondheidszorg 154
Integraal Veiligheidsbeleid 13, 45, 46
Integriteit 12, 22, 35, 54, 55, 81, 82, 84, 94
Interbestuurlijke samenwerking 56, 58, 60, 61
Interdepartementaal beleidsonderzoek 24, 81, 89, 91, 154
Intergouvernementele conferentie 154
Internationale organisaties 52, 53
(inter)nationale samenwerking 16
Internetspiegel 81, 86
Kanskaarten 68
Kenniscentrum ELO 71
Ketenregie 58, 60, 61
Kiesraad 18, 29
Kiesstelsel 6, 18, 26, 27, 28, 30, 57
Kiezen op afstand 66, 67, 73
Klachtrecht 28, 30
Kleine ergernissen 14
KLPD 6, 10, 12, 16, 32, 33, 35, 37, 51, 52, 54, 102, 103, 105, 114, 115, 134, 135, 136, 137, 138, 155
Kwaliteitsverbetering 36, 40, 86, 87
Loonkosten 21, 85, 107, 109
Management Development 90
Migratie 49, 52, 53, 74, 103, 132
Migratiestromen 16
Nationaal ActiePlan Elektronische Snelwegen 155
Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen 16, 53
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding 16, 43, 52
Nota GPS 155
Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving 12, 155
Open Standaarden en Open Source Software 65, 155
Overheidsportaal 67, 71
OverheidsToegangsVoorziening 65, 155
PA 73
Pensioenvoorziening 85
Personeel & Organisatie 155
Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie 34
Policy Authority 71, 72, 73, 155
Politieke partijen 29, 56, 57, 58, 64
Politieregio's 48, 103, 114, 115
Prestatiecontracten 6
Prestaties en sterktegroei 13
Prestatievergelijking 86
Programma Andere Overheid 23, 65, 68, 70, 73
Public Key Infrastuctuur 155
Publieke Dienstverlening 23, 65, 67, 68, 86
Raad van Europa 13, 28, 29, 84, 155
Radicaliseringtendensen 52
Radicalisme 12, 16
Rechtspositie politieke ambtsdragers 63
Rechtsstaat 6, 27
Referendum Europese grondwet 27
Rekrutering 16, 52
Rijksbrede takenanalyse 24
Rijksoverheidintranet 92, 155
Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel 84, 155
Samenwerkingsschool 29
Shared services 22, 87
Situation Center 13
Specifieke uitkeringen 20, 25, 58, 60, 61, 62, 78
Staatkundige verhoudingen 29
Staatsveiligheid 51, 52
Statuut 27, 28, 29, 97, 127
Sterktegroei 13
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen 82, 83, 103, 155
Stroomlijning BasisGegevens 65
Terrorismebestrijding 16, 26, 33, 36, 50, 55
Terrorisme 6, 12, 13, 16, 35, 39, 47, 52, 53, 55, 154, 155
Tijdelijke referendumwet 27, 28, 155
Topinkomens 21, 22, 81
Trendnota Arbeidszaken Overheid 84, 155
Veiligheidsbeleid 6, 12, 45, 145
Veiligheidsmonitor 36
Veiligheidsonderzoeken 50, 51, 54
Veiligheidsprogramma 12, 13, 32, 36, 45, 46, 155
Veiligheidsregio's 15, 38, 42
Verbond Sectorwerkgevers Overheid 84, 155
Vereniging Nederlandse Gemeenten 70, 155
Verkiezingen 18, 27, 28, 29, 64
Vernieuwing HRM 88, 91
Verzelfstandiging 135
Waarden en normen 28, 29, 84
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen 29
Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding 155
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering 155
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 50
Wet openbaarheid van bestuur 27, 156
Wet veiligheidsonderzoeken 50
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 156
Zelfstandig bestuursorgaan 156
De G25 zijn: Amsterdam, Den Haag Rotterdam, Utrecht, Almelo, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Enschede, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo, Zwolle. In de monitoringsgegevens worden af en toe de G4 onderscheiden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht). De G5 zijn: Alkmaar, Amersfoort, Emmen, Lelystad, Zaanstad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30100-VII-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.