30 100 VI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Justitie 2004

nr. 8
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2005

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van de slotwet (30 100 VI, nr. 3), heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen. De daarop door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Coenen

1

Waarom was de start van het centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid vertraagd?

In het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid zijn verschillende, in de loop der jaren ontstane, kleinere initiatieven op het gebied van preventie en veiligheid gebundeld. De onderhandelingen tussen de betrokken publieke en private partijen over de uitgangspunten en de overdracht van de taken en het bijbehorende personeel van deze initiatieven namen meer tijd in beslag dan aanvankelijk werd voorzien. Om te zorgen voor een stevige organisatorische basis voor het Centrum, is ervoor gekozen de feitelijke start uit te stellen van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004.

2

Welke activiteiten in het kader van de preventie van criminaliteit blijven nog over nu de realisatie ongeveer éénderde lager is dan het oorspronkelijk begrote bedrag? Hoeveel procentpunten daling van de criminaliteit zijn niet gerealiseerd vanwege de onderbestedingen aan preventie?

De in de begroting 2004 voorziene activiteiten zijn uitgevoerd. De onderuitputting van € 3 miljoen wordt deels veroorzaakt doordat subsidies uit 2002 en 2003 op een lager niveau zijn vastgesteld (€ 0,8 miljoen), deels omdat een aantal activiteiten met vertraging startte (oprichting van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, € 0,8 miljoen). Voor een bedrag van € 1,4 miljoen bleef de vraag naar subsidies op verschillende onderwerpen achter bij de verwachtingen (Keurmerk Veilig Ondernemen, Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, Communities that Care en huiselijk geweld).

Het is niet mogelijk te berekenen hoeveel procentpunten daling van de criminaliteit als gevolg van de achterblijvende vraag naar subsidies niet gerealiseerd is.

3

Waarom zijn er minder aanvragen ontvangen voor de stimuleringsregelingen Kenmerk Veilig Wonen en Kenmerk Veilig Uitgaan?

Er zijn met name minder aanvragen ontvangen voor het Keurmerk Veilig Ondernemen dat zich richt op nieuwe bedrijfsterreinen of winkelgebieden. Het beperkte aantal aanvragen hiervoor vloeit voort uit het geringe aanbod van nieuwe bedrijventerreinen of winkelcentra. Het aantal projecten Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is conform planning gerealiseerd.

4

Waarom is er minder bijgedragen aan VWS voor de projecten Opvoedingsondersteuning en Communities that Care? Ligt hieraan een verandering van inzicht met betrekking tot de rol van Justitie ten grondslag? Zo ja, wanneer is dat veranderd inzicht gebleken?

Zowel het project opvoedingsondersteuning als het project Communities that Care zijn als pilots gestart onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van VWS en Justitie. Ten aanzien van de opvoedingsondersteuning is in 2004 besloten de uitvoering van opvoedingsondersteuning bij de (grotere) gemeenten neer te leggen. In dat verband is tevens afgesproken dat het Ministerie van VWS eerstverantwoordelijk is voor de financiële relatie met de gemeenten. De voor dit doel op de Justiebegroting geraamde middelen zijn dan ook volledig naar de begroting van het Ministerie van VWS overgeheveld. Voor wat betreft Communities that Care heeft Justitie een aantal jaren bijgedragen in de ontwikkeling en implementatie van deze preventiestrategie. Omdat deze strategie zich richt op het jeugdbeleid in achterstandswijken en het voorkomen van probleemgedrag, was van het begin af de bedoeling dat Justitie een tijdelijke financiele bijdrage zou leveren. Uiteindelijk bleken de totale kosten van CtC en daarmee de bijdrage lager uit te zijn gekomen dan geraamd in de begroting 2004.

5

Waarom is er € 0,4 miljoen minder uitgegeven aan projecten voor Huiselijk geweld? Wordt dit bedrag nog in 2005 uitgegeven?

In de begroting 2004 was reeds rekening gehouden met de kosten voor implementatie van een wettelijk huisverbod voor plegers van huiselijk geweld. Naar het zich laat aanzien zal het betreffende wetsvoorstel aan het eind van dit jaar bij de Tweede Kamer worden ingediend. De geraamde middelen zijn dan ook niet uitgegeven. Het restant van de onderuitputting kan worden toegeschreven aan het feit dat de bijdrage aan de VNG ter ondersteuning van gemeenten bij hun regietaak deels pas in 2005 betaalbaar is gesteld. Tenslotte was een doorloop voorzien van een aantal projecten die in 2002 en 2003 waren gestart. De meeste van deze projecten zijn echter vóór 2004 afgerond en afgerekend en drukten dus niet meer op de begroting 2004.

6

Wordt het bedrag voor Slachtofferzorg dat in 2004 niet tot uitkering is kunnen komen vanwege de te late aanvraag, wel in 2005 uitgegeven voor datzelfde doel?

Ja, hiervoor zijn in de Begroting 2005 middelen gereserveerd.

7

Hoe is de aanzienlijke onderschrijding van € 3,5 miljoen bij de uitgaven in het kader van het programma Jeugd Terecht te verklaren? Welke acties in het kader van dit programma zijn niet uitgevoerd en waarom niet? Hoe wordt het geld wel aangewend?

De onderuitputting van € 3, 5 miljoen bestaat uit twee delen namelijk € 2,0 miljoen op de middelen ter uitvoering van het actieprogramma Jeugd terecht en het restant bij de uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming.

De uitgaven bij Jeugd terecht zijn achter gebleven bij de raming doordat een aantal acties minder middelen vergden, dan begroot. Het ging daarbij om:

– de verbetering van de keteninformatie (0,2 miljoen). Gebruik kon worden gemaakt van de acties die reeds in het veld in gang waren gezet;

– stimulering van de effectieve aanpak veelplegers (0,3 miljoen). Het onderzoek naar effectieve aanpakken is nog niet afgerond.

– de toetsing preventieprogramma's door een auditcommissie (0,3). De toetsing/beoordeling van de preventieprogramma's zijn naderhand ingebed binnen het interdepartementale programma Operatie Jong;

– de uitbreiding van het aantal Stop-reacties (0,1).

Daarnaast bleek dat het aantal trajecten ITB achterbleef bij de raming, waardoor een bedrag van € 1,1 miljoen onbesteed is gebleven.

8

Hoe is de aanzienlijke onderschrijding van € 3,1 miljoen bij de uitgaven in het kader van de uitvoering jeugdbescherming en -reclassering precies te verklaren? Hoe wordt het geld wel aangewend?

Ten tijde van het opstellen van de 2e suppletore wet moest gebruik worden gemaakt van voorlopige, nog niet door de accountant geverifieerde opgaven van het aantal zaken van de bureaus jeugdzorg. De meevaller is ontstaan doordat de definitieve cijfers en daarmee de uiteindelijke subsidieverlening, per saldo lager uitkwamen dan de voorlopige opgaven van de bureaus jeugdzorg. Op grond van de budgetteringsregels is deze meevaller ten gunste van het algemene beeld gebracht.

9

Wat is de oorzaak van de verkeerde raming van de groei van het aantal zaken jeugdbescherming door de Bureaus Jeugdzorg? Hoe wordt voorkomen dat volgend jaar opnieuw verkeerd wordt geraamd? Hoe ontwikkelen de productiecijfers zich?

Zoals bij vraag 8 is aangegeven, is het ramingsverschil veroorzaakt doordat een correctie moest plaatsvinden op de voorlopige opgaven van de Bureaus jeugdzorg. Eerder, begin 2004, moest worden vastgesteld dat de instroomcijfers OTS, vanwege definitie- en registratieproblemen, onvoldoende betrouwbaar waren. Dit vormde de aanleiding om in nauwe samenwerking met de MO-groep in 2004 een traject in te zetten om de betrouwbaarheid van de informatie op het gewenste niveau te brengen. Dit traject is in 2004 afgerond. De betrouwbaarheid van de beleidsinformatie is tevens van belang voor het beter kunnen ramen van de uitgaven.

De provincies en grootstedelijke regio's dienen uiterlijk 1 juli 2005 informatie aan het rijk te verschaffen over de productiegegevens over het eerste kwartaal 2005. Op dit moment kan ik derhalve nog geen uitspraak doen over de ontwikkeling van het volume in 2005.

10

Wat is de oorzaak van het niet realiseren van het invoeren van een ouderbijdrage voor civiele jeugdbeschermingsmaatregelen, Halt-afdoeningen en jeugdsancties?

Voor het realiseren van de uitbreiding van het heffen van ouderbijdragen is wetswijziging noodzakelijk van zowel het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, als de Wet op de Jeugdzorg, terwijl bijbehorende implementatievraagstukken complexer blijken dan voorzien.

Onlangs zijn (kritische) adviezen van de geconsulteerde instanties ontvangen op het wetsontwerp. Gelet op het vorenstaande heeft het wetgevingstraject aanzienlijke vertraging opgelopen.

11

Wat is een «hogere uitputting» (operationele doelstelling 4.1.1, tweede bolletje)?

Met de «hogere uitputting» worden hogere uitgaven dan geraamd bedoeld, ook wel overschrijding genoemd.

12

Welke verschillende oorzaken zijn er aan te wijzen voor de onderschrijding bij de gerechten? Zijn er hierdoor ook minder zaken gedraaid dan mogelijk was geweest, zo ja hoeveel?

Voor de nadere verklaring van deze onderschrijding wil ik graag verwijzen naar het jaarverslag van de rechtspraak dat ik u onlangs heb toegezonden. In dit jaarverslag wordt hierover het volgende vermeld: «De onderschrijding heeft een wat complexere achtergrond van elkaar beïnvloedende factoren. Zo lag er een opdracht bij de gerechtsbesturen om plannen te maken voor de afbouw van de Vreemdelingenkamers. Tegelijkertijd moest de opbouw van de belastingkamers ter hand worden genomen. Tegen de achtergrond van de bescheiden groeiraming in de begroting 2004 hebben vele gerechtsbesturen pas op de plaats gemaakt met het aantrekken van personeel. Deze houding is versterkt door de strakke budgetdiscipline vanuit de Raad voor de rechtspraak: tekorten in 2004 verrekenen in 2005. Hierdoor is de invulling van vacatures vertraagd. Daarnaast had de Raad voor de rechtspraak in 2004 een ambitieus ict-programma. Enkele projecten hebben vertraging opgelopen in de voorbereiding waardoor de geplande uitgaven zijn doorgeschoven naar 2005».

Ten opzichte van de gemaakte afspraken voor het jaar 2004 is juist aanzienlijk meer geproduceerd, en dat zelfs tegen lagere uitgaven. Of bij volledige uitputting nog meer zou zijn geproduceerd door de gerechten is feitelijk niet te beantwoorden. Als dit al het geval zou zijn zou het effect slechts marginaal zijn geweest gezien de zeer beperkte onderschrijding (1,4%) en de hierboven gemelde oorzaken.

13

Wat is het verschil tussen «onderschrijding», «lagere uitputting», «achterblijvende uitputting»en «onderuitputting»?

Geen.

14

Waarom zijn de pilots bij het programma Terugdringen Recidive «minder voortvarend» van start gegaan? Wordt de onderschrijding op deze post nu voor hetzelfde doel behouden?

Aanvankelijk was de opzet dat de drie pilots vanaf januari 2004 van start zouden gaan. Omdat de voorbereiding ervan meer tijd heeft gevergd, kon deze start pas later plaatsvinden. Dit heeft geleid tot onderproductie bij de reclasseringsorganisaties op dit onderdeel. Deze wordt in 2005 achteraf met de drie reclasseringsorganisaties verrekend. Voor de uitvoering van het programma Terugdringen Recidive zijn op de begroting 2005 voldoende middelen gereserveerd.

15

Wordt er in het begrotingsjaar 2005 een inhaalslag ingezet om de onderschrijding op operationele doelstelling 5.1.5 in te halen? Hoe zal die inhaalslag vorm krijgen?

In 2004 is geen achterstand in de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden ontstaan. Een inhaalslag is derhalve niet nodig. Daartegenover zijn de uitgaven voor taakstraffen (zie operationele doelstelling 5.1.11) gestegen. De onderschrijding in 2004 is veroorzaakt door vertragingen bij de pilots voor het programma Terugdringen Recidive (zie ook vraag 14), bij de invoering van de Quick Scan en RISC en een efficiëntere aansturing van de reclassering. Voorts werd de Inspectie Sanctietoepassing later dan voorzien operationeel.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Vacature (LPF), Vacature (SP), Vacature (VVD).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GroenLinks), Hermans (LPF), Vergeer (SP), Örgü (VVD).

Naar boven