30 100 VI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Justitie 2004

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN JUSTITIE (VI)

Aangeboden 18 mei 2005

Gerealiseerde ontvangsten 2004 (bedragen in miljoen €)totaal € 967,5 miljoen

kst-30100-VI-1-1.gif

Gerealiseerde uitgaven 2004 (bedragen in miljoen €)totaal € 5.366,5 miljoen

kst-30100-VI-1-2.gif

Inhoudsopgave

A.Algemeen6
1.Voorwoord6
2.Verzoek tot déchargeverlening7
3.Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag12
4.Beleidsprioriteiten12
5.Beleidsartikelen31
6.Niet-beleidsartikelen151
7.Bedrijfsvoeringsparagraaf155
8.Raad voor de rechtspraak159
   
C.Jaarrekening163
9.Verantwoordingsstaat163
10.Departementale Saldibalans165
11.Baten- Lastendiensten174
11.0Samenvattende Verantwoordingsstaat174
11.1Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)175
11.2Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)178
11.3Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)181
11.4Studiecentrum Rechtspleging (SR)184
11.5Nederlands Forensisch Instituut (NFI)187
   
D.Bijlagen190
12.Bijlage 1: Overzichtsconstructies190
 – Jeugd;190
 – Tolken en Vertalers;195
 – Integratiebeleid etnische minderheden;196
 – Asiel en migratie.220
13.Bijlage 2: Toezeggingen Algemene Rekenkamer221
14.Afkortingen225
15.Trefwoordenregister233

A ALGEMEEN

HOOFDSTUK 1 – VOORWOORD

Met dit departementaal jaarverslag over de Justitiebegroting 2004 geven wij inzicht in de resultaten die zijn bereikt bij de uitvoering van het beleid in het jaar 2004.

In dit departementaal jaarverslag maakt Justitie, volgens de regels van de beleidsverantwoording, inzichtelijk in hoeverre eerder aangekondigde doelen zijn bereikt en welke financiële gevolgen daaraan verbonden waren.

De minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

HOOFDSTUK 2 – VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het ministerie van Justitie.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het ministerie van Justitie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het ministerie van Justitie over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

HOOFDSTUK 3 – LEESWIJZER

Algemeen

In dit jaarverslag legt het ministerie van Justitie verantwoording af over het gevoerde beleid, de bereikte resultaten van dit beleid en de kosten van het beleid in 2004. Het beleidsverslag bestaat uit twee gedeelten. In het algemene deel zijn opgenomen het voorwoord van de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, alsmede het verzoek tot dechargeverlening aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

De beleidsinhoudelijke terugblik op de beleidsprioriteiten uit de begroting vindt plaats in hoofdstuk 4 Beleidsprioriteiten. Hoofdstuk 5 Beleidsartikelen schetst per beleidsartikel de resultaten van het in 2004 gevoerde beleid. In de beleidsartikelen is de vorig jaar nog apart gepresenteerde jaarrekening geïntegreerd. In de beleidsartikelen zijn de toelichtingen uit de jaarrekening terug te vinden onder de paragraaf Financiële toelichting.

Hoofdstuk 6 bevat de niet-beleidsartikelen. In het beleidsmatige deel is tevens opgenomen de Bedrijfsvoeringsparagraaf (hoofdstuk 7). Dit hoofdstuk gaat in op de Mededeling Bedrijfsvoering en de toezichtsrelaties.

De indeling van de beleidsartikelen volgt de indeling van de begroting 2004, te weten:

1. Strategie;

2. Regelgeving;

3. Preventie en Rechtshandhaving;

4. Rechtspleging en Rechtsbijstand;

5. Sanctietoepassing;

6. Asiel, Migratie en Integratie;

7. Niet-beleidsartikelen.

A) Baten-lastendienst DBz

In de begroting 2004 is de Directie Bestuurszaken (DBz) opgenomen als dienst die het baten-lastenstelsel voert. In het bij de begrotingsbehandeling 2004 aangenomen amendement (TK 29 200 VI, nr. 108)) heeft de Tweede Kamer de agentschapstatus van DBz herzien. Derhalve is in het jaarverslag de verantwoording over de middelen en prestaties van dit onderdeel terug te vinden in de beleidsartikelen 3.1, 3.3 en 5.1.

B) Afspraken t.a.v. begroting 2004

Zoals in de begroting 2004 is vermeld heeft het ministerie van Justitie met betrekking tot een aantal punten specifieke afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. De afspraken die ook doorwerken in deze verantwoording worden hieronder gememoreerd.

Opbouw budgetstructuur van beleidsartikelen

De Rijksbegrotingvoorschriften 2003 schrijven een structuur per beleidsartikel voor. In afwijking daarop wordt in de begroting en jaarverslag 2004 van het ministerie van Justitie een beleidsdoelstelling eerst uitgewerkt naar operationele doelstellingen en pas daarna vindt een uitsplitsing plaats naar apparaats- en programma-uitgaven.

Programma-uitgaven

Alle uitvoerende diensten inclusief baten-lastendiensten van het ministerie van Justitie worden wat betreft de begrotingsindeling aangemerkt als programma-uitgaven.

Hanteren van toerekeningssleutel

Daar waar geen betere informatie voorhanden is, zijn bij de verantwoording de toerekeningssleutels gehanteerd zoals gehanteerd bij de ontwerp-begroting 2004.

Onderscheid «prestatiegegevens»

Het ministerie van Financiën maakt bij prestatiegegevens een onderscheid tussen reguliere en niet-reguliere gegevens. Het ministerie van Justitie heeft dit onderscheid ook aangebracht, maar hanteert daarvoor andere begrippen; begrippen die reeds binnen de organisatie bekend zijn. Reguliere gegevens worden aangeduid als «prestatiegegevens» en met niet-reguliere gegevens zijn «evaluatieonderzoeken» bedoeld.

Interpretatie (financiële) instrumenten

Door het ministerie van Justitie wordt hieronder het volgende verstaan: «In het algemeen gaat het om middelen, die worden ingezet om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Financiële beleidsinstrumenten zijn subsidies, leningen, garanties en deelnemingen».

C) Speciale positie Raad voor de rechtspraak

Met ingang van 1 januari 2002 is de Raad voor de rechtspraak opgericht. In verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak is tevens de Wet op de Rechtelijke Organisatie (wet RO) gewijzigd. Wezenlijk daarbij is dat in de wet RO de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering wordt geattribueerd aan de gerechten en de Raad voor de rechtspraak. Daarmee heeft de minister van Justitie geen directe verantwoordelijkheid meer voor de bedrijfsvoering van de rechtspraak. Wel heeft de minister nog een verantwoordelijkheid als toezichthouder. Een van de wijzigingen die bij het nieuwe systeem hoort is dat het Jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak een verklaring omtrent getrouwheid en de rechtmatigheid bevat, die is afgegeven door een door de Raad voor de rechtspraak aangewezen accountant.

D) Relatie rijksbijdrage en baten-lastendiensten

Het ministerie van Justitie draagt aan de diverse baten-lastendiensten (DJI, IND, CJIB, SR, NFI) een jaarlijkse bijdrage af. Omdat deze diensten vaak beschikken over meerdere inkomstenbronnen en zij onder andere hun uitgaven ten laste kunnen brengen van meerdere jaren is het niveau van de gerealiseerde uitgaven ten laste van het ministerie (de rijksbijdrage) meestal niet gelijk aan de kosten van het agentschap in het betreffende kalenderjaar. In de Justitiebegroting en het jaarverslag zijn de (gerealiseerde) rijksbijdragen op de betreffende operationele doelstellingen vermeld. Voor een juist beeld van de kosten en het exploitatieresultaat van de baten-lastendiensten wordt verwezen naar de specifieke verantwoording van de baten-lastendiensten (zie hoofdstuk 11).

E) Beleidsverslag en jaarrekening ineen

In het jaarverslag 2004 is de in voorgaande jaren separaat opgenomen jaarrekening geïntegreerd in het beleidsverslag. Hiermee wordt beoogd het jaarverslag compacter en toegankelijker te maken. De samenvoeging van deze delen zorgt er voor dat veel dubbele informatie is verdwenen uit het jaarverslag. In de beleidsartikelen is het jaarrekening gedeelte te herkennen als budgettaire gevolgen van beleid en de paragrafen Financiële toelichting. In de toelichtende paragraaf zijn in de regel alle verschillen en mutaties toegelicht die groter zijn dan € 0,5 miljoen, danwel politiek of anderszins relevant. Mutaties die in eerdere begrotingsstukken (waaronder suppletore begrotingen) aan de Tweede Kamer zijn gemeld, zijn in de financiële toelichting op hoofdlijnen vermeld.

B BELEIDSVERSLAG

HOOFDSTUK 4 – BELEIDSPRIORITEITEN

A. Beleidsprogramma

Inleiding

Vanuit het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II ontstonden de belangrijkste doelstellingen voor de beleidsagenda van de begroting voor 2004: een veiliger samenleving, een bruikbare rechtsorde en een betere integratie van nieuwkomers en oudkomers.

Zo passen de modernisering van het ondernemingsrecht, het straf- en strafprocesrecht en het bestuursrecht en het creëren van alternatieve vormen van geschilbeslechting binnen het streven naar een bruikbare rechtsorde. De uitvoering van het veiligheidsprogramma moet leiden tot een veiliger samenleving en de eerste resultaten zijn inmiddels zichtbaar. De criminaliteitscijfers tonen een dalende lijn.

Goede inburgering ten slotte is het begin van een betere integratie van nieuwkomers en oudkomers. In 2004 zijn eerst de contouren en vervolgens de uitwerking van het nieuwe inburgeringsstelsel gepresenteerd. Het nieuwe stelsel wordt de komende periode ingevoerd.

Justitie staat vaak in het middelpunt van de belangstelling. Logisch, want veel maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen raken aan de beleidsterreinen van het ministerie van Justitie. Het beleid van Justitie wordt daardoor beïnvloed. 2004 vormde daarop geen uitzondering. Een onderwerp dat in het centrum van de belangstelling stond, was de bestrijding van terrorisme. Al sinds de aanslagen van 11 september 2001 werkt de overheid aan een betere bescherming van de Nederlandse samenleving tegen terroristische aanslagen. De aanslag in Madrid op 11 maart 2004 maakte nogmaals duidelijk dat ook Europa doelwit is van terrorisme. De moord op Theo van Gogh heeft aangetoond dat ook Nederland niet gevrijwaard blijft van aanslagen. Voor het kabinet is dat aanleiding geweest het antiterrorismebeleid aan te scherpen en de voorgestelde maatregelen zijn uitgebreid met de Kamer besproken. Sinds mei 2004 is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding actief (NCTb), ter verbetering van de samenwerking op het gehele terrein van terrorismebestrijding.

De weken na de moord op Theo van Gogh maakten duidelijk hoe groot de afstand tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland de laatste jaren is geworden. Het integratiebeleid van het kabinet wil dat veranderen en komen tot gedeeld burgerschap: de mogelijkheid voor iedereen in Nederland om op alle niveaus deel te nemen aan de samenleving. Direct na de aanslag op Theo van Gogh nam de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het initiatief om de afstand tussen de verschillende bevolkingsgroepen te verkleinen en de binding te versterken. Dit Breed Initiatief Maatschappelijke Binding is op 26 januari 2005 gestart met een bijeenkomst van het kabinet en maatschappelijke en religieuze organisaties in de Ridderzaal in Den Haag.

Een belangrijke prioriteit voor 2004 die niet direct voortkwam uit het Hoofdlijnenakkoord of uit maatschappelijke ontwikkelingen was het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van het jaar. Ook voor Justitie was het EU-voorzitterschap van groot belang. De Nederlandse rechtsorde raakt steeds meer verweven met de Europese. Veel vraagstukken vragen een Europese benadering of een sterkere samenwerking tussen de EU-lidstaten. Het voorzitterschap bood Justitie de mogelijkheid op dit gebied nieuw beleid tot stand te brengen. Belangrijkste resultaat was het aannemen door de Europese raad van het«Haagse programma; versterking van de vrijheid, de veiligheid en het recht in de Europese Unie». Het was de eerste keer dat de EU in haar nieuwe samenstelling overeenstemming bereikte over een beleidsprogramma van zo'n grote omvang. Het Haags Programma beslaat het gehele terrein van vrijheid, veiligheid en recht: grondrechten, asiel -en migratiebeleid, grensbewaking, integratie, bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, justitie- en politiesamenwerking en civiel recht. Het is een praktisch programma dat duidelijke termijnen verbindt aan de diverse maatregelen. De Commissie presenteert in 2005 een actieplan dat de elementen van het Haags Programma verder uitwerkt.

Hieronder vindt u de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2004 waarbij – waar mogelijk – de opbouw is gevolgd van de beleidsagenda uit de begroting 2004.

Wetgeving

Privaatrecht

Bij de parlementaire behandeling van de verschillende wetsvoorstellen rond het ondernemingsrecht is goede voortgang geboekt. Zo aanvaardde de Tweede Kamer de wetsvoorstellen over de personenvennootschappen, de Europese Vennootschap en over collectieve afwikkeling massaschade. Over de afhandeling van letselschade en de bijbehorende lopende projecten is met de Tweede Kamer overlegd. In 2004 is de Wet auteursrecht in de informatiemaatschappij in werking getreden. Tevens kwam een nieuwe structuurregeling voor grote vennootschappen tot stand.

Straf- en strafprocesrecht

Een effectiever antiterrorismebeleid vereist ook wettelijke aanpassing. Daarom trad in 2004 de Wet terroristische misdrijven in werking. De strafmaat voor misdrijven met een terroristisch oogmerk is verhoogd en samenspanning en het werven voor de jihad is strafbaar gesteld. Dit zijn de belangrijkste elementen voor een slagvaardige aanpak van terrorisme in Nederland. Verder is het wetsvoorstel afgeschermde getuigen naar de Tweede Kamer gestuurd dat het mogelijk maakt AIVD-informatie onder bepaalde omstandigheden in een strafproces te gebruiken. Eind 2004 was dit voorstel gereed voor mondelinge behandeling door de Tweede Kamer.

In 2004 traden twee wetten in werking die betrekking hebben op de modernisering van de sanctietoepassing. Het betreft de Wet inzake de verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik en de Wet inzake de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Met name deze laatste is een belangrijke ontwikkeling in de aanpak van veelplegers. Met de beschikbare detentiecapaciteit kunnen met name de grote steden uitvoering geven aan de lokale aanpak van veelplegers.

Vier wetten (zogeheten verbetervoorstellen Strafvordering) beogen de strafrechtelijke procedure effectiever en sneller af te handelen. Verder werd bij de Tweede Kamer ingediend het wetsvoorstel strafvorderlijk elektronisch verkeer (elektronische aangifte). De Raad van State is advies gevraagd over een wetsvoorstel dat de positie van het slachtoffer in het strafproces wil versterken. Tot stand kwam de (initiatief)wet inzake de toekenning van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden. Op 1 januari 2005 trad de Wet op de uitgebreide identificatieplicht in werking.

Een uitgebreid overzicht van totstandgekomen en inwerkinggetreden wetgeving is te vinden bij de artikelsgewijze toelichting.

Geschilbeslechting en rechtsbijstand

Een bruikbare rechtsorde betekent onder meer dat het recht houvast biedt bij het oplossen van geschillen. Dat wil niet zeggen dat alles naar de rechter moet. In eerste instantie dient het recht het partijen mogelijk te maken onderling tot aanvaardbare oplossingen te komen. Komen ze er niet uit, dan dient het stelsel van rechtspleging zo efficiënt mogelijk de meest bevredigende oplossing dichterbij te brengen. Dat vereist verschillende vormen van alternatieve geschilbeslechting en een doelmatige rechtspraak. Daarbij dient de toegang tot het recht-ook voor minder draagkrachtigen – verzekerd te zijn.

Alternatieve geschilbeslechting

In 2004 is een uitgebreide beleidsnota over mediation aan de Tweede Kamer gestuurd met verschillende concrete initiatieven om de toepassing van dit instrument de komende jaren verder te bevorderen. Met de uitvoering van de aangekondigde voornemens is inmiddels een begin gemaakt. Zo zullen vanaf 1 april 2005 de gerechten en de juridische loketten kunnen doorverwijzen naar mediationinstellingen.

Een doelmatige rechtspraak

In 2004 is van alles gedaan om de algemene overbelasting van de rechtspraak tegen te gaan. Aan de stroomlijning van de strafrechtelijke procedures en vermindering van de werklast van de rechterlijke macht op het gebied van het strafrecht is als volgt gewerkt. In 2004 is in werking getreden de Wet uitbreiding bevoegdheid enkelvoudige kamers. Daarnaast zijn per 1 januari 2005 de vier eerder genoemde verbetervoorstellen, te weten inbeslagneming en doorzoeking door de rechter-commissaris (TK 29 252), wijziging regeling voorlopige hechtenis (TK 29 253), horen van getuigen (TK 29 254) en verkorte bewijsvoering bekennende verdachte (TK 29 255), inwerking getreden. Ook is het Wetsvoorstel OM-afdoening naar de Tweede Kamer gestuurd. Dat is bedoeld om de rechterlijke macht minder te belasten door het OM de minder zware zaken buitengerechtelijk te laten afdoen. Tenslotte is het wetsvoorstel «stroomlijning procedure in hoger beroep» voor advies naar de Raad van State gezonden.

Om de slagvaardigheid van de organisatie van de rechtspraak in het jaar 2004 verder te verbeteren zijn meerdere trajecten gestart dan wel afgerond. Eén ervan is het verruimen van de mogelijkheden voor de rechtspraak zelf om de zittingscapaciteit beter te benutten. Op 1 oktober 2004 is een wijziging van het besluit Nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen in werking getreden. Bij piekbelasting of bij het ontbreken van de specifiek benodigde expertise kan nu een ander gerecht – waar die capaciteit wel beschikbaar is – de zaak afhandelen. Dat betekent meer mogelijkheden voor de rechtspraak om de beschikbare capaciteit optimaal in te zetten.

Voorts is een onderzoek gestart naar de niet-judiciële taken van de rechterlijke macht, dat in de eerste helft van 2005 zal worden afgerond. Het onderzoek moet duidelijk maken wat de rechterlijk macht allemaal doet behalve geschilbeslechting of berechting van strafbare feiten. Naast deze inventarisatie wordt eveneens gekeken naar het tijdsbeslag van de rechterlijke macht.

In 2004 kreeg de rechtspraak te maken met een onverwacht fors hogere instroom van zaken in de sectoren kanton, civiel en bestuur. Hiervoor waren in 2004 slechts beperkt extra middelen beschikbaar, maar toch heeft de rechtspraak het merendeel van deze instroom kunnen afdoen waardoor de invloed op de voorraden en de doorlooptijden beperkt is gebleven.

Rechtsbijstand

In 2004 is de invoering gestart van de herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Onderdeel hiervan is de inrichting van 30 regionaal verspreide juridische loketten. In de eerste helft van 2004 is de (ICT) infrastructuur grotendeels ontwikkeld. In de tweede helft van 2004 zijn de eerste vijf juridische loketten geopend. De rest volgt in 2005. Om een actueel beeld te houden van de vraag naar en aanbod van gesubsidieerde rechtsbijstand is in 2004 de 2e monitorrapportage uitgekomen Deze is met beleidsreactie naar de Tweede Kamer gezonden.

Veiligheid, handhaving en sanctietoepassing

Belangrijke doelstellingen van het kabinet zijn het vergroten van de veiligheid en het versterken van de handhaving. Daarom is geïnvesteerd in de justitiële ketens door middel van programma's als het Veiligheidsprogramma, Modernisering sanctietoepassing, Rijk aan Handhaving, en Handhaven op Niveau.

Veiligheidsprogramma

In de twee jaar dat het Veiligheidsprogramma nu loopt is een brede en solide basis gelegd voor het bereiken van de belangrijkste doelstellingen. Inmiddels zijn de eerste effecten zichtbaar. De burger voelt zich veiliger. Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt – in 2002 nog 30,8% – is in 2004 gedaald tot 26,9%. Expertmeetings begin 2004 hebben laten zien dat verdere verbeteringen nodig en mogelijk zijn. Deze signalen, gevoegd bij die van de veiligheidsmonitoren en die uit het Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit, zijn in de midterm review van het Veiligheidsprogramma geanalyseerd en hebben geleid tot aanvullende maatregelen. Daarbij gaat het om de aanpak van geweld, het tegenhouden van criminaliteit, de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit en de grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsdiensten. Daarnaast wil het kabinet de inbreng vanuit de samenleving verder activeren en mobiliseren.

Ook is in 2004 hard gewerkt om de handhaving op peil te brengen. Dit heeft onder meer geleid tot het vastleggen van te behalen politieprestaties in het Landelijk Kader Nederlandse Politie, dat per korps in een convenant is uitgewerkt. De politie heeft in 2004 de afgesproken prestaties geleverd. Het openbaar ministerie heeft in 2004 de extra aanwas van door de politie aangeleverde zaken goed verwerkt, zelfs sneller dan verwacht.

Een uitgebeid overzicht over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma is te vinden in de vijfde voortgangsrapportage die separaat aan de Tweede Kamer wordt gezonden.

Handhaving

Onder de titel Rijk aan Handhaving werkt het ministerie van Justitie samen met andere ministeries aan een verdere professionalisering van de handhaving van ordeningswetgeving op rijksniveau. Bij beleid moeten vanaf het begin handhavingsaspecten een rol spelen. Programmatisch handhaven is een belangrijk middel om te komen tot professionalisering. Een eerste concept van programmatisch handhaven is inmiddels gereed en wordt nu uitgewerkt door middel van collegiale toetsing en evaluatie van (pilot)projecten bij de betrokken departementen. Twee proefprojecten lopen al; de mogelijkheid van een derde pilot wordt onderzocht.

Tevens wordt gewerkt aan een zelfanalyse-instrument om de beleidspraktijk binnen de eigen organisatie door te lichten op aspecten van programmatisch handhaven. TU Delft heeft voor de ontwikkeling van dit instrument een eerste verkenning verricht.

Voor de handhaving op decentraal niveau zijn als onderdeel van het actieprogramma Handhaven op Niveau in 2004 vrijwel alle best practices gereedgekomen. In de loop van 2005 worden die breed verspreid. Daarnaast beschikt, zo is gebleken uit onafhankelijk onderzoek, ruim 80% van alle gemeenten een over een handhavingsprogramma, veelal gemaakt met het door Handhaven op Niveau ontwikkelde instrumentarium.

DNA

De pilot Landelijke Sporendatabank heeft in 2004 opmerkelijke resultaten opgeleverd. Het stelselmatig verbanden leggen tussen aangetroffen DNA en vingersporen heeft tot nu toe geleid tot ruim 2 800 DNA-sporen. Deze vertegenwoordigen ongeveer 14 000 misdrijven. Behalve de extra identificaties van sporen van onbekende daders, zijn op nationaal niveau zogenaamde bovenregionale sporenclusters en -criminele samenwerkingsverbanden (CSV's) zichtbaar gemaakt en uitgewerkt voor nieuwe onderzoeken van de Bovenregionale Recherche. Eind december 2004 heeft dit geleid tot een eerste veroordeling, in 2005 zullen er velen volgen. Meer en meer wordt duidelijk dat investeren in het optimaal toepassen van forensisch rechercheren vruchten afwerpt.

Nationale Recherche

In 2004 is de Nationale Recherche van start gegaan. De opbouw van de Nationale Recherche is begeleid door een projectteam van Justitie, BZK en politie en het openbaar ministerie. Dat team heeft ook het eerste Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit in 2004 opgesteld. Op grond van het Nationaal Dreigingsbeeld hebben de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken een nieuwe koers bepaald bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit: zes nieuwe speerpunten en de opzet van een intelligence-agenda. Ook de internationale samenwerking krijgt vorm. De Nationale Recherche is een herkenbaar aanspreekpunt voor buitenlandse opsporingsdiensten, dat ook kan deelnemen aan Joint Teams: onderzoeksteams met politiefunctionarissen uit verscheidene EU-landen. De Nationale Recherche heeft inmiddels tientallen onderzoeken afgerond en er lopen nog velen. Het gaat dan ondermeer om netwerken rondom de productie en handel in XTC, terrorisme, mensenhandel en financieel economische delicten. Ook de Bovenregionale Teams laten indrukwekkende cijfers zien met nogmaals tientallen afgeronde en lopende onderzoeken op de gebieden milieucriminaliteit en fraude.

Terrorismebestrijding

Zoals hierboven vermeld nam terrorismebestrijding in 2004 een prominente plaats in binnen het justitiebeleid. Deels betrof het de uitvoering van eerder aangekondigd of in gang gezet beleid. Na de aanslagen in Madrid in maart 2004 is het beleid aangescherpt. Zo is begonnen met het vergroten van de capaciteit van de betrokken diensten en uitbreiding van strafvorderlijke bevoegdheden. Ook is besloten tot invoering van een alerteringssysteem. Om de coördinatie bij voorbereiding en uitvoering van het antiterrorismebeleid te versterken is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) aangesteld. De Staf van de NCTb is sinds 1 januari 2005 met een kernbezetting operationeel. Zoals gemeld in de brief van 24 januari 2005 zullen ook de mogelijkheden om via bestuursrechtelijke maatregelen op te treden worden vergroot. Het gaat dan bijvoorbeeld om een meldingsplicht voor personen tegen wie aanwijzingen bestaan die onvoldoende zijn voor strafrechtelijk optreden, maar wel maatregelen rechtvaardigen.

Terrorisme is een internationaal probleem. Daarom is de internationale samenwerking bij terrorismebestrijding geïntensiveerd. Binnen de Europese Unie gebeurt dat via de uitvoering van het EU-Actieplan voor de strijd tegen terrorisme. Ook de samenwerking met de Verenigde Staten is verder versterkt.

Drugsbeleid

De uitvoering van de nota «Samenspannen tegen XTC» uit mei 2001 verloopt volgens planning. De betrokken handhavingsdiensten zijn fors uitgebreid. De opsporing van grondstoffen voor synthetische drugs (primair XTC en amfetamine) is succesvol en vertoonde in 2004 een stijgende lijn. Het aantal inbeslagnames en de hoeveelheid inbeslaggenomen pillen – aan Nederland gerelateerd – in het buitenland was in 2004 laag, evenals in 2003.

Na het overleg in juni 2004 met de Kamer over de (in april verstuurde) Cannabisbrief is begonnen met de uitvoering van de diverse maatregelen. Er worden handhavingsmodellen opgesteld om gemeenten te ondersteunen bij de aanscherping van het lokale coffeeshopbeleid. Om het coffeeshoptoerisme tegen te gaan zal in Maastricht een proef starten met de «hasjpas». Het openbaar ministerie ontwikkelt een effectieve, planmatige aanpak van hennepteelt, gericht op de aanpak van criminele organisaties.

In 2004 is het beleid om de drugssmokkel vanuit specifieke risicolanden via de luchthaven Schiphol tegen te gaan verder geïntensiveerd. Eind 2003 is begonnen met 100% controles van vluchten uit aangewezen risicogebieden. Daardoor is het gemiddeld aantal smokkelaars teruggelopen van 35 à 50 per vlucht naar gemiddeld 2 per vlucht en is de hoeveelheid gesmokkeld en inbeslaggenomen kilo's cocaïne gedaald. Gegevens van betrapte koeriers komen op een lijst. Met de luchtvaartmaatschappijen zijn convenanten gesloten om deze passagiers te weigeren op vluchten van en naar de risicolanden. Op verzoek krijgen andere landen , zoals inmiddels Frankrijk, Duitsland en de VS, deze lijst. Op Schiphol is een scan in gebruik genomen om snel duidelijk te maken of iemand bolletjes heeft geslikt. Sinds de ingebruikname hebben ruim 900 mensen op vrijwillige basis van de scan gebruik gemaakt.

Fraude- en corruptiebestrijding

Het kabinet streeft naar professionalisering van de bestrijding van fraude en financieel-economische criminaliteit. Deze professionalisering heeft een impuls gekregen door het OM te versterken met het Functioneel Parket, door de inrichting van Interregionale Fraude Teams bij politie en OM, en door de versterking en uitbreiding van het Bureau Ontnemingswetgeving OM. Per 1 januari 2004 zijn de Nationale en bovenregionale recherche ingericht en maken de Interregionale fraudeteams (IFT's) deel uit van de bovenregionale recherche. Gelet op de maatschappelijke schade door faillissementsfraude is in 2004 besloten om die fraude steviger te bestrijden en duidelijker onderscheid te maken tussen de behandeling van wel en niet bonafide faillieten. Daartoe is een plan van aanpak gemaakt dat op 13 september 2004 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Deze aandacht zal naar verwachting op termijn doorwerken in de private sector zoals banken, verzekeraars en het bedrijfsleven in het algemeen.

Huiselijk geweld

In 2004 zijn ter verbetering van de aanpak van huiselijk geweld extra middelen ingezet. Ze zijn gebruikt om gemeenten te stimuleren hun regierol op te nemen, voor materiële ondersteuning van lokale en regionale publiekscampagnes, voor de opzet van een landelijk ondersteuningspunt huiselijk geweld en een expertisepunt jeugdprostitutie, voor de ontwikkeling van een aanbod aan specifieke risicogroepen, en voor een casusonderzoek over eerwraak. Ook is het wetgevingsproces gestart voor een tijdelijk huisverbod voor plegers van huiselijk geweld. Een uitgebreid overzicht van getroffen maatregelen is te vinden in het voortgangsbericht over de aanpak van huiselijk geweld dat in december 2004 naar de Kamer is gestuurd.

Geweld

Rond het thema «Weet wat je te doen staat als het om geweld gaat» is in de zomer van 2004 – net als in 2001 en 2002 – samen met het ministerie van BZK, een campagne gevoerd met onder meer televisie- en radiospots, buitenreclame, advertenties en een lespakket voor scholieren. De campagne riep getuigen van straatgeweld op om omstanders te mobiliseren. De intentie om dat te doen is zowel onder jongeren (van 49% naar 61%) als onder volwassenen (van 52% naar 63%) behoorlijk gestegen. Ook het percentage volwassenen en jongeren dat aangeeft veel te weten over «hoe te handelen als ik getuige ben van geweld op straat» is meer dan verdubbeld: van 14% tot 29% bij volwassenen en van 7% tot 26% (!) bij jongeren.

Criminaliteitspreventie

Op het gebied van criminaliteitspreventie is in 2004 veel aandacht besteed aan het voorkomen van criminaliteit in het bedrijfsleven. Zo is verder vorm gegeven aan het Actieplan Veilig Ondernemen dat met 10 projecten en 45 acties de bedrijfscriminaliteit wil terugdringen met minimaal 20% in 2008. Het actieplan formuleert acties voor de detailhandel, juweliers, transportbranche en horecabranche, omdat deze sectoren meer dan evenredig slachtoffer zijn van criminaliteit en inmiddels loopt een groot deel van deze acties. Daarnaast zijn 80 nieuwe projecten Keurmerk Veilig Ondernemen en 6 nieuwe projecten Kwaliteitsmeter Uitgaan begonnen. Op 2 juli 2004 is het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) officieel van start gegaan.

Slachtofferbeleid

De brief van 10 maart 2004 aan de Tweede Kamer heeft de kaders voor het slachtofferbeleid opnieuw geschetst. De invoering van de schriftelijke slachtofferverklaring en het spreekrecht hebben de positie van het slachtoffer versterkt. Ook het wetsvoorstel versterking rechtspositie slachtoffer in het strafproces – inmiddels gereed voor aanbieding aan de Raad van State – zal daaraan bijdragen.

Verklaring omtrent het gedrag

Sinds 1 april 2004 verstrekken niet meer de gemeenten, maar het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) de Verklaring omtrent het gedrag. Dat orgaan is ondergebracht bij het ministerie van Justitie. Sinds die datum kunnen niet alleen natuurlijke personen maar ook rechtspersonen zo'n verklaring krijgen. In 2004 zijn in totaal 120 000 verklaringen over natuurlijke personen en 500 verklaringen over rechtspersonen afgegeven. Het eerste getal is conform de verwachting, het tweede getal is lager dan verwacht. In 2005 wordt bezien hoe de verklaring omtrent het gedrag voor rechtspersonen meer bekendheid kan krijgen.

Modernisering sanctietoepassing

De behoefte aan sanctiecapaciteit blijft groeien, ook als gevolg van de voortvarende uitvoering van het Veiligheidsprogramma. Het tekort valt niet weg te werken door simpelweg nieuwe penitentiaire inrichtingen te bouwen. Dat kost niet alleen veel tijd maar er is ook te weinig geld. Door verschillende, ook onorthodoxe, maatregelen te nemen is de sanctiecapaciteit echter met succes verruimd. Bijvoorbeeld door de invoering van meerpersoonscelgebruik (2000 plaatsen), een succesvolle proef met toepassing van elektronische detentie voor kortere straffen (200 plaatsen) en de inzet van de eerste zogeheten detentieboot (250 plaatsen). Deze boot (voor uit te zetten illegalen) is een voorbeeld van snelle en relatief goedkope capaciteitsuitbreiding om de druk op het reguliere gevangeniswezen te verminderen. Al in 2004 werden voorbereidingen getroffen voor een tweede boot. Dankzij deze maatregelen konden noodingrepen om de capaciteitsdruk te verlichten, zoals incidenteel versneld ontslag (IVO) en ambtshalve strafonderbreking (SOB) in het laatste kwartaal van 2004 achterwege blijven. De door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gerealiseerde capaciteit (14 061 plaatsen) is in 2004 164 plaatsen hoger uitgevallen dan geraamd. Dat ondanks de taakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord. Om aan de financiële taakstelling en aan de gestegen capaciteitsvraag te kunnen voldoen, heeft DJI in 2004 het transformatieproces «De Nieuwe Inrichting» doorgezet. Onderdelen hiervan zijn een gerichte en verantwoorde versobering van detentieregimes waar mogelijk en een optimale inzet van celcapaciteit en personeel.

In maart 2004 is een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het TBS-stelsel die maatregelen aankondigt om doelmatigheid en capaciteit van TBS te vergroten. Daarnaast is in 2004 het verlofkader aangescherpt. Hiermee worden er meer zekerheden ingebouwd om te voorkjomen dat TBS 'ers verlof krijgen zonder een scherpe analyse van het risico.

In 2004 heeft de reclassering meer toezichten uitgevoerd (16 137 tegenover 12 142 in 2003) en meer taakstraffen ten uitvoer gelegd (29 811 tegenover 27 687 in 2003). In 2004 is het diagnostisch instrumentarium van de reclassering verder geprofessionaliseerd door het beschikbaar komen van RISc. Met Risc kan de reclassering de rechterlijke macht en het gevangeniswezen gerichter adviseren bij interventies die mikken op gedragsverandering. De bestaande gedragsinterventies van de reclassering zijn in 2004 doorgelicht aan de hand van internationaal erkende kwaliteitscriteria. Op basis van deze toetsing zal het arsenaal aan gedragsinterventies worden aangepast.

Jeugd

Jeugd terecht

Om de aanpak van jeugdcriminaliteit te verbeteren is in 2003 gestart met de uitvoering van het actieprogramma Jeugd terecht. Het programma heeft een looptijd tot 2007. In 2004 zijn verschillende acties ondernomen zoals de kwantitatieve en kwalitatieve versterking van opvoedingsondersteuning, de capaciteitsuitbreiding van de jeugdinrichtingen (waaronder nachtdetentie en de uitbreiding gericht op jeugdige veelplegers), de capaciteitsuitbreiding van jeugdreclassering en de ingebruikneming van de helpdesk privacy. Deze helpdesk is belast met beantwoording van vragen over privacy problemen rond Jeugd terecht, huiselijk geweld, veelplegers en forensische diagnostiek. De eerste evaluatie in september 2004 laat zien dat de helpdesk duidelijk in een behoefte voorziet.

De samenwerking tussen de justitiepartners is in 2004 verbeterd en de doorlooptijden zijn opnieuw verkort, vooral als gevolg van het in 2003 landelijk ingevoerde justitieel casusoverleg. Ook is de instelling van een erkenningscommissie voorbereid die alle justitiële programma's gaat toetsen aan de hand van bepaalde criteria. De beschikbaarheid van ITB-Criem, een specifieke maatregel in de aanpak van allochtone jongeren, is in 2004 verruimd tot het hele land. Daarbij is een methodiekbeschrijving beschikbaar gekomen, die veel aandacht besteedt aan oriëntatie op de Nederlandse samenleving en aan het overbruggen van culturele afstanden.

Jeugdsancties

Het jeugdsanctiesysteem moet effectiever en efficiënter. In de nota Jeugdsancties nieuwe stijl zijn daartoe nieuwe beleidslijnen uitgezet met steun van de Tweede Kamer. Het gaat om een integrale aanpak: het versterken van de keten preventie-repressie-nazorg en een betere samenhang tussen jeugdstrafrecht en het kinderbeschermingsrecht. Mede ter invulling van de taakstelling van de Justitiële jeugdinrichtingen is besloten tot drie proefprojecten om te toetsen of meerpersoons kamergebruik geschikt is voor bepaalde jeugdigen.

Om de aanpak van jeugdige veelplegers te verbeteren is het aantal plaatsen in Den Engh specifiek voor deze doelgroep met 24 plaatsen uitgebreid. De bezettingsduur van deze plaatsen is nog te kort om iets over de resultaten te kunnen zeggen. Het aantal door Justitie ingekochte plaatsen in de Glen Mills School is wegens een lage bezettingsgraad teruggebracht naar 50 plaatsen op jaarbasis. Wat de nachtdetentie betreft hebben over een heel jaar bezien 300 voorlopig gehechte jongeren gemiddeld 25 plaatsen bezet.

In 2004 is in samenwerking met de Forensisch Psychiatrische Dienst in een groot aantal arrondissementen gewerkt met het nieuwe systeem van forensische diagnostiek. Daarnaast zijn in 2004 voorbereidingen getroffen om ook de resterende arrondissementen per 1 januari 2005 met het nieuwe systeem te laten werken.

In 2004 is onderzoek verricht naar de samenplaatsing van jongeren op strafrechtelijke en civielrechtelijke titel in Justitiële inrichtingen, en naar crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen. Naar aanleiding daarvan hebben de bewindslieden van VWS en Justitie gezegd te willen stoppen met de plaatsing in een justitiële jeugdinrichting van jeugdigen die primair bescherming nodig hebben. Hierbij heeft ook de evaluatie van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen een rol gespeeld. Begin 2005 is een definitief standpunt en een uitgewerkt plan van aanpak aan de Tweede Kamer gestuurd.

Jeugdzorg

De Wet op de jeugdzorg is op 1 januari 2005 in werking getreden. In nauwe samenwerking met het ministerie van VWS is een jeugdzorgbrigade opgericht om de bureaucratie in de jeugdzorg aan te pakken en zijn samenwerkingsafspraken tussen de landelijk werkende instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij en de Bureaus jeugdzorg gemaakt.

De evaluatie van de pilots van het project Deltaplan Gezinsvoogdij is eind 2004 afgerond. Uit een onderzoek in 2004 blijkt dat het mogelijk is een instrument te ontwikkelen om periodiek de effecten van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen te meten. In overleg met het ministerie van VWS komt hier een vervolg op.

Integratie

De integratie van etnische minderheden stond in 2004 hoog op de politieke agenda. Bij de presentatie van zijn eerste begroting heeft het kabinet in de brief «Integratiebeleid Nieuwe Stijl» een omslag in het integratiebeleid aangekondigd. Het kabinet stelt zich ten doel een resultaatgericht en waar nodig verplichtend integratiebeleid te voeren. Kernbegrippen van het vernieuwde integratiebeleid zijn: afstand tussen allochtonen en autochtonen verminderen, accent op wat ons bindt, acceptatie van kernwaarden, naleven van basale normen, gedeeld burgerschap.

In 2004 zijn deze uitgangspunten uitgewerkt in wetsvoorstellen, maatregelen en beleidsacties. Er is vooral vooruitgang geboekt op de volgende onderwerpen: verdere concretisering van de beleidsuitgangspunten, de opzet van een nieuw inburgeringsstelsel, structureel overleg met organisaties van moslims, acties ter bevordering van de emancipatie van allochtone vrouwen, gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratiebeleid in de EU.

Verdere concretisering beleidsuitgangspunten

Het jaar 2004 startte voor wat betreft het integratiebeleid met de aanbieding van het rapport van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid aan de Tweede Kamer, de Commissie Blok. De conclusies van het rapport, die de Kamer voor het overgrote deel heeft onderschreven, vormden voor het kabinet aanleiding om de uitgangspunten van het Integratiebeleid Nieuwe Stijl verder uit te werken in de kabinetsreactie op het rapport Blok. Die reactie specificeert niet alleen de algemene uitgangspunten van het integratiebeleid, maar geeft ook aan hoe het integratiebeleid op de verschillende maatschappelijke velden vorm krijgt.

Het nieuwe inburgeringsstelsel

De vernieuwing van het inburgeringsstelsel was in 2004 prioriteit nummer één. De afspraken die hierover zijn gemaakt in het regeerakkoord zijn uitgewerkt in een contourennota. Belangrijkste elementen van het nieuwe stelsel zijn: inburgering begint voor nieuwkomers in het herkomstland; voor nieuwkomers én oudkomers komt er een verplicht inburgeringsexamen, de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt afhankelijk van examenresultaat; inburgeraars bepalen zelf hoe ze zich voorbereiden op het examen (vrije winkelnering). De contourennota is in mei 2004 besproken in de Tweede Kamer. Op basis daarvan zijn de voorstellen verder uitgewerkt. De uitwerking is in december van dat jaar gepresenteerd. Intussen is verder gewerkt aan de inburgering in het herkomstland en aan de regeling van de vrije winkelnering.

Overleg met moslimorganisaties

Na jaren van overleg en voorbereiding is het in 2004 gelukt moslims van verschillende geloofsrichtingen en uit verschillende herkomstlanden te verenigen in een gemeenschappelijk overlegplatform, zodat geregeld overleg mogelijk is tussen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Nederlandse moslimwereld. Dit overleg is nodig omdat de islam een factor is in de integratie van (delen van) de minderhedenbevolking. Na een gedegen onderzoek naar de representativiteit van de aangesloten organisaties heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het Contactorgaan Moslims en Overheid erkend. Inmiddels heeft zich een tweede groep moslimorganisaties aangediend: de Contactgroep Islam. Ook deze groep is nu erkend als overkoepelende organisatie van moslims. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie wil dat deze twee koepelorganisaties op korte termijn een gemeenschappelijk platform gaan vormen.

Een van de eerste prioriteiten in het overleg met de moslimorganisaties is het tot stand brengen van een Nederlandse imamopleiding. In 2004 is hierin belangrijke vooruitgang geboekt. Er is een aanbestedingsprocedure op gang gebracht voor trajecten naar een dergelijke opleiding.

Emancipatie van allochtone vrouwen

De emancipatie van vrouwen uit specifieke minderheidsgroeperingen is een sleutelfactor in de integratie van de bevolkingsgroepen waarvan zij deel uitmaken. In samenwerking met het ministerie van SZW en de commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheden is in 2004 een plan van aanpak opgesteld en in uitvoering genomen. Onderdeel van dit plan zijn bestuurlijke afspraken met gemeenten over projecten en maatregelen om de maatschappelijke participatie van deze vrouwen te vergroten. Binnen het plan van aanpak krijgen die vrouwen prioriteit die op zeer grote afstand van de Nederlandse samenleving staan.

Specifiek voor de bevordering van de emancipatie van vrouwen uit minderheden is het project Taaltotaal, in 2004 ontwikkeld. Het heeft tot doel de taalvaardigheid in het Nederlands van vrouwen uit minderheden substantieel te verhogen.

Integratiebeleid in de EU

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft het voorzitterschap van de EU benut om de integratie van derdelanders in de gehele Unie op de agenda te krijgen. Ze was in november – in Groningen – gastvrouw van een geslaagde ministersconferentie over integratie. In de aanloop naar de conferentie hebben onder leiding van Nederland de EU-partners overeenstemming bereikt over een reeks Europese basisbeginselen voor het integratiebeleid ten aanzien van derdelanders. Een en ander heeft inmiddels ook geresulteerd in een Commissievoorstel tot het instellen van een Europees integratiefonds.

Vreemdelingenbeleid

Europees en internationaal asiel- en migratiebeleid

Het asiel- en migratiebeleid nam een prominente plaats in binnen de werkzaamheden van het Nederlandse EU-voorzitterschap. De vaststelling van het Haagse Programma betekent dat continuering van het Tampere-programma is verzekerd. Een succesvol Europees asiel- en migratiebeleid vereist goede samenwerking met landen buiten de Europese Unie. Daarom besteedt het Haagse Programma aandacht aan onderwerpen als bescherming in de regio, de onderliggende oorzaak van migratie en transitproblematiek (met name op de Middellandse Zee). Ook het Europees terug- en overnamebeleid neemt een belangrijke plaats in binnen het Haagse Programma dat onder meer voorziet in de aanstelling van een Speciale Afgezant voor Terugkeer.

Het Nederlandse voorzitterschap heeft zich sterk gemaakt voor een versterking van de operationele samenwerking bij de buitengrensbewaking. Dat moet een spoedige aanvang verzekeren van de werkzaamheden van het Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen per 1 mei 2005.

Visa, verblijfsdocumenten alsmede paspoorten zullen in de toekomst biometrische kenmerken moeten hebben ter bestrijding van illegale immigratie en het terrorisme. De Europese Commissie heeft onder Iers voorzitterschap een voorstel ingediend voor de opname van biometrische kenmerken in paspoorten dat onder het Nederlandse voorzitterschap is aangenomen.

Bescherming van vluchtelingen in regio's van herkomst is een belangrijke doelstelling van het kabinet. De inspanningen in 2004 waren gericht op verbreding van het draagvlak binnen de Europese Unie voor een pilotproject voor bescherming in de regio. De samenwerking op dit terrein met UNHCR heeft zich met name afgespeeld binnen «Conventie Plus», een forum dat bedoeld is om betere afspraken te maken tussen landen van herkomst, landen van doorreis en landen van bestemming. In 2004 is gestart met de uitvoering van een aantal UNHCR-projecten, door de Europese Commissie gefinancierd, met cofinanciering van (onder andere) Nederland. Doel van deze projecten is te komen tot oplossingen voor langdurige vluchtelingensituaties en opbouw bescherming. De projecten worden uitgevoerd in verschillende regio's en landen in Afrika.

Zoals geschreven in een brief aan de Kamer in juli 2004 is het de bedoeling het hervestigingsbeleid een nieuwe impuls te geven. Nederland doet al langer mee aan het UNHCR Resettlement Program, maar tot nu toe is het niet gelukt om het quotum van 1 500 uitgenodigde vluchtelingen per drie jaar te vullen. In het kader van het nieuwe hervestigingsbeleid 2005–2007 is besloten (weer) selectiemissies te gaan uitvoeren. Zo heeft in november al een pilotmissie naar Oeganda plaatsgevonden. Daar zijn 150 vluchtelingen, vooral Congolezen, geselecteerd en uitgenodigd naar Nederland over te komen. Dat gaat gebeuren in het eerste kwartaal van 2005 in groepen van 50. Ze worden echter nog gerekend tot het quotum van 2004, dat daarmee in totaal op ongeveer 350 komt. Daarmee vertoont het aantal uitgenodigde vluchtelingen een stijgende lijn.

Toelatings- en terugkeerbeleid

Begin 2004 is de uitvoering van de eenmalige regeling voor langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers grotendeels afgerond. Die regeling had betrekking op vreemdelingen die vóór of op 27 mei 1998 in Nederland een eerste asielaanvraag hadden ingediend en op 27 mei 2003 nog in afwachting waren van een definitieve beslissing hierop (waaronder een definitieve beslissing over een in het kader van deze asielaanvraag verleende voorwaardelijke vergunning tot verblijf). Uiteindelijk zijn 2 097 verblijfsvergunningen verleend in het kader van de eenmalige regeling, zeventien aan Bosnische asielzoekers van de zogenaamde Stari Mostlijst en 220 verblijfsvergunningen in het kader van de «14–1 brieven» . Deze laatste categorie betreft brieven waarin om toepassing van de inherente afwijkingsbevoegdheid werd verzocht in verband met schrijnende omstandigheden.

De asielinstroom is in 2004 verder gedaald: 9 800 asielaanvragen zijn er geregistreerd en dit was 27% lager dan in 2003. Daardoor daalde ook de bezetting in de opvang verder. Een effectief terugkeerbeleid is een essentieel onderdeel van een rechtvaardig asielbeleid. Om de effectiviteit te vergroten is het project Terugkeer gestart, waarbinnen een ketenbrede aanpak is ontwikkeld. Per 1 januari 2005 waren in totaal 7 477 vreemdelingen uitgestroomd die tot de doelgroep van het project behoren. Het project loopt hiermee voor op de planning. Ook de gemiddelde uitstroom per week is hoger dan gepland. Een uitgebreid overzicht over de ontwikkelingen in de vreemdelingenketen in 2004 is te vinden in de rapportage vreemdelingenketen die recentelijk naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen

In de maanden mei tot en met augustus van 2004 is een eindevaluatie uitgevoerd naar de realisatie van de doelstellingen van de campus voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's). Op basis hiervan heeft het kabinet besloten de positieve elementen van de AMV-campus op de tussenvariantlocaties te continueren, zoals 24-uurs bewaking en begeleiding, het bieden van structuur door middel van het onderwijs- en dagprogramma en opvang in een centrale setting.

In april 2004 is een medisch-ethische commissie ingesteld met als taak toezicht te houden op het leeftijdsonderzoek bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In december 2004 heeft de commissie haar eerste rapportage gepubliceerd. Voorlopige conclusie: het leeftijdsonderzoek is een bruikbaar en acceptabel instrument.

Regulier vreemdelingenbeleid

Met ingang van 1 november 2004 zijn de voorwaarden voor gezinsvorming aangescherpt. De leeftijd is zowel voor de aanvrager als de referent in Nederland gesteld op 21 jaar. Daarnaast moet de referent beschikken over een inkomen van 120% van het Wettelijk minimumloon. Hiermee is een belangrijk beleidsvoornemen uit het Hoofdlijnenakkoord gerealiseerd.

Het kabinet heeft in april 2004 besloten tot invoering van de Kennismigrantenregeling. Een kennismigrant is een migrant die naar Nederland komt om arbeid in loondienst te verrichten met een bruto-inkomen vanaf 45 000 euro (of 32 600 euro als hij jonger is dan 30 jaar). Het inkomenscriterium geldt niet voor een promovendus in dienst van een onderwijs- of onderzoeksinstelling en voor post-doctoralen en universitair docenten onder de 30 jaar. Op 1 oktober 2004 is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gestart met de invoering van de regeling.

Op 13 april 2004 zijn de reguliere toelatingstaken overgeheveld van de Vreemdelingenpolitie naar de IND en de gemeenten. Het project Reguliere toelating en intensivering toezicht is per 1 mei 2004 beëindigd.

Illegaliteit

In april 2004 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de Illegalennota gepresenteerd met een pakket aan maatregelen om illegaal verblijf maar ook het profiteren van illegalen tegen te gaan. Met de uitvoering is een begin gemaakt. De detentiecapaciteit voor vreemdelingenbewaring is in 2004 uitgebreid. De ingebruikname van de eerste detentieboot in Rotterdam heeft de capaciteit van de uitzetcentra in 2004 versneld uitgebreid tot 250 plaatsen. Eind 2004 waren in totaal 2 091 plaatsen beschikbaar voor vreemdelingenbewaring.

B. Beleidsmatige mutaties

x € miljoen
2004
Hoofdlijnenakkoord 
Veiligheidsenveloppe Justitie*)95,0
Waarvan verdeeld: 
• Capaciteitstekort strafsectoren (4.1)12,4
• Ontwikkeling afdoeningprofiel (4.1)7,0
• Geïntegreerd Proces Systeem OM (3.3)10,0
• Intensiveringen in de strafrechtketen 
– OM (3.3)7,8
– ZM (4.1)6,6
– Rechtsbijstand(4.2)3,0
– Sanctietoepassing (5.1)41,0
– Overig strafrechtketen7,2
  
Jeugd/Preventie-enveloppe10,5
Waarvan verdeeld: 
• Preventie Huiselijk geweld(3.1)1,0
• Autonome groei jeugdreclassering(3.4)2,0
• Autonome groei maatregelen Jeugd Terecht (3.4)2,0
• Jeugdreclassering nazorg (3.4)1,0
• Jeugdbescherming Deltaplan (3.4)0,5
• Opvoedingsondersteuning(3.4)1,0
• Maatschappelijke opvang/reclassering(5.1)1,5
• Internaatachtige voorzieningen (5.1/7.2)1,5
  
Taakstellingen Hoofdlijnenakkoord specifiek 
• Differentiatie justitiële en penitentiaire aanpak en reclassering (5.1)– 40,0
• Aanpak illegaliteit (5.2)– 10,0
• Asiel/inburgering/immigratie(6.1/6.2/6.3/6.4)– 58,0
• Beëindiging remigratieregeling (6.4/7.2)– 12,4
  
Taakstellingen Hoofdlijnenakkoord algemeen 
• Efficiency/volumetaakstelling– 5,2
• Vermindering inhuur externen– 43,0
• Subsidietaakstelling– 5,8
  
Specifieke additionele maatregelen 
• Autonome groei schadefonds geweldsmisdrijven (3.2)2,5
• Gerechtskosten(3.3)15,0
• Intensivering Opsporing OM (3.3)12,1
• Ouderbijdrage jeugdbescherming en -sancties (3.4)– 4,0
• Groei Civiel- en Bestuursrecht (4.1)21,0
• Intensivering Veiligheidsprogramma ZM (4.1)4,0
• Belastingrechtspraak in twee instanties (4.1)12,0
• Intensivering VeiligheidsprogrammaRechtsbijstand (4.2)8,0
• Groei ambtshalve toevoegingen in strafzaken en inverzekeringstelling (4.2)7,3
• Groei inkomensafhankelijke toevoegingen rechtsbijstand (4.2)11,8
• Kosten medische zorg justitiabelen (5.1)5,2
• CJIBdetentieplaatsen (5.1)– 8,0
• Naturalisatietoets (6.1)2,7
• Taakstelling inburgering– 9,0
• Shared service centre HRM (7.2)4,0
• Herstructurering bestuursdepartement (7.1)– 0,5

– Achter elke maatregel is een verwijzing naar het beleidsartikel opgenomen voor een nadere toelichting.

– Negatieve reeks = lagere uitgaven/hogere ontvangsten

* Veiligheidsenveloppe Justitiedeel, na aftrek van middelen die ter beschikking worden gesteld aan het ministerie van BZK ten behoeve van de Commissie Van den Haak

Toelichting op beleidsmatige mutaties:

Veiligheidsenveloppe Justitie

Capaciteitstekort strafsectoren (4.1) 12,4

Intensivering in de strafrechtketen ZM (4.1) 6,6

Ontwikkeling afdoeningprofiel (4.1) 7,0

Vanuit de Veiligheidsenveloppe Justitie zijn aan de rechtspraak extra middelen toebedeeld voor drie specifieke trajecten; te weten het wegwerken bestaand capaciteitstekort strafsectoren, de ontwikkeling afdoeningsprofiel en de intensivering in de strafrechtketen. Met deze allocatie van extra middelen is met de Raad voor de rechtspraak extra productie afgesproken.

Geïntegreerd Proces Systeem OM (3.3) 10,0

De ontwikkeling van de GPS-managementinformatie-module is aanbesteed en nog in 2004 gerealiseerd; de implementatie zal in het eerste kwartaal 2005 worden voltooid.

Intensivering in de Strafrechtketen OM (3.3) 7,8

Zie de toelichting bij het beleidsartikel 3.3

Intensivering in de strafrechtketen Rechtsbijstand (4.2) 3,0

Zoals bij de begroting 2004 was aangekondigd heeft de groei van het aantal straftoevoegingen en inverzekeringstellingen als gevolg van intensiveringen in de strafrechtketen (veiligheidsprogramma) zich –evenals voorgaande jaren – ook in 2004 verder voortgezet.

Intensivering in de strafrechtketen Sanctietoepassing (5.1) 41,0

In het kader van de intensivering in strafrechtsketen is de bijdrage aan de Dienst Justitiële Inrichtingen in 2004 met € 34,7 miljoen verhoogd (toedeling Veiligheidsenveloppe II, tranche 2004). Het aandeel van de sector Gevangeniswezen bedroeg daarin € 27,1 miljoen ten behoeve van de uitbreiding van intramurale sanctiecapaciteit met 645 plaatsen. Deze plaatsen zijn in 2004 gerealiseerd, te weten voor 195 plaatsen extra inzet politiecellen, 150 plaatsen HvB, 180 plaatsen meerpersoonscelgebruik en 120 plaatsen voor vreemdelingen. Het aandeel TBS bedroeg € 7,6 miljoen ten behoeve van het terugdringen van het aantal passanten in het Gevangeniswezen. Met deze middelen zijn 3 acties in gang gezet:

• Creëren van goedkopere plaatsen (ultimo 2004 betreft dit 93 plaatsen);

• verbeteren van forensisch psychiatrisch toezicht ter bevordering van de door -en uitstroom;

• creëren van behandelvoorzieningen in het Gevangeniswezen.

Jeugd/Preventie-enveloppe

Preventie Huiselijk Geweld (3.1) 1,0

Autonome groei jeugdreclassering (3.4) 2,0

Autonome groei maatregelen Jeugd Terecht (3.4) 2,0

Jeugdreclassering nazorg (3.4) 1,0

Jeugdbescherming Deltaplan (3.4) 0,5

Opvoedingsondersteuning (3.4) 1,0

Maatschappelijke opvang/reclassering (5.1) 1,5

Internaatachtige voorzieningen (5.1) 1,5

De middelen zijn in 2004 gericht op de volgende doelen: stimulering van gemeenten om hun regierol op te nemen, materiële ondersteuning van lokale en regionale publiekscampagnes, opzet van een landelijk ondersteuningspunt huiselijk geweld en een expertisepunt jeugdprostitutie, ontwikkeling van een aanbod ten behoeve van specifieke risicogroepen, en een casusonderzoek met betrekking tot eerwraak. De aanpak van huiselijk geweld vormt inmiddels een element in het veiligheidsbeleid en in het grote steden beleid.

In verband met het sterke beroep op de jeugdreclassering zijn extra middelen aan de Bureaus jeugdzorg ter beschikking gesteld om de capaciteit van de jeugdreclassering uit te breiden. De in dit kader gereserveerde middelen zijn aangewend voor intensiveringen c.q. het oplossen van de knelpunten bij de Raad voor de Kinderbescherming, namelijk het invoeren en het vaker toepassen van een herziene Baro, het kwaliteitstraject leerstraffen, forensische diagnostiek en een aandeel in de kosten van een nieuw geautomatiseerd systeem.

In plaats van de oorspronkelijke bedoeling van vijf centra is thans in elk arrondissement de Forensisch Psychiatrische Dienst beschikbaar voor de borging voor de kwaliteit van jeugdforensische diagnostiek. In 2004 is in een groot aantal arrondissementen met het nieuwe systeem van forensische diagnostiek gewerkt. Daarnaast zijn in 2004 voorbereidingen getroffen om de resterende arrondissementen per 1 januari 2005 met het nieuwe systeem te laten werken.

De totale instroom jeugdreclassering, die ook is belast met nazorg voor jongeren die met het strafrecht in aanmerking zijn gekomen is in 2004 gestegen met ruim 10%. De inspanningen zijn er op gericht om de capaciteit van de jeugdreclassering af te stemmen op het aantal zaken.

De maatregelen van het Deltaplan Gezinsvoogdij zijn opgenomen in het algemeen deel van dit beleidsverslag.

In lijn met het hoofdlijnenakkoord hebben VWS en Justitie ervoor gekozen gezamenlijk de extra middelen beschikbaar te stellen voor de uitvoering van opvoedingsondersteuning voor ouders van kinderen met (een verhoogd risico op) politiecontact door de (grotere) gemeenten. De financiering en subsidiëring van de hier bedoelde activiteiten berust na overheveling van de gereserveerde middelen bij VWS.

Taakstellingen Hoofdlijnenakkoord specifiek

Differentiatie justitële en penintentiaire aanpak en reclassering (5.1) – 40,0

De taakstelling heeft voor € 22,9 miljoen betrekking op DJI. DJI vult deze taakstelling in door middel van het versoberen van de programma's en het bekorten van de bedrijfstijden van penitentiaire inrichtingen. Als gevolg van vertraging bij de invoering van de maatregelen kwam de realisatie 2004 uit op circa € 10 miljoen. De vertaging is een gevolg van de noodzaak om bij de invoering van dergelijke maatregelen de nodige zorgvuldigheid te betrachten, dit mede in relatie tot het overleg met de medezeggenschapsraden.

Ten aanzien van de realisatie resterende taakstelling (Reclasserring) wordt verwezen naar de operationele doelstelling 5.1.5.

Aanpak Illegaliteit (5.2) – 10,0

Deze taakstelling is geraamd uit hogere opbrengsten van boeten en transacties

Asiel/inburgering/immigratie (6.1/6.2/6.3/6.4) – 58,0

De taakstelling inburgering is verdeeld over de gemeenten. Door rekening te houden met nog aanwezige WIN-reserves bij gemeenten is het netto effect op het inburgeringsbudget van de gemeenten zoveel mogelijk beperkt. Gemeenten die niet beschikten over WIN-reserves zijn gecompenseerd.

Ten aanzien van de taakstelling Asiel wordt verwezen naar de toelichting bij de operationele doelstelling 6.2.5

Beëindiging remigratieregeling (6.4) – 12,4

Zie de toelichting bij het beleidsartikel 6.4

Taakstellingen Hoofdlijnenakkoord Algemeen

Efficiency/volumetaakstelling – 5,2

Deze taakstelling is naar rato van het personeelsvolume aan de diverse onderdelen van het ministerie, met uitzondering van het OM, het ZM en DJI, opgelegd.

Vermindering inhuur externen – 43,0

Op basis van de gemiddelde uitgaven voor inhuur externen over de jaren 2000, 2001 en 2002 en het relatieve aandeel daarin van ieder onderdeel, is deze taakstelling aan de diverse onderdelen van het ministerie opgelegd.

Subsidietaakstelling – 5,8

Deze taakstelling is naar rato over de daarvoor in aanmerking komende begrotingsartikelen verdeeld.

Specifieke additionele maatregelen

Autonome groei Schadefonds Geweldsmisdrijven (3.2) 2,5

De autonome groei van het aantal aanvragen bij het Schadefonds blijft binnen de ingeschatte stijging. Door het wegwerken van achterstanden in 2004 is het totaal van uitkeringen aan slachtoffers hoger dan in 2003.

Gerechtskosten (3.3) 15,0

Zie de toelichting bij operationele doelstelling 3.3.1

Intensivering Opsporing OM (3.3) 12,1

Zie de toelichting ij het beleidsartikel 3.3

Ouderbijdrage Jeugdbescherming en – sancties (3.4) – 4,0

De intentie om ouders een vergoeding te vragen voor de maatregel die hun kind krijgt opgelegd in niet gerealiseerd in 2004. In 2004 heeft Justitie bepaald welke modaliteiten in aanmerking komen voor een ouderbijdrage en welke financiële vergoeding daar tegenover kan staan. Het LBIO, als beoogd uitvoerder van de regeling, is gevraagd de uitvoeringsconsequenties in beeld te brengen. Een wetsvoorstel dat de ouderbijdragen regelt is in concept gereed en zal in 2005 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Groei civiel- en Bestuursrecht (4.1) 21,0

Om de bij de begrotingsvoorbereiding 2004 verwachte hogere instroom bij zowel de sector civiel- als bestuur het hoofd te kunnen bieden zijn aanvullende middelen ter beschikking gesteld en zijn hiervoor aanvullende productieafspraken met de Raad voor de Rechtspraak gemaakt. De instroom in beide sectoren blijkt fors hoger te zijn dan deze eerdere verwachtingen. Als gevolg van de inspanningen van de gerechten is echter toch vrijwel de gehele instroom afgedaan waardoor de invloed op de voorraden en de doorlooptijden beperkt is gebleven. .

Intensivering Veiligheidsprogramma ZM (4.1) 4,0

Zie de toelichting bij het beleidsartikel 4.1

Belastingrechtspraak in twee instanties (4.1) 12,0

Ten behoeve van de instelling van belastingrechtspraak in twee instanties is in 2004 bij alle rechtbanken een sector belasting ingesteld.

Intensivering Veiligheidsprogramma Rechtsbijstand (4.2) 8,0

Zoals bij de begroting 2004 was aangekondigd heeft de groei van het aantal straftoevoegingen en inverzekeringstellingen als gevolg van de intensiveringen in de strafrechtketen (veiligheidsprogramma) zich – evenals voorgaande jaren – ook in 2004 verder voortgezet.

Groei Ambtshalve toevoegingen in strafzaken en Inverzekeringstelling (4.2) 7,3

Zoals bij de begroting 2004 was aangekondigd heeft de groei van het aantal straftoevoegingen en inverzekeringstellingen als gevolg van de intensiveringen in de strafrechtketen (veiligheidsprogramma) zich – evenals voorgaande jaren – ook in 2004 verder voortgezet.

Groei inkomensafhankelijke toevoegingen rechtsbijstand (4.2) 11,8

Bij begroting 2004 werd aangegeven dat het aantal inkomensafhankelijke toevoegingen toenam. De stijging bleek naderhand veel groter dan ten tijde van de begroting 2004 werd verwacht.

Kosten medische verzorging justitiabelen (5.1) 5,2

Het beschikbare budget is meerjarig circa € 18 miljoen. De realisatie in 2004 is circa € 16 miljoen. Het toegevoegde budget is ingezet voor de compensatie van de toename van de ziektekosten.

CJIB-detentieplaatsen (5.1) – 8,0

In 2004 zijn 1 200 bestaande plaatsen detentiecapaciteit ten behoeve van het CJIB aangewezen als detentiecapaciteit met een sober regime. De in dat kader aan de DJI opgelegde korting bedroeg voor 2004 € 8 miljoen. Op jaarbasis komt het aantal plaatsen lager uit. Hoewel DJI ultimo 2004 aan de productietaakstelling heeft voldaan blijven de besparingen achter. Dat komt omdat zorgvuldig moet worden omgegaan met de personele aspecten. Als gevolg van deze vertraging komt de gerealiseerde besparing in 2004 uit op circa € 2 miljoen.

Naturalisatietoets (6.1) 2,7

Taakstelling inburgering (6.4) – 9,0

De taakstelling is verdeeld over de gemeenten. Door rekening te houden met nog aanwezige WIN-reserves bij gemeenten is het netto effect op het inburgeringsbudget van de gemeenten zoveel mogelijk beperkt. Gemeenten die niet beschikten over WIN-reserves zijn gecompenseerd.

Shared service centre HRM (7.2) 4,0

De voorbereiding van de ontwikkeling van het SSC HRM is bij Justitie in volle gang. Er is een programma-organisatie opgericht. Justitie ligt op schema als het gaat om de planning die rijksbreed is overeengekomen in en vastgesteld door de ministerraad.

HOOFDSTUK 5 – BELEIDSARTIKELEN

1 Strategie

Beleidsartikel 1.1 Strategie

Beleidsdoelstelling 1.1

Bieden van een toekomstgericht kader voor en een op wetenschappelijke kennis gebaseerde onderbouwing van een rationeel justitiebeleid.

Toelichting

Ook in het jaar 2004 is onder andere door het (doen) verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het ontwikkelen van strategie gewerkt aan het optimaliseren van de bijdrage van Justitie aan een veilige en rechtvaardige samenleving. De resultaten hiervan hebben hun weerslag gevonden in diverse beleidsdocumenten van het ministerie. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn, als gebruikelijk, als zodanig gepubliceerd.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 1.1      
       
uitgaven11 29212 55511 22312 10111 350751
       
ontvangsten23753240680691715
       
verplichtingen11 07916 02710 47311 29910 668631

Operationele doelstelling 1.1.1

Het tot stand brengen, toepassen en publiek maken van geldige (omgevings)kennis en een daarop gebaseerde strategie.

Strategieontwikkeling is een vooral intern gerichte activiteit, die voor een deel zichtbaar wordt in de keuze van beleidsonderwerpen waaraan prioriteit gegeven wordt en in de onderbouwing van concrete beleidsvoornemens. In 2004 is een groot aantal thema's nader verkend. Onder deze strategische onderwerpen waren:

• De afnemende acceptatie van individuele risico's, in het bijzonder de mogelijke gevolgen op het gebied van het civiel recht;

• ontwikkelingen op het terrein van ICT;

• ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën (in het bijzonder nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve sciences);

• identiteitsfraude;

• de toenemende samenhang van interne en externe veiligheid, in het bijzonder de daaruit voortkomende nieuwe dreigingen en de wijze waarop daarop gereageerd kan worden;

• vreedzaam samenleven in 2015, in het bijzonder in relatie tot integratie en bruikbare rechtsorde.

Over de eerste twee onderwerpen zijn in 2004 publicaties verschenen. Bevindingen met betrekking tot overige terreinen worden direct in de beleidsontwikkelingen ingebracht doch zullen mogelijk op een later tijdstip nog tot publicaties leiden. In 2004 is begonnen met een actualisering van de in 2002 verschenen strategische verkenning «Justitie over morgen».

De ontwikkeling van geldige omgevingskennis vindt voor ongeveer een derde van het onderzoek door eigen onderzoekers plaats. De resterende tweederde deel wordt aan externe partijen uitbesteed, ongeveer gelijk verdeeld tussen universitaire onderzoekgroepen en -instellingen enerzijds en particuliere onderzoekbureaus anderzijds.

Volumegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
Strategische documenten1214– 2
Verspreiding resultaten wetenschappelijk onderzoek776512
Antwoorden op informatievragen   
Via infodesk WODC4001 500– 1 100
Bezoeken websites WODC381 865150 000231 865

Toelichting:

Strategische documenten

Het betreft 8 afleveringen van het tijdschrift Justitiële Verkenningen (JV). De volledige inhoud van JV is met ingang van 2003 vanaf de dag van verschijning op de website van het WODC te lezen en te downloaden.

De overige 4 strategische documenten betreffen door het departement uitgebrachte stukken waarin strategische aspecten voorkomen.

Verspreiding resultaten wetenschappelijk onderzoek

Alle in 2004 uitgekomen WODC-rapporten en voor zover mogelijk ook de door het WODC gesubsidieerde onderzoeksrapportages zijn met volledige tekst en leesvervangende samenvatting via de WODC-site toegankelijk gemaakt.

In 2003 is de ontwikkeling van het «Prognosemodel Justitiële Ketens» (PMJ) gestart. Dit model omvat momenteel de hele veiligheidsketen. In 2004 is het model extern geëvalueerd en verder ontwikkeld. Ook is gestart met de ontwikkeling van een module voor civiel- en bestuursrecht.

De onderzoeksdatabase van het WODC, waarin gegevens zijn opgeslagen over alle door het ministerie van Justitie in gang gezette onderzoeken, is het afgelopen jaar geheel vernieuwd. Veel aandacht is ten slotte besteed aan het beschikbaar maken van voor de gebruikers van de WODC-documentatie relevante en interessante elektronische informatiebronnen.

Antwoorden op informatievragen

Dit aantal is lager uitgevallen dan begroot omdat besloten is de communicatie vooral via de websites van het WODC (intra- en internet) te laten verlopen. Het aantal bezoeken van de internetwebsite is zeer gestegen: van 150 000 in 2002 naar 381 865 in 2004.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 1.1.1      
       
uitgaven11 29212 55511 22312 10111 350751
programma-uitgaven0000681– 681
waarvan:      
– subsidies0000681– 681
apparaatsuitgaven11 29212 55511 22312 10110 6691 432
       
ontvangsten23753240680691715
       
verplichtingen11 07916 02710 47311 29910 668631

Financiële toelichting

Uitgaven

Bij suppletore wet zijn de begrote programma-uitgaven overgeheveld naar de apparaatsuitgaven.

Ontvangsten

De meerdere ontvangsten op operationele doelstelling 1.1.1 worden voor een groot deel veroorzaakt door detacheringen en interim functievervullingen.

2 – Regelgeving

Beleidsartikel 2.1 Wetgeving

Beleidsdoelstelling 2.1

Het in stand houden van een goed functionerend rechtssysteem.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 2.1      
 
uitgaven9 6788 1137 7268 1787 972206
 
ontvangsten04563371850185
 
verplichtingen11 0647 1177 5988 1047 972132

Operationele doelstellingen 2.1.1

Het tot stand brengen van regelgeving ter uitvoering van de grondwettelijke opdracht het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk- en strafprocesrecht in algemene wetboeken en algemene regels van bestuursrecht bij wet vast te leggen en het tot stand brengen van regelgeving ter realisering van beleidsdoelen van Justitie.

Privaatrecht

De prioritaire aandachtsgebieden in 2004 zijn geweest: tijdige invoering van Europese richtlijnen en verordeningenmodernisering van het ondernemingsrecht en lastenverlichting.

Burgerlijk procesrecht

• Inwerkingtreding uitvoeringswet EU-bewijsverordening: in werking getreden;

• inwerkingtreding uitvoeringswet EU-faillissementverordening: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel herroeping civiele zaken na uitspraak Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM): behandeling beëindigd;

• inwerkingtreding aanpassing onderdelen burgerlijk procesrecht: het wetsvoorstel is bij Eerste Kamer in behandeling.

Aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht

• Inwerkingtreding nieuwe regeling verzekeringsovereenkomsten (titel 7.17 BW); het wetsvoorstel is bij de Eerste Kamer in behandeling;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel affectieschade: het wetsvoorstel is bij Tweede Kamer in behandeling.

Aanpassing van de wet aan technologische ontwikkelingen

• Parlementaire behandeling collectieve afwikkeling grote schades: het wetsvoorstel is bij Eerste Kamer in behandeling;

• inwerkingtreding wetsvoorstel elektronische handel: in werking getreden;

• inwerkingtreding wetsvoorstel auteursrecht in de informatiemaatschappij: in werking getreden;

• inwerkingtreding wetsvoorstel aanpassing aan de WIPO-verdragen auteursrecht in de informatiemaatschappij: in werking getreden;

• parlementaire behandeling elektronisch rechtsverkeer in het vennootschapsrecht: het nader rapport is in voorbereiding.

Vennootschapsrecht

• Inwerkingtreding wetsvoorstel structuurregeling: in werking getreden;

• inwerkingtreding versterking rol aandeelhouders top inkomens; in werking getreden;

• inwerkingtreding toepassing IAS-normen: het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer in behandeling;

• inwerkingtreding wijziging faillissementswet: in werking getreden per 15–1-2005;

• parlementaire behandeling aanpassing Wet schuldsanering natuurlijke personen: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel personenvennootschap (titel 7.13 BW): het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel uitvoering verordening Europese Vennootschap: het wetsvoorstel is thans in behandeling bij de Eerste Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel modernisering jaarrekening recht (uitvoering EU-richtlijnen en verordening): het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel toezicht op jaarrekeningen: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• inwerkingtreding wetsvoorstel jaarrekening verzekeraars: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel vereenvoudiging bv-recht: het wetsvoorstel is in voorbereiding.

• indiening wetsvoorstel vergroting transparantie bezoldiging bestuurders en toezichthouders in de semi-publieke sector: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• wettelijke regeling vaststelling bezoldigingsbeleid en goedkeuring optieregelingen door aandeelhouders: in werking getreden;

• wettelijke regeling ter ondersteuning van de naleving van o.m. een corporate governance code: in werking getreden;

• indiening wetsvoorstel toezicht accountants: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• indiening wetsvoorstel flexibilisering ondernemingsrecht: de notitie modernisering vennootschapsrecht is bij de Tweede Kamer in behandeling;

• indiening wetsvoorstel stemmen op afstand: wordt op Europees voorstel gewacht;

• indiening wetsvoorstel elektronische communicatiemiddelen: het nader rapport is in voorbereiding.

Wetgeving over de positie van natuurlijke personen

• Inwerkingtreding Wet op Jeugdzorg: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel aanpassing huwelijksgoederenrecht: het wetsvoorstel is aanhangig in de Tweede Kamer;

• inwerkingtreding wetsvoorstel herziening stelsel kinderalimentatie: het wetsvoorstel is aanhangig bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel aanpassing mentorschap, curatele en bewind: in werking getreden.

Gevolgen van internationale ontwikkelingen op het privaatrecht

• Inwerkingtreding uitvoering vierde WAM-richtlijn: in werking getreden;

• inwerkingtreding wetsvoorstel conflictenrecht adoptie: in werking getreden;

• inwerkingtreding wetsvoorstel conflictenrecht geregistreerd partnerschap: in werking getreden;

• inwerkingtreding wetsvoorstel goedkeuring NGO-verdrag: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling uitvoeringswet binnenvaartverdrag: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel luchtvervoer: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• goedkeuring van het Verdrag van Montreal: in werking getreden.

Staats- en bestuursrecht

Algemeen

Op het terrein van het staats- en bestuursrecht is het afgelopen jaar de nadruk gelegd op verdere modernisering en uniformering van het bestuursrecht, op de nog steeds groeiende behoefte aan regels voor het vreemdelingen- en integratierecht, op de veiligheid en organisatie van politie en op het onderhoud van de wetgeving inzake de rechterlijke organisatie.

Veiligheid/criminaliteitsbestrijding/organisatie politie

De bevordering van de veiligheid in de samenleving vergt aanpassing van verschillende wetgeving op dit terrein. Het gaat dan om wetgeving die zich richt op de organisatie, slagvaardigheid en bevoegdheden van de politie en op bestrijding van terrorisme.

• Parlementaire behandeling wijziging Wet Wapens en Munitie in verband met regeling internationale onderzoeksteams: de voorbereiding van het wetsvoorstel is gestaakt;

• parlementaire behandeling wijziging Wet Wapens en Munitie in verband met uitbreiding bevoegdheden preventief fouilleren: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling van wetsvoorstel op de bijzondere opsporingsdiensten (inclusief instelling functioneel Openbaar Ministerie): het wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan de Raad van State;

• parlementaire behandeling wijziging Politiewet in verband met versterken bevoegdheden op rijksniveau: is in behandeling bij de 2e kamer;

• parlementaire behandeling wijziging Politiewet in verband met bewaken en beveiligen: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wijziging Politiewet in verband met samenwerkingsvoorzieningen: verantwoordelijkheid bij de minister van BZK het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.

Immigratie en integratie

Voorop staat een volwaardige deelname aan de samenleving en reële kansen op ontplooiing voor iedereen, ongeacht zijn of haar afkomst. Dat brengt mee een gericht integratiebeleid en in samenhang daarmee een restrictief vreemdelingenbeleid. De wetgeving faciliteert daarbij. Gewezen wordt op de volgende regelgeving.

Wijzigingen van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 met betrekking tot

• Het halen van een inburgeringsexamen als voorwaarde voor het verkrijgen van een definitieve verblijfsstatus: het wetsvoorstel is in voorbereiding (zie ook hieronder);

• aanscherping van de mogelijkheden tot gezinsvorming en gezinshereniging, alsmede het stellen van een inkomenseis: in werking getreden;

• effectieve (biometrische) registratie: verbonden met Europese besluitvorming;

• afschaffing van het driejarenbeleid: in werking getreden;

• aanpassing van rechterlijke toetsing in bewaringszaken: in werking getreden.

Daarnaast worden genoemd:

• Parlementaire behandeling van verschillende terugen overnameovereenkomsten: lopend proces;

• totstandkoming wijziging Vreemdelingenbesluit in verband met overheveling toelatingstaken: in werking getreden;

• inwerkingtreding wijziging Vreemdelingenwet in verband met implementatie richtlijn minimumnormen tijdelijk bescherming: in werking getreden;

• inwerkingtreding wijziging Vreemdelingenwet in verband met implementatie richtlijn verplichtingen vervoerders: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstellen tot wijziging Vreemdelingenwet in verband met implementatie van komende richtlijnen op de volgende terreinen:

– gemeenschappelijke minimumnormen opvang asielzoekers: in werking getreden;

– minimumnormen asielprocedures: richtlijn nog niet vastgesteld;

– onderlinge erkenning verwijderingsbesluiten: in werking getreden;

– langdurig verblijf derdelanders: voor advies voorgelegd aan ACVZ;

– gezinshereniging: in werking getreden;

– definitie vluchteling en subsidiaire vormen van bescherming: een implementatieplan is opgesteld;

– voorwaarden voor onderdanen derde landen om drie maanden te reizen in lidstaten: besprekingen in Brussel lopen nog;

– verlenging tijdelijke verblijfsvergunning aan slachtoffers van mensensmokkel: een implementatieplan is opgesteld.

• parlementaire behandeling van het nieuwe wetsvoorstel inburgering: voorbereiding van wetsvoorstel gestart.

Bestuursrecht

Bij het bestuursrecht wordt gestreefd naar vergroting van de effectiviteit van de wetgeving en vereenvoudiging van procedures. Andere voorstellen staan in het teken van dejuridisering.

• Parlementaire behandeling wijziging Awb vierde tranche (bestuurlijke boete en geldschulden): het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer in behandeling.;

• inwerkingtreding aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure: het wetsvoorstel is bij de Eerste Kamer in behandeling;

• inwerkingtreding rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel samenhangende besluiten: het wetsvoorstel is in voorbereiding.

• inwerkingtreding wet elektronisch bestuurlijk verkeer: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wet beroep tegen niet-tijdig beslissen: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wet aanpassing bestuursprocesrecht: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling algemene herziening Onteigeningswet: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling herziening rechterlijke uitspraken na uitspraak EHRM: de voorbereiding is gestaakt;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Awb (schadevergoeding en nadeelcompensatie): instelling studiegroep die in 2005 advies uitbrengt aan De minister van Justitie.

Rechtspleging

Na de ingrijpende herziening van de rechterlijke organisatie per 1 januari 2002 dienen nog verschillende onderwerpen te worden afgerond en is sprake van onderhoud van de regelgeving.

• Vaststelling wijziging besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen in verband met de betere benutting zittingscapaciteit: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel extern klachtrecht rechterlijke organisatie: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel rechtsbescherming en tuchtrecht zittende magistratuur: wordt meegenomen in de algehele herziening van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (dit laatste is in voorbereiding);

• parlementaire behandeling wetsvoorstel herziening rechterlijke functie en bezoldiging: voorbereiding gestaakt;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel flexibilisering van rechtspositionele wet- en regelgeving: wordt meegenomen in de algehele herziening van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (dit laatste is in voorbereiding);

• parlementaire behandeling wetsvoorstel veiligheidsonderzoeken zittende magistratuur: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wet belastingrechtspraak in twee instanties: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet RO in verband met uiterlijke kentekenen: in werking getreden;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet RO in verband met regeling gemeenschappelijk beheer: wordt meegenomen in het wetsvoorstel samenwerking gerechten en parketten (in voorbereiding);

• parlementaire behandeling wetsvoorstel instelling rechtseenheidskamer (afdeling bestuursrechtspraak RvSt/CBvB/CRvB): het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel herverkaveling bestuursrechtspraak: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet RO in verband met regeling nevenfuncties: het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet RO in verband met concentratie rechtsmacht: de voorbereiding is gestaakt;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) in verband met toepasselijkheid Wet arbeid en zorg: in werking getreden;

• vaststelling Besluit wijziging Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de toepasselijkheid Wet arbeid en zorg, Wet SUWI en Wet poortwachter: in werking getreden.

Toegang rechtsbestel

Wetgevingsvoornemens op dit terrein betreffen wijzigingen van de Notariswet en de Wet op de rechtsbijstand, die met name in het teken staan van evaluatie van deze wetten, alsmede voortvloeien uit beleidsvoornemens met betrekking tot herijking van laatstgenoemde wet.

• parlementaire behandeling wetsvoorstel tot wijziging van de Notariswet in verband met de evaluatie van de wet (onder andere herziening benoemingsvereisten): onderwerp van adviesaanvrage aan adviescommissie Hammerstein;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel tot wijziging van de Notariswet in verband met de notaris in loondienst: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• inwerkingtreding wet wijziging Wet op de rechtsbijstand (evaluatiewet): het wetsvoorstel is in behandeling bij de Eerste Kamer;

• parlementaire afronding aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan het fiscaal inkomensbegrip: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wijziging Wet op de rechtsbijstand t.z.v. vergoeding verdachte (art. 591a Sv): het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire behandeling algehele herziening van de Wet op de rechtsbijstand: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer;

• parlementaire afronding wijziging wet op de Rechtsbijstand in verband met implementatie richtlijn grensoverschrijdende geschillen: het wetsvoorstel is in behandeling bij de Eerste Kamer;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel gerechtstolken en vertalers: het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer.

Overige

Op het terrein van de privacy en de kansspelen zijn verschillende vervolgstappen genomen.

• Parlementaire behandeling integrale herziening van de Wet op de kansspelen: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• afronding wijziging Kansspelbesluit: het wetsvoorstel is in voorbereiding;

• parlementaire behandeling wetsvoorstel in verband met implementatie wijziging richtlijn bescherming persoonsgegevens: het wetsvoorstel is in voorbereiding.

Straf- en sanctierecht

In 2004 zijn verschillende belangrijke wetsvoorstellen wet geworden en inmiddels in werking getreden. Het betreft:

• Wet van 18 maart 2004, Stb. 105 (vorderen gegevens telecommunicatie);

• Rijkswet van 18 maart 2004, Stb.106, tot goedkeuring van het EU – Verdrag wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

• Wet van 18 maart 2004, Stb.107, tot uitvoering van het EU-Verdrag wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

• Rijkswet van 18 maart 2004, Stb.108, tot goedkeuring van het protocol bij het EU-Verdrag wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

• Wet van 18 maart 2004, Stb.109 (vorderen gegevens financiële sector);

• Wet van 21 april 2004, Stb. 180 (fraude niet-chartaal geldverkeer);

• Wet van 24 juni 2004, Stb.290 (Wet terroristische misdrijven);

• Wet van 24 juni 2004, Stb.300 (Wet op de uitgebreide identificatieplicht);

• Wet van 9 juli 2004, Stb. 350 (meerpersoonscelgebruik);

• Wet van 9 juli 2004, Stb. 351 (plaatsing inrichting stelselmatige daders);

• Wet van 21 juli 2004, Stb. 382 (spreekrecht slachtoffers en nabestaanden);

• Wet van 16 september 2004, Stb. 465 (DNA-onderzoek veroordeelden);

• Wetten van 10 november 2004, Stb.'n 577-580 (verbetervoorstellen Sv.);

• Wet van 9 december 2004, Stb.645(uitvoering internationale regelgeving bestrijding mensensmokkel en mensenhandel);

Op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden na, zijn al deze wetten inmiddels in 2004 in werking getreden.

Strafvorderlijke gegevensvergaring en -verstrekking

• Wetsvoorstel strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij (uitvoering kabinetsstandpunt commissie Mevis (TK 28 366, nr.1): dit wetsvoorstel is in november 2004 door de Tweede Kamer aanvaard en sindsdien aanhangig bij de Eerste Kamer;

• wetsvoorstel computercriminaliteit II (TK 26 671) en wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering van het Raad van Europa-verdrag «Crime in cyberspace»: laatstgenoemde wetsvoorstellen zijn in november 2004 om advies bij de Raad van State aanhangig gemaakt;

• wetsvoorstel strafvorderlijk elektronisch verkeer (elektronische aangifte): over dit wetsvoorstel heeft de Tweede Kamer in december 2004 een verslag uitgebracht;

• wetsvoorstel politiegegevens: dit wetsvoorstel was eind 2004 om advies aanhangig bij de Raad van State.

Positie van het slachtoffer

• Wetsvoorstel inzake positie in het strafproces: dit wetsvoorstel is in november 2004 om advies bij de Raad van State aanhangig gemaakt;

• wetsvoorstel verplichte aidstest: de stand van de wetenschap heeft aanleiding gegeven het oorspronkelijke wetsvoorstel, waarover de Raad van State reeds advies had uitgebracht, grondig aan te passen. Het is in 2004 gereed gemaakt voor (hernieuwde) voorlegging aan de Raad van State.

Strafmaxima

• Wetsvoorstel tot verhoging van strafmaxima voor bepaalde delicten (TK 28 484): dit wetsvoorstel is in juli 2004 door de Tweede Kamer mondeling behandeld. Door de vele nota's van wijziging en aangenomen amendementen is het (gewijzigde) wetsvoorstel vóór de eindstemming voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Het was eind 2004 gereed voor eindstemming door de Tweede Kamer.

• wetsvoorstel strafbaarstelling discriminatie wegens handicap: dit wetsvoorstel is in 2004 door de Tweede Kamer aanvaard en was eind 2004 gereed voor mondelinge behandeling door de Eerste Kamer.

Wijzigingen die voortvloeien uit evaluatie van regelgeving

• Wetsvoorstel tot wijziging van onder andere de Penitentiaire beginselenwet: dit wetsvoorstel is in oktober 2004 door de Tweede kamer als hamerstuk aangenomen en sindsdien aanhangig bij de Eerste Kamer;

• wijzigingen van de Wet Bijzonder Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ): het wetsvoorstel over de klachtenregeling (TK 28 999) was eind 2004 gereed voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer; over het wetsvoorstel over zelfbindingscontracten (TK 28 283) had de tweede Kamer een nader verslag uitgebracht. Het derde wetsvoorstel, te weten dat over de observatiemachtiging (TK 29 363) is in oktober 2004 door de Tweede Kamer aangenomen.

Efficiencymaatregelen

• Wetsvoorstel herziening betekeningsvoorschriften: over dit wetsvoorstel bracht de Tweede Kamer eind 2004 een verslag uit;

• wetsvoorstel stroomlijning hoger beroep en verzet: dit wetsvoorstel is in 2004 in consultatie gezonden. Eind 2004 waren de binnengekomen adviezen verwerkt en was het wetsvoorstel gereed om naar het ambtelijk voorportaal van de onderraad te worden gezonden;

• wetsvoorstel videoconferentie in het strafrecht (TK 29 828): de Tweede Kamer bracht eind 2004 een verslag uit over dit wetsvoorstel.

Anti-terrorismewetgeving

• Wetsvoorstel afgeschermde getuigen: dit wetsvoorstel is in 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Eind 2004 was het verslag van de Tweede Kamer verschenen en de nota naar aanleiding van het verslag in concept gereed. De mondelinge behandeling van dit wetsvoorstel wordt verwacht in maart 2005;

• wetsvoorstel verruiming mogelijkheden opsporing en vervolging terroristische misdrijven: eind 2004 was de consultatie over dit wetsvoorstel voltooid. De indiening bij de Tweede Kamer wordt voorzien april 2005.

Uitvoering van internationale regelgeving

• Uitvoering van het EU-kaderbesluit beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken: dit implementatiewetsvoorstel is in 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Eind 2004 was het verslag van de Tweede Kamer uitgebracht. De mondelinge behandeling in de Tweede Kamer wordt voorzien maart 2005;

• goedkeuring van het Protocol bij het verdrag van de Raad van Europa over terrorismebestrijding: dit wetsvoorstel was eind 2004 om advies bij de Raad van State aanhangig;

• uitvoering van het EU – kaderbesluit milieu en strafrecht: dit wetsvoorstel was eind 2004 om advies aanhangig bij de Raad van State;

• goedkeuring van het VN-verdrag transnationale georganiseerde criminaliteit: begin 2004 werd de stilzwijgende goedkeuring verleend.

Beleidsevaluatieonderzoek

In 2004 zijn de volgende evaluatieonderzoeken afgerond:

• Evaluatie wet herziening gerechtelijk vooronderzoek: Het evaluatierapport is in december 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden, vergezeld van een beleidsstandpunt;

• onderzoek strafminima in EU-verband: Het evaluatierapport is medio 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden, vergezeld van een beleidsstandpunt, dat is betrokken bij het wetsvoorstel herijking maxima;

• evaluatie wet bijzondere politieregisters: Het evaluatierapport is in januari 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden,vergezeld van een beleidsstandpunt;

• evaluatie wet BOB fase 2: Het evaluatierapport is in december 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden, vergezeld van een beleidsstandpunt;

• evaluatie Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen: Het evaluatierapport is in 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden, vergezeld van een beleidsstandpunt;

• evaluatie van de aanpassingen van artikel 141 Sr en de artikelen 540 e.v. Sv bij gelegenheid van het EK 2000: Het evaluatierapport is in het najaar 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden vergezeld van een beleidsstandpunt.

 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 2.1.1      
       
uitgaven9 6788 1137 7268 1787 972206
programma-uitgaven000000
apparaatsuitgaven9 6788 1137 7268 1787 972206
       
ontvangsten04563371850185
       
verplichtingen11 0647 1177 5988 1047 972132

Beleidsartikel 2.2 Wetgevingskwaliteitsbeleid

Beleidsdoelstelling 2.2

Het bevorderen van de kwaliteit van de wetgeving.

Verbetering van de kwaliteit van wetgeving te kunnen bereiken wordt ontwerpregelgeving – wetten en algemene maatregelen van bestuur – getoetst aan kwaliteitscriteria. Daarnaast worden in het kader van het programma Bruikbare Rechtsorde wetgevingscomplexen bepaald die op actuele functionaliteit worden onderzocht. Verder wordt de kwaliteit bevorderd door te zorgen dat het proces van voorbereiding zo goed mogelijk is ingericht, dat de nodige hulpmiddelen ter beschikking staan, en dat relevant wetenschappelijk onderzoek wordt gestimuleerd. De instandhouding van interdepartementale overlegstructuren waarborgt de continuïteit van de zorg voor kwaliteitsaspecten.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 2.2      
 
uitgaven5 0206 4208 0086 9596 559400
 
ontvangsten01331148420842
 
verplichtingen5 73810 7667 5604 7026 559– 1 857

Operationele doelstelling 2.2.1

Het bevorderen van de rechtsstatelijke kwaliteit van de regelgeving door toetsing van alle voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur voorafgaande aan de behandeling in de ministerraad, alsmede voor nota's van wijziging met inhoudelijke betekenis, voorafgaande aan indiening bij de Tweede Kamer.

In 2004 zijn 537 dossiers ter toetsing aan Justitie voorgelegd. Voor het grootste deel betrof dit wetsvoorstellen en ontwerp-amvb's; er zijn 18 nota's van wijziging ter toetsing aangeboden. In vrijwel alle gevallen leidde de toetsing tot aanpassing van de voorgelegde stukken, soms alleen in technische, maar meestal ook in inhoudelijke zin. In het merendeel van de gevallen werd overeenstemming bereikt over de voorgelegde stukken. In een enkel geval is het in 2003 ingevoerde instrument van het wetgevingsrapport ingezet. Soms bleek de dreiging van een wetgevingsrapport voldoende om alsnog tot overeenstemming te komen. Voor het overige werden beslispunten rechtstreeks aan de bewindslieden meegegeven bij behandeling van stukken in de ministerraad.

Het is enkele keren voorgekomen dat een voorstel zonder (voltooide) wetgevingstoets aan de ministerraad is voorgelegd. Dat betrof meestal nadere rapporten bij een kritisch advies van de Raad van State. Tijdsdruk of onduidelijkheid met de geldende procedure waren hiervan de oorzaak. De toetsingsprocedure ten aanzien van deze stukken is inmiddels in de zesde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving verduidelijkt.

De tendens dat de voorbereiding in voorportalen en onderraden de toetsingstermijn onder druk zet, heeft zich in 2004 voortgezet. Toetsing en behandeling in het voorportaal worden in toenemende mate parallel geschakeld. Onder meer via de vertegenwoordiging in de voorportalen wordt afronding van de toetsing vóór doorgeleiding naar onderraad of ministerraad afgedwongen.

De vernieuwde toetsingsdatabank waarin dossiers worden geregistreerd en gedocumenteerd is in 2004 inhoudelijk afgerond. Voor daadwerkelijke implementatie waren nog enkele aanpassingen in de technische infrastructuur van Justitie nodig. Begin 2005 zal de databank in gebruik worden genomen.

In 2004 zijn in samenwerking met het Meldpunt voorgenomen regelgeving (een samenwerkingsverband van de ministeries van Justitie, EZ en VROM) 29 quick scans van regelgevingsvoornemens1 beoordeeld. Op grond van deze quick scans zijn met het desbetreffende ministerie afspraken gemaakt omtrent bij de uitwerking van de voorstellen uit te voeren effectentoetsen (bedrijfseffectentoets (BET), milieueffectentoets (MET) en uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (U&H-toets)). Er zijn geen voornemens geselecteerd voor een kosten-batenanalyse.

Beleidsevaluatieonderzoek

Gestructureerde verslaglegging van de ervaringen uit de wetgevingstoetsing over 2004 heeft niet plaatsgevonden als gevolg van vertraging bij de realisering van de nieuwe toetsingsdatabank. In het voorjaar van 2005 zal wel de jaarlijkse ronde gesprekken met de ministeries worden gevoerd over de gang van zaken rond de toetsing. Ervaringen van de toetsers enerzijds en de betrokken wetgevingsdirecties anderzijds zullen het uitgangspunt vormen voor deze gesprekken.

Sinds januari 2005 worden op de site van het Kenniscentrum Wetgeving aandachtspunten en goede praktijken gepubliceerd die in de wetgevingstoetsing naar voren zijn gekomen. Op deze wijze wordt het delen van in de toetsing opgedane kennis gestimuleerd. Indien onderwerpen uitgekristalliseerd zijn, kunnen zij worden opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving of worden betrokken in projecten in het kader van het programma Bruikbare rechtsorde.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 2.2.1      
 
uitgaven7348039041 0411 044– 3
programma-uitgaven000000
apparaatsuitgaven7348039041 0411 044– 3
 
ontvangsten0404223023
 
verplichtingen8397798901 3361 044292

Operationele doelstelling 2.2.2

Het doorlichten van wetgevingscomplexen op belasting door regels voor burgers en bedrijfsleven en het beperken van administratieve lasten in regelgeving en de uitvoering daarvan.

Reductie administratieve lasten

In 2004 is gewerkt aan de uitvoering van het reductieprogramma voor administratieve lasten voor het bedrijfsleven dat in april 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden (TK II 29 515, nr. 8). De uitvoering van de aangekondigde maatregelen ligt op schema. Daarnaast is verder gezocht naar mogelijke maatregelen om de 25% reductiedoelstelling vol te maken. Over de voortgang van de eerste tranche maatregelen en over voorgenomen aanvullende maatregelen wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2005 geïnformeerd.

Voorts is een aanvullend onderzoek verricht met het oog op mogelijke vermindering van administratieve lasten als gevolg van de Algemene wet bestuursrecht, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet. Een overzicht met maatregelen op dat terrein is op 17 februari 2005 (TK II 2004/05, 29 515, nr. 54) aan de Tweede Kamer gezonden.

In 2004 is tevens een aanvang gemaakt met het programma voor vermindering van administratieve lasten voor de burger. Eerste stap is een nulmeting van de lasten voor de burger die uit Justitiewetgeving voortvloeien en inventarisatie van reductiemaatregelen.

Bruikbare rechtsorde

In 2004 is het programma Bruikbare rechtsorde van start gegaan, dat deels voortbouwt op de operatie Beter bestuur voor burger en bedrijf. Doel is nieuwe wetgevingsconcepten te ontwikkelen en met behulp daarvan wetgevingscomplexen te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat burgers en overheid meer ruimte wordt gegeven om in het publieke domein te doen wat nodig is. De regeldruk wordt daardoor verminderd en het overheidsoptreden kan aan effectiviteit winnen. Het programma wil ook het inzicht vergroten in de oorzaken van regeldruk en de mogelijkheden om deze te verminderen. Tevens beoogt het programma door middel van kennisoverdracht het gebruik van alternatieve reguleringsmodellen gangbaar maken.

In 2004 is onder andere het volgende tot stand gebracht.

• De nota Bruikbare rechtsorde, waarin een visie op wetgeving is gegeven en waarin 9 alternatieve reguleringsmodellen zijn opgenomen, is vastgesteld en naar de Tweede Kamer gezonden (TK 29 279, nr. 9);

• het concept van de «zorgplichten» als ruimte scheppend alternatief voor gedetailleerde regelgeving is nader ontwikkeld en vormt de grondslag voor dossiergerichte projecten. Een rapport daarover is aan de Tweede Kamer gezonden (TK 29 279, nr. 13);

• het concept van alternatieve toezichtsarrangementen, een afwegingskader voor het gebruik daarvan is ontwikkeld en aan de Tweede Kamer gezonden en vormt de grondslag voor dossiergerichte projecten (TK 29 279, nr. 13);

• de ministeriële regelingen van alle departementen zijn doorgelicht. Honderden regelingen zijn ingetrokken of anderszins uit de bestanden verwijderd. Voor de kwaliteitszorg van de ministeriële regelingen zijn criteria ontwikkeld (TK 29 279, nr. 19):

• 8 dossiergerichte projecten zijn ter hand genomen door interdepartementale werkgroepen die in het kader van het programma zijn ingesteld, met als opdracht voorstellen te ontwikkelen om tot verbetering en vereenvoudiging van die regelcomplexen te komen in het licht van bovenstaande uitgangspunten (startnotities toegezonden bij brief TK 29 279, nr. 15);

• overleg is ingericht met de inspectiediensten om problematische regelgeving te kunnen identificeren en alternatieve toezichtarrangementen te kunnen bespreken;

• de omvang van de regelgeving is in beeld gebracht door middel van een onderzoek dat is uitgevoerd door de universiteit van Groningen (toegezonden met voortgangsbrief TK 29 279, nr. 17). Op deze basis is een regelgevingsmonitor ingericht.

Gelet op de doelstelling kan, resumerend, worden vastgesteld dat:

• Inderdaad nieuwe wetgevingsconcepten zijn ontwikkeld;

• projecten ter hand zijn genomen die in 2005 tot besluitvorming zullen leiden;

• door middel van overdrachtsactiviteiten het nodige is gedaan om alternatieve wetgevingsbenaderingen gangbaar te maken;

• door middel van overdrachtsactiviteiten het nodige is gedaan om alternatieve wetgevingsbenaderingen gangbaar te maken.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 2.2.2      
 
uitgaven734644524961495466
programma-uitgaven000000
apparaatsuitgaven734644524961495466
 
ontvangsten0402310010
 
verplichtingen839620518961495466

Operationele doelstelling 2.2.3

Het vergemakkelijken en verbeteren van de voorbereiding van regelgeving.

Kenniscentrum Wetgeving

Beoogd doel: de voorbereiding van regelgeving vergemakkelijken door het instandhouden van netwerken van wetgevingsjuristen, het ontwikkelen van instrumenten en het uitwisselen van kennis.

Een belangrijke mijlpaal was de lancering van een nieuwe site van het kenniscentrum in december. Deze site is overzichtelijker, grotendeels toegankelijk voor niet alleen de wetgevingsjuristen maar ook de beleidsmedewerkers van de departementen (dat laatste was wenselijk omdat de diverse instrumenten zoals de Aanwijzingen voor de regelgeving en checklists ook voor hen gelden), meer uitgebreid (bijvoorbeeld op het punt van links naar buitenlandse bronnen) en tenslotte voorzien van meer interactieve mogelijkheden. Op de nieuwe site wordt eveneens een kanaal geboden voor de ervaringen met de Aanwijzingen voor de regelgeving en kunnen bevindingen uit de toetsing aan de wetgevingsjuristen worden doorgegeven.

Het gebruik van de site nam in 2004 toe: de site werd ongeveer 23 000 maal bezocht door ruim 600 personen (ongeveer 80% van de doelgroep); gemiddeld bezoeken wetgevingsjuristen de site meer dan 30 maal per jaar. De Sdu-databanken, de Wie Weet Wat en de diverse toetsen worden nog steeds het meest bezocht. Er zijn voorts enkele kenniskringen gehouden, onder andere over de implementatie van EU-recht.

Omdat het klanttevredenheidsonderzoek steeds opleverde dat de klanten tamelijk tevreden zijn, is dit onderzoek dit jaar anders opgezet en toegespitst op de werksituatie van de wetgevingsjuristen. De resultaten worden in 2005 verwacht.

Het project «operationalisering van kwaliteitseisen» leidde tot een nader uitgewerkt instrument. Een ander project behelsde de competentieprofielen die op de diverse departementen gebruikt worden voor wetgevingsjuristen, mede in verband met de uitwisseling van hen. Het resultaat wordt besproken in de Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en Wetgevingsbeleid (ICCW). Het project certificatie, dat moet leiden tot een instrument terzake, is gestart.

Academie voor Wetgeving

De beoogde doelen:

• Het streven om door gezamenlijke werving, selectie en opleiding van startende wetgevingsjuristen bij te dragen aan de vermindering van het arbeidsmarkttekort aan wetgevingsjuristen. In september 2004 is de vierde lichting startende wetgevingsjuristen aangenomen. Het ging om 13 deelnemers. De 19 deelnemers van de tweede lichting beëindigden hun opleiding in augustus 2004. Verder werd aan de 8 deelnemers aan de derde lichting gedurende het gehele jaar 2004 de opleiding aangeboden;

• De kwaliteit van wetgeving te verbeteren en het vak van wetgevingsjurist aantrekkelijk te maken door te voorzien in extra opleidingsmogelijkheden voor reeds zittende wetgevingsjuristen. Naast de reeds eerder opgestarte opleidingen voor wetgevingsjuristen en senior-wetgevingsjuristen, is het aanbod in 2004 verbreed met twee nieuwe opleidingen: voor wetgevingsspecialist en voor wetgevingsmanager.

Justitie heeft in 2004 een subsidie aan de Academie verstrekt van € 2 195 000. Deze subsidieverlening heeft plaatsgevonden op basis van de door de Academie ingediende en door de minister van Justitie goedgekeurde begroting.

Overeenkomstig de afspraak met de Universiteit van Maastricht zijn twee deeltijdleerstoelen aan die universiteit gevestigd. De leerstoelen zijn voor onderwijs en onderzoek in respectievelijk Europees bestuursrecht en openbaar bestuur en Wetgevingskwaliteit.

Het instandhouden van de Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en Wetgevingsbeleid (ICCW) en het Interdepartementaal wetgevingsberaad (IWB) strekt tot bevordering van het overleg over horizontale wetgevingsvraagstukken en de zorg voor de waarborging van kwaliteitsaspecten. Beide commissies kwamen in 2004 overeenkomstig hun vergaderschema bijeen (ICCW 10 maal; IWB 4 maal). In het IWB waren (onder meer) de 6e wijziging van Aanwijzingen voor de regelgeving, de 2e evaluatie van de Awb en de aanpassingswetgeving 4e tranche Awb aan de orde. De ICCW deed als voorportaal voor de Raad voor de rechtspraak enkele tientallen wetsvoorstellen en ontwerp-amvb's af en behandelde voorts nota's betreffende bij voorbeeld de modernisering van het ondernemingsrecht, een slagvaardiger bestuursrecht, de mogelijke uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet, de uitvoering van het programma Bruikbare Rechtsorde en toezicht.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 2.2.3      
 
uitgaven2 9354 6495 5864 4024 36735
programma-uitgaven2 06600000
apparaatsuitgaven8694 6495 5864 4024 36735
 
ontvangsten040197970797
 
verplichtingen3 3558 5225 54520014 367– 2 366

Financiële toelichting

Ontvangsten

De ontvangsten op operationele doelstelling 2.2.3 betreffen het terugvloeien van het teveel uitgekeerde subsidievoorschot: bij het definitief vaststellen van de subsidie aan de Academie voor Wetgeving over het jaar 2003 is gebleken dat er sprake was van een te ruime bevoorschotting ter grootte van ruim € 783 000. Overeenkomstig de subsidievoorwaarden is dit bedrag verrekend met de subsidie over het jaar 2004.

Operationele doelstelling 2.2.4

Het bijdragen aan de inzet van Nederland als lidstaat aan de verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving en aan een juridisch juiste doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde.

Activiteiten van de ICER (Interdepartementale Commissie Europees Recht)

Beoogd doel: bijdragen leveren aan de kwaliteitsverbetering van Europese regelgeving en juiste doorwerking van Europees recht in Nederland.

De bijdrage aan de kwaliteit van Europese regelgeving is op een aantal manieren geleverd.

In de eerste plaats in de vorm van commentaren op ontwerpteksten in het kader van de Conventie/IGC met betrekking tot vereenvoudiging van de EU-regelgevingssystematiek. In de tweede plaats is, in aansluiting op het ICER-advies terzake, een actieve bijdrage geleverd aan de EU Voorzitterschapsinspanningen ter verbetering van de kwaliteit van EU-regelgeving («Better Regulation»). Dit resulteerde onder meer in het door de ministeries van Economische Zaken, het ministerie van Financiën en het ministerie van Justitie in oktober 2004 gehouden congres «Simple is Better», dat tot een vervolgsymposium heeft geleid in januari 2005. Voorts is de Leidraad onderhandelen in Brussel uitgebracht: een praktische handleiding met (juridische) richtsnoeren voor degenen die betrokken zijn bij de totstandkoming van nieuwe EU-regelgeving. Tenslotte zijn uitgangspunten ontwikkeld voor (EU-regelgeving terzake van) de oprichting van agentschappen.

In verband met een (inhoudelijk en procesmatig) juiste doorwerking van het Europese recht is gewerkt aan de verdere verbetering van de tijdige en planmatige aanpak van de implementatie van richtlijnen, de bewaking van de voortgang hiervan en het (daardoor) verminderen van implementatie-achterstanden. Ook is in dit verband geadviseerd over de toepassing van de zo geheten Europese Transparantierichtlijn inzake het voeren van een gescheiden boekhouding door bepaalde openbare bedrijven en is, op verzoek van de minister van SZW, geadviseerd over de implementatie van een aantal richtlijnen op het terrein van voorkeursbeleid en gelijke behandeling. Tenslotte trad 30 december 2004 een wet ter uitvoering van een Europees verdrag met Zwitserland inzake vrij verkeer van personen in werking (Stb. 2004, 712). De ICER nam het initiatief voor het opstellen van het wetsvoorstel en ook de afstemming van de vervolgstukken vond plaats onder auspiciën van de ICER. De wet raakt beleidsterreinen van zes ministeries.

De ICER heeft in 2004 ca 10 adviezen aan de betrokken ministers uitgebracht.

De rechtspraak van het EG-Hof is systematisch bezien; dit leidde tot circa 50 zo geheten fiches met advies aan de betrokken bewindspersonen over de (mogelijke) gevolgen daarvan op het beleidsterrein van hun verantwoordelijkheid. Een aantal arresten, onder meer op het gebied van het vrije verkeer, heeft bovendien geleid tot nadere advisering door de ICER.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 2.2.4      
 
uitgaven617324994555653– 98
 
 
programma-uitgaven000000
apparaatsuitgaven617324994555653– 98
 
ontvangsten0133012012
 
verplichtingen705845607404653– 249

3 – Preventie en Rechtshandhaving

Beleidsartikel 3.1 Criminaliteitspreventie

Beleidsdoelstelling 3.1

Een veilige Nederlandse samenleving door de toepassing van preventieve maatregelen tegen criminaliteit.

In 2004 zijn voor zowel bedrijfsleven als burger preventieve maatregelen ontwikkeld en geïmplementeerd.

Vanaf 1 april 2004 kan niet alleen voor natuurlijke personen maar ook voor rechtspersonen een Verklaring Omtrent het Gedrag worden afgegeven. In het Actieplan Veilig Ondernemen zijn concrete acties benoemd om, in samenwerking met het bedrijfsleven, de criminaliteit te reduceren. In dit kader zijn er in 2004 80 Keurmerken Veilig Ondernemen en 6 Kwaliteitsmeters Veilig Uitgaan gerealiseerd. Daarnaast zijn er 7 nieuwe Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing opgericht.

Een publiekscampagne is gestart met het ontwikkelen van gedragscodes op scholen, sport, vrije tijd en in de buurt. Via Postbus 51 is voorlichting gegeven hoe te handelen bij een geweldsincident op straat.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 3.1      
 
uitgaven30 40819 34320 41119 90433 736– 13 832
 
ontvangsten9 2518 9939 12311 93014 030– 2 100
 
verplichtingen32 73617 53725 31220 88133 736– 12 855

Operationele doelstelling 3.1.2

Een veilige Nederlandse samenleving door toepassing van instrumenten die de gelegenheid beperken om strafbare feiten te plegen binnen, of door misbruik te maken door middel van, een rechtspersoon of organisatie.

Resultaten

De integriteit van de rechtspersonen is een voorwaarde voor het vertrouwen in rechtspersonen en een veilig en betrouwbaar verkeer tussen rechtspersonen. Daarom zijn instrumenten ontwikkeld die de integriteit van rechtspersonen kunnen controleren, beschermen en bevorderen.

Met behulp van deze instrumenten kan het deelnemen van personen met criminele antecedenten in rechtspersonen en het zaken doen van de overheid of andere rechtspersonen met niet-integere rechtspersonen worden beperkt. Het beleid levert een bijdrage aan een integere samenleving.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 20022003200420042004
Verklaring nieuwe statuten en wijziging statuten vennootschappen     
Aantal beslissingen70 35968 04264 00168 500– 4 499
doorlooptijd schriftelijk: % binnen 6 dagen95955095– 45
doorlooptijd elektronisch: % binnen 48 uur87921995– 76
 
Garantstellingsregeling faillissementscuratoren     
Aantal beslissingen op nieuwe aanvragen58685560– 5
doorlooptijd: % binnen 2 weken7595095– 95
 
Aanvragen BIBOB-advies     
Aantal adviezen0051500– 449
doorlooptijd: % binnen 4 weken  095– 95
 
Aanvragen Verklaring omtrent het Gedrag  
Aantal beslissingen00120 819175 000– 54 181
doorlooptijd: % binnen 4 weken  99954
 
Bevragingen van het CIR     
Aantal informatieverstrekkingen00050 000– 50 000
doorlooptijd nog te bepalen     

BIBOB

De wet BIBOB geeft sinds 1 juni 2003 aan een groot aantal bestuursorganen in Nederland de mogelijkheid om onder strikte voorwaarden bepaalde vergunningen, subsidies of overheidsopdrachten te weigeren of in te trekken, als er aanwijzingen zijn dat de aanvrager/gegadigde van plan is strafbare feiten te plegen met de vergunning/subsidie/overheidsopdracht. Ook dekmantelbedrijven en het witwassen van geld kunnen met de Wet worden bestreden.

Adviesaanvragen zijn facultatief voor de bestuursorganen, de wet kent geen verplichtend karakter op dat punt. Tijdens de contacten met bestuursorganen blijkt dat op enkele uitzonderingen na bekendheid met of de implementatie/toepassing van de wet BIBOB nog laag is of weinig prioriteit krijgt. Tot en met 31 december 2004 bereikten het Bureau 59 adviesaanvragen, waar bij 51 advies werd afgegeven.

Centraal Insolventie Register

In het kader van de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) is in het voorjaar van 1999 het project modernisering Faillissementswet van start gegaan. Binnen dit project is bepaald dat in een centraal openbaar register alle gegevens van de registers bij de rechtbanken over uitgesproken faillissementen en verleende surseances bijeengebracht worden (art. 19a, 222b). Voor de rechtspraktijk betekent een centraal register een grote tijdsbesparing.

In 2004 zijn de technische voorbereidingen voor de invoering van de nieuwe Faillissementswet getroffen. De invoering zal begin 2005 plaatsvinden.

COVOG

In april 2004 is het instrument COVOG gestart. Hiermee heeft Justitie een nieuw instrument in handen om gestalte te geven aan de operationele doelstelling. Na een trage start met achterblijvende aantallen aanvragen lijkt COVOG zich goed te herstellen en nemen het aantal aanvragen toe.

Door een latere start (april 2004) is de productie achter gebleven bij de prognose ten tijde van het opstellen van de begroting. Over 8 maanden van het jaar is ca 70% van de geplande productie gerealiseerd. De verwachting is dat het komende jaar het veronderstelde productievolume kan worden gerealiseerd.

Verklaring van geen Bezwaar

De normen voor de doorlooptijden zijn niet gehaald. Oorzaken daarvan zijn onder meer:

• de input van aanvragen VvgB is ten opzichte van 2003 gemiddeld met 15,4% gestegen;

• er hebben zich ICT storingen voorgedaan;

• er is een groter aantal zaken in nader onderzoek genomen;

• mede in verband met de lange doorlooptijden en werkvoorraden is het werkproces medio 2004 geaudit op zowel de procesgang als op de kwaliteit. Op basis van de uitkomsten zijn een aantal ingrijpende maatregelen genomen, waaronder het actueel houden van de screeningsprofielen, de (tijdelijke) uitbreiding van de personele capaciteit. Daarnaast is er een nieuw contract met een ICT-leverancier voor het beheer en onderhoud afgesloten.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.1.2      
 
uitgaven8 2369 03010 48110 14910 862– 713
programma-uitgaven8 2369 03010 48110 14910 862– 713
apparaatsuitgaven000000
 
ontvangsten9 2518 8378 86111 54914 030– 2 481
 
verplichtingen9 3608 42415 19910 35810 862– 504
waarvan:      
– garanties48613519526022733

Financiële Toelichting

Uitgaven

De onderuitputting op operationele doelstelling 3.1.2 «Integriteit bijzondere rechtstelsels» hangt vooral samen met het (door leveranciers) niet tijdig aanleveren van facturen waardoor deze pas in 2005 betaald kunnen worden. Daarnaast is COVOG later gestart dan oorspronkelijk was voorzien waardoor de uitgaven op dit proces (op jaarbasis) lager zijn uitgevallen. Ten slotte heeft een aantal projecten minder gekost dan oorspronkelijk geraamd.

Ontvangsten

De lagere ontvangsten op operationele doelstelling 3.1.2 «Integriteit bijzondere rechtstelsels» worden onder andere veroorzaakt door tegenvallende opbrengsten op BIBOB voor circa € 0,6 miljoen en COVOG voor circa € 1,5 miljoen.

Operationele doelstelling 3.1.12

Een veilige samenleving door brede toepassing van (nieuwe) preventieve instrumenten of methoden op (inter)nationaal, regionaal en lokaal niveau door bestuurlijke en andere relevante partners op het gebied van criminaliteitspreventie.

Resultaten

Op het terrein van deze doelstelling is een aantal speerpunten van beleid geformuleerd, te weten:

• Het bevorderen van criminaliteitspreventie in het bedrijfsleven;

• Jeugdcriminaliteit (overgegaan naar beleidsartikel 3.4);

• Het bevorderen van lokale en regionale samenwerking;

• De aanpak van geweld.

Het bevorderen van criminaliteitspreventie in het bedrijfsleven

Om de preventie van criminaliteit in het bedrijfsleven te bevorderen ging begin 2004 het Actieplan Veilig Ondernemen van start. Hieraan wordt bijgedragen door de ministeries van Justitie, BZK en EZ alsmede VNO-NCW, MKB-Nederland en het Verbond van Verzekeraars. In het actieplan zijn 10 relevante projecten opgenomen, waarvan die gericht op de detailhandel en de juweliersbranche ondertussen zijn afgerond. Aparte projecten zijn er verder voor de aanpak van het hoge slachtofferschap in de transportsector en de horeca.

Om preventieve maatregelen te stimuleren was in 2004 een subsidieregeling van kracht gericht op toepassing van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU). Op grond hiervan zijn in 2004 80 KVO's en 6 KVU's gerealiseerd.

Met het bedrijfsleven is verder overeenstemming bereikt over het uitreiken van een «veilig ondernemenprijs». Deze zal voor het eerst worden uitgereikt in 2005. Overleg met de verzekeraars over het verplicht stellen van preventieve maatregelen in de polisvoorwaarden leverde als conclusie op dat dit reeds op grote schaal gebeurt.

In september verscheen een in opdracht van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken verricht onderzoek naar diefstal in de detailhandel. Aan de hand hiervan zal in 2005 een nieuwe serie afspraken over de aanpak van winkelcriminaliteit met de betrokken brancheorganisaties worden geformuleerd.

Het bevorderen van lokale en regionale samenwerking

De samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven is verder verstevigd door het accent van de NPC -werkzaamheden te verleggen van uitvoerende naar meer strategische aangelegenheden. Het aantal regionale platforms criminaliteitsbeheersing (RPC's) steeg in 2004 met 7 naar een totaal van 20, vier meer dan verwacht.

De aanpak van geweld

In dit jaar is voortgegaan met de ontwikkeling van gedragscodes en het versterken van de weerbaarheid van burgers. De experimenten met gedragscodes op scholen, in de sport, in de vrije tijd en in de buurt zijn afgerond. De proces- en effectrapportage is medio 2005 voorzien.

In 2004 heeft de publiekscampagne «Meld Geweld» plaatsgevonden. Via Postbus 51 is voorlichting gegeven aan de Nederlandse bevolking hoe zij dient te handelen (zowel passief als actief) bij een geweldsincident op straat. In het najaar is gestart met de evaluatie van de campagne. Deze is in het voorjaar van 2005 gereed. Voorts is in overleg met het ministerie van VWS en diverse maatschappelijke organisaties onderzocht welke mogelijkheden er zijn om alcoholmisbruik onder jongeren te voorkomen. Het onderzoek naar geweld in het uitgaansleven en op straat is afgerond.

Voorts is op verzoek van de Raad voor de Veiligheid en Rechtsorde gewerkt aan het opstellen van een beleidsverkennende notitie over het treffen van kabinetsbrede preventieve maatregelen tegen geweld. De verkenning zal in het eerste kwartaal van 2005 in de ministerraad besproken worden.

Beleidsevaluatieonderzoek

Voor de campagne «Meld Geweld» is in 2004 een evaluatie uitgevoerd.

In 2004 is het eerste deel van de evaluatie (procesevaluatie) van de experimenten met gedragscodes afgerond en een eerste begin gemaakt met het tweede deel (de effectevaluatie).

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.1.12      
 
uitgaven22 17210 3139 9309 75522 874– 13 119
programma-uitgaven19 2917 3217 1126 99820 464– 13 466
waarvan:      
– subsidies10 5572 6985 4353 90420 464– 16 560
apparaatsuitgaven2 8812 9922 8182 7572 410347
 
ontvangsten01562623810381
 
verplichtingen23 3769 11310 11310 52322 874– 12 351

Financiële toelichting

Uitgaven

Het verschil tussen de begrotingsstand en de realisatie over 2004 van circa € 13,1 miljoen op operationele doelstelling 3.1.12 «Criminaliteitspreventie» wordt onder andere veroorzaakt door overheveling van verantwoordelijkheid voor Justitie in de Buurt (JIB) van operationele doelstelling 3.1.12 «Criminaliteitspreventie» naar operationele doelstelling 3.3.3 «Beleidsvorming voor opsporing misdrijven» (€ 6,2 miljoen), een latere start van het centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (circa € 0,8 miljoen) en een lagere bijdrage aan het ministerie van VWS voor de projecten Opvoedingsondersteuning en Communities that Care (€ 0,5 miljoen). Daarnaast zijn er minder (extra) aanvragen ontvangen voor de stimuleringsregelingen Kenmerk Veilig Ondernemen (KVO) en Kenmerk Veilig Uitgaan (KVU) (€ 0,5 miljoen).

Aanvullend zijn in het kader van de bijdrage regeling regionale samenwerking bij 1e suppletore wet middelen overgeboekt van operationele doelstelling 3.1.12 «Criminaliteitspreventie» naar operationele doelstelling 3.3.1 «Tijdige adequate reactie op misdrijven» (€ 2,2 miljoen). Op grond van deze bijdrageregeling zijn in alle arrondissementen Justitiële Beraden ingesteld om de samenwerking in de strafrechtketen te optimaliseren. In deze beraden zijn het OM, de ZM, de reclassering, de DJI en de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd.

Beleidsartikel 3.2 Slachtofferzorg

Beleidsdoelstelling 3.2

Goede zorg en dienstverlening aan slachtoffers van criminaliteit teneinde bij te dragen aan het herstel van vertrouwen en het gevoel van veiligheid.

Toelichting

De Tweede Kamer is bij brief van 10 maart 2004 (TK, 27 213, nr. 8) geïnformeerd over de veranderingen op het terrein van slachtofferzorg. Bij de strafrechtelijke vervolging moet rekening gehouden worden met de belangen en behoeften van het slachtoffer, maar dit mag niet ten koste gaan van een goed verloop van de strafrechtspleging.

Adequate slachtofferzorg levert uiteindelijk een bijdrage aan minder gevoelens van onveiligheid, meer vertrouwen in Justitie en grotere bereidheid om aangifte te doen. In 2004 is het concept-wetsvoorstel versterking rechtspositie slachtoffer uitgewerkt en kan begin 2005 worden aangeboden aan de Raad van State. Door de invoering van de schriftelijke slachtofferverklaring en het spreekrecht zijn de rechten voor het slachtoffer uitgebreid.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 3.2      
 
uitgaven10 62621 54921 97925 00621 3283 678
 
ontvangsten0921662460246
 
verplichtingen10 94123 44721 60026 73321 3285 405

Operationele doelstelling 3.2.4:

Slachtoffers van strafbare feiten worden vanaf het eerste contact met de politie en de afhandeling van de strafzaak door het Openbaar Ministerie en de rechter tot en met de fase van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf steeds met zorg behandeld.

Resultaten

Het tijdig en goed aanbieden van informatie en hulp aan slachtoffers is belangrijk voor het herstel van vertrouwen. Informatieverstrekking gedurende het gehele strafproces, over de rechten en plichten is daarbij van groot belang. Voorts krijgen slachtoffers in voorkomende gevallen een financiële tegemoetkoming en krijgen slachtoffers hulp bij het verhaal van de schade. Aan de verbetering van de doorverwijzing van politie naar slachtofferhulp wordt blijvend aandacht besteed. De informatieverstrekking over het verloop van de straf is verbeterd door de ontwikkeling van een protocol voor de tbs-sector. Slachtoffers krijgen, als zij dat willen, in het vervolg informatie over verlof tijdens en beëindiging van de tbs-maatregel.

Slachtofferhulp Nederland voldoet vanaf 2005 aan de regeling uitgangspunten financieel-economisch toezicht.

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) is door een verbeterde werkwijze in staat sneller aanvragen van slachtoffers af te doen. Verder is de ondersteuning van slachtoffers bij het invullen van voegingsformulieren verbeterd.

Volumegegevens*
 RealisatieBegrotingVerschil
 20022003200420042004
Aantal geholpen slachtoffers SHN96 20092 16196 213100 0003 787
Aantal beslissingen SGM5 4924 9007 2507 500– 250

* voorlopige cijfers realisatie 2004

Het aantal door Slachtofferhulp Nederland geholpen slachtoffers is gestegen met 4% ten opzichte van 2003. Desalniettemin blijft de productie achterbij de planning. In 2004 is Justitie in samenspraak met SHN gestart met het traject «huis op orde». Onderdeel van dit traject is het bepalen van productdefinities, inclusief het formuleren van verantwoordingskengetallen en prestatie-indicatoren. Deze maatregelen zullen naar verwachting in 2006 resultaat opleveren.

De realisatie bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) laat, volgens verwachting, een stijging zien van 48%. Het SGM hanteert een nieuwe productiedefinitie, die van invloed is op de telling van het aantal zaken.

Beleidsevaluatieonderzoek

Het tevredenheidsonderzoek onder slachtoffers is uitgesteld tot 2005.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.2.4      
 
uitgaven10 62621 54921 97925 00621 3283 678
programma-uitgaven10 37921 15621 42024 54921 0143 535
waarvan:      
– bijdragen10 37916 18913 0264 0774 800– 723
– subsidies7 3724 9678 3739 3109 013297
apparaatsuitgaven247393559457314143
 
ontvangsten0921662460246
 
verplichtingen10 94123 44721 60026 73321 3285 405

Financiële toelichting

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie van circa € 3,5 miljoen op de programma-uitgaven van operationele doelstelling 3.2.4 wordt veroorzaakt doordat de omvang van het budget voor uitkeringen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven hoger is uitgevallen dan geraamd. Er was in 2004 sprake van een gemiddeld hogere uitkering, terwijl ook het volume is toegenomen.

Beleidsartikel 3.3 Rechtshandhaving

Beleidsdoelstelling 3.3

Een veilige Nederlandse samenleving door adequate handhaving van de straf- en ordeningswetgeving.

Het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar in volle gang. In die tijd is veel in gang gezet en tot stand gebracht. De eerste effecten op de veiligheid zijn waarneembaar. Over de hele linie voelt de burger zich veiliger. Voelde in 2002 en 2003 resp. 30,8% en 27,7% zich wel eens onveilig, in 2004 is dit gedaald tot 26,9%. Hiermee is een brede en solide basis gelegd voor het bereiken van de hoofddoelstelling. Door de dramatische gebeurtenissen in de laatste maanden van 2004, is het veiligheidsgevoel bij de burger echter zwaar op de proef gesteld. Het is de uitdaging van het kabinet de fundamenten verder te verstevigen om de stijgende lijn in het veiligheidsgevoel vast te houden.

Uit expertmeetings die begin 2004 zijn gehouden, bleek dat er nog verdere verbeteringen nodig en mogelijk zijn. Deze signalen, gevoegd bij die van de veiligheidsmonitoren en die uit het Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit, zijn in de zogenaamde Midterm review van het Veiligheidsprogramma geanalyseerd en zijn aanleiding geweest voor aanvullende maatregelen. Ingezet wordt op verdere verbreding van de aanpak van criminaliteit en overlast. Ook zijn enkele nieuwe accenten geplaatst in de aanpak van criminaliteit en overlast. Het betreft de aanpak van geweld, het tegenhouden van criminaliteit, de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit en de grensoverschrijdende samenwerking. Daarnaast wil het kabinet de inbreng vanuit de samenleving verder activeren en mobiliseren.

Ook in 2004 is hard gewerkt om de handhaving op peil te brengen. Dit heeft onder meer geleid tot het vastleggen van te behalen prestaties van de politie in het Landelijk Kader Nederlandse Politie, dat per korps in een convenant is uitgewerkt. De politie heeft in 2004 de afgesproken prestaties geleverd.

In 2004 is in het kader van het Veiligheidsprogramma een communicatieoffensief ontplooid om burgers aan te sporen (nog meer) de eigen verantwoordelijkheid te nemen om samen met de overheid de onveiligheid aan te pakken. Dit offensief omvat onder meer de publiekscampagne Identificatieplicht, Nederland Veilig en de website www.nederlandveilig.nl. Voor de professioneel betrokkenen bij de integrale aanpak van de veiligheid is eveneens een website beschikbaar (http://www.veiligheidsprogramma.nl/www.veiligheidspro gramma.nl ).

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 3.3      
 
uitgaven428 989654 719628 935602 190561 32440 866
 
ontvangsten72 45176 23471 05639 07819 38719 691
 
verplichtingen426 605686 123628 865611 591561 32450 267

Operationele doelstelling 3.3.1

Een tijdige en adequate strafrechtelijke reactie op daders van strafbare feiten, rekening houdend met slachtoffers van die feiten.

Resultaten

Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de uitvoering van een tijdige en adequate strafrechtelijke reactie op daders van strafbare feiten, rekening houdend met de slachtoffers van die feiten. Teneinde een adequaat niveau van strafrechtelijke handhaving te bereiken zijn de prestaties van het OM genormeerd op grond van een concrete set productie-indicatoren. Deze productie-indicatoren geven richting aan de werkzaamheden van het OM in het kader van zijn handhavingsverplichting. Er wordt daarbij nadrukkelijk gekeken naar de kwaliteit van de handhaving, die valt op te maken uit de mate van selectiviteit waarmee de strafrechtelijke reactie van het OM zich concentreert op de meest kwetsbare maatschappelijke belangen. Hierbij zijn ook aspecten als juridische kwaliteit en doelmatigheid van belang.

Veiligheidsprogramma

De uitvoering van het Veiligheidsprogramma (VP) verloopt volgens verwachting.

Op grond van het VP heeft het OM de verantwoordelijkheid gekregen haar rol bij de executie te versterken. De uitwerking van deze maatregel beoogt een verhoging van de effectiviteit van de sanctie door versterking van de rol van het OM in de executiefase. De binnen het OM ter verwezenlijking van deze maatregel in het leven geroepen projectgroep is in 2004 van start gegaan, maar loopt – door verwevenheid met de ontwikkelingen rond de beoogde OM-reorganisatie («Het OM verandert») – achter op de oorspronkelijke tijdsplanning.

Verkeershandhaving

In 2004 heeft de politie in vergelijking met 2003 minder bekeurd voor snelheidsovertredingen. Dit aantal is in 2004 afgenomen met 5%, ondanks een toename van het aantal gecontroleerde voertuigen door onder meer nieuwe trajectcontrolesystemen en de uitbreiding van het aantal snelheidscontroles op verkeersonveilige wegen (black spots). Het lijkt er dan ook op dat bestuurders zich op deze gevaarlijke wegen beter houden aan de snelheidslimieten.

Het aantal staandehoudingen na een verkeersovertreding is opnieuw gestegen: van 1,4 miljoen in 2003 naar 1,6 miljoen in 2004. Deze stijging wordt mede veroorzaakt door de extra videovoertuigen die het afgelopen jaar op de weg waren. Meer dan de helft van de snelheidsovertreders wordt bekeurd voor te hard rijden binnen de bebouwde kom. Bijna een kwart (22%) van de boetes wordt uitgeschreven op provinciale wegen. De ongevalcijfers tonen aan dat deze wegen het meest gevaarlijk zijn. Het aantal boetes voor onder meer het niet dragen van gordel of helm is toegenomen naar bijna 1,6 miljoen. Ruim 100 000 zaken hebben betrekking op handheld bellen. Daarnaast zijn meer dan 4 000 processen verbaal opgemaakt voor mensen met een radardetector in hun auto. Voor het rijden onder invloed leverde de politie ruim 25 000 transacties bij het CJIB aan, ruim de helft meer dan in 2003.

Gerechtskosten

In de afgelopen jaren is de uitputting van het budget gerechtskosten sterk toegenomen door de toename van het gebruik van (mobiele) telecommunicatie en door de gewijzigde samenstelling van de bevolking. In 2004 zijn diverse maatregelen genomen om het budget gerechtkosten in strafzaken te beheersen. Zo zijn aan de afhandeling van gerechtskosten strenge minimale eisen gesteld met als doel een landelijke uniforme werkwijze.

Doordat de maatregelen eerst in de loop van 2004 zijn geïmplementeerd, hebben die nog niet geleid tot vermindering van de druk op het gerechtskostenbudget. Per 1 januari 2005 is een verbetering van de regelgeving rond gerechtskosten in werking getreden.

Productiecijfers OM

In de onderstaande tabel zijn de produktie- en prestatiegegevens van het OM opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen verschillende eenheden, zoals afdoening van rechtbankzaken en kantonzaken en instroom minderjarigen en overigen.

Openbaar Ministerie

Productie en prestaties arrondissementsparketten
 RealisatieBegroting
 2002200320042004
Rechtbankzaken in eerste aanleg (excl. kantongerechtsappellen)  
Instroom250 400270 100271 300268 000
– Minderjarigen27 70030 30033 00030 500
– afdoeningenOM + naar de rechter251 900272 800281 600268 000
Overdracht aan buitenland200200200250
Onvoorwaardelijk sepot28 00026 30027 10027 000
% onvoorwaardelijk sepot11%10%10%10%
Transactie en voorwaardelijk sepot75 60087 80083 20080 000
– Naar de rechter148 100158 600171 100160 750
voegen (ter berechting of ad info)14 40013 90014 30015 000
dagvaarden133 700144 700156 800145 750
meerv. kamer (incl. economisch en militair)15 00015 50017 60016 500
politierechter (incl. economisch en militair)108 400118 300126 000118 000
kinderrechter10 30010 90013 20011 250
interventiepercentage88%89%89%88%
Gemiddelde doorlooptijd instroom – afdoening (in dagen)152143128151
% ouder dan een jaar (niet afgedaan)11%9%7%11%
   
Jeugdzaken  
Doorloopsnelheid jeugd OM Kalsbeek [1e verhoor1e beo]55%65%73%80%
   
Kantongerechtsappellen  
Instroom2 6001 9001 0001 000
Uitstroom3 4001 5007001 500
   
Kantonzaken  
Instroom217 700278 800312 400250 000
afdoeningenOM + naar de rechter202 600267 800333 700244 500
Onvoorwaardelijk sepot29 90044 90045 90035 000
% onvoorwaardelijk sepot15%17%14%14%
Transactie en voorwaardelijk sepot37 60050 40056 30043 100
Naar de rechter135 100172 500231 300166 400
voegen (ter berechting of ad info)15 70029 30036 50021 400
dagvaarden119 400143 200194 800145 000
interventiepercentage82%80%82%80%
Gemiddelde doorlooptijd instroom – afdoening (in dagen)171165168180
   
Mulderzaken  
Instroom beroepen OM362 500345 800331 100330 000
Uitstroom beroepen OM354 700375 800339 700340 000
   
Productie en prestaties ressortsparketten  
   
Instroom  
rechtbankappellen13 70015 80017 00015 500
kantongerechtsappellen2 7004 3005 9005 500
mulderberoepen1 4001 4001 7001 200
Klachten art. 12 Sv.1 5001 6001 8001 600
   
Uitstroom  
rechtbankappellen12 20016 60017 70015 000
kantongerechtsappellen9003 3004 7004 000
mulderberoepen1 1001 5001 5001 200
Klachten art. 12 Sv.1 2001 7001 8001 600

De instroom rechtbankzaken in eerste aanleg (271 300) is ogenschijnlijk slechts licht gestegen ten opzichte van 2003 (270 100). Er zijn echter in 2004 meer alcoholzaken via de TRIAS lijn afgedaan.

Met betrekking tot de instroom kantonzaken kan worden vastgesteld dat door regionaal overeengekomen beleid ter versterking van het toezicht in het openbaar domein de instroom in 2004 (ad 312 400) reeds meer dan 90 000 zaken is gegroeid ten opzichte van het niveau in 2002 (ad 217 700).

Bedrijfsvoering

Het OM heeft in 2004 grote inspanningen gepleegd om de bedrijfsvoering verder te verbeteren. Zo heeft het OM naar aanleiding van een aanbeveling van de Algemene Rekenkamer één integraal plan van aanpak opgesteld waarin is aangegeven hoe het OM een aantal knelpunten op het gebied van het financieel beheer denkt op te kunnen lossen. Om de stand van zaken op het gebied van het financieel beheer voor ieder van de dertig afzonderlijke OM-onderdelen in beeld te krijgen, heeft een externe accountant eind 2004 in opdracht van het OM een audit uitgevoerd op het financieel beheer.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.3.1      
 
uitgaven288 397424 587458 402517 253462 71454 539
programma-uitgaven288 397424 587458 402517 253462 71454 539
waarvan:      
– bijdrage Studiecentrum Rechtspleging05 5566 2795 7455 556189
apparaatsuitgaven000000
 
ontvangsten12 78119 25927 18723 8019 78214 019
 
verplichtingen285 586434 122468 008515 208462 71452 494

Financiële toelichting

Uitgaven

Het verschil tussen de begrote uitgaven 2004 en de gerealiseerde uitgaven 2004 op operationele doelstelling 3.3.1 bedraagt circa € 54,5 miljoen. Dit saldo laat zich verklaren door de budgettoename in 2004 (ad € 55,1 miljoen) èn de onderuitputting in 2004 (ad € 0,5 miljoen).

In de loop van het uitvoeringsjaar 2004 is het budget van het OM aanzienlijk verhoogd. Zo zijn onder meer extra middelen ontvangen in het kader van de gerechtskosten (€ 18,0 miljoen), Justitie in de buurt (€ 6,7 miljoen), huisvesting (€ 6,7 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 7,3 miljoen). Voorts zijn voor een bedrag van € 8,7 miljoen aan zowel de uitgavenkant als ontvangsten gedesaldeerd bij Najaarsnota.

Ontvangsten

De belangrijkste oorzaak van de meerontvangsten bij het OM is toe te schrijven aan de desaldering van de ontvangsten, de extra realisatie van Plukze-opbrengsten en de realisatie op WAO-ontvangstenTen aanzien van de Plukze-opbrengsten kan geconstateerd worden dat ook in 2004 de doelstelling gerealiseerd is. In totaal moesten de Plukze-opbrengsten circa € 9,3 miljoen bedragen, per ultimo boekjaar bleek € 10,6 miljoen gerealiseerd te zijn.

Operationele doelstelling 3.3.2

Iedere schakel in de strafrechtsketen (politie, OM, ZM en overige opsporingsinstanties ) heeft ten behoeve van de waarheidsvinding tijdig de beschikking over kwalitatief hoogwaardige onderzoeksresultaten op financieel-, forensisch- en telecommunicatiegebied.

Voorts een adequate waarborging van de integriteit van bijzondere wetten, besluiten en regelingen in de rechtshandhavingsketen.

Resultaten

Voor de productie is het NFI afhankelijk van het aanbod. Het gerealiseerde aantal forensisch onderzoeken is in 2004 28% hoger dan in 2003, voornamelijk veroorzaakt door een stijging van DNA-onderzoeken (van 44 892 naar 69 360) en Computeronderzoek (van 916 naar 2404 onderzoeken). Momenteel zijn meer dan 25 000 DNA sporen- en persoonsprofielen opgenomen in de DNA databank. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2003.

Veiligheidsprogramma

In 2004 heeft bij de uitvoering van het Veiligheidsprogramma bij het NFI het accent vooral gelegen bij de verbetering van de opsporing en de samenwerking in de justitiële keten. Voor de verbetering van de opsporing is onder meer veel energie gestoken in het terugbrengen van de levertijden, waardoor OM en Politie eerder over de resultaten van het onderzoek kunnen beschikken.

Voor de verbetering van de samenwerking in de justitiële keten werd het project Forensische Samenwerking in de Opsporing (FSO) gestart. FSO moet een meer efficiente samenwerking en betere kennisuitwisseling tussen politie en NFI mogelijk maken.

Prestatiegegevens
 realisatie 2003realisatie 2004Begroting NB. 2004% verschil 2004
Aantal geleverde producten per kerntaak:    
Forensisch onderzoek (producten)94 455120 789129 159– 6%
Research & Development (uren)39 57641 88582 314– 49%
Kennis en Expertise (uren)15 40719 03226 112– 27%
 
Kostprijs per product    
Forensisch onderzoek (per product)23724621415%
Research & Development (per uur)10615411040%
Kennis en Expertise (per uur)117150164– 9%
 
Het percentage aanvragen afgehandeld binnen de afgesproken tijd 75%75%85%– 10% 

Bij de realisatie van 2004 is gebleken dat de uren die voor Research & Development en voor Kennis en Expertise waren begroot, meer dan verwacht konden worden toegerekend aan de producten «forensisch onderzoek». De realisatie bij R&D en Kennis en Expertise is daardoor aanzienlijk lager.

Als gevolg van de genoemde verschuiving zou ten opzichte van de begroting een hogere realisatie bij de producten «forensisch onderzoek» verwacht worden. Die hogere realisatie werd echter teniet gedaan door een veel lagere realisatie van het product DNA-onderzoek. Dit laatste als gevolg van het later in werking treden van de wet «DNA bij veroordeelden». De hogere kostprijs per product is een gevolg van het feit dat de productie lager is geweest bij nagenoeg gelijk gebleven vaste kosten.

Resultaten/Prestatiegegevens
 2002Realisatie 20032004Begroting 2004Verschil
Particuliere beveiliging en opsporing     
Aantal beslissingen vergunningaanvragen9341 050948800148
Doorlooptijd: % binnen 16 weken2767905040
 
Buitengewone opsporingsambtenaren     
Aantal beslissingen BOA8 0116 5125 3934 500893
Doorlooptijd: % binnen 16 weken (verzoek 1a)909396906
Doorlooptijd: % binnen 4 weken (verzoek 1b/1c)999999909
 
Wet Wapens en Munitie/Flora- en Faunawet     
Aantal administratieve beroepen82928995– 6
Doorlooptijd: % binnen 16 weken15283775– 38
Aantal verzoeken om ontheffing WWM10519318780107
Doorlooptijd: % binnen 12 weken5153947519

Wet particuliere beveiliging en recherche

De productie ligt iets lager dan de geprognosticeerde 1000 beslissingen (95%). Door het proces verder te structureren en de vergunningen te standaardiseren zijn de doorlooptijden verder verkort. De doorlooptijd is aanmerkelijk afgenomen: 79% van de beslissingen heeft een kortere doorlooptijd (binnen 12 i.p.v. 16 weken).

Wet wapens en munitie/Flora en fauna wet

De doorlooptijden van de administratief beroepszaken zijn wel verbeterd, maar liggen nog niet binnen de norm van 16 weken. De doorlooptijden van de ontheffingen WWM zijn wel gerealiseerd.

Ten aanzien van de administratief beroepszaken waren er 60 zaken geraamd, omdat de verwachting was dat wanneer er sprake zou zijn louter jachtwettelijke overtredingen de korpschef het bezwaarschrift zou behandelen. Dit is niet gebeurd, omdat de Flora- en faunawet nog niet was aangepast. Dat betekent dat er toch 89 zaken zijn afgehandeld.

Ten aanzien van de ontheffingen WWM waren er 120 zaken geraamd. Er zijn echter dit jaar 187 zaken (156%) afgedaan.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.3.2      
 
uitgaven43 312123 306113 10959 39261 161– 1 769
programma-uitgaven42 997122 896112 61558 94760 868– 1 921
waarvan:      
– bijdragen 0042 50141 681820
– subsidies 000410– 410
apparaatsuitgaven315410494445293152
 
ontvangsten01 34210 84514 2119 6054 606
 
verplichtingen42 879135 304109 83065 22761 1614 066

Financiële toelichting

Uitgaven

Per saldo is in 2004 circa € 1,8 miljoen minder uitgegeven dan oorspronkelijk was voorzien. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de beheersoverdracht van de doeluitkeringen van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) in 2004 van € 8,5 miljoen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Naast deze overheveling naar BZK zijn er het in kader van de doeluitkeringen KLPD toch uitgaven ( € 1,3 miljoen) ten laste van dit onderdeel verantwoord. Dit betreft overheveling van niet bestede middelen in het jaar 2003 naar het jaar 2004.

Daarnaast zijn er uitgaven die niet op dit onderdeel waren voorzien dan wel uitgaven die lager zijn uitgevallen. Dit laatste omdat door leveranciers een aantal facturen te laat zijn ingediend en daardoor deze pas in 2005 zullen worden betaald.

Voor de bestrijding van de Drugssmokkel Schiphol is in 2004 € 6,3 miljoen uitgegeven op dit onderdeel. Compensatie hiervoor is voornamelijk gevonden op operationele doelstelling 3.3.3

Ontvangsten

De niet voorziene ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op afrekeningen doeluitkeringen met het KLPD over voorgaande jaren tot een bedrag van € 2,1 miljoen. Voor de exploitatie van het FIU-netwerk bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties is er een bijdrage ontvangen. Daarnaast heeft een terugboeking van exploitatiekosten in het kader van het project bestrijding Drugssmokkel Schiphol plaatsgevonden.

Operationele doelstelling 3.3.3

Kwalitatief goede beleids- en uitvoeringskaders ten behoeve van opsporing van strafbaar gedrag dienen de bevordering van de naleving van het recht en het nemen van initiatieven op het terrein van ordenings- en strafrecht ter bevordering van de naleving van wet- en regelgeving te vergroten.

Bestuurlijke boete

In 2004 zijn de wetsvoorstellen ter invoering van een bestuurlijke boete voor kleine ergernissen in de publieke ruimte en fout parkeren ter advies aan de Raad van State voorgelegd. Eind 2004 heeft de Raad van State advies uitgebracht over deze wetsvoorstellen. In het voorjaar 2005 worden deze wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden.

Handhaven op Niveau

In 2004 zijn in het kader van «Handhaven op Niveau» vrijwel alle best practices gereedgekomen. In de loop van 2005 zal brede verspreiding van de resultaten plaatsvinden. Uit onafhankelijk onderzoek is gebleken dat ruim 80% van alle gemeenten inmiddels over een handhavingsprogramma beschikt. Bij de opstelling daarvan is veelal gebruik gemaakt van het door «Handhaven op Niveau» ontwikkelde instrumentarium.

Rijk aan Handhaving

Onder de titel «Rijk aan Handhaving» werkt het ministerie van Justitie samen met andere ministeries aan een verdere professionalisering van de handhaving van ordeningswetgeving op rijksniveau en een betere inbedding van handhavingsactiviteiten bij het opstellen van beleid. Een goede schakel tussen beleid en uitvoering wordt hierbij essentieel geacht en het concept van programmatisch handhaven is daarvoor een belangrijk middel. «Programmatisch handhaven» betekent in dit verband dat een departement zicht heeft op het geheel aan handhavingstaken (wetten) waarvoor het verantwoordelijk is, een inschatting maakt van de grootste risico's en het naleeftekort op die terreinen en op basis van de uitkomst daarvan de prioriteiten stelt. Samenwerken, toedelen van mensen en middelen, toetsen of doelen zijn bereikt en zonodig bijsturen maken daar deel van uit.

Een eerste concept van programmatisch handhaven voor de rijksoverheid is inmiddels gereed en wordt verder uitgewerkt door middel van collegiale toetsing en evaluatie van (pilot)projecten bij de betrokken departementen. Inmiddels zijn er twee pilotprojecten van start gegaan en worden de mogelijkheden van een derde pilot onderzocht.

Tevens wordt er gewerkt aan een zelfanalyse-instrument om de beleidspraktijk binnen de eigen organisatie door te lichten op aspecten van programmatisch handhaven. Voor de ontwikkeling van dit instrument is een eerste verkenning verricht door de TU Delft.

Over de doelstellingen en aanpak van het project Rijk aan Handhaving is de Tweede Kamer in februari 2005 geïnformeerd.

Fraude/FINEC

In de kabinetsnotitie bestrijding fraude en financieel-economische criminaliteit 2002–2006 zijn, naast de aanpak van identiteitsfraude, fraude in de sector transport- en logistiek en fraude in de telecom-sector als belangrijke nieuwe aandachtsgebieden genoemd die zich lenen voor extra investeringen in de opsporing en vervolging.

In de brief van de minister van Justitie van 7 juni 2004 betreffende het Rapport Identiteitsfraude en (reis)documenten (TK 29 200 VI, nr. 166) is aangekondigd dat Justitie samen met andere ministeries een beleidskader gaat ontwikkelen om te bevorderen dat de gevoeligheid van identiteitsmaatregelen en identiteitscontroles voor identiteitsfraude in de toekomst vermindert.

De professionalisering van de bestrijding van de fraude en de financieel-economische criminaliteit heeft een impuls gekregen door versterking van het OM met het Functioneel Parket, de inrichting van Interregionale Fraude Teams bij politie en OM, de versterking en uitbreiding van het Bureau Ontnemingswetgeving OM. Per 1 januari 2004 zijn de Nationale en bovenregionale recherche ingericht en zijn de Interregionale fraudeteams (IFT's) onderdeel geworden van de bovenregionale recherche.

Bij de capaciteitsvraag is eveneens stilgestaan in het debat tussen regering en Tweede Kamer op 10 maart 2004 over publieke moraal, integriteit, fraude (Handelingen 2003 – 2004, nr. 56 pag. 3660–3710).

Op 26 augustus 2003 is in een brief (TK II, 2002–2003, 17 050 en 28 244, nr. 252) aan de Tweede Kamer geschreven over de organisatie van opsporing en vervolging van financieel-economische criminaliteit, en de wijze van prioritering daarvan binnen het bredere domein van de strafrechtelijke handhaving.

De conclusie die toen getrokken is, was dat een zekere versterking van de aanpak van fraude en financieel-economische criminaliteit op zijn plaats is, maar dat deze aanpak vooral gezocht moet worden in verdere kwaliteitsverbetering en versterking van de organisatie en niet zozeer in een uitbreiding van capaciteit.

Gelet op de maatschappelijke schade die door faillissementsfraude wordt aangericht is in 2004 besloten om faillissementsfraude steviger te bestrijden en een duidelijker onderscheid te maken tussen de behandeling van wel en niet bona fide faillieten. Daartoe is een plan van aanpak voor de intensivering van de bestrijding van faillissementsfraude gemaakt, dat op 13 september 2004 aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK 2003–2004, 27 244, nr. 22). Deze aandacht zal naar verwachting op termijn doorwerken in de private sector zoals bij banken, verzekeraars en het bedrijfsleven in het algemeen.

Mensenhandel

In reactie op de rapportages van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft de minister van Justitie, namens het kabinet, in december 2004 het Nationaal Actieplan Mensenhandel naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het kabinet wil met het Nationaal Actieplan Mensenhandel inzichtelijk maken welke maatregelen er worden getroffen om de aanpak van mensenhandel te verbeteren. Het NAM bevat maatregelen op het gebied van wet- en regelgeving, de B9-regeling, slachtoffers van mensenhandel, hulpverlening en belangenbehartiging, onderzoek en registratie, rechtshandhaving in het algemeen (inclusief prostitutie), opsporing en vervolging en overige aspecten van mensenhandel.

Met deze bundeling van maatregelen kan het Nationaal Actieplan Mensenhandel de basis vormen voor eventuele toekomstige besprekingen met de Kamer over de aanpak van mensenhandel, waarin het opvolgen van de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en de voortgang van diverse initiatieven en activiteiten in de aanpak van mensenhandel kunnen worden gecontroleerd en bijgestuurd.

Naar aanleiding van het Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit is de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel in 2004 als een van de speerpunten van de Nationale Recherche vastgesteld (TK II, 2004–2005, 29 911, nr. 1).

Het kabinet heeft in 2004 besloten de aanstelling van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Bureau voor de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in elk geval tot en met 2008 te continueren.

In 2004 heeft de Stichting tegen Vrouwenhandel (STV) met subsidie van de ministeries van Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport zorggedragen voor de centrale aanmelding en registratie van meer dan 400 slachtoffers van mensenhandel. Tevens heeft de STV regionale zorgnetwerken ontwikkeld en in stand gehouden, die de plaatsing van slachtoffers van mensenhandel en de beschikbaarheid van deze slachtoffers voor politie en openbaar ministerie in het kader van het strafproces tegen verdachten van mensenhandel ondersteunen. Per 1 januari 2005 zal het ministerie van Justitie de VWS-subsidie voor de STV overnemen.

Nationale recherche

Per 1 januari 2004 is bij het KLPD de dienst Nationale Recherche opgericht. Met de nationale recherche beschikt Nederland over een organisatie die de (inter)nationale vormen van zware of georganiseerde beter en sneller kan bestrijden dan voorheen. De gezagslijnen zijn korter, er is éénduidig beheer en er is sprake van een integrale benadering van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast zijn tevens sinds 1 januari van dit jaar de zes bovenregionale rechercheteams (BRT's) operationeel. Deze teams richten zich op vormen van (georganiseerde) criminaliteit (zoals bedrijfsinbraken, overvallen, woninginbraken, ramkraken, voertuigcriminaliteit, als ook de genoemde speerpunten) die zich manifesteren in meer regio's en niet in aanmerking komen voor een aanpak door enerzijds een regio en anderzijds de Nationale recherche. Nu reeds kan geconstateerd worden dat de nieuwe nationale en bovenregionale recherchestructuur een positief effect heeft op de slagkracht van de Nederlandse overheid als het gaat om de bestrijding van zware of georganiseerde misdaad.

In 2004 is in opdracht van het ministerie van Justitie en met medefinanciering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de pilot Landelijke sporendatabank gestart. Het betreft een experiment waarbij op nationaal niveau verbanden worden gelegd van informatie vanuit de DNA-databank, beheerd door het NFI, met informatie van de vingerafdrukkendatabank HAVANK, beheerd door de Dienst Nationale Recherche Informatie van het KLPD. De eerste resultaten ogen zeer bemoedigend. Naast de beslechting van de randvoorwaarden, zo hebben de operationele diensten onder meer belangrijke technische maatregelen getroffen om te komen tot een werkbaar, efficiënt en effectief proces betrekking tot het matchen van informatie, zijn in het eerste jaar van het experiment ook al bemoedigende operationele resultaten geboekt. Naast het feit er door middel van dat de pilot extra identificaties van sporen van onbekende daders zijn gerealiseerd, zijn tevens op nationaal niveau zogenaamde bovenregionale sporenclusters en -criminele samenwerkingsverbanden (CSV's) zichtbaar gemaakt. Vanwege de nationale analysemogelijkheden is op verzoek van het ministerie van Justitie een aantal bovenregionale clusters en CSV' s verder uitgewerkt in projectvoorstellen ten behoeve van de Bovenregionale Recherche. En eind december 2004 heeft dit zelfs geleid tot een eerste veroordeling.

De evaluatie van de pilot door de universiteit van Nijmegen zal verwachting zal medio juli 2005 zijn afgerond.

Terrorisme

In 2004 is het Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding (GCT) operationeel geworden. In het GCT zijn alle bij de bestrijding van terrorisme betrokken overheidsdiensten vertegenwoordigd. Sinds mei 2004 wordt dit comité voorgezeten door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. De NCTb heeft tot taak de samenwerking in de bestrijding van terrorisme te bevorderen.

In 2004 is de Wet terroristische misdrijven in werking getreden. Met deze wet is de strafmaat voor met terroristisch oogmerk gepleegde misdrijven verhoogd en wordt rekrutering voor de jihad strafbaar gesteld. Daarnaast is een wetsvoorstel waarmee wordt beoogd het gebruik van informatie van inlichtingendiensten in het strafproces te vergemakkelijken (wetsvoorstel afgeschermde getuigen) ingediend.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september 2001 zijn de inzichten ten aanzien van de verschillende tegen de burgerluchtvaart gerichte terroristische dreigingen sterk gewijzigd. Eén van de mogelijke maatregelen in dit kader is het inzetten van zogenaamde air marshals tijdens de vlucht. In 2004 is een proef met door de Koninklijke Marechaussee ingezette air marshals gestart.

Opsporing voortvluchtigen

Van de 59 voortvluchtigen zijn er in 2004 54 weer ingesloten. De pilot opsporing voortvluchtigen is in 2004 als reguliere activiteit overgedragen aan het KLPD.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.3.3      
 
uitgaven86 81791 82047 29621 05925 800– 4 741
programma-uitgaven83 08782 40738 2989 49319 387– 9 894
waarvan:      
– subsidies01 7321702 133– 2 133
apparaatsuitgaven3 7309 4138 99811 5666 4135 153
 
ontvangsten59 67054 57432 9791 02001 020
 
verplichtingen87 690100 67539 66330 89925 8005 099

Financiële toelichting

Uitgaven

Op het programmabudget onder deze operationele doelstelling is € 9,9 miljoen minder uitgegeven dan oorspronkelijk was geraamd als gevolg van een aantal factoren. In het kader van de beheersoverdracht van de doeluitkeringen van het Korps landelijke politiediensten alsmede voor de loonbijstelling LSOP, is van deze operationele doelstelling in 2004 € 1,3 miljoen overgeheveld naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In het kader van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma is € 1,5 miljoen overgeheveld van operationele doelstelling 3.3.3 naar operationele doelstelling 7.1.1. Daarnaast is aan het OM ten behoeve van het project Justitie in de Buurt € 0,5 miljoen meer overgeheveld dan op dit onderdeel beschikbaar was.

Op diverse programmabudgetten is € 1,7 miljoen niet tot uitgave gekomen. Deze zullen ten laste van het jaar 2005 komen.

Zoals hieronder bij apparaatuitgaven wordt vermeld dient het apparaatbudget ten laste van het programmabudget te worden verhoogd met € 4,6 miljoen. Op deze post is een bedrag van € 3,7 miljoen gereserveerd voor uitgaven in het kader van het project bestrijding Drugssmokkel Schiphol, deze zijn echter ten laste van operationele doelstelling 3.3.2 zijn verantwoord. Het apparaatbudget wordt met circa € 4,6 miljoen overschreden als gevolg van het volgende. In het kader van diverse projecten (onder andere Handhaven op Niveau, Veiligheidsprogramma) is personeel in dienst dat ten laste van die programma's dient te worden gebracht. Bij de verantwoording worden deze personeelsuitgaven echter ten laste van de apparaatuitgaven gebracht. Compensatie van die uitgaven (€ 2,7 miljoen) komt ten laste van het programmabudget dat eveneens op deze operationele doelstelling is ondergebracht.

Ontvangsten

Op deze operationele doelstelling is een aantal niet voorziene ontvangsten verantwoord. Deze hebben betrekking op terugontvangen bewakingskosten burgerluchthavens, een afrekening in het kader van het project computercriminaliteit en bijdragen voor het Platform Interceptie, Decryptie en Signaalanalyse,.

Operationele doelstelling 3.3.4

Het beleid en de regelgeving ten aanzien van de rechtshandhaving zijn aangesloten op de internationale ontwikkelingen op rechthandhavingsgebied.

Zowel in het verband van de Europese Unie en andere multilaterale gremia als bilateraal zijn afspraken gemaakt over verdergaande politiële en justitiële samenwerking in het kader van terrorismebestrijding, bestrijding, internationale georganiseerde criminaliteit en drugscriminaliteit.. Het gaat dan om Kaderbesluiten in het verband van de Unie, verdragen met onder meer Thailand, Duitsland, de Benelux, België en afspraken met de VS over rechtshulp, over- en uitlevering, informatie-uitwisseling en operationele samenwerking.

Prestatiegegevens
 Realisatie 2003Realisatie 2004Norm2004
Aantal strafrechtelijke vervolgingen en afgehandelde rechtshulpverzoeken in kader XTC3030
Omvang drugsproblematiek uitgewerkt naar soort, aantal (deel)onderzoeken444
 
 101210
Deelname overleggen drugs in EU-verband, inzet fte per jaar553
Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.3.4      
 
uitgaven10 46315 00610 1284 48611 649– 7 163
programma-uitgaven9 73213 1778 1292 5439 516– 6 973
waarvan:      
– bijdragen011 5346 266000
– subsidies01830075– 75
apparaatsuitgaven7311 8291 9991 9432 133– 190
 
ontvangsten01 0594546046
 
verplichtingen10 45016 02211 36425711 649– 11 392

Financiële toelichting

Uitgaven

Het verschil tussen de oorspronkelijke raming en de realisatie wordt veroorzaakt door de overheveling van de beschikbare middelen voor de bewaking, beveiliging en huisvesting van Europol van operationele doelstelling 3.3.4 naar operationele doelstelling 7.1.1.

Beleidsartikel 3.4 Jeugdbescherming

Beleidsdoelstelling 3.4

Het zo snel mogelijk opheffen van situaties waarin het recht van jeugdigen op een goede opvoedings- en leefsituatie wordt geschonden; en een vermindering van (de herhaling van) delictgedrag door jeugdigen.

Resultaten

De Wet op de jeugdzorg is op 1 januari 2005 in werking getreden. In het overgangsjaar 2004 zijn, in nauwe samenwerking met VWS, de volgende zaken ter hand genomen en afgerond: invoering van een werkmodel door de bureaus jeugdzorg en een informatieprotocol voor de beleidsinformatie, de oprichting van een jeugdzorgbrigade voor de aanpak van de bureaucratie in de jeugdzorg, en de samenwerkingsafspraken tussen de landelijk werkende instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij en de Bureaus jeugdzorg, die in het kader van de invoering van de Wet op de jeugdzorg zijn gemaakt.

In 2004 is door Justitie in het kader van de Operatie jong in overleg met alle betrokken partners (zowel departementen als belangenorganisaties) een plan van aanpak (TK, 2004–2005, 29 284, nr. 5) opgesteld voor de nazorg aan jongeren die uit detentie komen. De nadruk in het plan, waarvan in 2005 de uitvoering start, ligt op de aansluiting tussen Justitie en zorgketen en de verduidelijking op bestuurlijke verantwoordelijkheden in nazorg.

De helpdesk privacy, die belast is met beantwoording van vragen die voortkomen uit privacy problematiek rond «Jeugd terecht», huiselijk geweld, veelplegers en forensische diagnostiek, is vanaf 15 juni operationeel. Volgens de eerste evaluatie in september blijkt de helpdesk duidelijk in een behoefte te voorzien. Er zijn 79 verzoeken ontvangen, waarvan de meeste betrekking hebben op uitwisseling van gegevens in het kader van «Jeugd terecht». De helpdesk wordt in 2005 gehandhaafd.

In 2004 was het justitieel casusoverleg overal operationeel. Gelet op de samenhang met lokale werkwijzen en samenwerkingsverbanden, zo bleek uit een uitgevoerde evaluatie, functioneert het casusoverleg niet overal op identieke wijze. Wel zijn thans alle strafbare feiten die worden afgedaan conform het officiersmodel onderwerp van overleg tussen politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming.

De sanctiecapaciteit bij de justitiële jeugdinrichtingen is in 2004 met een uitbreiding van 119 gegroeid naar 2 566 plaatsen. Ondanks die groei van capaciteit was het door een toegenomen behoefte aan detentiecapaciteit niet mogelijk om wachtlijsten te voorkomen.

Nachtdetentie is halverwege 2003 gestart als een nieuwe uitvoeringsmogelijkheid voor voorlopige hechtenis. In 2004 hebben 300 voorlopig gehechte jongeren gemiddeld 25 plaatsen bezet voor nachtdetentie. In 2004 zijn voorts 36 plaatsen voor veelplegers in Den Engh gerealiseerd. Door het grote aanbod van jeugdige veelplegers uit de grote steden, wordt deze capaciteit volledig benut. Zoals ook aan de Tweede Kamer bij brief van 18 oktober (TK 2004–2005, 28 741 nr.10) is bericht, wordt het aantal door Justitie ingekochte plaatsen in de Glen Mills School wegens een lage bezettingsgraad teruggebracht naar 50 plaatsen op jaarbasis.

Bij de Raad voor de Kinderbescherming is een project kwaliteit leerstraffen gestart dat doorloopt tot eind 2005. In 2004 zijn de kwaliteitscriteria voor het beoordelen van de leerstraffen vastgesteld. Tevens is in 2004 gestart met het beschrijven, en waar mogelijk reeds beoordelen, van de leerstraffen. In 2004 is een programma-evaluatie van de leerstraffen «sociale vaardigheidstraining» en «taakstraf seksualiteit» afgerond. Uit het onderzoek komt onder meer naar voren dat het recidiverisico niet goed in beeld wordt gebracht en dat er een betere matching nodig is tussen jongere en leerstraf.

Onder regie van het ministerie van OC&W wordt interdepartementaal gewerkt aan de aanpak van schoolverzuim binnen het programma Handhaven op Niveau-leerplicht. Er is in opdracht van Justitie onderzoek verricht naar de door politie en justitie gehanteerde interventies. Een effectevaluatie van bestaande programma's en interventies (waaronder de Halt-afdoening) is thans in voorbereiding.

Eind 2003 zijn de eerste vier pilotprojecten Communities that Care (CTC) afgerond. Twee van deze pilotgemeenten, te weten Amsterdam en Rotterdam gaan door met CTC, terwijl in Almere en Leeuwarden twee nieuwe CTC-pilots zijn gestart. Effecten op risicofactoren en beschermende factoren kunnen niet eerder dan na drie jaar, en effecten op risicogedrag na 10 jaar worden verwacht. Uit de evaluatie van de pilots blijkt dat gemeenten met CTC op een gestructureerde wijze hun beleid kunnen afstemmen op de problemen die zich feitelijk afspelen met jeugd en jongeren in de gemeente. De onderzoeksbevindingen en de ervaringen in de pilotwijken zijn van waarde voor andere gemeenten die CTC willen implementeren.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 3.4      
 
uitgaven448 241437 506432 211409 768387 17722 591
 
ontvangsten74 5909 33511 70419 9189 50010 418
 
verplichtingen461 791437 529399 766417 696387 17730 519

Operationele doelstelling 3.4.3

Het effectief en efficiënt uitvoeren van inningstaken op het gebied van wettelijke onderhoudsbijdragen.

Resultaten

De voorgenomen wijziging van het kinderalimentatiestelsel kon in 2004 niet worden ingevoerd. De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van de brief van 28 juni 2004 inzake de toelichting op het wetsvoorstel herziening kinderalimentatiestelsel (TK, 29 480, nr. 8) vragen en opmerkingen voorgelegd. Bij nota van wijziging van 22 november 2004 is mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zo veel mogelijk aan het bezwaar van de Tweede Kamer tegemoet gekomen dat een forfaitair systeem niet flexibel genoeg is.

Het voornemen om de bestaande ouderbijdrageregeling voor uit huisgeplaatste kinderen uit te breiden naar alle vormen van jeugdbescherming en sancties die aan jongeren worden opgelegd, is bij brief van 30 januari 2004 (TK, 2003–04, 28 741, nr 4) aan de Tweede Kamer toegelicht. In 2004 is in samenwerking met het ministerie van SZW nader bezien hoe een aantal complicaties bij de verdere uitwerking van dit voornemen kunnen worden ondervangen. Verder is in 2004 een wetsvoorstel terzake de grondslagen voor een bijdrageverplichting van ouders in de Wetboeken van Strafrecht en Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg opgesteld, dat begin 2005 voor advies wordt voorgelegd aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Inmiddels is ook het overleg met relevante uitvoeringsinstanties gestart.

Prestatiegegevens
LBIORealisatie Begroting Verschil
 2002200320042004 
Kinderalimenatie     
Geïnd bedrag ten opzichte van lopende vordering (%)66,460,86467– 3
Kosten per geïnde euro (x € 1,–)0,190,170,210,190,02
Verzoeken die tot inning leiden (%)3836,63940– 1
Ouderbijdrage     
Geïnd bedrag ten opzichte van lopende vordering (%)60,862,361,5601,5
Kosten per geïnde euro (x € 1,–)0,140,160,180,140,04

De inningsresultaten in 2004 bij kinderalimentatie zijn per saldo verbeterd ten opzichte van het jaar 2003, maar nog achtergebleven bij het geraamde niveau 2004. In verband met de ingebruikneming van een geautomatiseerd systeem zijn achterstanden opgelopen, die in de tweede helft van 2004 met behulp van extern personeel zijn weggewerkt. De inning van deze zaken ijlt na, waardoor het inningsresultaat is achtergebleven bij de begroting.

Beleidsevaluatieonderzoek

Uit het klanttevredenheidsonderzoek bij het LBIO komt naar voren dat men over de dienstverlening van het LBIO zeer tevreden is (er wordt een vier gescoord op een vijfpuntsschaal). Omdat men minder tevreden was over de mate waarin men over de voortgang van de zaak op de hoogte wordt gehouden, is de rechtstreekse telefonische bereikbaarheid verbeterd.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.4.3      
 
uitgaven3 0093 1403 3115 2752 9752 300
programma-uitgaven2 9413 0753 0885 0832 9112 172
waarvan:      
– subsidies 03 0885 0832 9112 172
apparaatsuitgaven686522319264128
 
ontvangsten61 6643 7254 1294 0347 676– 3 642
 
verplichtingen3 1251886 0325 3912 9752 416

Financiële toelichting

Uitgaven

De afwijking tussen de realisatie en de begroting is het gevolg van de kosten verbonden aan de voorbereiding van de implementatie van het wetsvoorstel kinderalimentatie. Aanvankelijk werd uitgegaan van invoering per 1 juli 2004, op grond waarvan bij Voorjaarsnota 2004 een bedrag is toegevoegd van € 7,4 miljoen voor de voorbereiding, implementatie en uitvoering van het gewijzigde kinderalimentatiestelsel.

Als gevolg van vertraging in het wetstraject zijn de kosten van het LBIO beperkt gebleven tot de voorbereidingskosten (€ 2,1 miljoen).

Ontvangsten

Het achterblijven van de realisatie bij de ontvangsten LBIO van € 3,6 miljoen is in hoofdzaak het gevolg van het niet in 2004 realiseren van het voornemen tot het invoeren van een ouderbijdrage aan civiele jeugdbeschermingsmaatregelen, Haltafdoeningen en jeugdsancties. In de begroting was nog uitgegaan van invoering per 1 juli met een totale opbrengst in 2004 van € 4 miljoen.

Operationele doelstelling 3.4.4

Een effectieve en efficiënte uitvoering van de voogdij van alleenstaande minderjarige asielzoekers.

Resultaten

Bij brief van 23 november 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd (TK 2004–2005, 27 062, nr. 29) over de evaluatie van de opvang in de terugkeervariant voor ama's van 15 jaar en ouder, het zogeheten campusmodel. Op basis van deze evaluatie is besloten de campus te sluiten en de centrale wijze van opvang te continueren in een op terugkeer gericht model voor ama's van 15 jaar en ouder.

Eind 2004 is het kostprijsonderzoek voor de stichting Nidos afgerond en zijn afspraken gemaakt met de stichting Nidos over de implementatie van een output gerelateerde bekostigingssystematiek per 1 januari 2005.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Aantal ama's onder voogdij aan het begin van het jaar12 60610 4406 9497 875– 926
Aantal instroom ama's onder voogdij3 4921 2685452 400– 1 855
Aantal uitstroom ama's onder voogdij5 6584 7592 9593 584– 625
Aantal ama's onder voogdij aan het einde van het jaar10 4406 9494 5356 691– 2 156
Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.4.4      
 
uitgaven121 397150 553134 94697 44678 31419 132
programma-uitgaven121 223150 302134 72397 25578 12519 130
waarvan:      
– subsidies121 223150 302134 72397 25578 12519 130
apparaatsuitgaven1742512231911892
 
ontvangsten0111 4026 45606 456
 
verplichtingen125 755136 42298 65890 80978 31412 495

Financiële toelichting

Uitgaven

De realisatie op deze operationele doelstelling is € 19,1 miljoen hoger uitgekomen dan bij de begroting werd geraamd. Enerzijds leidde de structurele daling van de instroom van ama's tot lagere kosten voor opvang en voogdij bij de Stichting Nidos. Anderzijds kwamen de kosten van opvang door Nidos hoger uit. Dit was het gevolg van een wijziging in 2004 in de uitvoering van het aanvankelijk geformuleerde beleid om de ama's van 15 jaar en ouder, die voor 1 januari 2003 zijn ingestroomd, niet over te hevelen naar het COA, maar alsnog te laten opvangen door de Stichting Nidos. Tegenover deze extra uitgaven staat een beperkte daling van de uitgaven op beleidsartikel 6.2, bij het COA. Voorts diende aan de stichting Nidos een bedrag van € 3,0 miljoen

Ontvangsten

De hogere ontvangst van € 6,5 miljoen op deze operationele doelstelling is geheel het gevolg van de subsidievaststelling 2002. Op grond van de bekostigingsregels is de subsidie aan de stichting Nidos lager vastgesteld dan in dat jaar aan voorschotten is verstrekt.

Operationele doelstelling 3.4.7

Effectief en efficiënt rekwestreren van maatregelen van kinderbescherming; efficiënt en kwalitatief goed adviseren van justitiële autoriteiten inzake beslissingen over kinderen in civiele en strafrechtelijke aangelegenheden en het voeren van adequate casusregie.

Het afgelopen jaar werd de Raad vooral geconfronteerd met een stijgende instroom aan beschermingszaken en strafzaken. Het BJZ/AMK – de eerste lijn – zorgt voor extra instroom van beschermingszaken. Een tweede factor is de stijgende doorverwijzing vanuit basisonderzoeken straf naar beschermingsonderzoek. De AMK-campagne tegen kindermishandeling-dit is de derde factor – heeft eveneens tot een groei van de instroom geleid. Ondanks deze hogere instroom is de Raad erin geslaagd de doorlooptijden in 2004 te verbeteren, zij het dat die ontwikkeling nog niet het volledig gewenste resultaat laat zien.

Eind 2004 is afgesproken dat de Raad zorg draagt voor doorverwijzing naar «zorgnetwerken» en daarbinnen met name naar BJZ. De BARO, een gevalideerd instrument op basis waarvan de Raad de voorlichtende en signalerende taak zorgvuldig kan uitvoeren, bereikte de laatste vier maanden van 2004 een dekkingsgraad van 53%.

Op basis van artikel 60 Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg hebben de brancheorganisatie van de Bureaus Jeugdzorg (de MO-groep) en de Raad samen een landelijk toetsingskader ontwikkeld voor hun regionale samenwerkingsafspraken. Met het toetsingskader wordt bezien in hoeverre de al bestaande protocollen voldoen aan de kwaliteitseisen gesteld door de wet en over welke zaken nog nadere afspraken gemaakt moeten worden. Dit om de gewenste kwaliteit te kunnen bereiken en te handhaven.

In 2004 is besloten tot het verbeteren van de organisatie: het opheffen van het ressortelijk niveau als zelfstandige managementlaag, en tevens tot schaalvergroting op vestigingsniveau, wat de huidige 22 terugbrengt tot 13 vestigingsclusters.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschilPercentage
 2002200320042004  
Beschermings-onderzoeken8 6759 1969 8588 8001 058112%
Scheiding en omgangsonderzoeken3 9913 9113 9283 700228106%
Adoptie en naamswijzigingsonderzoeken2 7992 6032 4432 40043102%
Basisonderzoeken2200022 84928 00524 9003 105112%
Vervolgonderzoeken3 7003 2003 0782 880198107%

De productie in 2004 is 11% hoger uitgekomen. De Raad heeft zijn doelstelling ten aanzien van de productie over 2004 daarmee gehaald. Uit het overzicht blijkt met name bij beschermingsonderzoeken en basisonderzoeken dat de productie hoger is dan geraamd.

De forse stijging van de instroom is met name het geval bij beschermingsonderzoeken en basisonderzoeken . Het BJZ/Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) – de eerste lijn – zorgt voor extra instroom van beschermingszaken. De stijging van basisonderzoeken wordt veroorzaakt door het veiligheidsbeleid en de afdoening daarbinnen van zowel 12-minners als 12 tot 17-jarigen. De toename van de basisonderzoeken kan worden verklaard uit de beleidsintensivering op het gebied van de jeugdcriminaliteit: het veiligheidsprogramma Jeugd terecht, de prestatiecontracten met de politie, het casusoverleg en het landelijk overdrachtsformulier ten behoeve van een adequate informatieoverdracht van de betrokken ketenpartners.

Doorlooptijden

Totale doorlooptijdPercentage onderzoeken in 2004 en 2003 behaald binnen de norm
HoofdproductenNorm in % in 20042004 gehele onderzoekNorm in % in 20032003 gehele onderzoekNorm-dagen
Beschermingszaken55%49%60%50%115
Scheiding en omgang55%49%55%51%135
Overig civiel60%58%65%57%105
 
Basisonderzoeken PV80%54%80%49%40
Basisonderzoeken IVS80%93%80%92%40
Basisonderzoeken totaal80%62%80%59%40
Vervolgonderzoeken80%73%80%70%115

De doorlooptijden van de onderzoeksfasen zijn in 2004 opnieuw verbeterd. Als gevolg van de sterk gestegen instroom heeft de Raad bij de civiele onderzoeken de norm niet gehaald. Deze liggen dus tegen de norm van 80% aan. De reden waarom de Raad de normen voor de doorlooptijden niet haalt, is gelegen in de forse stijging van instroom van beschermingszaken en basisonderzoeken.

In september is een start gemaakt met de implementatie van de tweede fase casusregie. Hieronder vallen onder meer de regie bij STP/proefverlof, regie bij nazorg en de invulling van de aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van BJZ/jeugdreclassering. De implementatie van de tweede fase casusregie zal in april 2005 worden afgerond.

Een indicator van de kwaliteit van de raadsadviezen is het percentage klachten. Het doel is het percentage beperkt te houden onder de 0,5% te houden. Het percentage klachten over 2004 bedraagt 0,2%. De doelstelling is daarmee gehaald.

Beleidsevaluatieonderzoek

Het Klanttevredenheids-onderzoek heeft in 6 vestigingen eind 2004 plaatsgevonden. De resultaten en analyse hiervan worden in 2005 verwacht. Deze rapportage kan leiden tot verbeteracties. Het Afnemerstevredenheids-onderzoek via lokale analyses heeft eveneens plaatsgevonden.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.4.7      
 
uitgaven100 986107 066103 625104 601114 650– 10 049
programma-uitgaven100 788106 855103 356104 371114 377– 10 006
apparaatsuitgaven198211269230273– 43
 
ontvangsten04 4644 0144 0221 1612 861
 
verplichtingen101 710106 151103 792110 642114 650– 4 008

Financiële toelichting

Uitgaven

Na vaststelling van de begroting heeft de Raad voor de Kinderbescherming onder andere middelen ontvangen ten behoeve van het bedrijfsinformatiesysteem KBPS (€ 2,7 miljoen) en de loon- en prijscompensatie (€ 1,0 miljoen).

Onder deze operationele doelstelling zijn tevens de kosten geraamd voor de uitvoering van het actieprogramma Jeugd Terecht. Voor 2004 was een bedrag beschikbaar van € 16,9 miljoen. Ter dekking van de kosten van de bij de uitvoering van het actieprogramma betrokken Justitieorganisaties. In de loop van 2004 is op basis van concrete plannen een bedrag van € 14,9 overgeheveld naar de desbetreffende operationele doelstellingen. Het ging daarbij onder meer om middelen voor het instandhouden van het Justitieel casusoverleg door Openbaar Ministerie (operationele doelstelling 3.3.1€ 1,6 miljoen) en de Raad voor de Kinderbescherming (operationele doelstelling 3.4.7 € 3,3 miljoen), landelijke invoering van nachtdetentie bij de JJI's (operationele doelstelling 5.1.3 € 2,1 miljoen) en de groei van het aantal jeugdreclassering- en jeugdbeschermingszaken (operationele doelstelling 3.4.8 € 6,0 miljoen).

Uiteindelijk is een bedrag van € 2,0 miljoen van de projectgelden onbesteed gebleven doordat de kosten van een aantal acties lager uitvielen dan aanvankelijk geraamd.

Ontvangsten

De ontvangsten van de Raad zijn in het kader van kinderopvang, USZO en interne en externe detacheringen hoger dan begroot.

Operationele doelstelling 3.4.8

Het adequaat uitvoeren van de opgelegde maatregelen van jeugdbescherming en van de jeugdreclassering.

Resultaten

Een eerste inventarisatie van nazorgprogramma's heeft een plan van aanpak opgeleverd waarin beschreven wordt op welke manier de nazorg verbeterd kan worden. Om de communicatie tussen justitiële jeugdinrichtingen en de jeugdreclassering beter te laten verlopen zijn modellen ontwikkeld waarmee lokale afspraken worden gemaakt over de samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming en de Justitiële jeugdinrichtingen. Ook lopen op dit moment drie samenwerkingspilots van Workwise-Nederland tussen jeugdreclassering en volwassenreclassering met de Justitiële jeugdinrichtingen.

VWS en Justitie hebben gezamenlijk opdracht gegeven aan het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO) voor het ontwikkelen van een reeks van producten ten behoeve van opvoedingsondersteuning. In 2004 is een aantal van deze producten in concept gereedgekomen.

Per 1 april 2004 is het door aspirant-adoptiefouders te betalen bedrag voor de voorlichtingscursus verhoogd naar € 900. De directe kosten voor de voorlichtingscursus komen daarmee geheel voor rekening van de ouders.

De huidige doorlooptijd van de adoptieprocedure is ongeveer 27 maanden, inclusief de wachttijd voor de voorlichtingscursus. Het aantal in Nederland aangekomen adoptiekinderen is in 2004 ongeveer gelijk gebleven. De in de begroting van 2004 aangekondigde wachtlijst (met daarbij na de wachttijd een doorlooptijd van twaalf maanden) is vooralsnog niet ingevoerd. Het besluit terzake is in het najaar van 2004 met ketenpartners en belangenorganisaties onderwerp van overleg geweest en komt in een beleidsbrief interlandelijke adoptie aan de Tweede Kamer vóór 1 maart 2005 nader aan de orde.

Voor medewerkers van de jeugdreclassering is gewerkt aan het opstellen van een methodisch handboek. Op basis van een extern verricht onderzoek naar de kostprijzen van ITB-trajecten zijn (voorlopig) nieuwe, hogere kostprijzen vastgesteld.

De Raad heeft in samenwerking met de brancheorganisatie van de Bureaus Jeugdzorg, een landelijk toetsingskader opgesteld voor de samenwerking tussen de organisaties op regionaal niveau. De positionering van de Bureaus Jeugdzorg als eerstelijn heeft niet geleid tot een lagere instroom bij de Raad. Er doet zich juist een groei in beschermingszaken voor; ook de instroom bij de Bureaus Jeugdzorg is de afgelopen jaren gestegen. De Raad doet onderzoek naar de onderliggende factoren.

Volume- en Prestatiegegevens
 RealisatieBegroting Verschil
 2002200320042004 
Aantal instroom voogdij903973823900– 77
Aantal instroom voorlopige voogdij334412549330219
Aantal instroom ondertoezichtstelling5 3586 7455 5001 245
totaal6 5951 3858 1176 7301 387
 
Aantal instroom reguliere jeugdreclassering5 1645 8886 4565 700756
Aantal instroom ITB Harde Kern297398378660– 282
Aantal instroom ITB Criem385579623890– 267
totaal5 8466 8657 4577 250207

Bij de verantwoording over het jaar 2003 bleek dat er sprake was van problemen in het leveren van betrouwbare beleidsinformatie. In 2004 zijn de geconstateerde registratie- en definitieproblemen aangepakt. Dit heeft geleid tot betrouwbare cijfers over het jaar 2004.

Instroom Jeugdbeschermingsmaatregelen

De verwachting voor 2004 was dat met alle activiteiten gericht op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg en het beter gaan functioneren van de Bureaus Jeugdzorg, het aantal voorlopige voogdijen en de instellingsvoogdijen langzaam zou teruglopen.

De instroom van de voogdijpupillen is sterker gedaald dan verwacht; hiervoor is geen eenduidige verklaring te geven.

Ten gevolge van het verscherpte aanpak van drugssmokkel op de Nederlandse luchthavens is er juist sprake geweest van een sterke toename van het aantal minderjarigen waarvoor een voorlopige voogdijmaatregel is uitgesproken. Het effect van dit beleid was ten tijde van het opstellen van de begroting 2004 niet te voorzien.

Het aantal ingestroomde OTS-ers ligt beduidend hoger dan begroot. Uit onderzoek bij de Raad blijkt eveneens sprake van een hoger aantal aanmeldingen dan in voorgaande jaren, en ook de ernst van de gevallen is toegenomen.

Instroom jeugdreclasseringmaatregelen

De stijging van reguliere jeugdreclassering is het gevolg van de inzet op de aanpak van de jeugdcriminaliteit. In de begroting 2004 was rekening gehouden met een groei bij de jeugdreclassering. Naar verwachting zou deze groei zich door de nadruk in het beleid op meer maatwerk richting jongeren, voornamelijk manifesteren in de meer gedifferentieerdere jeugdreclasseringmaatregelen als ITB Harde Kern en ITB Criem. Door de uitbreiding van ITB Criem naar meer gemeenten in de loop van 2004 is sprake van een beperkte groei, al is deze sterk achtergebleven bij de verwachtingen. Door de verscherpte aanpak van de veelplegers lijkt er minder behoefte te zijn aan de aanpak ITB Harde kern, maar een eenduidige verklaring voor het teruglopen van deze maatregel is niet te geven.

Internationale kinderontvoering
 RealisatieBegrotingVerschil
 20022003200420042004
Teruggeleiding (inkomend)33263145– 14
Teruggeleiding(uitgaand)5870764531
Omgangsregeling(inkomend)86715– 8
Omgangsregeling(uitgaand)2111020– 10

Beleidsevaluatieonderzoek

– In juli 2004 is het rapport Evaluatieonderzoek Wobka, Een evaluatieonderzoek naar de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie uitgebracht. Uit deze evaluatie blijkt dat de Wobka op de meeste punten voldoende waarborgen biedt voor het voorop stellen van het belang van het kind bij adoptie en voor een zorgvuldige omgang met betrokkenen in het adoptieproces. Het systeem van deelbemiddeling biedt onvoldoende mogelijkheden om het belang van het kind te waarborgen. Er lijkt overwegend draagvlak te zijn voor de huidige maximum leeftijdsgrens van 46 jaar.

– De evaluatie van de pilots in het kader van het project Deltaplan Gezinsvoogdij is eind 2004 afgerond. Uit het evaluatie-onderzoek blijkt dat verbeteringen zijn behaald op het terrein van doelrealisatie, tevredenheid van cliënten en gezinsvoogdijwerkers, de kwaliteit van de dossiers, en de werkdruk van gezinsvoogdijwerkers. Begin 2005 zal de beoogde besluitvorming over de implementatie van de resultaten van het project plaatsvinden.

– In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een instrument voor het meten van de effectiviteit van de uitvoering van voogdij en gezinsvoogdij. Uit het onderzoek blijkt dat het mogelijk is een instrument te ontwikkelen om periodiek de effecten van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen te meten. Voorwaarden daarbij zijn dat het instrument gebruikersvriendelijk is, vooral wordt ingezet om de kwaliteit van de jeugdbescherming te verbeteren en aansluit bij andere, vergelijkbare ontwikkelingen in het Bureau jeugdzorg.

– Het onderdeel van de recidivemonitor over de recidive na begeleiding van de jeugdreclassering, is nog niet afgerond, maar komt het 1e kwartaal 2005 beschikbaar.

– In 2004 is een onderzoek naar recidive bij jeugdigen met een reclasseringsbegeleiding opgezet.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 3.4.8      
 
uitgaven222 849176 747190 329202 446191 23811 208
programma-uitgaven220 796174 985188 857201 222190 12811 094
waarvan:      
– bijdragen 033000
– subsidies220 796171 458186 151199 239190 1289 111
apparaatsuitgaven2 0531 7621 4721 2241 110114
 
ontvangsten12 9261 1352 1595 4066634 743
 
verplichtingen231 201194 768191 284210 854191 23819 616

Financiële toelichting

Uitgaven

Het verschil tussen de begroting en de realisatie van € 11,2 miljoen is vooral te verklaren uit een hogere subsidieverlening (€ 8,4 miljoen) aan de Bureaus jeugdzorg in verband met de toename van het aantal zaken jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast is een bedrag van € 1,3 miljoen toegevoegd uit het budget van Jeugd Terecht (operationele doelstelling 3.4.7) ter dekking van de kosten van het projectteam Jeugd Terecht en een aantal specifieke subsidies en uitgaven.

De in het kader van het hoofdlijnenakkoord gereserveerde middelen voor opvoedingsondersteuning (€ 1,0 miljoen) zijn overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VWS. Justitie en VWS hebben ervoor gekozen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van opvoedingsondersteuning bij de (grotere) gemeenten neer te leggen. Daarom zijn als eerste stap de extra middelen voor het jaar 2004 via het ministerie van VWS bij de vier grote steden ingezet.

Ontvangsten

De (incidenteel) hogere ontvangsten is het gevolg van het inhalen van achterstanden bij de vaststelling van de subsidies aan de Bureaus jeugdzorg.

4 – Rechtspleging en rechtsbijstand

Beleidsartikel 4.1 Rechtspleging

Beleidsdoelstelling 4.1

Het scheppen van zodanige voorwaarden dat de rechtspraak kan voldoen aan haar maatschappelijke taak.

Het verlichten van de belasting van de rechterlijke macht

In het deel «Beleidsprioriteiten» zijn reeds diverse activiteiten aan de orde geweest die in 2004 ontplooid zijn om de algemene overbelasting van de rechtspraak mede helpen tegen te gaan, zoals de vier zogeheten verbetervoorstellen op het gebied van het strafrecht, het wetsvoorstel OM-afdoening en het project afschaffing verplicht procuraat. In het verlengde daarvan kan het onderzoek «geschilbeslechtingsdelta 2003», dat door het WODC in de periode augustus 2002-maart 2004 is uitgevoerd, genoemd worden. In dit onderzoek stond de vraag centraal in welke mate civiel- en bestuursrechtelijke problemen voor komen onder de bevolking en welke wegen burgers bewandelen om die problemen op te lossen. Voor wat betreft de consequenties voor beleid geldt dat de resultaten van het onderzoek het beeld bevestigen dat burgers reeds op dit moment veel geschillen buiten de rechter om oplossen, hetgeen past in het vigerend kabinetsbeleid om de eigen verantwoordelijkheid van de burger te stimuleren.

In aanvulling op het onderzoek zijn in 2004 ook de voorbereidingen gestart rond het opzetten van een ontwikkeltraject informatievoorziening rechtspraak en buitengerechtelijke geschiloplossing. Het is de bedoeling dat dit traject zal leiden tot een structurele informatievoorziening inzake de inrichting en werking (prestaties) van de rechtspraak en de buitengerechtelijke geschiloplossing.

Prognosemodel rechtspraak

In 2004 is een eerste gevalideerde module van het Prognosemodel Justitieketen (PMJ) tot stand gekomen. Het betreft het onderdeel PMJ-strafketen. Hiermee kan onder meer de toekomstige vraag naar strafrechtspraak worden geprognosticeerd. In ontwikkeling is genomen een tweetal modules van PMJ teneinde de toekomstige vraag naar civiele en bestuursrechtspraak te kunnen prognosticeren. Bij de ontwikkeling van PMJ is de Raad voor de rechtspraak nauw betrokken geweest.

Verder verbeteren van de inrichting van het stelsel

Om de rechtspraak ook op de langere termijn goed te kunnen laten functioneren en om de knelpunten in het bestaande stelsel op te lossen was het beleid erop gericht om de onnodige belemmeringen weg te nemen en de mogelijkheden te verkennen van aanpassingen in de inrichting van het stelsel van de rechtspraak. In het deel «Beleidsprioriteiten» is hier al het een en ander over vermeld, onder meer over de totstandkoming van het Besluit Nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en het nieuwe Besluit Financiering rechtspraak. Aanvullend hierop kan genoemd worden het onderwerp arbeidsvoorwaardenbeleid. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor het arbeidsvoorwaarden- en personeelsbeleid is tussen de minister van Justitie en de Raad voor de rechtspraak een praktisch werkende verdeling ontworpen, die beter aansluit op de nieuwe organisatorische en bestuurlijke verhoudingen.

Het waarborgen van het publiek vertrouwen in de rechtspraak

In 2004 heeft een drietal Justitie-Issue-Monitors (JIM) op het terrein van de rechtspleging plaatsgevonden. Hierbij zijn in 2004 onder meer de volgende onderwerpen aan burgers voorgelegd: functioneren van rechters, eisen die worden gesteld aan rechters en griffierechten. De monitors zijn een toetsingsinstrument voor de minister om door middel van enquêtes meer inzicht te krijgen in de opinie van burgers over het functioneren van de rechtspleging en indien nodig het beleid bij te stellen. De resultaten van de in 2004 gehouden monitors hebben geen aanleiding gegeven om het ingezette beleid te wijzigen.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 4.1  
 
uitgaven733 447696 642715 923777 661794 301– 16 640
 
ontvangsten126 078135 127137 621164 468150 51213 956
 
verplichtingen726 2881 352 889800 592793 464794 301– 837

Operationele doelstelling 4.1.1

Het scheppen van voorwaarden voor het efficiënt functioneren van de rechtspraak.

Ontwikkelingen rechtspraak

De rechtspraak is in het jaar 2004 geconfronteerd met een fors hogere instroom van zaken dan waar in de begroting 2004 rekening mee werd gehouden. Ten opzichte van 2003 is de totale instroom met circa. 15% toegenomen. Deze groei is met name toe te schrijven aan de sectoren kanton, civiel en bestuur. De groei was echter slechts voor een zeer beperkt gedeelte voorzien en gefinancierd in de begroting 2004. Toch is de rechtspraak in staat gebleken vrijwel de gehele toegenomen instroom ook af te doen. De toename van de voorraden is daarmee beperkt gebleven en ook de doorlooptijden zijn in een aantal gevallen beperkt toegenomen in 2004. Een ander beeld is te zien in de strafsectoren, daar is de instroom juist achtergebleven ten opzichte van de begroting. In hoofdstuk 9 Raad voor de rechtspraak, worden de ontwikkelingen op hoofdlijnen nader toegelicht. In het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal zal worden aangeboden, zal meer gedetailleerd ingegaan worden op de diverse ontwikkelingen binnen de rechtspraak in 2004.

Beleidsevaluatieonderzoek

Ten behoeve van de Commissie Evaluatie modernisering rechterlijke organisatie (de zogeheten Commissie Deetman) is een evaluatieprogramma modernisering van de rechterlijke organisatie ontwikkeld, bestaande uit vier deeltrajecten. Het eerste traject betreft de uitvoering van een wetsevaluatie wetten Organisatie en Bestuur Gerechten en de Raad voor de rechtspraak. Dit traject is in 2004 gestart. Het vierde traject betreft het ontwikkeltraject informatievoorziening inrichting en werking van de rechtspraak en buitengerechtelijke geschiloplossing. De aanzetten voor dit traject zijn eveneens in 2004 gegeven. Het tweede en het derde traject van het evaluatieprogramma (prestatie-indicatoren en nieuwe instrumentaria Raad voor de rechtspraak) ligt in handen van de Raad voor de rechtspraak.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van het in 2004 afgerond onderzoek en onderzoek dat in 2004 van start is gegaan:

Onderzoek
Geschilbeslechtingsdelta14–5–2004Afgerond
Internationaal onderzoek inrichting rechtsstelsels24–9–2004Afgerond
Forum shopping6–2–2004Afgerond
Literatuurstudie Geschilbeslechtingsdelta rechtspersonen17–9–2004Afgerond
Non-judiciële taken van de rechterLopend 
Naar een conceptueel kader voor de spreiding van rechtspraak. Een verkenning a.d.h.v. inzicht uit onderwijs en zorgLopend 
Internationale Benchmark Efficiency of JusticeLopend 
Literatuuronderzoek niet-rechterlijke actoren in de rechtspraakLopend 
Verkennend onderzoek gerechtelijk voorportalenLopend 
Prognosemodel civielrechtelijke ketenLopend 
Prognosemodel bestuurLopend 
Rechtsvergelijking functioneren hoger beroepLopend 

Het onderzoek «internationaal onderzoek inrichting rechtsstelsels» betrof de vraag of aan andere rechtsstelsels inzichten kunnen worden ontleend die bijdragen aan de oplossing van knelpunten die het gevolg zijn van onze territoriale jurisdictie (onevenwichtige zaaksverdeling/piekbelasting). Het onderzoek heeft geen nieuwe inzichten opgeleverd. Nederland blijkt voorop te lopen in de aanpak van dit soort problemen (bijvoorbeeld door het creëren van de mogelijkheid zaken over te hevelen, vliegende brigades en coördinatiecentra megazaken en vreemdelingenzaken. Eind 2003 is een onderzoek gestart naar Forumshopping in Nederland. Het onderzoek is complementair aan een eerdere literatuurstudie van het WODC naar forumshopping in de Verenigde Staten. Uit het onderzoek is gebleken dat partijen zoals de advocatuur keuzemogelijkheden voor een bepaald gerecht of een bepaalde rechter inzetten als strategie in een rechtszaak. Dit bevestigt het beeld uit de amerikaanse literatuur voor de situatie in dat land. De resultaten van het onderzoek bieden input voor vraagstukken inzake de verdeling van de rechtsmacht. Voor wat betreft de resultaten van het onderzoek «Geschilbeslechtingsdelta» wordt verwezen naar het begin van dit beleidsartikel.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.1.1  
 
uitgaven714 107664 381682 914741 805747 478– 5 673
programma-uitgaven706 362649 761673 962734 557744 269– 9 712
waarvan:      
– bijdrage Raad voor de rechtspraak0649 761673 962734 557744 269– 9 712
waarvan:      
– bijdrage/projecten SR013 97515 73916 317016 317
apparaatsuitgaven7 74514 6208 9527 2483 2094 039
 
ontvangsten126 078132 527135 535162 854150 51212 342
 
verplichtingen707 0531 320 651767 383757 637747 47810 159

Financiële toelichting

Uitgaven

Gedurende het jaar hebben diverse budgetbijstellingen plaatsgevonden, deze zijn bij 1e en 2e suppletore wet toegelicht. De hogere uitputting op de apparaatsuitgaven wordt veroorzaakt doordat enkele uitgaven zoals de huisvestingskosten voor de Hoge Raad en de organisaties vallend onder operationele doelstelling 4.1.3 op dit artikel worden verantwoord, terwijl het budget wel verdeeld is over de beide andere artikelen. Met ingang van 2005 worden de huisvestingskosten op de desbetreffende operationele doelstelling verantwoord. De Raad voor de rechtspraak heeft ten opzichte van de stand van de najaarsnota 2004 een onderuitputting van circa € 10,9 miljoen (ruim 1%) gerealiseerd. Het gaat hierbij voor circa € 1,9 miljoen om een terugontvangst van teveel betaalde WAO-gelden en daarnaast om het saldo van alle gerechten. In hoofdstuk 9 Raad voor de rechtspraak wordt nader ingegaan op de oorzaak hiervan.

Ontvangsten

De meevallende ontvangsten zijn onder meer veroorzaakt door enkele eenmalige terugontvangsten van de Rijksgebouwendienst (RGD) bij de Raad voor de rechtspraak een meevaller op de griffierechten door de tevens fors toegenomen instroom van zaken bij de gerechten.

Operationele doelstelling 4.1.2

Het scheppen van voorwaarden voor het efficiënt functioneren van de Hoge Raad.

Hoge Raad
 RealisatieBegrotingVerschil
 20022003200420042004
Instroom4 3414 9995 1005 146– 46
– civiele zaken440471500540– 40
– strafzaken2 8253 0283 4003 566– 166
– belastingzaken1 0761 5001 2001 040160
 
Uitstroom4 9064 9924 9395 131– 192
– civiele zaken518539539540– 1
– strafzaken3 4063 1993 3003 566– 266
– belastingzaken9821 2541 1001 02575

Toelichting

De totale instroom bij de Hoge Raad is in 2004 slechts marginaal achtergebleven ten opzichte van de begroting. Met name de instroom van strafzaken is lager geweest dan begroot. Dit beeld is consistent met het beeld bij de hoven waar eveneens een lagere instroom was te zien in 2004De totale uitstroom bij de Hoge Raad is in 2004 bijna 4% lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard door dat er 7,5% minder strafzaken zijn uitgestroomd dan in eerste instantie begroot. Ten opzichte van 2003 zijn er wel 3,2% meer strafzaken afgehandeld, dus is er wel sprake van groei op basis van de intensiveringen door het Veiligheidsprogramma. De ontwikkeling ten opzichte van 2003 van civiele zaken is stabiel en in de belastingsector is sprake van een afname. Misschien is dit een voorbode van de komende invoering van belastingrechtspraak in twee instanties.

Door de Hoge Raad is in 2004 geïnvesteerd in automatisering, beveiliging en verbetering van de bedrijfsvoering. Dit verklaart dat het budget geen gelijke tred heeft gehouden met de productieontwikkeling in de afgelopen jaren. De investeringen op het gebied van de ondersteunende organisatie en de automatisering zullen in de toekomst leiden tot een betere ondersteuning van de raad en het parket bij de behandeling van zaken.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.1.2  
 
uitgaven12 30817 48919 41820 08919 783306
programma-uitgaven12 27217 23419 26219 93919 730209
waarvan:      
apparaatsuitgaven362551561505397
 
ontvangsten03761002510251
 
verplichtingen12 18417 46819 41520 21119 783428

Operationele doelstelling 4.1.3

Het scheppen van voorwaarden voor een doelmatige inzet van middelen bij het College Bescherming Persoonsgegevens, de Commissie Gelijke Behandeling, de Centrale Justitiële Documentatiedienst en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, met inachtneming van de eisen die gesteld worden aan de professionele kwaliteit.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.1.3  
 
uitgaven5 12314 55313 31515 37926 786– 11 407
programma-uitgaven5 11914 44813 25115 29726 758– 11 461
waarvan:      
apparaatsuitgaven410564822854
 
ontvangsten02 2191 9761 35701 357
 
verplichtingen5 07114 54613 49915 25426 786– 11 532

Financiële toelichting

Uitgaven

Gedurende het jaar hebben diverse budgetbijstellingen plaatsgevonden, deze zijn bij suppletore wetten toegelicht. De lagere uitputting op operationele doelstelling 4.1.3 ten opzichte van de Najaarsnota heeft met name te maken met de centrale betaling van de huurkosten ten laste van operationele doelstelling 4.1.1.

Ontvangsten

Op dit artikel heeft eveneens bij najaarsnota een bijstelling plaatsgevonden in verband met enkele desalderingsposten. De realisatie is nagenoeg gelijk aan deze bijgestelde begrotingsstand.

Operationele doelstelling 4.1.4

Het faciliteren van ontwikkelingen op het gebied van internationalisering en rechtspraak.

In het kader van het Nederlands EU voorzitterschap is in december een 2-daagse conferentie gehouden over de betekenis van Europese organen als Europees Justitieel Netwerk (EJN), Eurojust en Europol voor de internationale strafrechtelijke samenwerking.

Het verder gestalte geven aan de relatie tussen het EJN en de Internationale Rechtshulp Centra (IRC's) wordt nader uitgewerkt in de inmiddels in gang gezette herinrichting van de IRC's.

In december 2004 hebben Nederland en de Hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof een Memorandum of Understanding (MoU) getekend. Dit MoU beoogt de samenwerking en justitiele rechtshulp tussen Nederland en het Internationaal Strafhof te vergemakkelijken. Het onderstreept de complementariteit van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof en daarmee ook het belang van een efficiënte wederzijdse samenwerking in de opsporing en vervolging van strafbare feiten die binnen de rechtsmacht van het Strafhof vallen. Het MoU kan worden gezien als een gemeenschappelijke overeenstemming over de interpretatie van het Statuut van Rome enerzijds en de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof (Rijkswet van 20 juni 2002, Stb. 314) anderzijds.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.1.4  
 
uitgaven1 909219276388254134
programma-uitgaven000000
apparaatsuitgaven1 909219276388254134
 
ontvangsten0510606
 
verplichtingen1 980224295362254108

Beleidsartikel 4.2 Rechtsbijstand

Beleidsdoelstelling 4.2

Toegankelijk recht voor rechtzoekenden die deskundige juridische bijstand nodig hebben en die niet over voldoende financiële middelen beschikken.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 4.2  
 
uitgaven277 840330 662361 499378 354370 5777 777
 
ontvangsten04 8025 1924 5094 129380
 
verplichtingen310 402353 773396 930398 608370 57728 031

Operationele doelstelling 4.2.1

Een adequaat stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand voor minder draagkrachtige rechtzoekenden.

Resultaten

De voorstellen voor herziening van het stelsel zijn op 18 november 2003 door de Tweede Kamer aangenomen. De herziening houdt in een versterking van de 1e lijns hulp via de fasegewijze invoering van 30 regionaal verspreide juridische loketten. In de tweede helft van 2004 zijn de eerste 5 juridische loketten geopend. De overige loketten volgen voor 1 juli 2005. Ook is er overeenstemming bereikt tussen de Raden voor Rechtsbijstand en de Bureaus Rechtshulp die als commercieel advocatenkantoor willen gaan functioneren. Hiermee zal een substantieel aantal Bureaujuristen als advocaat gaan deelnemen aan het stelsel. Aangezien de stelselherziening budgettair neutraal plaatsvindt, heeft de herziening geen invloed op de rechtsbijstandbegroting. Daarnaast zijn er maatregelen getroffen om het aanbod van advocaten die actief zijn op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand ook in de toekomst te waarborgen. Onder andere is hiertoe de eerste tranche van de verhoging van het uurtarief per 1 januari 2004 gerealiseerd. De tweede tranche volgt op 1 januari 2005.

Op 9 juli 2004 is het wetsvoorstel VIValt dat het netto maandinkomen vervangt door het fiscale inkomens- en vermogensbegrip aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierdoor worden de administratieve lasten die voor de advocatuur gepaard gaan met de aanvraag van toevoegingen aanzienlijk (met circa 50%) verminderd, waardoor de toeslag voor administratieve lasten met eenzelfde percentage kan worden verminderd. Deze vragen zijn begin 2005 beantwoord. Invoering is afhankelijk van het tijdstip van de plenaire behandeling.

De afgelopen jaren hebben de raden voor rechtsbijstand gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw geautomatiseerd systeem (Tractor) ter ondersteuning van de primaire processen. Als basis van het nieuwe systeem was gekozen voor een standaardapplicatie. Gedurende de ontwikkel- en implementatiefases bleek echter dat de benodigde functionaliteiten complexer waren dan was voorzien. Medio 2004 hebben de raden besloten om het project voortijdig te beëindigen. Voor dit project is vanuit Justitie een incidentele bijdrage van € 0,9 miljoen beschikbaar gesteld.

Volume- en prijsgegevens

Met de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de omvang van de aanspraak op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Het betreffen de verplichtingen die door de raden voor rechtsbijstand zijn aangegaan.

 eenheidrealisatiebegrotingVerschil
  2002200320042004 
apparaat      
       
apparaatuitgaven raden voor rechtsbijstand      
prijs€ 1,–€ 39,7€ 40,2€ 40,8€ 40,2€ 0,6
volume (afgegeven toevoegingen en producten stichtingen)aantallen353 514371 383371 972365 7156 257
vaste kosten€ 1 000,-€ 8 272€ 9 599€ 8 830€ 8 681€ 149
       
programma      
       
strafzaken (ambtshalve)      
prijs€ 1,–€ 868€ 944€ 1 020€ 975€ 45
volume (aantal afgegeven toevoegingen)aantallen86 99293 88498 86688 34210 524
       
strafzaken (reguliere)      
prijs€ 1,–€ 600€ 608€ 639€ 630€ 9
volume (aantal afgegeven toevoegingen)aantallen29 86435 96437 80033 5644 236
       
civiel-/bestuursrechtelijke zaken (excl. asiel)      
prijs€ 1,–€ 685€ 647€ 668€ 679–€ 11
volume (aantal afgegeven toevoegingen)aantallen159 289183 948187 539165 99021 549
       
inverzekeringstellingen      
prijs€ 1,–€ 205€ 219€ 236€ 225€ 11
volume (aantal piketten)aantallen74 85881 35088 50683 8584 648
       
stichtingen rechtsbijstand      
prijs€ 1,–€ 115€ 129€ 134€ 129€ 5
volume (aantal afgehandelde zaken)aantallen214 607225 027214 556221 485– 6 929
       
rechtsbijstandaan asielzoekers      
prijs€ 1,–€ 4 017€ 3 273€ 4 080€ 1 790€ 2 290
volume (aantal asielzoekers)aantallen17 03311 5807 81330 000– 22 187

Toelichting kengetallen

Prijzen

Regulier

De afwijkingen tussen kostprijzen (begroting 2004 versus realisatie 2004 en realisatie 2003 versus realisatie 2004) kunnen grotendeels door het volgende worden verklaard:

– de arbeidsvoorwaardenontwikkeling en de hieruit voortvloeiende indexering van het uurtarief;

– de doorwerking van de per 1 januari 2002 ingevoerde kwaliteitstoeslag, die vanaf 1 januari 2004 integraal onderdeel uitmaakt van het uurtarief;

– de verhoging van het uurtarief: deze is van invloed op alle toevoegingen en inverzekeringstellingen;

– de verhoging van de eigen bijdragen en de aanscherping van de anticumulatieregeling: deze maatregelen hebben een prijsverlagend effect op alle inkomensafhankelijke toevoegingen (civiele toevoegingen en reguliere straftoevoegingen).

Asiel

Voor rechtsbijstand asiel geldt dat de gemiddelde prijs wordt uitgedrukt in een prijs per asielzoeker. De instroom van het aantal asielzoekers is echter wederom sterk gedaald. De gevolgen voor de rechtsbijstand van deze daling zijn echter pas na enige tijd waarneembaar, aangezien er tijd zit tussen een instromende asielzoeker en een afgegeven toevoeging, met name ten aanzien van toevoegingen voor een beroepszaak. Daarnaast worden de relatief hoge gemiddelde kosten ook veroorzaakt doordat de kosten die samenhangen met de voorfase van de asielprocedure (in de aanmeldcentra) veelal vaste kosten betreffen.

Volume

Toevoegingen in strafzaken/inverzekeringstelling

De groei van het aantal straftoevoegingen en inverzekeringstellingen als gevolg van intensiveringen in de strafrechtketen heeft zich evenals voorgaande jaren ook in 2004 verder doorgezet.

De stijging is aanzienlijk groter dan bij het opstellen van de begroting 2004 werd verwacht: bij het opstellen van de begroting werd reeds geanticipeerd op een wijziging in de vreemdelingenwet per 1 januari 2004 (de rechterlijke toets van 10 dagen naar 28 dagen) die het aantal toevoegingen voor vreemdelingenbewaring zou doen dalen. De wijziging is per 1 september 2004 van kracht en heeft derhalve nog niet het beoogde effect gehad.

Toevoegingen in civiele- en bestuursrechtelijke zaken

Het aantal civiele- en bestuursrechtelijke zaken is in 2004 licht toegenomen ten opzichte van het jaar 2003.

Ten opzichte van de begroting is de toename echter fors. In 2003 is het aantal civiele toevoegingen fors toegenomen. Dat het aantal civiele toevoegingen zo sterk zou stijgen was ten tijde van het opstellen van de begroting 2004 nog niet bekend.

Zaken stichtingen rechtsbijstand

De productie van de stichtingen rechtsbijstand is iets afgenomen. Dit wordt veroorzaakt doordat in enkele ressorten de omslag heeft plaatsgevonden van bureau rechtshulp naar juridisch loket (stelselherziening). Een deel van de productie is overgenomen door de reeds geopende loketten en de advocatuur. Deze productie is nog niet zichtbaar in bovenstaande tabel om vermenging van onvergelijkbare producten te voorkomen. Over de voortgang van de stelselherziening wordt de Tweede Kamer periodiek op de hoogte gehouden.

Beleidsevaluatieonderzoek

De door de Raden voor Rechtsbijstand in overleg met het ministerie ontwikkelde monitor heeft geleid tot beleidsrelevante gegevens over de toegankelijkheid, het aanbod en de kwaliteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze onderzoeksgegevens zijn gepubliceerd in de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2003 en 2004. Beide onderzoeksrapporten zijn aangeboden aan de Tweede Kamer (TK II, 2004–2005, 29 800 VI, nr. 39). Bij die gelegenheid is de Tweede Kamer tevens geïnformeerd over de beleidsmatige conclusies die aan de bevindingen van het monitoronderzoek zijn verbonden.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.2.1  
 
uitgaven277 840330 662361 499378 354370 5777 777
programma-uitgaven277 035329 873360 383377 296369 4427 854
waarvan:      
– subsidies277 035327 623348 715374 223369 4424 781
apparaatsuitgaven8057891 1161 0581 135– 77
 
ontvangsten04 8025 1924 5094 129380
 
verplichtingen310 402353 773396 930398 608370 57728 031

Financiële toelichting

Uitgaven

Voornaamste verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie over 2004 zijn de budgettaire aanpassingen bij de suppletore wetten. Deze zijn onder andere compensatie voor de autonome groei van het aantal inkomensafhankelijke toevoegingen van € 16,3 miljoen en een per saldo meevaller van € 11,2 miljoen vanwege de lagere instroom en afhandeling van asielverzoeken en de groei van het aantal straftoevoegingen en inverzekeringstellingen.

Daarnaast zijn diverse mee- en tegenvallers:

– een meevaller, omdat de kosten van de verhoging van het uurtarief in 2004 iets lager waren dan opbrengsten van de bijbehorende dekkingsmaatregelen (verhoging eigen bijdragen en aanscherping anticumulatieregeling); deze meevaller is overigens eenmalig;

– compensatie voor de afkoop van de subsidieregeling met het Clara Wichmann Instituut in het kader van de beëindiging van de subsidierelatie;

– compensatie voor de kosten van de deurwaarders en kosten van deskundigen.

Beleidsartikel 4.3 Schuldsanering natuurlijke personen

Beleidsdoelstelling 4.3

Sanering van schulden van burgers in een problematische schuldensituatie die minnelijk niet oplosbaar is.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 4.3  
 
uitgaven10 39110 60511 03015 47111 1434 328
 
ontvangsten012202
 
verplichtingen10 84111 26411 09517 37911 1436 236

Operationele doelstelling 4.3.1

Een adequaat stelsel van wettelijke schuldsanering voor natuurlijke personen in een problematische schuldensituatie.

Resultaten

Een advies aan de minister van Justitie door de Commissie Schone Lei II (februari 2004) is omgezet in een concept-wetsvoorstel, dat in consultatie is gegaan bij alle betrokken maatschappelijke organisaties. Op 16 december 2004 kon het definitieve wetsvoorstel (29 942) aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De strekking van het wetsvoorstel is tweeledig: vereenvoudiging, maar ook beperking van de toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) tot die schuldenaren voor wie kan aantonen dat de sanering echt zin heeft. Om het minnelijk schuldhulptraject te ondersteunen worden ook de mogelijkheden voor een gedwongen schuldregeling (dwangakkoord) verbeterd.

De vergoedingenstructuur voor de bewindvoerder is in 2004 op orde gebracht via twee wijzigingen van algemene maatregelen van bestuur, en wederom geïndexeerd. Het salaris van de bewindvoerder is verhoogd en de subsidiebevoorschotting is verbeterd. In 2004 is tenslotte het kwaliteitsbeleid bij de Raad in gang gezet: de Richtlijnen voor de bewindvoering zijn tot stand gekomen, de eerste lichting bewindvoerders is bijgeschoold, en een competentieprofiel bewindvoerder is ontwikkeld

Volume- en prijsgegevens schuldsanering

Met de onderstaande tabel wordt beoogd inzicht te geven in de omvang van de aanspraak op de wettelijke schuldhulpverlening. Het betreffen de verplichtingen die door de raad voor rechtsbijstand Den Bosch zijn aangegaan.

 eenheidrealisatiebegrotingverschil
  2002200320042004 
apparaatsuitgaven      
       
prijs€ 1,–€ 43€ 38€ 27€ 43– € 16
volume (aantal Wsnp-zaken)aantallen7 8499 01011 8787 5004 378
       
programmauitgaven      
       
schuldsaneringszaken      
prijs€ 1,–€ 1 235€ 1 273€ 1 297€ 1 344– € 47
volume (aantal Wsnp-zaken)aantallen7 8499 01011 8787 5004 378

Toelichting kengetallen

Het aantal schuldsaneringzaken is in 2004 verder toegenomen. Deze stijging heeft betrekking op zowel de particuliere Wsnp-zaken als de (ex-)ondernemerzaken.

De daling van de gemiddelde (zaaks)prijs ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt doordat het aandeel van relatief goedkopere particuliere Wsnp-zaken groter is dan bij de begroting was geraamd. Hierdoor is de (gewogen) gemiddelde prijs van alle Wsnp-zaken iets lager is dan begroot. De stijging van de gemiddelde prijs ten opzichte van de realisatie 2003 is bijna geheel toe te wijzen aan de arbeidsvoorwaardenontwikkeling. De daling van de apparaatsprijs is geheel toe te wijzen aan de stijging van het volume: de apparaatskosten betreffen hier immers vooral vaste kosten.

Beleidsevaluatieonderzoek

Opdracht is gegeven aan de Raad voor Rechtsbijstand Den Bosch om voor het eerst in 2005 een jaarlijkse Monitor Wsnp op te leveren waarin informatie wordt verzameld omtrent de belangrijkste indicatoren voor de staat van het wettelijk stelsel van schuldsanering.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.3.1  
 
uitgaven10 39110 60511 03015 47111 1434 328
programma-uitgaven10 17910 41910 80615 24910 9034 346
waarvan:      
– subsidies10 17910 41910 80615 24910 9034 346
apparaatsuitgaven212186224222240– 18
 
ontvangsten012202
 
verplichtingen10 84111 26411 09517 37911 1436 236

Financiële toelichting

Uitgaven

Het aantal zaken met betrekking tot de Wsnp is in 2004 verder – van 9 000 in 2003 naar 11 900 zaken in 2004 – fors gestegen. Bij suppletore wetten zijn in 2004 middelen (in totaal € 4,2 miljoen) ter beschikking gesteld ter dekking van de kosten verbonden aan deze ontwikkeling.

Beleidsartikel 4.4 Juridische dienstverlening

Beleidsdoelstelling 4.4

Toegankelijkheid van het recht door en met ondersteuning van juridische dienstverleners alsmede van andere deskundigen en instanties op het terrein van alternatieve geschilbeslechting.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 4.4  
 
uitgaven7 8895 3177 17912 5449 9002 644
 
ontvangsten0510557057
 
verplichtingen8 8587 7228 52117 4739 9007 573

Operationele doelstelling 4.4.1

Een adequaat stelsel van vrije juridische beroepen.

Justitie is verantwoordelijk voor de kernfuncties van het notariaat, de advocatuur en gerechtsdeurwaarders.

Resultaten

Notariaat:

Wat het notariaat betreft is de Tweede Kamer bij brief van 3 mei 2004 (TK II 2003/04, 23 706, nr. 56) geïnformeerd over diverse, deels met elkaar samenhangende, beleidstrajecten, zoals de evaluatie van de Wet op het notarisambt, het toezicht op het notariaat en de trendrapportage.

De evaluatie van de Wet op het notarisambt is in gang gezet met de instelling van de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt (Commissie Hammerstein), die voor 1 juli 2005 zal rapporteren. Deze commissie buigt zich over onder meer de benoemingsvereisten, opleidingseisen, de ministerieplicht, goodwill bij overname, de gevolgen van marktwerking, de notaris in dienst van een ander dan een notaris en de positie van de consument.

Op 9 november 2004 is aan de Tweede Kamer het voornemen gezonden om het toezicht op kwaliteit en integriteit van het notariaat (TK II 2003/04, 23 706, nr. 59) te intensiveren.

Naar aanleiding van het rapport van de Werkgroep notaris in loondienst is de voorbereiding ter hand genomen van een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat een notaris in dienst kan treden bij een andere notaris. Hiermee wordt beoogd de uitstroom tegen te gaan van kandidaat-notarissen die wel als notaris willen werken maar niet de overstap willen maken naar het ondernemerschap. Hierdoor kan worden bereikt dat de continuïteit van het notariaat op de lange termijn zal zijn gewaarborgd. Naar aanleiding van de motie van het lid J.M. de Vries (TK II 2002/03, 23 706, nr. 52) is de Kamer geïnformeerd over de initiatieven die worden ondernomen voor een herziening van de regeling inzake declaratiegeschillen over notariswerkzaamheden en over het helder offreren en tariferen.

Advocatuur:

Naar aanleiding van de motie van het lid K.G. de Vries (TK II 2003/04, 29 279, nr. 7) is op 24 december 2004 een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin de instelling wordt aangekondigd van een commissie die voor de zomer van 2005 een compact raamwerk zal opstellen voor de advocatuur (TK II 2004/05, 29 279, nr. 20).

Naar aanleiding van de door de Nederlandse Orde van Advocaten vastgestelde wijzigingsverordening op de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel resultaatgerelateerde beloning), is een schorsingsbesluit genomen om voldoende tijd te creëren voor een zorgvuldige voorbereiding van een vernietigingsbesluit. Na overleg met de Orde is de Raad van State over het concept-vernietigingsbesluit om advies gevraagd.

Het rapport «De betaling verantwoord» van de werkgroep «Betalingen aan advocaten» is bij brief van 23 december 2004 aan de Tweede Kamer gezonden. Als uitwerking hiervan zal de regelgeving ten aanzien van betalingen aan advocaten door de Orde worden aangescherpt.

Deurwaarders:

Met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders zijn voorbereidingen in gang gezet om te komen tot een draaiboek voor het optreden in geval van disfunctionerende gerechtsdeurwaarders. De intensivering van de activiteiten van gerechtsdeurwaarderkantoren als gevolg van de verslechterde economische situatie heeft in bepaalde gevallen zijn weerslag op de bedrijfsvoering van die kantoren. Dit vergt een versterkt toezicht op de financiële situatie van de beroepsgroep.

Het Bureau Financieel (BFT) Toezicht houdt sedert 1999 financieel toezicht op de deurwaarders en de notarissen. In 2004 is het financieel toezicht extern geëvalueerd. Het evaluatie-rapport, opgesteld door Het Expertise Centrum, bevat onder andere de conclusie dat dit toezicht, enkele aandachtspunten daargelaten, thans doeltreffend en efficiënt door het BFT wordt uitgeoefend (bijlage bij TK 23 706, nr. 59). Daarnaast oefent het BFT sinds september 2003 toezicht uit op de naleving van de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties en de Wet Identificatie Dienstverlening op de diensten van de advocatuur, de (kandidaat)-notarissen, registeraccountants, de belastingadviseurs, en soortgelijke juridische adviseurs. In 2004 is gestart met het daadwerkelijk uitvoeren van toezichtonderzoeken nadat in 2003 alle aandacht nodig was voor het treffen van voorbereidingsmaatregelen. Daarnaast is veel tijd gaan zitten in het vertalen van de wet- en regelgeving naar organisatorische maatregelen, met het overleggen met andere toezichthouders zoals de FIOD en De Nederlandse Bank en met de diverse beroepsorganisaties. Ten slotte is in de brief over toezicht kwaliteit en integriteit notariaat, het BFT genoemd als mogelijke externe toezichthouder (TK 23 706, 59).

Beleidsevaluatieonderzoek

Op 23 december 2004 is de eerste Trendrapportage notariaat aan de Tweede Kamer gezonden (TK II 2003/04, 23 706 nr.60), met aandacht voortoegankelijkheid, continuïteit, integriteit en kwaliteit van de beroepsgroep.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.4.1  
 
uitgaven3 0613 6444 8969 7024 1235 579
programma-uitgaven2 5083 0684 1359 0383 4175 621
waarvan:      
– bijdragen00714000
– subsidies2 5082 8013 2415 7813 4172 364
apparaatsuitgaven553576761664706– 42
 
ontvangsten0189606
 
verplichtingen3 4455 9956 30811 2544 1237 131

Financiële toelichting

Uitgaven

Aan operationele doelstelling 4.4.1 zijn reeds bij suppletore wetten toegevoegd:

• een overboeking vanuit het ministerie van Financiën in het kader van de wet Mot/Wid (€ 2,0 miljoen);

• een overheveling van operationele doelstelling 4.2.1 (€ 3,0 miljoen) ten behoeve van de dekking van de kosten die verbonden zijn aan de verantwoordelijkheid van de Staat in situaties dat een gerechtsdeurwaarder de verplichting inzake artikel 480 Rechtsvordering niet naleeft;

• de kosten voor de verhuizing van het Bureau Financieel Toezicht (€ 0,6 miljoen).

Operationele doelstelling 4.4.2

Onderzoeken van vormen van alternatieve (buitengerechtelijke) geschilbeslechting.

Resultaten

Op 19 april 2004 is een notitie aan de Tweede Kamer gestuurd (TK 2003–2004, nr. 29 528) ten aanzien van de beleidsvoornemens van ADR/mediation.

De in de notitie opgenomen maatregelen zijn er op gericht te bevorderen dat in die gevallen waarin oplossing van een conflict met behulp van mediation aangewezen is, partijen ook van het instrument gebruik (kunnen) maken. Op 20 januari 2005 is hierover met de Tweede Kamer gesproken. Teneinde vanaf 1 april 2005 partijen te kunnen doorverwijzen naar een mediator zijn in 2004 de voorbereidingen daartoe gestart.

Geschillencommissies

Om de dekkingsgraad van het aantal geschillencommissies voor consumentenzaken te verhogen is onderzoek gedaan naar het bestaan van buitengerechtelijke klachten- en geschillenregelingen in Nederland. Op basis van deze informatie zullen sectoren die tot dusverre geen gebruik maken van een dergelijke regeling worden aangeschreven en zal worden bezien of eventuele (financiële) drempels kunnen worden weggenomen.

Voorts is door de stichting geschillencommissies voor consumentenzaken (SGC) een start gemaakt met het project «Geschillenbeslechting Online». Het project is erop gericht door middel van digitalisering van de klachtafhandeling te komen tot een verkorting van de doorlooptijden van de procedures, lagere kosten en verbetering van de toegankelijkheid van de SGC. Justitie ondersteunt het project met een bijdrage van maximaal€ 150 000 in de kosten.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 4.4.2  
 
uitgaven4 8281 6732 2832 8425 777– 2 935
programma-uitgaven4 7021 4791 8352 3875 289– 2 902
waarvan:      
– subsidies4 7021 4791 5542 3875 289– 2 902
apparaatsuitgaven126194448455488– 33
 
ontvangsten041651051
 
verplichtingen5 4131 7272 2136 2195 777442

Financiële toelichting

Uitgaven

Op operationele doelstelling 4.4.2 zijn onder andere de kosten van de mediationprojecten bij de rechtelijke macht begroot. Bij suppletore wetten zijn de daadwerkelijke kosten van de instandhouding van deze projecten bij de rechterlijke macht (€ 2,0 miljoen) overgeboekt naar beleidsartikel 4.1.

In verband met de vertraging bij de implementatie van de beleidsvoornemens ten aanzien van mediation zullen een aantal kosten zich pas vanaf 2005 voordoen. Daarnaast zullen een aantal in 2004 gestarte mediations pas in 2005 worden afgerond. Aangezien de mediator pas een vergoeding ontvangt na afronding van de mediation, kon de betaling niet meer in 2004 geschieden. Per saldo blijft hierdoor een bedrag onbesteed van € 0,9 miljoen.

5 – Sanctietoepassing

Beleidsartikel 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Beleidsdoelstelling 5.1

Het bevorderen van de veiligheid in de maatschappij door een effectieve tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende straffen en maatregelen.

Het bewaken en bevorderen van de veiligheid van die samenleving en van de burgers die daarin wonen, vergt continue inspanningen van de betrokken Justitie-organisaties en hun (keten)partners. De wijze waarop de door de rechter opgelegde strafrechtelijke sancties ten uitvoer worden gelegd maakt daar een essentieel onderdeel van uit.

In 2004 zijn vele inspanningen geleverd om de kwaliteit en omvang van deze tenuitvoerlegging over de gehele linie van sancties, waar nodig en mogelijk, te verbeteren. In september 2004 is met de wijziging van de Penitentiaire beginselenwet het meerpersoonscelgebruik mogelijk geworden en landelijk ingevoerd. Eind 2004 waren 1 000 cellen hiervoor geschikt gemaakt, ofwel 2000 plaatsen.

In oktober 2004 trad de wet inzake plaatsing in een Inrichting voor stelselmatige daders in werking. Eind 2004 waren voor de zeer actieve veelplegers in de vier grote steden 272 plaatsen voor veelplegers beschikbaar (waarvan 48 voor de Strafrechtelijke Opvang voor Verslaafden, SOV).

Dankzij de ingebruikneming van de eerste detentieboot in Rotterdam zijn er ultimo 2004 250 plaatsen voor uit te zetten illegalen gerealiseerd.

Vermindering van de druk op intramurale sanctiecapaciteit wordt ook nagestreefd door het uitbreiden van extramurale executiemodaliteiten. In 2004 zijn bij wijze van pilot 200 plaatsen gerealiseerd voor de toepassing van elektronische (thuis)detentie voor personen met een lopend vonnis. Het slagingspercentage van dit experiment bedroeg 94%.

Binnen het programma Terugdringen Recidive (TR) zijn een quick-scan en het diagnose-instrument RISc ontwikkeld ter ondersteuning van een selectieve, doelgroepgerichte toepassing van gedragsinterventies binnen het gevangeniswezen. In 2004 zijn drie pilots met de quick-scan van start gegaan en is de voorbereiding van de landelijke implementatie van RISc in gang gezet. Voorts is een model ontwikkeld en in pilots beproefd voor de samenwerking tussen reclassering en gevangeniswezen en is er een plan opgesteld voor verbetering van de aansluiting van justitie-interventies op maatschappelijke nazorgvoorzieningen.

Tot slot is eind 2004 het wetsvoorstel voor de herziening van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling in december aan de Raad van State voorgelegd voor advies.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 5.1  
 
uitgaven1 232 8261 301 3071 447 6941 551 5281 524 19527 333
 
ontvangsten05973 6294 994454 949
 
verplichtingen1 239 1411 316 3611 437 6841 559 1511 524 19534 956

Operationele doelstelling 5.1.2

De tijdige, volledige en ongestoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen binnen het gevangeniswezen en het bevorderen van de maatschappelijke reïntegratie van gedetineerden.

Resultaten

De capaciteitsdoelstelling voor het gevangeniswezen voor 2004 bedroeg 12 839 plaatsen. De doelstelling is onder andere met de Veiligheidsenveloppe tranche 2004 verhoogd tot 13 897 plaatsen. De gemiddelde gerealiseerde capaciteit (14 061 plaatsen) is in 2004 164 plaatsen hoger uitgevallen dan (uiteindelijk) begroot. Ook het gebruik van politiecellen is 117 plaatsen hoger dan de bijgestelde begroting. Per 1 september 2004 zijn binnen de bestaande strafrechtelijke sanctiecapaciteit 1 200 sobere plaatsen speciaal aangewezen voor de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor niet betaalde boetes c.q. gijzelingen in Mulder-zaken. De doelstelling is hiermee gehaald. De capaciteit in de detentiecentra bedroeg in 2004 1 277 plaatsen. Vanwege het voornemen om SOV onder te brengen binnen de ISD is het aantal SOV-plaatsen 57 plaatsten ten opzichte van de begroting achter gebleven.

De uitbreiding van het aantal detentieplaatsen in 2004 in het kader van het meerpersoonscelgebruik heeft ertoe geleid dat vanaf medio oktober 2004 geen IVO (incidenteel versneld ontslag) of SOB (ambtshalve strafonderbreking) meer behoefde te worden toegepast. Ondanks de capaciteitsgroei is het aantal ontvluchtingen in 2004 niet gestegen maar in vergelijking met 2003 met ongeveer 50% gedaald.

In 2004 zijn 1 708 penitentiaire programma's gerealiseerd met een gemiddelde duur van 3,6 maand. Dit zijn op jaarbasis 512 plaatsen. Voor elektronische detentie was het substitutie-effect 191 plaatsen. In totaal zijn 703 extramurale plaatsen gerealiseerd, 141 plaatsen minder dan begroot, dit heeft met name te maken met de uitvoering van de maatregel ET. DJI faciliteert deze maatregel slechts door het aansluiten van de benodigde electronica.

Om ontwikkelingen in de capaciteitsbehoefte actueel te kunnen monitoren en eventuele knelpunten vroegtijdig te signaleren, is een «early warning system» in ontwikkeling. Voorts komt gemiddeld vier keer per jaar een werkgroep onder regie van het OM bijeen, ter verbetering van de informatie-uitwisseling in de strafrechtketen. In de praktijk blijkt dat vanwege de te hanteren criteria globaal 30% van de gedetineerden voor een PP in aanmerking komt. Door de verruiming van de regelgeving inzake PP's waardoor ook kortgestraften in aanmerking komen zijn meer gedetineerden uitgestroomd via een PP.

Volume en prestatiegegevens
Capaciteit GW strafrechtelijk (incl. detentiecentra)RealisatieBegroting Bijgestelde begroting*Verschil
 2002200320042004  
Formele capaciteit GW strafrechtelijk11 70512 51814 06112 83913 897164
Waaronder: SOV (intramuraal)203216233290290–/– 57
Bezettingsgraad (%)97,197,295,396,296,2–/– 0,9
Substitutie-effect cellen door uitvoering PP, BPP, ED en ET208 336703 844844-/-141  
Politiecellen29528133725220117
Formele capaciteit detentiecentra1 2061 2771 2651 277

* De bijgestelde begroting geeft de capaciteit weer conform de vermoedelijke uitkomsten 2004 uit de Justitiebegroting 2005.

 RealisatieBegroting 
 2002200320042004 
Heenzendingennihilnihilnihilnihil 
IVO's4 8374 6703 899–- 
SOB's4 2115 8701 381–- 
Aantal ontvluchtingen strafrechtelijk uit gesloten inrichtingen 20157£ 20  
Reïntegratie via PP's (%) 2127,523 
Dagprijzen GW strafrechtelijk
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Dagprijzen x € 1,–:     
– Gevangeniswezen regulier*184,80190,53188,60190,87– 2,27
– Gevangeniswezen – extramuraal73,7249,3162,5967,35– 4,76
– politiecellen80,9098,00110,0092,75– 17,25
– VN- cellen383,92378,42274,97331,0356,06

* De in de begroting 2004 opgenomen dagprijs bedraagt € 190,29 en betreft het gemiddelde van de prijs van reguliere plaatsen en plaatsen vreemdelingenbewaring.

Ter toelichting op de dagprijzen geldt in het algemeen dat zich in 2004 loon- en prijsstijgingen hebben voorgedaan. De lagere kosten van reguliere plaatsen in het gevangeniswezen worden vooral bepaald door de invoering van een korter dagprogramma en de toepassing van meerpersoonscellen. De lagere kosten per extramurale plaats betreft vooral een wegingseffect veroorzaakt door de verhouding tussen (minder) duurdere plaatsen en (meer) goedkopere plaatsen (vooral elektronisch toezicht). Bij de lagere kosten politiecellen gaat het om een prijsverschil op grond van afgesloten contracten. Tot slot geldt voor de VN-plaatsen dat de stijging vooral wordt veroorzaakt door een toename van het aantal vervoersbewegingen en de kosten van dit (extra beveiligde) vervoer.

Dagprijs detentiecentra
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
– Dagprijs x € 1,–:n.v.t. 134,17146,19133,8112,38

Ter toelichting op de dagprijs geldt in het algemeen dat de dagprijs hoger is uitgevallen als gevolg van hogere huisvestingslasten.

Beleidsevaluatieonderzoek

Evaluatie Project meerpersoonscelgebruik (mpc) in het Nederlandse gevangeniswezen. De evaluatie van de voorbereidende fase van de invoering van meerpersoonscelgebruik door IVA Beleidsonderzoek en Advies is in juli 2004 afgerond met het evaluatierapport «Kiezen voor delen?» Aan de hand van de bevindingen en aanbevelingen uit het evaluatierapport zijn werkinstructies opgesteld voor een zorgvuldige en uniforme landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van de ervaringen uit de voorbereidende fase en informatie uit werkconferenties met inrichtingsmedewerkers en gesprekken met gedetineerden. Dit is gestart in 2003 en afgerond in 2004.

In kaart brengen van resultaten van de proeven met de toepassing van een nieuw justitieel verslavingsbeleid in het gevangeniswezen, als basis voor verdere vormgeving van de uitvoeringspraktijk in dit beleid. De drie pilots zijn in 2004 beëindigd. De resultaten van de evaluatie van de pilots zijn voorjaar 2005 uitgebracht. De uitkomsten worden betrokken in een vervolgtraject waarbij, vooruitlopend op de ontwikkelingen van functionele executie binnen het gevangeniswezen, een uniform toeleidingsprogramma naar de zorg wordt ontwikkeld. Dit is gestart in 2003 en wordt afgerond in 2005.

Evaluatie verslaafdenvoorziening inclusief evaluatie Strafrechtelijk Opvang Verslaafden (SOV). De voor 2004 verwachte eindrapportage van het Trimbosinstituut inzake de procesevaluatie van de invoering SOV zal door vertraging waarschijnlijk in het eerste kwartaal 2005 beschikbaar komen. Dit onderzoek is gaande en wordt in 2006 afgerond.

Gedetineerdensurvey; In 2004 vond de tweede gedetineerdensurvey plaats onder de gehele strafrechtelijke populatie van het gevangeniswezen naar de detentiebeleving. Gedetineerden voelen zich over het algemeen veilig; ze denken dat ze na detentie niet weer in de criminaliteit zullen belanden. Voorts vinden ze dat de maatschappelijke reïntegratieactiviteiten van de inrichtingen daaraan een geringe bijdrage leveren. Ze zijn ontevreden over het dagprogramma, met name over het lange verblijf op cel en verveling in het weekend. Dit onderzoek is afgerond eind 2004.

Pilots schotloze detentie in Nieuwersluis in PI te Utrecht. Mede als gevolg van de ontwikkelingen rond De Nieuwe Inrichting (DNI) en functionele executie (gevangeniswezen) zijn de pilots in 2004 stilgelegd. Dit onderzoek is gestart in 2003.

Recidivemonitor (plus deelonderzoeken).In de eerste helft van 2004 heeft DJI de jaarlijkse gegevens over detentierecidive geactualiseerd en gepresenteerd in het jaarbericht 2003. Van de gedetineerden die in 1995 uit een penitentiaire inrichting ontslagen zijn, is binnen zeven jaar 51% minimaal eenmaal opnieuw ingesloten in een penitentiaire inrichting voor een nieuw strafbaar feit. Dit is een terugkerende onderzoek.

Evaluatie samenwerking Gevangeniswezen en SRN. In mei 2005 verschijnt de eindrapportage inzake de evaluatie van het samenwerkingsmodel Gevangeniswezen en Reclassering door een extern bureau in opdracht van het WODC. Dit onderzoek is gestart in 2003.

Behoefte ex-gedetineerden naar opvangvoorzieningen. Het onderzoek van Montvoort is in 2003 afgerond. Mede op basis van de uitkomsten en de bevindingen van de in 2004 afgeronde IBO Maatschappelijk Opvang is in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) een verbeterplan Nazorg opgesteld en in uitvoering genomen. De eerste resultaten worden in 2005 verwacht. Dit onderzoek is gestart in 2003.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.2  
 
uitgaven748 165812 115942 5081 018 014999 35918 655
programma-uitgaven747 960811 832942 0141 017 613999 07818 535
waarvan:      
– bijdragen747 960811 832942 0141 017 613999 07818 535
apparaatsuitgaven205283494401281120
 
ontvangsten0536606
 
verplichtingen748 193812 136942 5061 018 014999 35918 655

Financiële toelichting

Uitgaven

In 2004 is de bijdrage aan DJI bij suppletore wetten per saldo met circa € 18,5 miljoen verhoogd. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen: ter financiering van de uitvoering van de CAO-afspraken van de sector Rijk is € 8,6 miljoen aan de bijdrage toegevoegd. Voorts is compensatie verkregen voor de hogere kosten in verband met de gewijzigde regelgeving inzake de toeslag voor onregelmatige diensten (€ 7,8 miljoen) en de verhoging van de WAO-premies (€ 0,9 miljoen). Ter compensatie van de prijsstijging 2004 is de bijdrage verhoogd met € 5,2 miljoen.

Per 1 juli 2004 is het ministerie van Justitie eigen risicodrager geworden voor de kortlopende WAO-ers. Dit houdt enerzijds in dat er minder premie voor de WAO betaald moet worden en anderzijds dat de huidige kortlopende WAO-uitkeringen door het ministerie van Justitie centraal worden betaald. Als gevolg hiervan is de bijdrage met € 2,5 miljoen verlaagd. Voorts heeft een correctie van € 1,3 miljoen ten opzichte van de oorspronkelijke begrotingsstand plaatsgevonden omdat de dwangvariant van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden met ingang van 1 januari 2004 wordt begroot onder de operationele doelstelling 5.1.5. «uitvoering extramurale sancties».

Operationele doelstelling 5.1.3

De tijdige en volledige, ongestoorde en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen binnen de justitiële jeugdinrichtingen en het bevorderen van de maatschappelijke reïntegratie van jeugdige delinquenten en onder toezicht of voogdij gestelde jeugdigen.

Resultaten

De capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen kwam in 2004 boven de begroting uit. Ultimo 2004 waren er 2 566 plaatsen, 167 meer dan bij aanvang van 2004. Gemiddeld waren er 2 495 plaatsen, hetgeen inhoudt dat er gemiddeld 18 plaatsen meer zijn gerealiseerd dan begroot. In 2004 is een nieuwe justitiële jeugdinrichting in Lelystad geopend (Rentray Flevoland).

Het aantal door Justitie ingekochte plaatsen in de Glen Mills School is wegens een lage bezettingsgraad teruggebracht naar 50 plaatsen op jaarbasis. Vanaf de startdatum januari 2004 heeft de rechterlijke macht circa 300 maal voorlopige hechtenis in de vorm van nachtdetentie bevolen. Bij een gemiddelde duur van 30 dagen (tot de schorsing, dan wel de zitting) komt dat neer op een gemiddeld capaciteitsbeslag per dag van 25 opvangplaatsen. Vooralsnog worden deze jongeren geplaatst in de reguliere, normaal beveiligde opvang.

Uit analyse blijkt dat er 187 STP's zijn afgerond, hetgeen ten opzichte van voorgaande jaren een voortgaande stijging is en 7 plaatsen boven de begroting ligt. Het substitutie-effect bedraagt 47 plaatsen en is 13 plaatsen lager dan geprognosticeerd. De reden daarvan moet worden gezocht in de kortere duur van STP's. In 2004 werden in Den Engh 36 plaatsen voor jeugdige veelplegers gerealiseerd. Door het grote aanbod van jeugdige veelplegers uit de grote steden wordt deze capaciteit volledig benut.

De doelstelling om 55% van de PIJ-ers binnen één maand na hun onherroepelijk vonnis over te plaatsen (vanuit de opvang) naar een behandelinrichting is niet gehaald. Over de eerste acht maanden wachtten dagelijks gemiddeld 38 PIJ-passanten in de opvang op overplaatsing naar een behandelinrichting. De duur van hun wachttijd bedroeg gemiddeld 131 dagen (ruim vier maanden) en in geen enkel geval werd de norm van één maand gehaald. Overigens is de geformuleerde normtijd uiterst scherp: ook zonder wachtlijsten is namelijk een maand nodig voor de voorbereiding en realisatie van de plaatsing. De norm is mede om deze reden aangepast voor de komende jaren.

Bij plaatsing crisis OTS-ers is de realisatie van de norm (plaatsing binnen één week) met een resultaat van meer dan 85% weliswaar onder de norm gebleven, maar betekent ten opzichte van voorgaande jaren een verbetering van 10%.

Het aantal ontvluchtingen uit normaal beveiligde «gesloten» inrichtingen was 13, hetgeen niet aan de voor 2004 geformuleerde verwachting beantwoordt, maar wel ten opzichte van 17 ontvluchtingen in 2002 en 2003 een daling is.

De doelstelling om 50% van de PIJ-ers te laten uitstromen via STP of proefverlof is niet gehaald en op iets minder dan de helft uitgekomen. Aan de doelstelling is niet voldaan mede gelet op de zware eisen die voor deelname gelden (zoals een verantwoord veiligheidsrisico: beschikbaarheid verantwoord opvangadres).

In alle inrichtingen werd uitvoering gegeven aan de Beginselenwet en lagere regelgeving. In 2004 zijn de voorbereidingen getroffen voor een landelijke invoering van de vragenlijst Taken en Vaardigheden Adolescenten (TVA) in de behandelinrichtingen. Hiermee worden de vorderingen onder meer op het gebied van gedragsveranderingen en vergroting van de taakvaardigheden tijdens de uitvoering van de verblijfs- en behandelplannen gemeten. Na enige, door technische problemen ontstane, vertraging wordt per 1 januari 2005 daadwerkelijk gestart met het invullen van de TVA voor alle jeugdigen in de behandelinrichtingen.

Eind 2004 werd voorlichting gegeven aan de inrichtingen over het beschrijven van hun interventies (programma's/modules) volgens de systematiek van «What works», waarmee in 2005 een daadwerkelijk begin wordt gemaakt.

De invoering van het landelijk kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg (FDJ) heeft in 2004 de nodige inspanning gevergd van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD). In de negen arrondissementen waar het landelijk kader inmiddels is ingevoerd, voert de FPD in strafzaken de afgesproken taken uit, te weten: advies, bemiddeling en toetsing van rapportages. Het overleg met de partners en met name de Raad voor de Kinderbescherming loopt goed. Het aantal aanvragen bij de FPD voor diagnostisch onderzoek ten behoeve van civielrechtelijke jeugdigen is minder dan verwacht. Enerzijds omdat de Bureau's jeugdzorg (nog) niet verplicht zijn via het landelijk kader te werken, anderzijds dat via indicatieoverleg aanvragen voor beslissingsdiagnostiek niet nodig blijken te zijn. De voortgang van de implementatie stond onder druk omdat er bij de FPD nog onvoldoende kinder- en jeugdpsychiaters werkzaam zijn en er een tekort is aan gekwalificeerde onafhankelijke rapporteurs.

Volume en prestatiegegevens
Capaciteit JJI gemiddeldRealisatie Begroting Bijgestelde begroting*Verschil
 2002200320042004  
Formele capaciteit (plaatsen)2 3002 3262 4952 4582 47718
Bezettingsgraad (%)87,993,792,395,0 –/– 2,7
Substitutie-effect door Scholings- en trainingprogr./proefverlof (plaatsen)25284760 –/– 13

* De bijgestelde begroting geeft de capaciteit weer conform de vermoedelijke uitkomsten 2004 uit de Justitiebegroting 2005.

 
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Plaatsing PIJ-passanten binnen normtijd (80% < 1 maand na vonnis)17%3,5%0%55%–/– 55%
Crisisplaatsing OTS-ers binnen normtijd (100% < 1 week)80%78%88%100%–/– 12%
Aantal ontvluchtingen uit gesloten inrichtingen171713£ 11–/– 2
Aantallen STP/proefverlof (jeugdigen)180911871807
PIJ-uitstromers na STP of proefverlof25%21%22%50%–/– 28%

1 Dit betreft alle STP's/proefverloven, ongeacht verblijfstitel (PIJ, jeugddetentie en OTS).

De bezettingsgraad is uitgekomen op 92,3%, dit is 2,7% lager dan begroot. Ongeveer tweederde deel van de onderbezetting kwam voor rekening van plaatsen die om bouwkundige redenen niet gebruikt konden worden en de onderbezetting van Glen Mills.

Dagprijzen Justitiële Jeugdinrichtingen
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Dagprijs x € 1,0:     
– rijksinrichtingen318,74337,69341,28320,1321,15
– particuliere inrichtingen261,01284,80279,15277,521,63

De hogere dagprijzen zijn een gevolg van een combinatie van factoren, te weten enerzijds hogere overheadkosten en loon- en prijsbijstellingen, anderzijds werden geen vergoedingen voor slaapdiensten verstrekt en vond actualisering van normen nog niet plaats.

Beleidsevaluatieonderzoek

• In 2004 is drie jaar na inwerkingtreding de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen geëvalueerd. Daarnaast heeft een onderzoek naar de samenplaatsing van jongeren op strafrechtelijke en civielrechtelijke titel in justitiële inrichtingen en een onderzoek naar crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen plaatsgevonden. De resultaten van deze drie onderzoeken zijn op 1 juli 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 28 741 nr. 8);

• De programma-evaluatie van de Glen Mills school is 1 oktober 2004 uitgebracht, hetgeen begin 2005 door een beleidsreactie naar de Tweede Kamer wordt gevolgd. De evaluatie maakt op basis van de geconstateerde knelpunten in de praktijk duidelijk welke bijstellingen in de uitvoering van het programma nodig zijn;

• De instroom van nachtdetentie als modaliteit van de voorlopige hechtenis is medio 2004 goed op gang gekomen. De evaluatie kan nu in de loop van 2005 worden uitgevoerd;

• Het WODC heeft in het eerste kwartaal van 2005 een rapport uitgebracht waarin de recidive van personen die zijn uitgestroomd uit de Justitiële jeugdinrichtingen is beschreven. In de recidivemeting worden alle misdrijven meegenomen die ter kennis worden gebracht van justitie, dus ook de misdrijven die hebben geleid tot een lichtere afdoening dan een vrijheidstraf of -maatregel.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.3  
 
uitgaven234 745259 658263 416284 310275 4658 845
programma-uitgaven234 512259 307262 955283 852275 1588 694
waarvan:      
– bijdragen234 512259 307262 955283 852275 1588 694
apparaatsuitgaven233351461458307151
 
ontvangsten0634707
 
verplichtingen234 808259 658263 414284 309275 4658 844

Financiële toelichting

Uitgaven

De navolgende toelichting betreft de ontwikkeling van de bijdrage van het departement aan de DJI. De bijdrage is in 2004 verhoogd met € 8,7 miljoen ter financiering van de uitvoering van zowel de CAO-afspraken van de sector Rijk als de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA) ten behoeve van de particuliere jeugdinrichtingen (te samen € 3,6 miljoen). Voorts is compensatie verkregen voor de hogere kosten in verband met de gewijzigde regelgeving inzake de toeslag voor onregelmatige diensten (€ 2,2 miljoen). Ter compensatie van de prijsstijging 2004 is de bijdrage verhoogd met € 0,9 miljoen. Bovendien is de bijdrage aan de DJI met € 2,1 miljoen verhoogd uit hoofde van de nota Jeugd Terecht voor het realiseren van 14 extra nachtdetentieplaatsen.

Per 1 juli 2004 is het ministerie van Justitie eigen risicodrager geworden voor de kortlopende WAO-ers. Dit houdt enerzijds in dat er minder premie voor de WAO betaald moet worden en anderzijds dat de huidige kortlopende WAO-uitkeringen door het ministerie van Justitie centraal worden betaald. Als gevolg hiervan is de bijdrage met € 0,7 miljoen verlaagd.

Operationele doelstelling 5.1.4

De tijdige en ongestoorde tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en het bevorderen van de maatschappelijke reïntegratie van tbs-verpleegden.

Resultaten

In 2004 heeft de uitbreiding van beschikbare tbs-capaciteit een forse impuls gekregen op grond van de toegekende gelden uit de Veiligheidsenveloppe tranche 2004. Uitbreiding van capaciteit is nodig aangezien er nog steeds een groot aantal tbs-passanten wacht op behandeling in een tbs-kliniek en het aantal opleggingen van de tbs-maatregel, onder meer in combinatie met een gevangenisstraf, blijft groeien. Aan de oplossing van de passantenproblematiek is in 2004 bijgedragen door flexibele inzetbaarheid en uitbreiding van de capaciteit door het creëren van goedkopere plaatsen, alsmede het ontwikkelen van een aantal projecten als forensisch psychiatrisch toezicht en het creëren van behandelvoorzieningen in het gevangeniswezen.

Het onderzoek van het WODC naar de behoefte aan longstay voorzieningen is in november 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 29 452, nr. 14). Het onderzoek biedt aanknopingspunten op basis waarvan een toekomstig longstay beleid wordt opgesteld.

Naar aanleiding van een incident waarbij een tbs-gestelde die zich had onttrokken aan semi-begeleid verlof recidiveerde, is het nieuwe, aangescherpte tbs-verlofkader versneld ingevoerd. Naar de verlofpraktijk in de kliniek van waaruit de onttrekking plaatsvond is een onafhankelijk onderzoek verricht. De Tweede Kamer is hierover eind oktober geïnformeerd (TK 29 452, nr. 12).

De belangrijkste indicator voor het bevorderen van de maatschappelijke reïntegratie van tbs-gestelden is een afnemende recidive in combinatie met een afnemende gemiddelde verblijfsduur. Het beleid is daarom gericht op het voorkomen van recidive en op terugdringing van de verblijfsduur.

Er wordt naar gestreefd de gemiddelde verblijfsduur terug te dringen door het toepassen van preklinische interventie, het verbeteren van de door- en uitstroom door forensisch psychiatrische circuitvorming en de ontwikkeling van zorgprogramma's.

In 2004 nam 60% van de tbs-passanten ook daadwerkelijk deel aan preklinische interventie en is de ontwikkeling van zorgprogramma's voor de forensische psychiatrie verder gestimuleerd doordat het Trimbos-instituut basisprogramma's voor een drietal doelgroepen (psychotici, persoonlijkheidsgestoorden en seksueel delinquenten) heeft opgesteld.

Met het oog op vermindering van recidive vindt sinds begin 2004 op structurele wijze het toepassen van risicotaxatie plaats voorafgaand aan elke verlofmachtiging. Risicotaxatie is een onderdeel van een vernieuwde vorm van algeheel risicomanagement dat beschreven is in een hernieuwd verlofkader, hetgeen halverwege het jaar 2004 is geïmplementeerd.

Betreffende de door- en uitstroom van tbs-gestelden is ook het in 2004 gestarte project forensisch psychiatrisch toezicht van belang. Hierbij wordt het toezicht op proefverlof door de kliniek zelf uitgeoefend in plaats van door de reclassering. Hierdoor wordt verwacht dat de overstap naar proefverlof van een aantal tbs-gestelden soepeler verloopt.

Er is een categorie tbs-gestelden waarbij het recidivegevaar onvoldoende is afgenomen, ondanks intensieve behandelinspanningen. In het licht van de beveiliging van de maatschappij zijn er landelijke voorzieningen in de tbs-inrichtingen waar de tbs-maatregel voor deze categorie tbs-gestelden op een veilige en humane wijze ten uitvoer wordt gelegd.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingBijgestelde begroting*Verschil
 2002200320042004  
Formele capaciteit just. inrichtingen1 1141 1231 1841 1081 1822
Formele cap. niet-just. inricht. (GGz)1991741851941841
Bezettingsgraad just. inrichtingen (%)95,399,999,896,0 3,8

* De bijgestelde begroting geeft de capaciteit weer conform de vermoedelijke uitkomsten 2004 uit de Justitie begroting 2005.

De formele capaciteit van de justitiële inrichtingen is met (gemiddeld) 74 plaatsen bijgesteld tot 1 182 op basis van de verdeling van de gelden uit de Veiligheidsenvelop tranche 2004.

 
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Aantal passanten15316918813157
Aantal ontvluchtingen433£ 2–/– 1

Het aantal tbs-opleggingen neemt de laatste jaren toe en ligt boven de 200. Deze stijging kon in 2004 niet worden opgevangen binnen de beschikbare capaciteit, hetgeen in een toename van het aantal passanten resulteerde.

Dagprijzen TBS
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Dagprijzen (x I 1,–)     
– rijksinrichtingen tbs519,87502,52500,31488,7611,55
– particuliere inrichtingen tbs407,98406,47399,46417,22– 17,76
– rapporten PBC (prijs per rapport)  48 503,0039 384,009 119,00

Ten aanzien van de ontwikkeling van de dagprijzen geldt dat de stijging bij de rijksinrichtingen voornamelijk wordt bepaald door loon- en prijsbijstellingen. Bij de particuliere inrichtingen trad daarnaast als gevolg van tendering, met als resultaat goedkope nieuwe capaciteit, een neerwaarts effect op, waardoor de gemiddelde dagprijs per saldo daalde. Door asbestproblematiek kon de capaciteit van het Pieter Baan Centrum (PBC) niet volledig worden benut op grond waarvan de kosten per rapport zijn gestegen.

Beleidsevaluatieonderzoek

Capaciteitsbehoefte long-stay voor chronisch forensisch psychiatrische patiënten; Het WODC heeft het rapport «Blijvend delictgevaarlijk»- empirische schattingen en conceptuele verheldering afgerond. Het rapport is op 25 november aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 2004–2005, 29 452, nr. 14). Dit is afgerond in 2004;

Recidivemonitor (plus deelonderzoeken),Het WODC verstrekt jaarlijks recidivecijfers die inzicht geven in de algemene en speciale recidive van tbs-gestelden (algemeen, agressie, zeden, vermogen met geweld). In februari 2005 verschijnt het rapport «Recidive onder ex-tbs-gestelden. Dit is afgerond in 2004;

Recidive TBS naar type delict; Dit is onderdeel van de recidivemonitor. Dit onderzoek is lopend.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.4  
 
uitgaven86 77867 98769 48871 48074 681– 3 201
programma-uitgaven86 49367 68768 99471 05174 399– 3 348
waarvan:      
– bijdragen86 49367 68768 99471 05174 399– 3 348
apparaatsuitgaven285300494429282147
 
ontvangsten0536606
 
verplichtingen86 80967 98769 48571 47974 681– 3 202

Financiële toelichting

Uitgaven

In verband met het realiseren van capaciteitsuitbreidingen in de TBS-sector en de hiermee samenhangende medefinanciering vanuit het Algemeen fonds bijzondere ziektekosten is van operationele doelstelling 5.1.4 € 4,8 miljoen overgeboekt naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De bijdrage is in 2004 verhoogd ter financiering van de uitvoering van zowel de CAO-afspraken van de sector Rijk als de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA) ten behoeve van de particuliere TBS-inrichtingen (tezamen € 0,9 miljoen). Voorts is compensatie verkregen voor de hogere kosten in verband met de gewijzigde regelgeving inzake de toeslag voor onregelmatige diensten en de prijsstijging 2004 (tezamen € 0,9 miljoen).

Operationele doelstelling 5.1.5

Het bewerkstelligen van reïntegratie door gerichte advisering, begeleiding en toezicht van strafrechtelijke justitiabelen.

Resultaten

De minister heeft in 2003 aangekondigd de gehele reclassering integraal te heroverwegen, zowel wat betreft de positionering in de strafrechtsketen als het takenpakket. Deze heroriëntatie is gericht op meer effectiviteit en een consequente sanctietoepassing.

In afwachting van definitieve besluitvorming daarover zijn de volgende maatregelen sinds 2004 van kracht:

• Een projectorganisatie, ingericht bij het departement houdt zich sinds 2004 bezig met de «going concern» taken met betrekking tot subsidieverstrekking aan de reclasseringsorganisaties en verdeling en afstemming tussen vraag en aanbod van het reclasseringswerk;

• De reclasseringsinzet vindt alleen plaats in opdracht van OM, ZM en DJI;

• De begeleiding door de reclassering wordt, ook met het oog op verhoogde effectiviteit, selectiever ingezet;

• De rol van de opdrachtgevers (OM, ZM en DJI) bij de aansturing van de reclassering is in 2004 verder uitgebreid. (afstemmen van vraag en aanbod);

• Om beter te kunnen voldoen aan de vraag van de opdrachtgevers is het productiekader aanzienlijk verhoogd.

Daarnaast is in 2004 de verdere ontwikkeling van het takenpakket en de inrichting ter hand genomen. Deze ontwikkeling moet leiden tot een aangepast, effectief takenpakket en een slagvaardige organisatie. In 2005 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

Volumegegevens*
InstrumentenRealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Vroeghulpbezoeken16 37016 29115 00016 1681 168
Vroeghulpinterventie1 8341 5881 9001 96161
Voorlichtingsrapport17 89015 74621 00017 187– 3 813
Adviesrapport10 72913 90017 50013 783– 3 717
Maatregelrapport397411400507107
Reïntegratieprogramma's4 1065 1239 0006 450– 2 728
Trajectbegeleiding46 08729 3822 7442 744
Toeleiding zorg2 8003 8064 0004 220220
Toezicht8 75412 14215 00016 1371 137
Diagnose52 37360 00048 273– 11 762

* voorlopige cijfers realisatie 2004

Voor het bepalen van de geplande productie – het productiekader – in de begroting is voor 2004 een nieuwe werkwijze gehanteerd. OM, ZM en DJI hebben als afnemers van reclasseringsproducten hun vraag voorspeld. Deze voorspelling heeft gediend als uitgangspunt voor het productiekader in de begroting. Een aantal realisatiecijfers wijkt af van het productiekader. Dit kon binnen het productiekader onderling gecompenseerd worden. Voor het verschil in aantal trajectbegeleidingen geldt een specifieke reden. Per 2004 is dit product afgeschaft. Voor een zorgvuldige afbouw bleek het noodzakelijk een aantal lopende trajectbegeleidingen door te laten lopen in 2004.

Beleidsevaluatieonderzoek

De proef met een nieuw model van samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclassering in een aantal pilotlocaties is met behulp van extern onderzoek geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een aangepast model dat als basis dient voor de gefaseerde implementatie van Terugdringen Recidive vanaf 2005.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.5  
 
uitgaven99 494105 325111 94899 912111 125– 11 213
programma-uitgaven99 165104 997111 61999 626110 928– 11 302
waarvan:      
– subsidies99 165104 430109 82897 554110 928– 13 374
apparaatsuitgaven32932832928619789
 
ontvangsten087792 59502 595
 
verplichtingen103 071116 82768 517108 549111 125– 2 576

Financiële toelichting

Uitgaven

De onderschrijding op operationele doelstelling 5.1.5 «Uitvoering extramurale sancties» heeft betrekking op de reclassering, Terugdringen Recidive (TR), Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) en Veelplegers. Bij de reclassering is dit veroorzaakt door lagere ICT-kosten, de lagere reorganisatiekosten bij de reclasseringsorganisaties, de lagere kosten die bij het departement zijn gemaakt voor de taken die zijn overgenomen van de Stichting Reclassering Nederland en de niet uitgevoerde overheveling naar artikel 5.1.11 «Taakstraffen minderjarigen» (dit artikel heeft ook betrekking op de financiering van de reclasseringsproducten). Bij het programma TR zijn de geplande pilots minder voortvarend van start gegaan dan vooraf was aangenomen. De onderuitputting bedraagt op deze onderdelen totaal € 10,9 miljoen. De onderuitputting van € 2,0 miljoen bij de ISt werd veroorzaakt door vertraging in de besluitvorming omtrent de start. Hierdoor werd de ISt per 1 januari 2005 operationeel. Tenslotte is er een achterblijvende uitputting van € 0,6 miljoen ontstaan bij het programma «Veelplegers». De voornaamste reden hiervoor is de vertraging in de coördinatie van de G4 en de communicatiestrategie ten behoeve van het veelplegersbeleid.

Ontvangsten

In 2004 is circa € 2,6 miljoen meer ontvangen dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat in 2004 de subsidie Stichting Reclassering Nederland (SRN) voor de jaren 2000 en 2001 is vastgesteld. In het kader van de afrekening van deze subsidies zijn bedragen ter grootte van circa € 1,9 miljoen en € 0,7 miljoen terugontvangen.

Operationele doelstelling 5.1.6

De tijdige, volledige en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van taakstraffen voor minderjarigen en het bevorderen van het voorkomen van recidive.

De coördinatie voor de uitvoering van de taakstraffen voor minderjarigen ligt bij de Raad voor de Kinderbescherming. Een belangrijke taak van de Raad hierbij is het waarborgen van de kwaliteit van de uitvoering. Het project Kwaliteit van leerstraffen, dat in augustus 2003 is gestart, loopt door tot in 2005.

In 2004 is alle aanbieders gevraagd het vastgestelde kwaliteitsformat voor hun leerstraffen in te vullen. De Raad heeft daarom een beoordelings- en erkenningstraject opgezet. Ook zijn raadsmedewerkers getraind in het eenduidig beoordelen. De uiteindelijke beoordeling en erkenning van leerstraffen vindt plaats door de externe en onafhankelijke Landelijke Programma Commissie die in juni 2004 door de Raad is ingesteld.

Prestatiegegevens

Het ministerie van Justitie maakt afspraken over het aantal afgedane zaken en het aantal zaken dat binnen de gestelde normen moeten worden gerealiseerd. Voor de Raad wordt voor 2004 de norm gehanteerd dat 80% van de taakstraffen moet zijn volbracht binnen 160 dagen na aanmelding bij de Raad. De Raad heeft in 2004 77% van de zaken binnen deze norm volbracht. Hieruit blijkt dat de Raad hieraan niet heeft kunnen voldoen als gevolg van de forse toename van de instroom van zaken. De doorlooptijd van de onderzoekstijd is in 2004 wel verbeterd.

Voor een pedagogisch verantwoorde wijze van tenuitvoerlegging en de bijdrage aan het voorkomen van verder delinquent gedrag wordt het percentage geslaagde (dat wil zeggen volledig uitgevoerde en afgeronde) taakstraffen van de gestarte taakstraffen gehanteerd. De norm voor 2004 was vastgesteld op 85%. Het werkelijke gerealiseerde percentage in 2004 is 87%. De Raad heeft daarmee de doelstelling bereikt.

Volume- en Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 20022003200420042004 
Aantal Taakstraffen13 38815 43117 26419 06216 5002 562
Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.6  
 
uitgaven14 77916 90218 32623 83716 3217 516
programma-uitgaven14 48016 80318 19423 72316 2427 481
apparaatsuitgaven299991321147935
 
ontvangsten025616170617
 
verplichtingen14 89516 73718 84423 90216 3217 581

Financiële toelichting

Uitgaven

Na vaststelling van de begroting heeft de Raad middelen ontvangen met name ten behoeve van de groei van het aantal taakstraffen (€ 2,2 miljoen) en voor externe deelonderzoeken door psychologen en psychiater. Tevens kende de Raad nog een tegenvaller als gevolg van de hogere instroom van zaken en het als gevolg van exogene factoren het niet tijdig kunnen realiseren van bijsturingsmaatregelen.

Ontvangsten

De ontvangsten van de Raad zijn in het kader van kinderopvang, USZO en interne en externe detacheringen hoger dan begroot.

Operationele doelstelling 5.1.8

Het voorkomen van verder delinquent gedrag door minderjarigen door een tijdige, volledige en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van de Halt-afdoeningen voor minderjarigen en de Stop-reacties voor twaalfminners.

De Tweede Kamer is bij brief van 5 juli 2004 (TK, 2003–2004, 28 741, nr.9) geïnformeerd over het voornemen een herstructureringsproces in gang te zetten, dat moet leiden tot een omvorming van de huidige ruim 60 Halt-bureaus naar een aantal van 25 dat aansluit bij de politieregio's. Door Halt Nederland is inmiddels gestart met het opstellen van een plan van aanpak dat begin 2005 gereed is. In 2004 is de Stop-procedure beschreven op basis waarvan met ingang van januari 2005 de Stop-reactie landelijk op uniforme wijze worden uitgevoerd.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Aantal Halt-afdoeningen21 71522 10421 56627 0005 434
Waarvan Stop-reactie1 4161 8071 6831 500183
Doorlooptijd Haltafdoening binnen norm, 55dagen datum ontvangst en 1e werkzaamheden (in %)8077.375.980– 4,1
Gerealiseerde Haltafdoeningen889492.7884,7

Het begrote aantal Stop- en Haltzaken voor 2004 was gebaseerd op de uitkomsten van het prognosemodel van het WODC, dat in 2003 nog in ontwikkeling was. De prognosemethodiek is inmiddels aangepast.

Beleidsevaluatieonderzoek

Het in 2003 gestarte onderzoek naar de effectiviteit van de Halt-afdoening geeft thans nog geen nader inzicht; het eindrapport is eind 2005 gereed.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.8  
 
uitgaven11 2649 98110 21910 21811 622– 1 404
programma-uitgaven11 0819 89410 05510 07511 532– 1 457
waarvan:      
– subsidies11 0819 8949 93110 06611 532– 1 466
apparaatsuitgaven183871641439053
 
ontvangsten04442 0205400540
 
verplichtingen11 68311 5499 35010 17511 622– 1 447

Financiële toelichting

Uitgaven

Het aantal Halt-afdoeningen en Stopreacties is achtergebleven bij de prognoses. In verband daarmee is de subsidie-verlening aan Halt Nederland circa € 1,5 miljoen lager uitgekomen dan geraamd.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten van circa € 0,5 miljoen hebben betrekking op de subsidievaststellingen over voorgaande jaren. In een aantal gevallen werd de subsidie op basis van de gerealiseerde productie lager vastgesteld dan was bevoorschot.

Operationele doelstelling 5.1.9

Instandhouden en faciliteren van een orgaan belast met wettelijk opgedragen onafhankelijk advies-, toezicht-, en rechtsprekende taak op het terrein van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen.

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) voorziet de minister van Justitie op verzoek en op eigen initiatief van advies over de toepassing en uitvoering van beleid en regelgeving op het terrein van de strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Daarnaast rapporteert de RSJ in het kader van haar toezichttaken en beslist de RSJ in hoogste instantie over klachten die in eerste instantie door de Commissies van Toezicht zijn behandeld.

De Tijdelijke Instellingswet RSJ is in de huidige vorm tot 1 april 2006 verlengd. Het genomen besluit om na die datum de advies- en rechtsprekende taken van de RSJ te laten voortbestaan en de toezichttaken te laten vervallen, vormt de basis voor het nieuwe wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel, dat strekt tot wijziging van de Tijdelijke Instellingswet per 1 april 2006, wordt in de zomer van 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Volumegegevens*
Aantallen 2004Realisatie BegrotingVerschil
 20042004 
Adviezen1830– 12
Toezichtbezoeken5365– 12
Beroepen2 5002 250250
Behandeling klachtbrieven700500200

* voorlopige cijfers realisatie 2004

Het aantal uitgebrachte adviezen is lager dan verwacht. Het ministerie heeft minder adviezen aangevraagd en de RSJ heeft op eigen initiatief minder adviezen uitgebracht. Het toezichtprogramma is ook niet geheel uitgevoerd wegens onvoorzienbare personeelsproblematiek (langdurige ziekte). Wel zijn er meer klachten en beroepen binnen gekomen dan verwacht en deze zijn allemaal behandeld door de RSJ.

Beleidsevaluatieonderzoek

Het beleidsevaluatieonderzoek is in april 2004 afgerond (TK 92–5989). De resultaten bieden informatie voor wat betreft de inrichting van toezicht in het algemeen en voor het toezicht door de nieuw opgerichte Inspectie Sanctietoepassing (ISt) in het bijzonder.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.9  
 
uitgaven3 6202 7792 8692 7142 572142
programma-uitgaven 2 7062 7052 57102 571
apparaatsuitgaven3 620731641432 572– 2 429
 
ontvangsten0822730030
 
verplichtingen4 1382 7812 8662 7152 572143

Operationele doelstelling 5.1.10

Zorgdragen voor een zorgvuldige en efficiënte behandeling van gratieverzoeken en daarmee bijdragen aan een rechtvaardige strafrechtspleging.

Toelichting

Voor dit onderdeel stond het jaar 2004 in het teken van de nieuwe werkwijze die op 1 juni 2003 binnen het werkproces gratie is ingevoerd. Algemene doelstelling van de «Redesign gratie» was stroomlijning van het werkproces. Oneigenlijk gebruik van het gratie-instrument moest worden tegengegaan, het aantal (kansloze) gratieverzoeken moest worden verminderd en de doorlooptijd van gratieverzoeken moest worden verkort. Die doelstellingen zijn in 2004 behaald. Weliswaar is het aantal gratieverzoeken op zich niet veel minder geworden, maar wel worden -veel meer dan voorheen- gratieverzoeken in een vroeg stadium buiten behandeling geplaatst. Dat heeft het gewenste gevolg dat de gratie(advies)lijn veel minder wordt belast en dat er uiteindelijk dus minder (afwijzend) besliswerk hoeft te worden verricht.

Volume en prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Gratie  
Aantal beslissingen4 2254 6314 5674 000567
Aantal voorwaardelijke verleningen1 1058213371 700– 1 363
Aantal onvoorwaardelijke verleningen333405515300215
Aantal afwijzingen1 9522 1483 7152 1001 615
Doorlooptijd: % binnen 6 maanden80407580– 5

De doorlooptijd van gratieverzoek is aanmerkelijk verkort. Lag de gemiddelde doorlooptijd in 2003 nog rond de acht maanden, thans komt de gemiddelde doorlooptijd vrijwel overeen met de gestelde normtijd.

De productie (4 567) overstijgt de norm (4 000) met 14%. Als gevolg van de nieuwe werkwijze is ingeteerd op de bestaande externe werkvoorraad.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.10  
 
uitgaven4 0161 3121 0891 1071 442– 335
programma-uitgaven3 8751 1919259641 348– 384
apparaatsuitgaven1411211641439449
 
ontvangsten0123620020
 
verplichtingen4 5907641 0841 1071 442– 335

Operationele doelstelling 5.1.11

De tijdige en volledige tenuitvoerlegging van taakstraffen voor meerderjarigen en het bevorderen van het voorkomen van recidive.

Resultaten

In vergelijking met 2003 hebben de reclasseringsorganisaties ruim 2 100 taakstraffen meer uitgevoerd, een stijging van 8% ten opzichte van 2003.

Voor het achterblijven van de realisatie bij het begrootte aantal taakstraffen zijn twee oorzaken aan te wijzen;

• In 2004 zijn aparte werkstrafunits opgezet ten behoeve van het verbeteren van de slagvaardigheid en doelmatigheid. Als gevolg van de hiervoor noodzakelijke reorganisatie zijn de voorraden opgelopen. Deze voorraden worden in 2005 weggewerkt;

• De vraag van OM en ZM naar taakstraffen is achtergebleven bij de prognoses.

Volume en prestatiegegevens*
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Afgeronde taakstraffen21 06427 68735 50029 8115 689

* voorlopige cijfers realisatie 2004

Beleidsevaluatieonderzoek

In 2004 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de succes- en faalfactoren bij taakstraffen. De resultaten worden gebruikt bij een herijking van de uitvoering van taakstraffen, als onderdeel van het ontwikkeltraject reclassering (zie operationele doelstelling 5.1.5). Het rapport wordt begin 2005 opgeleverd.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.11  
 
uitgaven29 49924 10626 61536 69231 1395 553
programma-uitgaven29 44124 01926 45036 54931 0465 503
waarvan:      
– subsidies11 08124 01926 45036 54931 0465 503
apparaatsuitgaven58871651439350
 
ontvangsten0250202
 
verplichtingen30 56226 73460 43935 43831 1394 299

Financiële toelichting

Uitgaven

Het budget op operationele doelstelling 5.1.11 «Taakstraffen meerderjarigen» laat een overuitputting zien van ruim € 5,5 miljoen. Deze overuitpitting hangt samen met de onderuitputting op het artikel 5.1.5 «Uitvoering extramurale sancties». Beide artikelen hebben namelijk betrekking op de financiering van reclasseringsproducten.

Operationele doelstelling 5.1.12

Het reguleren en beheersen van kansspelen met bijzondere aandacht voor het beschermen van de consument, het tegengaan van gokverslaving en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit.

Een van de beleidsvoornemens van het kabinet omtrent kansspelen is het concentreren van het kansspelbeleid bij het ministerie van Justitie. De kabinetswisseling in 2003 heeft ertoe geleid dat de aanvankelijk beoogde wijzigingen van het kansspelbeleid op onderdelen – soms aanzienlijk – zijn aangepast. Mede daardoor heeft het traject voor de herziening van de Wet op de kansspelen vertraging opgelopen, zowel voor wat betreft de invoering van de internetproef, als de algehele herziening van de wet.

In 2004 zijn onder andere de volgende resultaten behaald:

• de inwerkingtreding van het gewijzigde Kansspelenbesluit;

• start van onderzoek naar de prevalentie van kansspelverslaving in Nederland;

• een intensivering van de handhaving van de Wet op de kansspelen, waardoor het aantal illegale casino's is gereduceerd.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.1.12  
 
uitgaven4661 1421 2163 2444692 775
programma-uitgaven466476454465469– 4
apparaatsuitgaven06667622 77902 779
 
ontvangsten031501 171451 126
 
verplichtingen3921 1881 1793 4634692 994

Financiële toelichting

Uitgaven

Programma-uitgaven hebben betrekking op de uitgaven van het College van Toezicht op de Kansspelen en betreffen de toezichthoudende taak op de vergunninghouders van landelijke kansspelen en de adviserende taak richting bewindslieden.

De apparaatuitgaven betreffen het bureau Kansspelen. Het ministerie van Economische Zaken heeft op 5 maart 2004 het dossier met betrekking tot de kansspelen overgeheveld naar het ministerie van Justitie. Hiermee is uitvoering gegeven aan één van de beleidsvoornemens van het kabinet omtrent kansspelen, namelijk het concentreren van het kansspelbeleid bij het ministerie van Justitie. Daartoe zijn bij suppletore wetten € 2,9 miljoen toegevoegd aan operationele doelstelling 5.1.12.

Ontvangsten

In verband met de overdracht van het dossier kansspelen is in 2004 een bedrag van € 1,6 miljoen structureel overgeheveld naar het ontvangsten artikel van het ministerie van Justitie. De betreffende middelen worden gerealiseerd door het opleggen van leges aan houders van speelautomaten. Voorheen werden die leges door het ministerie van Economische Zaken geïnd.

Beleidsartikel 5.2 Ontvangsten uit Boeten en Transacties

Beleidsdoelstelling 5.2

Het bevorderen van de veiligheid van de maatschappij door een effectieve tenuitvoerlegging van sancties en maatregelen.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 5.2  
 
uitgaven49 87360 00263 75368 92452 91916 005
 
ontvangsten498 217511 669571 634612 871561 03451 837
 
verplichtingen48 36360 00263 75271 50352 91918 584

Operationele doelstellingen 5.2.1

Een adequate inning van opgelegde of toegepaste financiële sancties en geaccepteerde transacties in reactie op een wetsovertreding.

Het CJIB heeft in 2004 meer zaken ter inning aangeleverd gekregen dan was begroot. Door het beschikbaar stellen van extra middelen heeft het CJIB dit hogere aanbod van zaken kunnen verwerken.

Ter verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening in de strafrechtketen is er afgelopen jaar veel aandacht geweest voor de informatieontsluiting en is de VIP-organisatie betrokken geweest bij het opleveren van een plan van aanpak «Informatieloket in de justitieketen». Door de Regieraad ICT Justitie (RIJ), is VIP benoemd als matchingsautoriteit voor de strafrechtelijke keten.

Prijs- en volumegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
WAHV-sancties  
– geïnde zaken binnen 1 jaar94,994,995,094,01,0
Boeten  
– afgedane OM-zaken binnen 1 jaar60,758,560,660,00,6
Transacties  
– geïnde zaken binnen 1 jaar71,065,965,570,0– 4,5
Schadevergoedingsmaatregelen  
– afgedane zaken binnen 3 jaar60,266,467,060,07,0
Ontnemingsmaatregelen  
– afgedane zaken binnen 3 jaar58,960,260,060,00,0

Met betrekking tot het inningpercentage van Transacties wijkt de realisatie af van de begroting echter is deze wel in lijn met de realisatie 2003. Oorzaak van het afnemend inningpercentage is het relatief grote deel van transacties dat is opgelegd aan de zogenaamde «kleine ergernissen». Deze zaken hebben een laag inningspercentage. De transacties in het kader van handheld bellen zijn in 2004 overgegaan naar de WAHV-sancties. Deze transactie had een relatief hoog scoringspercentage. Daarnaast is ook de instroom lager uitgekomen dan gepland. De productie van boetevonnissen, taakstraffen, ontnemingsmaatregelen en schadevergoedingsmaatregelen lag in 2004 hoger dan de planning. Daarentegen waren de aantallen WAHV-sancties (slechts 1,4%) en Transacties (4%) lager dan de planning. Voor wat betreft WAHV-sancties: minder zaken afgedaan omdat ook de instroom lager was dan begroot. Op dit moment wordt een onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) afgerond naar factoren die de ontwikkeling van innings- en afdoeningspercentages verklaren.

Het gerealiseerde afdoeningspercentage bij de Schadevergoedingsmaatregelen ligt, evenals in 2003, significant boven de afgesproken norm. De verwachting dat door onder andere een minder economisch klimaat het afdoeningspercentage zou gaan dalen, heeft zich in 2004 niet voorgedaan.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 5.2.1  
 
uitgaven49 87360 00263 75368 92452 91916 005
programma-uitgaven49 82359 89663 58868 78152 82415 957
waarvan:      
– bijdragen49 87359 89663 58868 78152 82415 957
apparaatsuitgaven501061651439548
 
}ontvangsten498 217511 669571 634612 871561 03451 837
 
verplichtingen48 36360 00263 75271 50352 91918 584

Financiële toelichting

Uitgaven

De programma-uitgaven wijken af van de begroting doordat er als gevolg van de hogere instroom van met name de WAHV-sancties extra middelen aan het CJIB zijn toegevoegd.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn hoger dan de begroting doordat er, als gevolg van de hogere instroom, meer zaken (met name WAHV-sancties en transacties) zijn geïnd dan begroot. Verder is de ontvangsten van het CJIB met € 2,3 miljoen verhoogd in verband met de afroming van het eigen vermogen.

6 – Asiel, migratie en integratie

Beleidsartikel 6.1 Toelating asiel en regulier

Beleidsdoelstelling 6.1

Gereguleerde toelating van vreemdelingen tot Nederland, op een maatschappelijk verantwoorde wijze, die recht doet aan de belangen van vreemdelingen die hier tijdelijk of definitief willen blijven.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 6.1  
 
uitgaven279 077270 863277 155254 058221 68532 373
 
ontvangsten02164865065
 
verplichtingen279 976269 867277 068254 163221 68532 478

Operationele doelstelling 6.1.3

Een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel of regulier – met inbegrip van visa – aanvraagt of een verzoek tot naturalisatie indient, krijgt binnen de daarvoor gestelde termijnen een besluit aangereikt.

Gezinshereniging en gezinsvorming

De resultaten die op dit onderwerp zijn gerealiseerd, betreffen de verhoging van de inkomenseis bij gezinsvorming naar 120% van het wettelijk minimumloon en de verhoging van de leeftijdseis van 18 naar 21 jaar. Tegelijkertijd is de richtlijn gezinshereniging geïmplementeerd (Inwerkingtreding Wet van 24 juni 2004, Stb 2004, 298, tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen).

Regulier Vreemdelingenbeleid

Het implementatietraject van de richtlijn langdurig ingezeten onderdanen van derdelanden ligt momenteel ter advisering voor bij de Adviescommissie voor Vreemdelingen (ACVZ).

Het Kabinet heeft in april 2004 besloten tot invoering van de Kennismigrantenregeling. Hierop is een specifieke uitzondering gemaakt voor de categorie onderwijs. Op 1 oktober 2004 is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gestart met de implementatie van de regeling.

Harmonisatie en internationale samenwerking

Teneinde secundaire migratiestromen tegen te gaan waren de activiteiten in 2004 gericht op harmoniseren van het asiel- en migratiebeleid in de EU-landen. Onder het Nederlandse voorzitterschap heeft de Europese Raad het «Haagse programma; versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie» aangenomen en dit wordt gezien als opvolger van het Tampere-programma. Uit dit laatst genoemde programma is in 2004 op de volgende richtlijnen een akkoord bereikt:

– De richtlijn over de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk;

– De richtlijn over verlenging van een tijdelijke verblijfsvergunning aan slachtoffers van mensensmokkel en mensenhandel;

– Op de richtlijn inzake de vergemakkelijking van de toelating van wetenschappelijke onderzoekers uit derde landen tot de Unie is onder Nederlands voorzitterschap een politiek akkoord bereikt.

De onderhandelingen over de richtlijn over voorwaarden inzake toelating en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteit als zelfstandige zijn opgehouden. De Commissie heeft haar voorstel hieromtrent ingetrokken en zal nu over dit beleidsthema een groenboek presenteren.

Met het implementatietraject van de richtlijn inzake een status voor langdurig verblijvende onderdanen uit derde landen is een verdergaande vordering gemaakt. Momenteel wordt het advies van de ACVZ afgewacht. Hetzelfde traject wordt inmiddels doorlopen voor de volgende richtlijnen:

– Richtlijnen op het terrein van asiel;

– De richtlijn over minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatsloten als vluchteling of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven;

– De richtlijn over minimumnormen voor de procedure in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus. In de loop van 2004 is op deze richtlijnen een akkoord bereikt.

Invulling Hoofdlijnenakkoord

In 2004 zijn door de IND resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar de wenselijkheid om de bezwaarprocedure in reguliere toelatingsaanvragen te schrappen. In dit onderzoek is bezien of het afschaffen van de reguliere bezwaarprocedure daadwerkelijk tot versnelling en verkorting van de procedures zal leiden en of het uiteindelijk ook zal kunnen leiden tot een kostenbesparing.

Bij de reguliere vergunningen is de doorlooptijd in 2004 teruggebracht. Door het wegwerken van oude voorraden kan de afhandeling van de instroom worden bijgehouden. Dit heeft geresulteerd in het terugbrengen van de doorlooptijd van MVV-aanvragen naar gemiddeld 13 weken (in 2003 gemiddeld 19 weken). Voor VVR-aanvraag is in 2004 de doorlooptijd gemiddeld 16 weken (tegenover 23 weken in 2003).

Per 1 januari 2004 zijn de leges voor naturalisatie, binnen de bestaande methodiek, verhoogd. Daarnaast is in het voorjaar onderzoek gedaan naar de legessystematiek en is op basis van de uitkomsten het legeshuis aangepast. Hierdoor sluiten de legestarieven beter aan bij de werkelijke kosten. De invoering van het nieuwe legeshuis moet nog plaatsvinden.

Vreemdelingenwet 2000

Op 22 juni 2004 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen.

Als gevolg van een wijziging van de Vreemdelingenwet wordt de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel verlengd van drie naar vijf jaar. Dit opdat zo beter kan worden beoordeeld of de situatie in het land van herkomst nog steeds zo is dat vreemdelingen uit dat land op permanent verblijf in Nederland zijn aangewezen. Met een periode van vijf jaar sluit het Nederlandse asielstelsel beter aan bij de situatie in de ons omringende landen.

Implementatie van de richtlijn betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden heeft plaatsgevonden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten hebben eveneens plaatsgevonden. Het wetsvoorstel voorziet onder andere in een besluit- en vertrekmoratorium voor degenen die op grond van een besluit van de Raad van de Europese Unie tijdelijke bescherming genieten. De wet is gepubliceerd in het Staatsblad van 28 december 2004 en treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De inspanningen om op verzoek van de Nationale ombudsman, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en sommige leden van de Tweede Kamer een medisch-ethische commissie in te stellen met doel toezicht te houden op het leeftijdsonderzoek heeft in april 2004 tot resultaat gehad dat er een Commissie Leeftijdsonderzoek is ingesteld. Vanuit de medische ethiek, in brede zin des woords, houdt de commissie toezicht op de gehele procedure van het leeftijdsonderzoek. In december 2004 heeft de commissie haar eerste rapportage gepubliceerd.

Voorts is geëvalueerd hoe de AC afdoening van alleenstaande minderjarige vreemdelingen tot de leeftijd van twaalf jaar is verlopen. In mei is besloten de asielaanvragen van deze specifieke groep minderjarigen voortaan niet meer in het AC te behandelen, maar in het OC te behandelen. Ervaringen van de groep speciale contactambtenaren voor jonge kinderen van de IND en aanbevelingen van organisaties zoals VluchtelingenWerk Nederland zijn daarbij betrokken.

De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

De ACVZ is een onafhankelijk adviescollege in de zin van de kaderwet Adviescolleges 1996 en adviseert de minister en het Parlement gevraagd en ongevraagd op het terrein van asiel en migratie. Alle adviezen van de ACVZ zijn openbaar en zijn beschikbaar via www.ACVZ.nl.

Volume en prestatiegegevensAantallen afgehandeld
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Asiel  
Aanvraag35 30020 70016 80023 000– 6 200
Intrekking en herbeoordeling 7 4005 0006 000– 1 000
Totaal Asiel35 30028 10021 80029 000– 7 200
 
Regulier     
MVV60 80062 20050 10060 000– 9 900
VVR eerste aanleg16 10012 800120 80077 00043 800
VVR verlenging  81 20046 00035 200
Visa23 60018 40020 50025 000– 4 500
Totaal Regulier100 50093 400272 600208 00064 600
 
Naturalisatie     
Aanvraag31 80026 90027 200320004 800
Intrekkingen   pm 
Totaal Naturalisatie31 80026 90027 200320004 800
Doelmatigheidskengetallen
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Asiel  
AC afdoeningpercentage45%40%42%40%2%
Wettelijke termijn (6 maanden)60–70%73%65%80%– 15%
Standhouding van beslissingen84%84%83%85%– 2%
Aantal gegronde klachten1,2%1,9%2,1%1,6%0,5%
 
Regulier     
Wettelijke termijn60–70%85%83%70%13%
Standhouding van beslissingen77%78%74%80%– 6%
Aantal gegronde klachten2,4%4,9%1,3%5,0%– 3,7%
 
Naturalisatie     
Wettelijke termijn70%35%37%80%– 43%
Aantal gegronde klachten0,18%0,79%1,9%0,19%1,71%
Technische vooronderstelling
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Instroom Asiel18 70013 4009 80018 000– 8 200
Instroom Regulier102 600101 400287 000262 50024 500
Instroom Naturalisatie38 70037 00019 40032000– 12 600

Asiel

De totale asielproductie (AC en overig asiel) is achtergebleven bij de verwachting. Enerzijds heeft dit te maken met het lagere asielaanbod dan verwacht. Anderzijds heeft dit te maken met de verschuiving van taken die heeft plaatsgevonden in het kader van de taakoverdracht, sluiting van een AC en sluiting van het behandelkantoor in Arnhem. Deze effecten zijn bij het opstellen van de planning onderschat. Daarnaast zijn veel oude ingewikkelde dossiers, die veel onderzoek vergen, in het kader van de taakoverdracht overgedragen aan de IND. Het percentage zaken dat in de AC-fase is beslist is uitgekomen op 42% van de AC instroom hetgeen hoger ligt dan was verwacht.

Gemiddeld is over 2004 65% afgedaan binnen de termijn van 6 maanden. In de eerste 4 maanden van 2004 lag dit percentage op 55% dat gedeeltelijk verklaard wordt door beslis- en vertrekmoratoria, waardoor in veel gevallen niet beslist kon worden binnen de termijn van 6 maanden. Ook de uitvoering van onderzoeken door derden leidt vaak tot overschrijding van die termijn, met name wanneer het gaat om onderzoeken in instabiele landen als Afghanistan. In de laatste 4 maanden van 2004 is het percentage afdoeningen gestegen naar 77%.

Regulier

De instroom MVV lag iets onder de jaarprognose. De afname van de instroom die in de laatste maanden van 2004 werd verwacht als gevolg van het nieuwe inburgeringsbeleid, is (nog) niet zichtbaar. Sinds de volledige overname van de MVV zaken door de IND (april 2003) is de behandelduur substantieel verbeterd. De gemiddelde doorlooptijd is 13 weken, terwijl dat in 2003 nog 19 weken was. De eindvoorraad ligt onder de normale werkvoorraad van drie maanden instroom.

De instroom en productie VVR eerste aanleg lag ruim boven de planning. Vanaf september geldt voor alle deelproducten dat de productie de instroom overstijgt. De gewenste streefvoorraad is bereikt. De instroom Visa was in 2004 lager dan oorspronkelijk begroot (25 000) en kwam uit op de bijgestelde raming van 20 000. De eindvoorraad ligt op een gewenst niveau (1 052).

Zowel voor MVV als voor VVR ligt het afdoeningspercentage binnen de wettelijke termijn boven het geplande percentage van 70%, ondanks de overname van de VD-taken en inherent daaraan is een grote toestroom van nieuwe zaken. Met name het gerealiseerde percentage VVR-aanvragen is hoog. Dit is het resultaat van het Plan van aanpak «Doorlooptijden reguliere toelatingsprocedures».

Het aantal gegronde klachten ligt voor Regulier op 1,3 % ten opzichte van het streefcijfer van 5%. Dit resultaat is grotendeels te danken aan het Plan van aanpak «Doorlooptijden reguliere toelatingsprocedures». Door de hoge gerealiseerde productie, is de reguliere voorraad «eerste aanleg» binnen de IND nagenoeg gelijk aan de streefvoorraad en wordt 85% van het aanbod binnen de wenselijke termijn geproduceerd. Met name in de laatste maanden van 2004 heeft dit geleid tot een reductie van het aantal klachten. Het merendeel van de klachten had betrekking op de behandelduur.

Naturalisatie

Het aanbod naturalisatieverzoeken was lager dan de productie, waardoor de voorraad is afgenomen van ruim 26 000 naar circa 16 000. Het aanbod van verzoeken (19 400 inclusief kinderen) blijft achter bij de verwachting van 32000, hetgeen mogelijk wordt veroorzaakt door de nieuwe eisen die de Herziene Rijkswet op het Nederlanderschap (HRWN) onder andere stelt aan inburgering (naturalisatietoets) en toelating. In de beginvoorraad zat een fors aantal zaken waarvan in de eerste maanden van 2004 de wettelijke beslistermijn van 1 jaar werd overschreden. De voorraad verzoeken die ouder zijn dan de wettelijke beslistermijn (1 jaar vanaf aanvraagdatum bij de gemeenten) is in 2004 gedaald naar 6 983. Bij het huidige aanbod en capaciteit zal de voorraad in mei 2005 weer volledig binnen de beslistermijn afgehandeld kunnen worden. Hierdoor is het percentage naturalisatieverzoeken dat binnen de streeftermijn van 20 weken is afgehandeld laag en is ook het aantal gegronde klachten (met name over de behandelingsduur) fors toegenomen. De verwachting is dat door verkorten van de doorlooptijden tot de wenselijke termijn het aantal (gegronde) klachten zal afnemen.

Beleidsevaluatieonderzoek

AMA-campus

In 2004 is een eindevaluatie uitgevoerd naar de realisatie van de doelstellingen van de AMA-campus. Op basis van deze eindevaluatie is door het Kabinet een besluit genomen over de wijze waarop het opvangmodel gecontinueerd wordt (Tweede Kamer 2004; 27 062 nr. 29).

Evaluatie Vreemdelingenwet 2000

In 2004 is de evaluatie van de Vreemdelingenwet gestart maar het eindrapport is nog niet afgerond. De publicatie van het concept deelrapport vindt in het voorjaar van 2005 plaats. Dit geldt eveneens voor het tweede deelrapport van de evaluatie van de Vreemdelingenwet 2000 betreffende de asielprocedure.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 6.1.3  
 
uitgaven279 077270 863277 155254 058221 68532 373
programma-uitgaven277 158268 212275 715252 195220 24031 955
waarvan:      
– bijdragen276 828268 212274 717251 106219 90631 200
– subsidies330000334– 334
apparaatsuitgaven1 9192 6511 4401 8631 445418
 
ontvangsten02164865065
 
verplichtingen279 976269 867277 068254 163221 68532 478

Financiële toelichting

Uitgaven

In 2004 is bij suppletore wetten aan het budget van IND reeds bij suppletore wetten € 31,2 miljoen toegevoegd. Het betreft onder andere de overheveling van de reguliere toelatingstaken van de Vreemdelingendienst naar Justitie (€ 28,0 miljoen) en toevoeging in het kader van het project Da Vinci, dit project voorziet in een herontwerp van de informatievoorziening van de IND (€ 3,0 miljoen).

Beleidsartikel 6.2 Asielopvang

Beleidsdoelstelling 6.2

Sobere doch humane opvang van vreemdelingen die daar recht op hebben, rekening houdend met de ruimtelijke en maatschappelijke inpasbaarheid en met het in EU-verband gevoerde opvangbeleid.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 6.2  
 
uitgaven1 106 8511 015 529992 516746 687454 514292 173
 
ontvangsten272 215100 228170 28698 513195 010– 96 497
 
verplichtingen1 036 862772 958982 694618 224454 514163 710

Operationele doelstelling 6.2.5

Alle vreemdelingen in de asielprocedure en daarmee gelijkgestelden ontvangen immateriële en materiële opvangfaciliteiten die voldoen aan in de wet- en regelgeving aan vastgestelde kwalitatieve normen.

Opvang

Door het COA zijn aan alle asielzoekers die daar recht op hadden materiele en immateriële opvangfaciliteiten geboden.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 200320042004 
Bezetting  
Instroom COA8 5475 30310 800– 5 497
Uitstroom COA25 48217 54435 792– 18 248
Gemiddelde bezetting asielzoekers (incl. AMA's)63 90652 78134 93217 849
Gemiddelde bezetting statushouders in de opvang6 2173 7533 929– 176
Tijdelijke noodvoorziening331   

AMA opvang

Op basis van de eindevaluatie AMA-campus is besloten de positieve elementen van de campus te continueren voor de leeftijdsgroep van 15–18 jaar (Tweede Kamer 2004, 27 062 nr. 29).

Tevens is besloten de scheiding van opvang en voogdij in te voeren voor alle AMA's van 0–15 jaar in de terugkeervariant. Hiertoe neemt het COA de contracten over die Nidos voor de opvang van deze groep heeft afgesloten. Conform de richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten worden AMA's opgevangen tot zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, tenzij opvang in het land van herkomst is gewaarborgd dan wel is vastgesteld dat de AMA (van 16 jaar en ouder) zich zelfstandig kan redden in het land van herkomst.

Maatregelen Hoofdlijnenakkoord

De taakstelling van € 27,5 miljoen voor de opvang, gemaakt in het kader van het Hoofdlijnenakkoord is conform de begroting van 2004 ingevuld met een aantal maatregelen.

Als eerste is de Tijdelijke Nood Voorraad-capaciteit (TNV) gehalveerd van 800 tot 400 plaatsen, waarmee een besparing van € 4,5 miljoen kon worden ingeboekt. Van tijdelijke sluiting van TNV-vestigingen, zoals initieel het voornemen was, is afgezien omdat door de voorgenomen weekendsluiting van de AC, handhaving van TNV capaciteit noodzakelijk bleek.

De volgende maatregel die betrekking heeft op 2004 is het instellen van een terugkeerorganisatie, waardoor de bezetting van het COA neerwaarts kon worden bijgesteld. Deze terugkeerorganisatie heeft de vorm gekregen van een bij het departement ondergebracht terugkeerproject. Het project is echter later gestart dan verwacht. Hierdoor zijn de geraamde effecten voor 2004 slechts gedeeltelijk gerealiseerd.

Ook is uitvoering gegeven aan een wijziging van de inrichting van de beveiliging op COA-locaties. De beveiliging is afgestemd op het risicoprofiel van de betrokken opvanglocatie. Dit risicoprofiel wordt regelmatig gemonitord. Het COA onderkent vier risicoprofielen, die ieder van een afzonderlijke maatwerkoplossing voor de beveiliging zijn voorzien. Doordat met de maatregelen pas medio 2004 een begin kon worden gemaakt bedroeg de realisatie van deze besparing € 2,1 miljoen. Deze maatregel betreft het voornemen om de meerkosten bij gemeenten te verhalen. Dit bleek in 2004 niet realiseerbaar. In plaats hiervan is in 2004 gestart met het versnellen van de uitplaatsing van statushouders uit de opvang. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het InterProvinciaal Overleg (IPO) en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu zijn hierover afspraken gemaakt. In aanvulling op het bovenstaande zijn maatregelen ten aanzien van de bedrijfsvoering van het COA getroffen, waardoor het totale bedrag van de taakstelling kon worden ingevuld.

Nederlandse Rode Kruis en Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland

In 2004 is de subsidierelatie overgedragen met het Nederlandse Rode Kruis (NRK) overgedragen aan het ministerie van Volksgezondheid, welzijn en Sport (VWS). Hiermee is het voornemen gerealiseerd de subsidierelatie met het NRK binnen de rijksoverheid te centraliseren, zodat het NRK één aanspreekpunt heeft.

Door de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) worden werkzaamheden verricht in de asielzoekerscentra gericht op het bevorderen van het welzijn van de asielzoeker. Uitgangspunt is dat VVN activiteiten uitvoert die niet reeds door een justitiële organisatie wordt uitgevoerd. Hiervoor is een bedrag van € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld.

Europees Vluchtelingenfonds

Het ministerie van Justitie fungeerde in 2004 als beheers – en controle autoriteit voor nationale projecten in het kader van het Europese Vluchtelingenfonds. Voor de periode 2004 is door de Europese Commissie een budget beschikbaar gesteld van circa € 2,9 miljoen. In 2004 heeft een jaarlijkse evaluatie plaatsgevonden over een aantal projecten. De conclusies en aanbevelingen hadden met betrekking op beheersmatige functie van het programma secretariaat en de voorbereidingen van de implementatie van de aanbevelingen zijn reeds gestart.

Beleidsevaluatieonderzoek

De veiligheid van vrouwen en meisjes in de opvang

In 22 van de 24 COA opvanglocaties zijn aanpassingen gerealiseerd teneinde de veiligheid voor vrouwen en meisjes te verbeteren. Het gaat hierbij met name om op veiligheidsbeleving gerichte aanpassingen aan sanitair en verlichting.

Er is door het COA een gedragsprotocol ontwikkeld, de huisregels zijn aangepast, er is een handboek bewonersoverleg ontwikkeld en er is voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over rechten en plichten van vrouwen in Nederland.

IBO-COA

In 2004 is de nieuwe sturingsrelatie met het COA geïmplementeerd. Dit houdt in dat de subsidiering op basis van geleverde producten wordt toegekend. Geconstateerd is dat de oude sturingsrelatie, welke een op input georiënteerde bekostigingssystematiek hanteerde, niet past bij een resultaatgerichte bedrijfsvoering.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 6.2.5  
 
uitgaven1 106 8511 015 529992 516746 687454 514292 173
programma-uitgaven1 105 7511 014 559991 637745 724453 773291 951
waarvan:      
– bijdragen1 084 867993 513984 199737 405443 305294 100
– subsidies20 88417 7657 4388 31910 468– 2 149
apparaatsuitgaven1 100970879963741222
 
ontvangsten272 215100 228170 28698 513195 010– 96 497
 
verplichtingen1 036 862772 958982 694618 224454 514163 710
waarvan:      
– garanties 192 00000131 400– 131 400

Financiële toelichting

Uitgaven

In de opvang zijn gemiddeld 52 781 asielzoekers opgevangen. Dit is 17 866 meer dan begroot, waardoor € 224,1 miljoen meer is uitgegeven dan begroot. Van de totale bezetting van de opvang zijn gemiddeld 47 212 asielzoekers opgevangen door het COA, 3 563 AMA's die de leeftijd van 18 hebben bereikt door Nidos en tenslotte bevonden zich nog 2006 asielzoekers in de decentrale opvang. De belangrijkste oorzaken van de hogere bezetting is de lagere uitstroom uit de centrale opvang (terugkeer van uitgeprocedeerden en huisvesting statushouders) welke deels werd gecompenseerd door een aanmerkelijk lagere instroom. In het afgelopen jaar werden 5 296 asielzoekers toegelaten tot de opvang terwijl de raming nog uitging van 10 800. Daarnaast verlieten 17 554 personen de opvang terwijl rekening werd gehouden met 35 792.

In het kader van het vernieuwde AMA-beleid heeft een verlenging van de AMA-pilot in Vught plaatsgevonden waarmee € 3,8 miljoen meer werd uitgegeven dan geraamd.

Ten behoeve van alle terugkeeractiviteiten waaronder begrepen het vertrekproject 26 000 en onderdaklocaties werd totaal € 17,2 miljoen extra uitgegeven. Deze uitgaven hadden betrekking op de aanloopkosten van het terugkeerproject, begeleiding, beveiliging en medische opvang.

De kosten van decentrale opvang wijkt af van de kosten per plaats in de COA-opvang. Hierdoor werd € 11,5 miljoen minder uitgegeven.

De organisatieomvang van het COA nam in verband met de lagere instroom van asielzoekers verder af. Voorts is het nieuwe bekostigingssysteem geïmplementeerd. In verband met beide trajecten is totaal € 52,0 miljoen meer uitgegeven. Dit verschil wordt deels verklaard doordat oude reeksen in de Rijksbegroting uitgingen van een volledig variabel kostenverloop bij het COA. De vaste kosten lopen echter niet zo hard terug als het aantal op te vangen asielzoekers. Hiervoor was € 25,1 miljoen extra nodig. Voorts de kosten van krimp van € 22,8 miljoen en een herwaardering vaste activa van circa € 4,1 miljoen. De hiervoor geschetste budgettaire problematiek is in de eerste en tweede suppletore begroting 2004 reeds toegelicht.

In de tijdelijke noodvoorzieningen zijn in 2004 148 personen opgenomen die in afwachting waren van het in behandeling nemen van hun asielaanvraag. De niet geraamde kosten hiervan bedroegen € 5,5 miljoen.

In de realisatie is een bedrag van circa € 3 miljoen opgenomen. Dit bedrag betreft de subsidiering van organisatie in het kader van het Europese Vluchtelingenfonds. Hierover wordt rekening en verantwoording afgelegd bij de Europese Commissie.

Ontvangsten

Voor het jaar 2004 is een bedrag van circa € 96,5 miljoen minder ontvangen. Het verschil met de geraamde ontvangsten wordt veroorzaakt door een lagere instroom van asielzoekers en de navenant lagere toerekening van de eerstejaars opvangkosten aan het ODA-budget. Voorts is sprake van ontvangst van circa € 1,5 miljoen, dit bedrag is beschikbaar gesteld door het Europees Vluchtelingen Fonds. Daarnaast heeft er een ontvangst plaats gevonden naar aanleiding van het definitief vaststellen van de subsidie aan het COA over 2003.

Beleidsartikel 6.3 Toezicht en terugkeer vreemdelingen

Beleidsdoelstelling 6.3

Het tegengaan van illegaal verblijf in Nederland en het bevorderen van terugkeer van vreemdelingen, teneinde negatieve maatschappelijke en sociale effecten te voorkomen.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Beleidsdoelstelling 6.3  
 
uitgaven129 894124 356147 536173 966156 59317 373
 
ontvangsten960133155610561
 
verplichtingen130 100124 417153 200177 647156 59321 054

Operationele doelstelling 6.3.6

Het voorkomen dat vreemdelingen zich illegaal toegang verschaffen tot Nederland en het bewerkstelligen van het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet of niet meer rechtmatig in Nederland verblijven.

Resultaten

Toezicht op vreemdelingen

Ter verhoging van de effectiviteit van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV) welke door de Koninklijke Marechaussee wordt uitgevoerd, is de Kmar per 1 januari 2004 de bevoegdheid tot inbewaringstelling ex artikel 59 Vw 2000 toegekend.

In april 2004 is het grensgebied waarbinnen de Kmar het MTV kan uitvoeren geconcretiseerd en vastgelegd in de Vreemdelingenregelgeving. Voorts is de intensivering van het (operationele) reguliere vreemdelingentoezicht uitgebreid en vindt nu plaats op grond van de Vreemdelingenwet 2000. In het verband van het Landelijk Kader Nederlandse Politie, zijn twee prestatie-indicatoren (1e en 2e lijns-identiteitsvaststelling) vastgesteld aan de hand waarvan de politiële inzet op vreemdelingentoezicht kan worden gemeten en die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) worden opgenomen in de af te sluiten convenanten met de regionale politiekorpsen.

Bestrijding illegaliteit

In april 2004 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de zogenoemde Illegalennota gepresenteerd. In deze nota is een pakket aan maatregelen opgenomen om illegaal verblijf alsmede het profiteren van illegalen tegen te gaan.

Structureel terugkeerbeleid

Het structurele terugkeerbeleid is verder geïntensiveerd. In het kader van de Terugkeernota (TK 2003–2004 29 344, nr. 1) is ook een aantal maatregelen aangescherpt dat de terugkeer van aan de grens geweigerde vreemdelingen moet bevorderen. Zo wordt restrictiever doorgeplaatst vanuit het Aanmeldcentrum Schiphol naar een Opvangcentrum, waardoor de toegangsweigering in stand kan blijven. Doorplaatsing vindt alleen plaats wanneer op het AC geoordeeld wordt dat het asielverzoek kansrijk is, dan wel wanneer onderzoek nodig is dat naar verwachting langer dan zes weken in beslag zal nemen. In de andere gevallen wordt de aanvraag, wanneer niet binnen de 48-uursprocedure beslist kan worden, verder onderzocht in het grenslogies.

Verder is dit jaar beleid van kracht geworden, waarmee de mogelijkheden van wedertoegang van uitgezette vreemdelingen beperkt worden. Zo is de mogelijkheid gecreëerd om iedere vreemdeling reeds na de eerste verwijdering als niet toe te laten vreemdeling, gedurende een periode van 2 jaar, te signaleren in het Schengen Informatie Systeem (SIS).

Naast de bevordering van het structurele terugkeerbeleid, is de projectmatige aanpak van de terugkeer van asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet (vóór 1 april 2001) hun (eerste) asielaanvraag hebben ingediend, op gang gekomen.

Vrijwillige terugkeer

In 2004 is voorbereid het model van de asielopvang, zoals die in de terugkeernota is aangekondigd. Dit model zal vanaf 1 januari 2005 bestaan uit oriëntatie- en terugkeerlocaties. Hiermee wordt consequent invulling gegeven aan de terugkeerboodschap vanaf het moment van de eerste negatieve beschikking.

In juni 2004 is de Herintegratieregeling Project Terugkeer van kracht geworden. Deze regeling is ontworpen voor asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet hun (eerste) asielaanvraag hebben ingediend en die bereid zijn Nederland zelfstandig, met de hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie te verlaten. Kenmerkend voor deze regeling is dat de terugkeerders een aanzienlijke herintegratiebijdrage ontvangen.

In 2004 is een REAN-PLUS-regeling voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's) uit de Democratische Republiek Congo ontworpen. De kern van deze regeling betreft de mogelijkheid voor deze AMV's om te worden opgevangen in een kindertehuis.

Prestatiegegevens

Het aantal vreemdeling waarbij de IND activiteiten verricht voor toezicht en terugkeer:

 RealisatieBegroting Verschil
 2002200320042004 
Toezicht (Conservatoir)12 60012 40012 90010 0002 900
Terugkeer (Asiel en Regulier)50 40055 60041 90050 000– 8 100

Het aantal asielverwijderingen is sterk achtergebleven bij de planning 2004. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de lage asielinstroom in de laatste jaren, waardoor het aantal uitgeprocedeerde asielzoekers in Nederland daalt, en de invloed van het inrichten van het project terugkeer. Voor de inrichting van het project moesten afspraken worden gemaakt binnen de keten. In afwachting van deze afspraken zijn de activiteiten van de gemeenten gericht op beëindiging voorzieningen en op uitzetting verminderd.

Ook het aantal verwijderingen regulier is achtergebleven bij de planning. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de toetreding van de nieuwe EU-landen per 1 mei 2004, het verlies van informatie als gevolg van de overheveling van taken en de verschuiving van de KMAR-prioriteit waardoor MTV in 2004 minder aandacht heeft gekregen.

Uitzetcentra

De detentiecapaciteit voor vreemdelingenbewaring is in 2004 uitgebreid. Met de ingebruikname van de eerste detentieboot in Rotterdam ten behoeve van vreemdelingen die Nederland moeten verlaten is de capaciteit van de uitzetcentra ultimo 2004, eerder dan aanvankelijk gepland (2006), gerealiseerd tot 250 plaatsen. Ultimo 2004 waren in totaal 2 091 plaatsen beschikbaar voor vreemdelingenbewaring.

Per 1 september 2004 is een wijziging van de Vreemdelingenwet (Vw 2000) in werking getreden in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsbenemende maatregelen.

De gemiddelde formele capaciteit van vrijheidsontneming, van vreemdelingenbewaring voor kort- en langdurig verblijf, van vreemdelingenbewaring in uitzetcentra, en de capaciteit van politiecellen, realisatie 2002–2004, ziet er als volgt uit.

Volume en prestatiegegevens

Capaciteit gevangeniswezen vreemdelingenbewaring (inclusief uitzetcentra) gemiddeld
RealisatieBegrotingBijgestelde begrotingVerschil
 20022003200420042004* 
Vrijheidsbeneming (Grenshospitium)237203210223223–/– 13
Vreemdelingenbewaring excl. uitzetcentra1 1031 2071 2761 2661 294–/– 18
Totaal formele capaciteit1 3401 4101 4861 4891 517–/– 31
Bezettingsgraad (%)96,496,297,696,296,21,1
Vreemdelingenbewaringin uitzetcentra94400300544–/– 144
Politiecellen5712467252542

* De bijgestelde begroting geeft de capaciteit weer conform de vermoedelijke uitkomsten 2004 uit de Justitie begroting 2005.

** De capaciteit in de uitzetcentra is 144 plaatsen achter gebleven bij de bijgestelde begroting als gevolg van een vertraging in de uitbreiding met 288 plaatsen ultimo 2004 (gemiddeld 144) in het kader van de uitvoering van het beleid van de Terugkeer nota. Door diverse oorzaken is deze behoefte in 2004 niet nodig gebleken.

Dagprijzen Vreemdelingenbewaring
 RealisatieBegrotingVerschil
 2002200320042004 
Dagprijzen x € 1,0:     
– vreemdelingencapaciteit184,80190,53173,20186,65–/– 13,45
– uitzetcentran.v.t201,51146,70172,42–/– 25,72

Ter toelichting op de dagprijzen geldt in het algemeen dat de lagere kosten van de plaatsen in de vreemdelingenbewaring worden veroorzaakt door de invoering van een korter dagprogramma en de toepassing van meerpersoonscellen. De lagere kosten van plaatsen in uitzetcentra worden veroorzaakt door het nog niet invoeren van het langere dagprogramma in het kader van artikel 6 van de vreemdelingenwet. Bovendien heeft de ingebruikname van de eerste detentieboot in 2004 geleid tot een daling van de gemiddelde dagprijs.

Harmonisatie van het Europese beleid

Op Europees niveau is in 2004 een Terug en Overname overeenkomst tot stand gekomen met Sri Lanka. Met een groot aantal andere landen is en wordt verder onderhandeld.

In juni 2004 is de financiële verordening inzake het Europees Visum Informatiesysteem (EU VIS) door de Raad aangenomen. In december 2004 heeft de Commissie een tweede concept verordening gepresenteerd waarin technisch ontwerp en de juridische randvoorwaarden van het EU VIS wordt gepresenteerd.

Vooruitlopend op de implementatie van het EU VIS in 2007 is door de ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken gewerkt aan de ontwikkeling van het Nationale Visum Informatiesysteem (NVIS) dat aan het EU VIS gekoppeld zal worden. Zowel in het NVIS en het EUVIS zullen biometrische gegevens van visumaanvragers worden opgeslagen.

Tevens is op Europees niveau overeenstemming bereikt over het gebruik van biometrie in verblijfstitels en paspoorten voor EU burgers. Daarnaast zijn verdere stappen genomen voor de introductie van biometrie bij de afschriftplicht en het toepassen van biometrie bij de meldplicht en de inhuisregistratie.

Prestatiegegevens
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Operationele doelstelling 6.3.6  
 
uitgaven129 894124 356147 536173 966156 59317 373
programma-uitgaven129 069123 571146 955173 213156 01717 196
waarvan:      
– bijdragen128 759123 252141 078164 912150 90914 003
– subsidies3103195 8778 3015 1083 193
apparaatsuitgaven825785581753576177
 
ontvangsten960133155610561
 
verplichtingen130 100124 417153 200177 647156 59321 054

Financiële toelichting

Uitgaven

De extra uitgaven betreft onder andere de subsidiëring van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). In 2004 heeft de IOM voor in totaal 3 828 mensen het vertrek gefaciliteerd. Deze faciliteiten werden verstrekt in het kader van de REAN-regeling (Return and Emigration of Aliens from the Netherlands). Voor de uitvoering van deze regeling is het IOM een subsidie toegekend voor een bedrag van € 6,3 miljoen. Daarnaast is een subsidie toegekend voor een bedrag van € 2,0 miljoen. Dit bedrag is beschikbaar gesteld voor de uitvoering HRPT-regeling (Herintegratie Regeling Project Terugkeer). Genoemde regeling is gerelateerd aan het project terugkeer en in totaal hebben 820 mensen van de regeling gebruik gemaakt.

In het kader van de Terugkeernota 26 000 is primair € 2,7 miljoen toegevoegd aan de bijdrage van de IND en € 18,2 miljoen aan de bijdrage van DJI. Dit laatste teneinde de voorgenomen capaciteitsuitbreiding van de uitzetcentra te versnellen en tijdelijke extra uitbreidingen te plegen. Omdat in minder gevallen dan verwacht gebruik werd gemaakt van de vreemdelingenbewaring, behoefde er in 2004 een deel van de voorgenomen productieuitbreiding (gemiddeld 144 plaatsen) niet plaats te vinden en werd de bijdrage aan DJI met € 9 miljoen verlaagd. Het capacitaire effect hiervan in 2004 bedraagt 100 plaatsen (gemiddeld).

Ontvangsten

De ontvangst houdt verband met een te hoge bevoorschotting van het IOM. De vertraging bij de start van het terugkeerproject heeft ervoor gezorgd dat minder mensen van de HRPT-regeling (Herintegratie Regeling Project Terugkeer) gebruik hebben gemaakt, dan bij Voorjaarsnota begroot. Het bij deze regeling behorende voorschotbedrag is in 2004 van het IOM teruggevorderd.

Beleidsartikel 6.4 Integratie minderheden

Beleidsdoelstelling 6.4

Integratie van etnische minderheden in de Nederlandse samenleving.

Het integratiebeleid wil een volwaardig en gedeeld burgerschap bij minderheden en autochtonen bevorderen door middel van een samenhangende strategie gericht op het stimuleren van de toerusting van minderheden, het versterken van de toenadering tussen minderheden en autochtonen en het vergroten van de toegankelijkheid van de instellingen en voorzieningen van de samenleving.

Het integratiebeleid nieuwe stijl, waarbij volwaardig en gedeeld burgerschap bevorderd wordt langs twee sporen – toerusting van de minderheden zelf én openheid van groepen, instellingen en voorziening voor minderheden – is in 2004 verder uitgewerkt in de kabinetsreactie op het rapport bruggen bouwen van de commissie Blok c.s. tijdens het debat in de Tweede kamer met de fractievoorzitters is dit nieuwe integratiebeleid in grote lijnen onderschreven.

Voorts is een instrument ontwikkeld om het integratieproces te meten. Door middel van deze zogeheten integratiekaart zal jaarlijks het integratieproces in beeld worden gebracht. De rapportage vindt plaats in het jaarlijkse wetenschappelijk jaarrapport.

Voor wat betreft de toerusting zijn de belangrijkste onderwerpen van het nieuwe inburgeringsstelsel in Nederland nader uitgewerkt in nota's aan de Tweede Kamer. Voor wat betreft het huidige stelsel inburgering is het percentage bereikte nieuwkomers en het aantal gestartte oudkomerstrajecten meer toegenomen dan was verwacht.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 200320042004 
Beleidsdoelstelling 6.4  
 
uitgaven333 884303 151274 46328 688
 
ontvangsten8 2428 4944548 040
 
verplichtingen474 426290 632271 75618 876

Operationele doelstelling 6.4.5

Personen uit minderheden zijn toegerust met de vaardigheden en middelen die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan de samenleving, om te kunnen concurreren op de verschillende maatschappelijke markten en om een zelfstandig bestaan te kunnen opbouwen.

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Inburgering huidig stelsel

Inburgeringsprogramma's bieden nieuwkomers en oudkomers de eerste stap op weg naar de verdere integratie in de Nederlandse samenleving. Op basis van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) zijn de nieuwkomers verplicht een inburgeringsprogramma te volgen met als doel professionele, educatieve of maatschappelijke zelfredzaamheid. Uit de kwalitatieve rapportage monitor nieuwkomers 2003 komt naar voren dat er in 2003 30 271 nieuwkomers meldingsplichtig zijn geworden. Daarvan heeft 93% zich gemeld. Het gewenst bereik van 88% is dus ruimschoots gehaald.

In het jaar 2003 hebben in totaal 44 643 nieuwkomers deelgenomen aan een inburgeringstraject. Een deel van deze nieuwkomers had reeds voor 2003 al een overeenkomst getekend. In het jaar 2003 zijn 2 904 nieuwkomers uitgevallen gedurende het inburgeringstraject (7%). De uitval is dus beduidend lager geweest dan het streefgetal van 15%. Nadere gegevens over het proces van de inburgering van nieuwkomers in het jaar 2004 komen naar verwachting in de tweede helft van 2005 beschikbaar.

De Rijksbijdrage voor de inburgering oudkomers hebben de gemeenten eveneens tijdig ontvangen. In de oudkomersregeling voor de G54 gemeenten, is naar analogie van de oudkomersregeling voor de niet G54 gemeenten, waaraan circa 300 kleinere gemeenten partciperen, ook overgegaan op een systeem van outputfinanciering.

Uit de kwalitatieve rapportages monitor oudkomers over 2003 komt naar voren dat in deze periode er 19 314 oudkomerstrajecten van start zijn gegaan. Hiermee is de doelstelling van 16 000 gestarte trajecten in 2003 dus ruimschoots gehaald. Het streven van 12000 afgeronde trajecten is nog niet gerealiseerd, omdat een relatief groot aantal trajecten doorloopt in het volgende jaar. Gezien het aantal deelnemers dat eind 2003 nog aan een traject deelneemt, is aannemelijk dat het aantal afgeronde trajecten de streefwaarde van 12000 uiteindelijk ruim zal overschrijden.

De monitor over het gehele jaar 2004 wordt vóór 1 april 2005 ingevuld door de gemeenten.

Uitwerking maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord

Over de belangrijkste onderwerpen van het nieuwe inburgeringsstelsel in Nederland is een nadere uitwerking gegeven in een brief aan de Tweede Kamer (TK, vergaderjaar 2004–2005, 29 543, nr. 4), waarin is ingegaan op welke wijze de uitvoering zal plaatsvinden van diverse moties die eind juni waren ingediend tijdens de behandeling van de Contourennota. Daarnaast zijn de contouren van een krediet- en vergoedingensysteem en het stelsel van financiële en andere prikkels verder uitgewerkt.

Het wetsvoorstel Wet inburgering buitenland is zomer 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 3 december 2004 is de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel ingediend. De wet zal naar verwachting medio 2005 in werking treden.

Er zijn in de tweede helft 2004 twee belangrijke adviezen ingewonnen mbt tot de juridische definiëring aan wie wel en niet de inburgeringsplicht kan worden opgelegd. Dit heeft onder andere geresulteerd in een aangepaste definitie van inburgeringsplichtigen, zoals verwoord in de brief aan de Tweede Kamer (TK, 2004–2005, 29 543, nr. 4). Ten aanzien van de vijf maatregelen genoemd in de begroting 2004 ter uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord is in 2004 het volgende bereikt:

Wijziging Vreemdelingenwet 2000

De hierboven genoemde Wet inburgering in het buitenland is een wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Voorts wordt het behalen van het inburgeringsexamen in Nederland voorwaarde voor het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning en voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel/regulier. Om dit te realiseren dient de Vreemdelingenwet 2000 eveneens te worden gewijzigd. Deze wijziging zal een onderdeel zijn van het hierbovend genoemde wetsvoorstel Wet inburgering in Nederland.

Infrastructuur toetsing buitenland

De infrastructuur voor toetsing in het land van herkomst is uitgewerkt in het wetsvoorstel Wet inburgering buitenland en de daarop gebaseerde regelgeving. Er is een keuze gemaakt om gebruik te maken van een geautomatiseerde toetsinfrastructuur waarbij ter voorkoming van fraude gebruik wordt gemaakt van biometrische controles. In het wetsvoorstel Wet inburgering buitenland is geregeld hoe het taalniveau en het niveau van de Kennis van de Nederlandse Samenleving in het land van herkomst zal worden gemeten. Op 3 december 2004 is de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer verzonden (TK, 2004–2005, 29 700, nr.6).

Ontwikkeling inburgeringsexamen in Nederland

Het inburgeringsexamen in Nederland zal bestaan uit een centraal examen en een praktijkexamen. In het praktijkexamen zal de praktische toepassing van taalvaardigheid gemeten worden. Deelnemers kunnen deze toepassingsvaardigheid ook met behulp van een portfolio demonstreren.

Daarnaast zal een centraal examen worden afgenomen, waarin de taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving wordt getoetst. In de brief aan de Tweede Kamer (TK, 2004–2005, 29 543, nr. 4) is aangegeven welke adviezen van de Commissie Franssen voor het inburgeringsexamen in Nederland zullen worden overgenomen. Met de belangrijkste partijen (zowel de Bve sector als VNG) wordt intensief overleg gevoerd over de transitie naar het nieuwe stelsel.

Vrijgeven cursusaanbod en kwaliteitsgaranties

Het Wetsvoorstel tot wijziging van de huidige Win/WEB inzake loslaten gedwongen winkelnering is in juni 2004 is bij de Tweede Kamer ingediend. (TK, 2003–2004, 29 646, nr. 4). De nota naar aanleiding van. het verslag ten aanzien van het wetsvoorstel tot wijziging van de huidige Win/WEB is begin december 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. (TK, 2004–2005, 29 646, nr.6). Het ontwikkelen van een systeem voor kwaliteitsgaranties voor cursusaanbod en het examen in Nederland is in gang gezet

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Effectieve uitvoering Wet Inburgering NieuwkomersPercentage bereikte nieuwkomers Uitvalpercentage bij Nieuwkomers85% bereikte nieuwkomers (2001) 18% uitvallers (2001)88% bereikte nieuwkomers 15% uitvallers93 % bereikte nieuwkomers 7% uitvallers
B. Gemeenten in staat stellen Oudkomersbeleid te voerenAantal oudkomers dat door gemeenten in staat wordt gesteld om een oudkomerstraject te starten Aantal oudkomers dat een inburgeringstraject heeft afgerond13 000 (2002) 6 500 (2002)16 000 12 00019 000 (2003) 6 800 (2003)
C. Verhogen betrouwbaarheid informatie over de inburgering van oudkomersAantal goedkeurende accountantsverklaringen van de 54 gemeenten in het kader van het Groot Project Inburgering9, incl. goedgekeurde met beperking van de 1e helft van 200230 goedgekeurde in 2004Over de 2e helft van 2003 zijn er 30 goedkeurende verklaringen en 6 verklaringen met beperking afgegeven

Gegevens afkomstig uit Brondocument:

Brondocument indicatoren A: inhoudelijk verslag nieuwkomers, 2003

Brondocument indicatoren B: achtste voortgangsrapportage in het kader van het GPIO, inclusief bijlagen

Brondocument indicatoren C: achtste voortgangsrapportage in het kader van het GPIO, inclusief bijlagen

Onderwijs en jeugd

Vanuit de coördinerende taak van Justitie worden de beleidsprioriteiten zoveel mogelijk samen met de betreffende vakdepartementen ontwikkeld zodat initiatieven, die in de praktijk succesvol blijken, ook beklijven. De doelstelling hiervan is het ondersteunen van allochtone kinderen en jongeren in hun ontwikkeling om tot een volwaardige maatschappelijk positie te bereiken. In 2004 zijn daartoe, zoals aangekondigd in de begroting 2004, de volgende initiatieven uitgevoerd.

Stimuleren van de taalontwikkeling

De vliegende brigade heeft in 2004 gemeenten verder ondersteund in het versterken van de Voor- en vroegschoolse Educatie-programma's (VVE-programma's). Op basis van de behoefte bij gemeenten is een ondersteuningsaanbod samengesteld waarop gemeenten in kunnen schrijven. De belangstelling hiervoor is groot geweest. De activiteiten worden in 2005 voorgezet.

De campagne Leersucces heeft enige vertraging opgelopen. De voorlichting en het zoeken naar pilots heeft meer tijd gekost dan gepland. Inmiddels zijn er wel pilots waarmee gestart gaat worden.

Mentoring

In de periode 2003–2004 zijn specifiek voor de begeleiding van Antilliaanse jongeren door de Stichting Coach 81 personen als mentor in opleiding genomen. De inzet van deze mentoren op gemeentelijk niveau vindt plaats. Het betreft 29 mentoren (MBO-niveau) die als vrijwilliger onder toezicht van gemeentelijke instellingen worden ingezet, 39 coaches (HBO-niveau) die al dan niet in dienst van gemeentelijke of andere organisaties projecten voor Antilliaanse jongeren als coach en/of mentor realiseren en tenslotte 13 projectleiders (post HBO).

Begeleid wonen

Voor Antilliaanse jongeren zijn in het kader van de Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren de zogenoemde Direkshonprojecten tot stand gebracht. Het betreft in totaal 19 projecten in 15 gemeenten, waarvan een deel in 2003 is gestart en een deel in 2004. Het gaat in totaal om 427 woonplekken. De projecten lopen door tot uiterlijk eind 2006.

Inbedding gemeentelijk preventiebeleid

De minister heeft afspraken gemaakt met de gemeenten, die een bijdrage hebben ontvangen, over de inbedding van het preventiebeleid. Het preventiebeleid is nog in uitvoering. Aan de deelnemende gemeenten is toestemming verleend om activiteiten en projecten een langere doorlooptijd dan oorspronkelijk is vastgesteld te gunnen.

In het kader van de Bijdrageregeling Antillianengemeenten (2001–2004) hebben de 7 gemeenten ook 2004 extra financiële middelen ontvangen. De aanpak die in de gemeenten vorm is gegeven omvat de aspecten vinden, binden en begeleiden.

Integratie en Operatie JONG en Jeugd Terecht

Op 22 november 2004 is de zogenaamde Jeugdagenda aan de Tweede Kamer gezonden. Deze Jeugdagenda is een nadere uitwerking van de kabinetsnotitie Operatie Jong,: Sterk en resultaatgericht. De Jeugdagenda bevat 12 inhoudelijke thema's waarmee een aantal nog vast te stellen gemeenten op basis van een met de Jong-bewindslieden af te sluiten Jong-overeenkomst gedurende een jaar de bij de thema's behorende plannen van aanpak zullen gaan uitvoeren.

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Onderwijsonderwijsachterstand van allochtone jongerenonderwijsachterstand vlgns integratiemonitor 2002verbetering t.o.v. de basiswaarde mbt deelname aan vve-programma's, doorstroming naar hogere vormen van VO, vermidering van taalachterstand en van schooluitvalVlgns integratiemonitor is de doorstroming naar VO verhoogd, deelname vve-prgramma's is vergroot.
Jeugd    
B. Preventiebeleid 2001–2004voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder jongeren van allochtone herkomstgoedgekeurde plannen van de gemeenten (de inhoudelijke afspraken bijv. over aantallen en de tijdsplanning)implementatie conform de ingediende plannen en structurele inbedding van het ontwikkelde beleid in het gemeentelijk jeugdbeleidDe projecten hebben verlenging voor looptijd activiteiten gekregen
C. Regeling Antillianengemeentenvoorkomen van marginalisering en criminaliteit onder Antilliaanse jongerenplannen van aanpak van de 7 Antillianengemeentenimplementatie conform de door de gemeenten ingediende plannen en structurele inbedding van het ontwikkelde beleid in gemeentelijk jeugdbeleidDe verantwoording over 2004 van de gemeenten is nog niet ontvangen
D. Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren 2002–2004)behoefte aan opvang en begeleiding van jonge AntillianenIn 2003 is gestart met 312 opvangplaatsenrealisatie van in totaal 480 opvangplaatsen voor Antilliaanse jonge nieuwkomers op het gebied van begeleid wonenEr zijn 427 plaatsen gerealiseerd

Gegevens afkomstig uit Brondocument:

Brondocument indicatoren: A, integratiemonitor, B en C niet van toepassing, en D; projectmonitor.

Arbeidsmarkt

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

De doelstelling, genoemd in de begroting 2004, om de arbeidsparticipatie te verhogen met 0,75 procent in 2004 is niet gehaald. De economische laagconjunctuur en algemene stijging van de werkloosheid speelden daarbij een belangrijke rol.

Stimuleren van duale trajecten werk en inburgering

De Commissie PaVem heeft met minstens 18 gemeenten participatieagenda's opgesteld en afspraken gemaakt over het toeleiden van allochtone vrouwen naar taal en/of werktrajecten. Daarbij worden tevens duale trajecten ingezet.

Naar aanleiding van de adviezen van de SER en de RWI is in oktober 2004 een miniconferentie duale trajecten georganiseerd. Alle betrokken partijen (sociale partners, individuele werkgevers, onderwijsinstellingen, gemeenten, ministeries) zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om hun visie te geven op mogelijke acties van het kabinet. Mede op basis van de uitkomsten van deze miniconferentie is, in samenwerking met het Ministerie van SZW, een voorstel uitgewerkt om de toepassing van duale trajecten te bevorderen. Het definitieve kabinetsvoorstel zal naar verwachting in februari 2005 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Stimuleren van interculturalisatie van personeelsbeleid in ondernemingen

In 2004 is het Landelijk Netwerk Diversiteit (DIV) opgezet ter stimulering van diversiteitsbeleid bij (met name) MKB ondernemingen en overheid. Het DIV treedt momenteel in contact met diverse MKB bedrijven en branches om vragen op het terrein van diversiteit te inventariseren en een aanbod hierop te realiseren. Het DIV zal adviseren, ondersteunen en faciliteren richting bedrijven en overheden. In 2004 is ook in opdracht van Justitie (V&I) onderzocht of een ambassadeursnetwerk de activiteiten van DIV kan versterken richting werkgevers. In 2004 is ook een serie rondetafelconferenties met succesvol allochtoon toptalent voor het topmanagement van de Rijksoverheid door het Bureau ABD afgerond. Daarmee is de sensitiviteit bij enkele ABD leden ten aanzien van de noodzaak om meer allochtoon talent te werven vergroot

Lokaal arbeidsmarktbeleid

Met de Wet Werk en Bijstand (WWB) hebben gemeenten de ruimte om maatwerk te leveren voor specifieke doelgroepen. De WWB schrijft voor dat gemeenten in een verordening het eigen reïntegratiebeleid concretiseren en een evenwichtige aanpak laten zien ten aanzien van groepen belanghebbenden waar zij verantwoordelijk voor zijn. Er zijn echter ook knelpunten in de uitvoering die wijzen op een zekere benadeling van allochtonen bij reïntegratie omdat deze doelgroep voor reïntegratriebedrijven te weinig zou opbrengen. Deze knelpunten zullen in 2005 meer aandacht krijgen onder andere ook via het lokaal integratiebeleid.

Etnisch ondernemerschap

In 2004 is in samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Monitor etnisch ondernemerschap tot stand gekomen. In een aantal grote gemeenten zijn projecten gesubsidieerd om de deelname van etnisch ondernemers op lokaal niveau te vergroten. Deze projecten zijn erop gericht het organiserend vermogen van etnisch ondernemers op lokaal niveau te stimuleren en hen meer aansluiting te geven bij de regionale ondernemersnetwerken.

De projecten die in 2004 zijn gefinancierd hebben een landelijke uitstraling en zullen als best practice ook landelijk worden uitgezet.

Daarnaast is een landelijk project van VNO-NCW gestart, waarbij zes regionale bijeenkomsten worden georganiseerd voorafgegaan door een voorlichtingsprogramma.

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Vergroten arbeidsparticipatieOnevenredige uitstroom uit werknetto-arbeidsparticipatie in 2002 was 50,2%een toename van de participatie met 0,75 % en werkloosheidsontwikkeling onder allochtonen evenredig aan die van autochtonen. Streven is een verhoging van de arbeidsparticipatie naar 54 %Arbeidsparticipatie etnische minderheden is 48,2 %
B. Etnisch ondernemerschaptoename van etnisch ondernemerschapVolgens de monitor etnisch ondernemerschap is in 2002 4,6 % van de 967 000 ondernemers in Nederland van niet westerse alochtone origineVerdere groei van etnisch ondernemerschapVolgens de monitor etnisch ondernemerschap is in 2003 6,9 % van de 970 000 ondernemers in Nederland van niet westerse alochtone origine. Over 2004 zijn nog geen cijfers bekend.

Brondocument indicatoren A: Nationaal Actieplan Werkgelegenheid 2004 (SZW)

Brondocument indicatoren B: Monitor Etnisch Ondernemerschap 2004 (in opdracht van EZ)

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 200320042004 
Operationele doelstelling 6.4.5  
 
uitgaven284 662242 145233 5988 547
programma-uitgaven283 229240 416232 1628 254
waarvan:    
– bijdragen277 939234 0380234 038
– subsidies3571 37501 375
apparaatsuitgaven1 4331 7291 436293
 
ontvangsten1 9655 32305 323
 
verplichtingen 228 208231 191– 2 983

Financiële toelichting

Uitgaven

Bij suppletore wet is operationele doelstelling 6.4.5 «Toerusting van minderheden» verhoogd met onder andere het wetsvoorstel inburgering in het buitenland (circa € 0,9 miljoen) en ontvangen loon- en prijsbijstelling (€ 3,3 miljoen). Het wetsvoorstel inburgering in het buitenland strekt ertoe dat reguliere vreemdelingen die na aankomst in Nederland volgens de Wet inburgering nieuwkomers inburgeringsplichtig zijn, reeds voor hun komst naar Nederland met goed gevolg een basisexamen inburgering moeten hebben afgelegd. Het daartoe te ontwikkelen examen wordt in het buitenland afgenomen.

Op operationele doelstelling 6.4.5 worden onder andere verantwoord de bijdragen in het kader van onderwijs- en preventiebeleid. Bij de ontwerpbegroting was hiervoor € 21,0 miljoen geraamd. Een deel van deze gelden was gereserveerd om gemeenten te ondersteunen in het opzetten en uitvoeren van preventiebeleid. Achteraf bleken een aantal gemeenten hun oorspronkelijk aangekondigde plannen niet waar te kunnen maken. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een onderuitputting van€ 1,0 miljoen op operationele doelstelling 6.4.5.

Daarnaast is er een aantal desalderingen geweest, derhalve stegen zowel de uitgaven als de ontvangsten op operationele doelstelling 6.4.5. (zie ontvangsten)

Ontvangsten

Bij suppletore begroting is de ontvangsten van operationele doelstelling 6.4.5 verhoogd door een aantal desalderingen. De desaldering «Verrekening regeling oudkomers» van € 4,3 miljoen betreft de doorbetaling van ontvangen gelden in het kader van de tweede bijstellingsronde oudkomers. En desaldering front office, van de departementen die deelnemen aan de Front-office inburgering is een bedrag van € 730 000 ontvangen.

Operationele doelstelling 6.4.6

Toenadering tussen minderheden en autochtonen door het bereiken van wederzijdse communicatie en acceptatie van minderheden en autochtonen op basis van een minimale consensus over gemeenschappelijke waarden en normen.

Antiracisme

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Antidiscriminatiebureaus

De Stimuleringsregeling Antidiscriminatiebureau's (ADB's), die tot doel had te komen tot verbetering van het functioneren door professionalisering, is per 1 augustus 2004 afgerond. Door de ADB's zijn eindrapporten aangeleverd, waaruit blijkt wat de resultaten zijn. Voorts is er een evaluatie van de regeling uitgevoerd in hoeverre de regeling effectief is gebleken. De stimuleringsregeling heeft zeker een positief effect gehad betreffende de klachtenregistratie en behandeling, de samenwerking en de schaalvergroting. Echter de structurele inbedding van de ADB's in de lokale politiek blijft een zorgpunt.

Het Nationaal Actieprogramma Nederland/antiracisme (NAP NL/antiracisme)

Het NAP NL is eind 2003 gepubliceerd. De komende jaren zijn vooral gericht op de uitvoering van het NAP. Daarbij zijn verschillende partners betrokken. Met de Tweede Kamer is afgesproken dat er jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de implementatie.

Investering bestrijding discriminatie

In 2004 hebben, in overleg met het ministerie van Justitie, het Landelijk Bureau tegen Rassendiscriminatie (LBR) en de Landelijke Vereniging van antidiscriminatiebureaus en Meldpunten (LV ADB's) gewerkt aan een eenhuisconstructie. Dit komt voort uit de wens om de infrastructuur van de bestrijding van discriminatie beter te stroomlijnen, en de lokale ADB's professioneler te kunnen ondersteunen. Op een aantal punten na is de eenhuis-constructie een feit.

Europees voorzitterschap

De Europese Raad heeft op 5 november 2004 via het Haagse Programma, conclusies over «Integratie van onderdanen van derde landen aangenomen. Hiermee is een strategische visie neergelegd hoe integratie de komende jaren op Europees niveau moet worden ontwikkeld.

Een ministeriële conferentie over integratie heeft plaatsgevonden in Groningen (9–11 november 2004), met als hoofdthema's: inburgeringsprogramma's, jongeren met een migrantenachtergrond en het tegengaan van radicalisering. Het is voor het eerst dat ministers verantwoordelijk voor integratie bij elkaar zijn gekomen om over actuele problemen van gedachten te wisselen. De Europese Commissie heeft tijdens deze conferentie het eerste Europese handboek over integratie gepresenteerd. De conclusies van deze conferentie zijn positief ontvangen door de Raad van 2/3 december 2004.1

Er is een politiek Akkoord van de JBZ-Raad van 19 november 2004 op de door het Voorzitterschap voorgestelde 11 gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratiebeleid voor immigranten binnen de Europese Unie.

De Europese Raad van 16–17 december 2004 heeft voldoening uitgesproken over de vaststelling van de gemeenschappelijke basisbeginselen en geeft aan dat deze ontwikkeld moeten worden in het licht van gemeenschappelijke ervaringen. Daarbij kan een effectief integratiebeleid en de uitwisseling van best practices binnen de Unie bijdragen. Lof is uitgesproken over de integratieconferentie.

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Antidiscriminatiebureausbeoordelingscriteria voor een professioneel ADB, namelijk: registratie en monitoren;klachtbehandeling; laagdrempeligheid; samenwerking organisaties; vergroten verzorgingsgebied; beleidsadviseringDe ADB's zijn op 1 januari 2004 op ¾ van hun plan zijn (blijkt uit voortgangsrapportages) ADB's voldoen volledig aan de beoordelingscriteria voor een professioneel ADBAlle rapporten zijn beoordeeld volgens criteria, afsluitende beschikkingen zijn verzonden. Eindevaluatie is opgesteld.
B. NAP/NLvoortgang conform planninghet NAP met de bijbehorende planning van activiteiten ligt er uitvoering volgens de vastgestelde planningvoortgangsrapportage verschijnt binnenkort
C. Monitor racismeovereenkomst met het geselecteerde bureau het bureau dat het moet uitvoeren is geselecteerd uitvoering volgens de vastgestelde planningLoopt volgens schema, wordt gevolgd via rapportage en klankbord
D. Uitbouw van organisaties die belast zijn met de voorkoming en bestrijding van racisme, rassendiscriminatie,vreemdelingenhaat, vooroordelen en aanverwante intolerantieinhoudelijke eisen in de diverse formele stukken m.b.t. betrokken actorende situatie bij de start van het beleidde implementatie van het op te stellen plan van aanpakOp enkele punten na is een huisconstructie LV/LBR een feit

Gegevens afkomstig uit Brondocument:

Brondocument indicatoren A: verantwoordingsrapportages

Brondocument indicatoren B: voortgangsrapportage

Brondocument indicatoren C: rapportage

Brondocument indicatoren D: de formele stukken over de huisconstructie

Lokaal integratiebeleid

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Bij de voorbereiding van de GSB-convenanten met de steden is aangegeven dat alle steden in de periode 2005–2009 een lokale integratie-agenda hebben, danwel ontwikkelen. De stand van zaken is weergegeven in onderstaand overzicht van de prestatiegegevens. De ontwikkeling van de lokale integratiekaart heeft vertraging opgelopen omdat pas kon worden gestart toen de landelijke integratiekaart gereed was. Er is inmiddels een start gemaakt met de ontwikkeling van de lokale integratiekaart. Er is met verschillende gemeenten gesproken over de ontwikkeling van lokaal integratiebeleid. Daarnaast hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden over lokaal Integratiebeleid met gemeenten.

Gemeenten hebben steun kunnen vinden bij KIEM. Dit centrum beschikt over een databank met veel verschillende proven practices op het gebied van integratie. Tevens is een aanvang gemaakt met het servicecentrum Integratie dat gemeenten op uitvoeringsniveau ondersteuning kan bieden.

Integratie in wijken en buurten

Politieke afwegingen in het kabinet hebben er toe geleid dat de nota Integratie in wijken en buurten niet is uitgebracht. Dat betekent dat deze activiteit onverhoopt niet tot een afronding heeft kunnen komen.

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Lokaal integratiebeleidaantal gemeenten dat een lokale integratieagenda geformuleerd heeftsituatie bij de start van het beleid:– 0 steden hebben GSB-Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)– 13 steden hebben een Bestuurlijk geaccordeerde Integratienota.gemeenschappelijk plan van aanpak voor invulling lokale integratieagenda's is gereed– 29 steden hebben Lokale Integratieagenda geformuleerd in GSB-MOP.– 13 steden hebben bovendien een Bestuurlijk geaccordeerde Integratienota– 10 steden hebben toegezegd de Integratienota te gaan ontwikkelen, dan wel een verouderde nota te herzien.– 7 steden hebben nog niet een dergelijke toezegging gedaan.
B. Integratie in wijken en buurtenvoortgang in de uitvoering van de gebiedsgerichte aanpaksituatie bij de start van het beleid voortgang conform plan van aanpakPlan ingetrokken

Huisvesting vergunninghouders

In 2004 zijn volgens opgave van gemeenten 7 263 vergunninghouders gehuisvest. Dit betekent dat de halfjaarlijkse taakstellingen over 2004 voor 100% zijn gerealiseerd, maar ook dat de gemeenten er slechts gedeeltelijk in zijn geslaagd de achterstand in te lopen. De achterstand is per 1 januari 2005 verminderd tot 1 372 nog te realiseren huisvestingsplaatsen. Gemeenten en de eerstelijns toezichthouders (provincies en kaderwetgebieden) hebben als belangrijkste reden de stagnerende woningmarkt in de sociale huursector genoemd. Bovendien bestaat het aanbod van uit te plaatsen vergunninghouders voor het overgrote deel uit alleenstaanden, waarvoor passende woonruimte slechts in beperkte mate beschikbaar komt. Er is niet volledig voldaan aan de tijdens de bestuurlijke overleggen met de VNG, het IPO en de Kaderwetgebieden gemaakte afspraak dat er per 1 januari 2005 geen achterstand meer zou zijn. De minister van VROM heeft tijdens het begin december 2004 met de meest achterlopende toezichthouders gevoerde overleg aangegeven deze achterstanden onacceptabel te vinden. Afgesproken is dat de toezichthouders de hen ter beschikking staande wettelijke instrumenten zullen inzetten indien de achterlopende gemeenten hun achterstand niet op 1 juli 2005 volledig hebben weggewerkt.

Naar verhouding werden zeer veel reeds langdurig in de opvang verblijvende vergunninghouders uitgeplaatst. Het ambitieniveau van de doorlooptijd van gemiddeld zes maanden is niet gehaald. In de eerste helft van 2004 kon ruim 41% binnen deze termijn in een gemeente worden gehuisvest, terwijl dit percentage in de tweede helft van 2004 bijna 49 % bedroeg.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 200320042004 
Operationele doelstelling 6.4.6  
 
uitgaven21 52324 37316 9597 414
programma-uitgaven20 00922 61515 4987 117
waarvan:    
– bijdragen17 32519 574019 574
– subsidies1 8221 98601 986
apparaatsuitgaven1 5141 7581 461297
 
ontvangsten25466066
 
verplichtingen 32 70216 65916 043

Financiële toelichting

Uitgaven

Op het onderdeel Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf (VVTV) heeft zich een tegenvaller voorgedaan van € 8,0 mln. De reden hiervan is dat het uitstroompercentage achterblijft bij de prognose (10% in plaats van 18%), voornamelijk vanwege het moeizaam op gang komen van het terugkeerbeleid. Hierdoor is het kader verhoogd van operationele doelstelling 6.4.6 met € 8,0 mln.

Operationele doelstelling 6.4.7

Instellingen en voorzieningen zijn in gelijke mate toegankelijk (dat wil zeggen. staan in gelijke mate open en zijn in gelijke mate productief) voor minderheden en autochtonen.

Participatie

Hebben we bereikt wat we wilden bereikenZoals ook in de begroting 2004 was aangegeven is de basis voor de beleidsmatige participatie het in de Wet Overleg Minderhedenbeleid (WOM) verankerde Landelijk Overleg Minderheden (LOM). Er zijn in 2004, zoals voorgenomen, drie representativiteitstoetsen uitgevoerd (IOT, SMT en VON). In het LOM is een een strategische agenda overeengekomen die zorgdraagt voor een tijdelijke en structurele behandeling van integratie onderwerpen tussen de minister en de samenwerkingsverbanden.

Voor wat betreft bestuurlijke participatie werd gestreefd naar een duidelijke verbetering in de participatie van leden van minderheden in de besturen van instellingen op lokaal niveau. Dit is in beperkte mate gelukt, omdat de medewerking van de gemeenten tegenviel. In Dordrecht, Delft, Heerlen, Maastricht en Roosendaal zijn er projecten gestart om meer minderheden in besturen van instellingen geplaatst te krijgen.

De tijdelijke «Regeling subsidiëring zelforganisaties minderheden» ter bevordering van maatschappelijke participatie, is geëvalueerd. De minister voor VWS heeft besloten de regeling niet te verlengen.

Subsidies FORUM, VWN en VONEind 2003 is overeenstemming bereikt tussen de bewindspersonen van het ministerie van VWS en minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de overdracht van de subsidierelatie met FORUM, VWN en VON. In de loop van 2004 is het formele overdrachtsprotocol gesloten tussen het ministerie van VWS en het ministerie van Justitie. Met de organisaties zijn afspraken gemaakt over hun inzet op het terrein van integratiebeleid.

Prestatiegegevens

Beleidsmaatregelindicatorbasiswaarde 2004streefwaarde 2004Bereikt eind 2004
A. Beleidsmatige participatieuitvoering van de in overleg met de LOM- samenwerkingsverbanden opgestelde strategische agenda; en uitvoering van de representativiteitstoetsennadere uitwerking over de wijze waarop de Strategische Agenda en de representativiteitstoetsen tot stand kunnen komen zoals opgenomen in het rapport van Van de Buntop schema liggende uitvoering van de Strategische Agenda en representativiteitstoetsenUitvoering ligt op schema
B. Bestuurlijke participatievoortgang uitvoering meer leden uit minderheidsgroeperingen in besturener zijn nu meer leden uit minderheidsgroepen in twee sectoren, namelijk cultuur en vrijwilligerswerkduidelijke verbetering in 2004 van het aantal leden van minderheden bij besturen en raden van toezicht van woningcorporatiesVerbetering in beperkte mate bereikt: medewerking gemeenten viel tegen
C. Maatschappelijke participatiepolitieke besluitvorming over de continuering van de «Tijdelijke Stimuleringsregeling zelforganisaties minderheden»«Tijdelijke stimuleringsregeling zelforganisaties minderheden» die tot 1 januari 2004 van kracht isOp basis van. een evaluatie van deze regeling duidelijkheid geven of en in welke vorm deze regeling zal worden gecontinueerdDe minister voor VWS heeft besloten de regeling niette verlengen.

Gegevens afkomstig uit Brondocument:

Brondocument indicatoren A: Rep.toetsen vd Bunt

Brondocument indicatoren B: Eindverslag Atana

Brondocument indicatoren C: Evaluatierapport van de Regeling

Remigratiebeleid

Het voornemen was de Remigratiewet, conform het gestelde in het Hoofdlijnenakkoord, in 2004 in te trekken. Daartoe is een wetsvoorstel ingediend. Dit wetsvoorstel is in oktober 2004 ingetrokken, omdat voor intrekking van de Remigratiewet geen meerderheid was in de Tweede Kamer. Het gebruik van de wet liet in 2004 een stijgende lijn zien. Die toename is waarschijnlijk veroorzaakt door de onzekerheid bij de doelgroepen of de wet in de huidige vorm met de huidige faciliteiten blijft voortbestaan.

Prestatiegegevens

Het aantal gefaciliteerden, dat wil zeggen. het aantal personen dat recht heeft op voorzieningen inclusief personen van wie de remigratievoorziening wordt gekort door samenloop met andere uitkeringen.

Aantal uitkeringsgerechtigden200220032004*
Eenmalige reis- en vervoerkosten en kosten hervestiging130235320
Periodieke uitkering **7 5377 9028 590

* Dit betreft voorlopige cijfers. De jaarrekening van de SVB met de definitieve cijfers verschijnt op 1 juli 2005.

** Incl. remigratie-uitkeringen die (gedeeltelijk) worden weggekort.

Beleidsevaluatieonderzoek

In 2004 is de rapportagesystematiek over de voortgang van het integratieproces gewijzigd. De integratiemonitor en de beleidseffectenrapportage zijn vervangen door een jaarlijks uit te brengen wetenschappelijk jaarrapport integratie. Het wetenschappelijk jaarrapport integratie 2004 is opgesteld door het ISEO onder auspiciën van het SCP en behandelt in het bijzonder de positie van de nieuwe etnisch groepen. Voorts is verschenen de integratiekaart opgesteld door het WODC. Met dit instrument wordt het verloop van het integratieproces van de verschillende groepen gemeten. Ook is gepubliceerd het CBS rapport Allochtonen in Nederland 2004. De positie van allochtonen op verschillende thema's wordt hierin beschreven. Met ingang van 2005 zal de integratiekaart en het CBS rapportage Allochtonen in Nederland opgenomen in het wetenschappelijk jaarrapport integratie, dat bondig zal weergeven de stand van zaken met betrekking tot de integratie van de verschillende groepen in Nederland. Tevens is verschenen een rapportage «Moslim in Nederland», dat een beeld geeft van de beleving van de islam in Nederland.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 200320042004 
Operationele doelstelling 6.4.7  
 
uitgaven27 69936 63323 90612 727
programma-uitgaven27 20736 00323 38212 621
waarvan:    
– bijdragen24 97725 991025 991
– subsidies2 1879 5092 3007 209
apparaatsuitgaven492630524106
 
ontvangsten6 0233 1054542 651
 
verplichtingen 29 72223 9065 816

Financiële toelichting

Uitgaven

In het Hoofdlijnenakkoord was afgesproken dat de Remigratiewet zou worden ingetrokken. In de begroting 2004 van Justitie is hiervoor een structurele bezuiniging ingeboekt van € 11,4 miljoen in 2004 oplopend tot € 15,0 miljoen in 2008. In de ramingen en het oorspronkelijke wetsvoorstel over intrekking van de Remigratiewet was uitgegaan van intrekking van de Remigratiewet op 1 april 2004 met terugwerkende kracht tot 1 september 2003. Op aandringen van de Tweede Kamer is de terugwerkende kracht ongedaan gemaakt. Hierdoor hebben in 2004, 2005 en 2006 meer mensen dan oorspronkelijk verwacht een wettelijk recht op een uitkering. De hiermee verband houdende kosten bedragen € 5,1 miljoen in 2004 en zijn toegevoegd aan operationele doelstelling 6.4.7 «Toegankelijkheid voor instituties».

Als gevolg van het onderbrengen van het integratiebeleid bij Justitie (per 1 januari 2003) zijn met ingang van 1 januari 2004 een drietal subsidierelaties overgedragen van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) naar het ministerie van Justitie. Het betreft de ten eerste een bedrag van € 4,2 miljoen ten behoeve van de subsidie aan het instituut voor multiculturele ontwikkeling FORUM. Dit is een landelijk expertise- en supportcentrum op het gebied van het welzijnsbeleid ten aanzien van minderheden.

Ten tweede is € 1,1 miljoen overgedragen voor een subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland voor de specifieke inzet en maatschappelijke begeleiding van vrijwilligers bij minderheden. Tot slot is circa € 100 000 overgeheveld, zijnde een subsidie aan de Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON). VON initieert, organiseert, structureert en coördineert onderling overleg en samenwerking tussen zelforganisaties van vluchtelingen. Bovengenoemde bedragen komen ten gunste van operationele doelstelling 6.4.7 «Toegankelijkheid voor instituties».

Ontvangsten

In de Remigratiewet is vastgelegd dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) namens het Rijk de Remigratiewet uitvoert. Het Rijk bevoorschot daartoe jaarlijks de SVB op basis van de door de SVB aangeleverde ramingen. Uit de jaarstukken van de SVB over het jaar 2002 blijkt dat de uitgaven voor de remigratie-uitkering in 2002 € 2,5 miljoen lager waren dan onverwacht. Oorzaak hiervan was dat de uitgaven voor de lopende uitkeringen afnamen door demografische ontwikkelingen en samenloop met de een WAO-uitkering. Hierdoor is incidenteel € 2,5 miljoen ontvangen van de SVB. Vanaf 2003 heeft zich echter een zodanige stijging voorgedaan in het aantal vertrokken personen dat er geen incidentele ontvangsten bovenop de geraamde ontvangsten meer te verwachten zijn.

HOOFDSTUK 6 – NIET BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 7.1 Algemeen

Niet-beleidsdoelstelling 7.1 Algemeen

Een effectieve organisatie en bedrijfsvoering van het departement.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Niet-beleidsdoelstelling 7.1  
 
uitgaven153 978177 320163 553174 299135 57038 729
 
ontvangsten16 93616 97813 14411 8133 8118 002
 
verplichtingen175 129160 451149 030168 114135 57032 544

Toelichting

Niet-beleidsartikel 7.1 «Algemeen» bestaat voor een groot gedeelte uit apparaatuitgaven die niet direct toe te rekenen zijn aan één van de operationele doelstellingen op de Justitiebegroting. Het betreft voornamelijk stafdiensten die werkzaamheden verrichten ten behoeve van de Justitieorganisatie als geheel.

Onder dit niet-beleidsartikel staan tevens uitgaven voor extern geplaatsten, uitkeringen in het kader van onrechtmatige detentie en overige schadeloosstellingen en subsidie aan het Tolken- en Vertaalcentrum Nederland (TVCN) voor tolkdiensten op het terrein van andere departementen en overige Justitieonderdelen.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Niet-beleidsdoelstelling 7.1  
 
uitgaven153 978178 683163 553174 299135 57038 729
programma-uitgaven27 01710 5379 66910 46633 789– 23 323
waarvan:      
– subsidies8 76910 5109 54910 46610 411 55
apparaatsuitgaven126 961168 146153 884163 833101 78162 052
 
ontvangsten16 93617 01613 14411 8133 8118 002
 
verplichtingen175 129160 451148 982168 114135 57032 544

Financiële toelichting

Uitgaven

Ten behoeve van een herschikking van eerder opgelegde taakstellingen is bij 1e suppletore wet een verhoging aangebracht van circa € 18,0 miljoen. Daarnaast is € 7,0 miljoen betaald aan overlopende verplichtingen 2003, gefinancierd uit de eindejaarsmarge.

Voor diverse activiteiten zijn extra budgetten nodig gebleken, waaronder projecten in de vreemdelingenketen, (biometrie etcetera totaal € 5,7 miljoen), Shared Service Centre/HRM (€ 4,3 miljoen), de voorlichtingscampagnes «Nederland veilig» en «Identificatieplicht» (€ 2,3 miljoen). De huisvesting van Europol is bij het niet-beleidsartikel ondergebracht (€ 4,5 miljoen). Verder wordt het Centrum voor Loopbaanontwikkeling (CLO) onder de Justitiebegroting gebracht, waardoor de uitgaven met € 1,3 miljoen stijgen. Tenslotte is er circa € 1,8 miljoen meer uitgegeven aan WAO-betalingen. Voor de uitkering van schadeloosstellingen aan derden is circa € 6,0 miljoen minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd.

Ontvangsten

Er is circa € 5,0 miljoen extra ontvangen vanwege doorberekeningen van werkzaamheden aan Justitieonderdelen. Het Centrum voor Loopbaanontwikkeling (CLO) wordt ondergebracht binnen de Justiebegroting. Als gevolg hiervan worden de ontvangsten met € 1,5 miljoen verhoogd. De ontvangsten zijn € 1,0 miljoen lager dan geraamd, omdat het ministerie van Justitie er voor heeft gekozen zelf het WAO-risico te dragen. Van de RGD is een bedrag ontvangen voor teveel betaalde huren van circa € 0,7 miljoen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een bijdrage geleverd in de kosten conferenties in het kader van het EU-voorzitterschap van € 0,5 miljoen. Overige ontvangsten van € 1,4 miljoen hebben onder meer betrekking op terugontvangen gelden naar aanleiding van afrekeningen.

Niet-beleidsdoelstelling 7.2 Nominaal en onvoorzien

Nominaal en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Niet-beleidsdoelstelling 7.2  
 
uitgaven0000-2 8442 844
 
ontvangsten000000
 
verplichtingen0000– 2 8442 844

Niet-beleidsdoelstelling 7.3 Geheime uitgaven

Geheime uitgaven.

Budgettaire gevolgen van het beleidx € 1 000
 RealisatieBegrotingVerschil
 20012002200320042004 
Niet-beleidsdoelstelling 7.3  
 
uitgaven1 8919791 3882 4492002447
 
ontvangsten1805824024
 
verplichtingen1 9011 0071 3872 4422002440

HOOFDSTUK 7 – BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

A Mededeling over de bedrijfsvoering

Ministerie van Justitie

Verslagjaar 2004

De minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verklaren hierbij als volgt:

In het begrotingsjaar 2004 is, uitgaande van het normenkader financieel beheer en de overige bedrijfsvoeringsnormen, op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan de primaire- en ondersteunende processen en de hiermee samenhangende beheertaken bij het ministerie van Justitie.

Op basis van een risicoanalyse is een systematische afweging gemaakt inzake de in te zetten instrumenten van sturing en beheersing. Dit omvat mede het vaststellen van het van toepassing zijnde normenkader en de uitgangspunten voor opname van de relevante aandachtspunten in deze verklaring.

Een en ander heeft in het verslagjaar geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen. Daarbij is een aantal punten van aandacht naar voren gekomen ten aanzien waarvan verbeteracties zijn gestart. Bij het vermelden van de gesignaleerde onvolkomenheden worden, indien relevant, de punten uit het voorgaande begrotingsjaar nogmaals aangehaald. Cursief staat aangegeven waarom het punt gehandhaafd blijft.

• Het waarborgen van de rechtmatigheid en vergroten van de doelmatigheid met betrekking tot beheersing van de gerechtskosten; Dit punt is onvoldoende verbeterd en het zal in 2005 de nodige aandacht vergen wil deze onvolkomenheid worden weggenomen.

• Het verbeteren van het financieel beheer met betrekking tot de verplichtingenadministratie; De geconstateerde tekortkomingen zijn voor een deel weggenomen, de ontwikkeling zal in 2005 verder worden voortgezet.

• Risicomanagement verbeteren en inbedden in het sturingsmodel van Justitie; De borging van de samenhang tussen de bedrijfsvoerings- en beleidsrisico's, alsmede de ketengerelateerde risico's in het besturingsmodel van Justitie is nog onvoldoende gerealiseerd. In 2005 zal het instrument risicomanagement een vast onderdeel gaan worden van de reguliere sturing en controlehandelingen.

• De uitvoering van de overgedragen taken van de Vreemdelingendienst aan de IND worden nog onvoldoende ondersteund door geautomatiseerde systemen. Er is een crisisteam geformeerd voor de afhandeling van taken op korte termijn. Daarnaast is er ook een project gestart dat de structurele tekortkomingen in de systemen moet wegnemen.

De bovengenoemde punten verdienen de aandacht maar zijn niet zodanig dat deze een bedreiging vormen voor de goede uitvoering van justitietaken. Wij hebben er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen effect sorteren. De bedrijfsvoering van Justitie voldoet, met inachtneming van bovenstaande punten, aan de daaraan te stellen eisen.

De minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Toelichting mededeling bedrijfsvoering

Algemeen

Dit is het derde achtereenvolgende jaar dat een «mededeling over de bedrijfsvoering» wordt afgegeven bij de financiële verantwoording, onderdeel uitmakend van het departementaal jaarverslag.

In deze mededeling over de bedrijfsvoering wordt aangegeven of het van toepassing zijnde rijksbrede normenkader is nageleefd en de hiermee samenhangende risico's zijn onderkend en waar mogelijk afgedekt. Het is dus een uitspraak over de kwaliteit van de bedrijfsvoering, waarbij alleen wordt ingegaan op de uitzonderingen.

Reikwijdte

De mededeling over het begrotingsjaar 2004 is niet beperkt tot het financieel- en materieel beheer en de daarvoor bijgehouden administraties, maar heeft betrekking op de gehele bedrijfsvoering.

Totstandkoming

De mededeling over de bedrijfsvoering is tot stand gekomen op basis van de diverse deelverklaringen op directeursniveau die via de hiërarchische lijn DG-SG zijn geaggregeerd tot en met aan de ministers.

Dit houdt onder meer in dat een directeur bij zijn/haar deelverklaring aangeeft in welke mate hij voldoet aan het vigerende normenkader en welke risico's of tekortkomingen er zijn in relatie tot de bedrijfsvoering en de strekking van de accountantsverklaring. Hierbij worden ook de opmerkingen van de departementale auditdienst en de Algemene Rekenkamer betrokken en of de toezeggingen van de ministers zijn nagekomen.

Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de managementcyclus van sturen, uitvoeren, beoordelen en bijsturen sluitend is en er geen structurele belemmeringen zijn die een bedreiging vormen voor de goede uitvoering van de justitietaken.

B. Toezichtrelaties

Toezichtbeleid

Het toezichtbeleid bij Justitie is enerzijds gericht op de beleidsuitvoering en anderzijds op de bedrijfsvoering. De inspectietaken van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), voor de burgerluchtvaart en van het College van toezicht op de kansspelen, zijn in het jaarverslag opgenomen bij desbetreffende beleidsartikelen. De voorbereidingen voor de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt), die toezicht gaat houden op de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de drie reclasseringsorganisaties (3RO) zijn in 2004 afgerond.

Ten aanzien van het toezicht op de bedrijfsvoering bij Justitie, is er een gelaagdheid aangebracht door onderscheid te maken tussen eerstelijns- en tweedelijns toezicht. Het tweedelijns toezicht omvat het justitiebrede toezicht op het eerstelijns toezicht en de samenhang tussen sectoroverstijgende beleidsterreinen. Het tweedelijns toezicht is belegd bij DFEZ (Directie Financieel Economische Zaken) (financieel) en Departementale Audit Dienst (DAD) (niet-financieel, alsmede het metatoezicht op het systeem). Als extra borging van dit toezicht kan ten aanzien van de doeltreffendheid van het beleid gewezen worden op het WODC als coördinator van de beleids(evaluatie)onderzoeken en ten aanzien van de doelmatigheid de DAD als uitvoerder van bedrijfsvoeringsonderzoeken (audits). Deze taakverdeling van het tweedelijnstoezicht is opgenomen in de justitiespecifieke uitwerking van de regeling prestatiegegevens en evaluatieonderzoek.1 Door de relatie te leggen tussen de onderzoeken naar de doeltreffendheid van beleid (de juiste dingen doen) en de doelmatigheid van de beleidsuitvoering (de dingen goed doen) wil Justitie meer accent leggen op het sturen aan de voorkant van het beleidsproces dan op het toezicht houden aan de achterkant.

Toezichtarrangementen

In vervolg op het rijksbrede project «kaderstellende visie op toezicht», heeft Justitie besloten haar toezicht op ZBO's en RWT's verder te optimaliseren. Het doorvoeren van de VBTB-systematiek in de diverse toezichtarrangementen en het invoeren van het instrument risicomanagement nemen daarbij een belangrijke plaats in. In 2004 is het justitiebrede project Implementatie Toezicht uitgevoerd waarbij zowel de subsidieverstrekkende partij als de subsidieontvangende partij een risicoanalyse hebben uitgevoerd. Vervolgens zijn de uitkomsten besproken en zijn voor de belangrijkste risico's in de sturing- en toezichtrelatie maatregelen voorzien. Deze afspraken zijn vastgelegd in een toezichtarrangement. Op deze wijze is invulling gegeven aan het toezichtbeleid, daarbij is het ook proportioneel en door beide partijen opgesteld. Hierdoor is het begrip voor de wederzijdse belangen toegenomen en is de kans op problemen achteraf afgenomen. Het eindrapport bevat een overzicht per toezichtsarrangement inclusief resterende actiepunten en verbeterpunten. Deze verbeterpunten worden meegenomen in de reguliere planning & controlcyclus. In december 2004 is besloten het project uit te breiden met de stichtingen en adviesraden.

Toezicht op ZBO's en RWT's

De zelfstandige bestuursorganisaties (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) worden, wat hun prestaties en kostprijzen betreft, toegelicht bij de desbetreffende beleidsartikelen. Bij de Stichting Reclassering Nederland (SRN) is de rechtspositie gewijzigd. Tot 1 januari 2004 was de Stichting Reclassering Nederland erkend als de landelijke stichting die verantwoordelijk was voor de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden. De SRN was uit dien hoofde bevoegd om andere reclasseringsinstellingen als zodanig te erkennen en was (eind)verantwoordelijk voor hun werkzaamheden. De SRN had door de erkennings-bevoegdheid de status van een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Sinds 2004 worden de reclasseringsinstellingen door de minister van Justitie zelf erkend, waardoor het onderscheid tussen de stichting SRN en de (overige) reclasseringsinstellingen is komen te vervallen en de SRN de status van ZBO heeft verloren. Alle reclasseringsinstellingen hebben nu de status van RWT.

HOOFDSTUK 8 – RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Algemeen

Het jaar 2004 stond voor wat betreft de rechtspraak in het teken van het verwerken van de wederom toegenomen instroom. De realisatie van de productie is op totalen hoger uitgevallen dan de productie zoals die was overeengekomen met de minister van Justitie. De instroom was vijftien procent hoger dan in het voorafgaande jaar. De gerechten hebben deze hoge instroom vrijwel geheel vertaald in productie. Hieronder worden de prestaties van de Raad voor de rechtspraak kort weergegeven. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak.

Productie

De hogere productie dan de afspraak met de minister laat zich met name verklaren door de grote toestroom van zaken in de sectoren kanton, civiel en bestuur. De basishouding van gerechtsbesturen, rechters en medewerkers is gericht op het vermijden van hogere doorlooptijden en grotere werkvoorraden. In dit verband is illustratief dat de Arbeidsinspectie in zijn «Eindverslag Inspectieproject Rechterlijke Organisatie» opmerkt dat zowel werkgevers als werknemers het normaal vinden dat zij op vrije dagen overwerken en lange werkdagen hebben. Deze druk leidt op de korte termijn tot productiviteitsstijging maar op langere termijn raakt de Raad voor de rechtspraak hierdoor uit balans.

Financieel

De Raad voor de rechtspraak heeft ten opzichte van de budgettaire eindstand 2004 een onderuitputting van circa € 10,9 miljoen (ruim 1%) gerealiseerd. De onderbesteding heeft een complexe achtergrond van elkaar beïnvloedende factoren. Zo lag er een opdracht bij de gerechtsbesturen om plannen te maken voor de afbouw van de Vreemdelingenkamers. Tegelijkertijd moest de opbouw van de belastingkamers ter hand worden genomen. Tegen de achtergrond van de bescheiden groeiraming in de begroting 2004 hebben vele gerechtsbesturen pas op de plaats gemaakt met het aantrekken van personeel. Deze houding is versterkt door de strakke budgetdiscipline vanuit de Raad voor de rechtspraak: tekorten in 2004 «terugbetalen» in 2005. Hierdoor is de invulling van vacatures vertraagd. Daarnaast had de Raad voor de rechtspraak in 2004 een ambitieus ICT-programma. Enkele projecten hebben vertraging opgelopen in de voorbereiding waardoor de geplande uitgaven zijn doorgeschoven naar 2005. Tevens zijn in 2004 de kosten voor kortlopende WAO gevallen meegevallen.

Overig

In 2004 is de nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die de financiering van de rechtspraak regelt tot stand gekomen. Deze AMvB (het Besluit financiering rechtspraak 2005) bevat nieuwe regels voor de financiering van de rechtspraak en vervangt het Besluit financiering rechtspraak van 30 juli 2002. Vervanging was noodzakelijk in verband met de invoering van een baten-lasten stelsel per 1 januari 2005 dat een meer prestatiegerichte vorm van bekostiging van de rechtspraak mogelijk maakt. De voorbereidingen voor deze invoering heeft ook de nodige aandacht gekregen van zowel het bureau Raad als de gerechten. In het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal zal worden aangeboden, wordt hier nader op ingegaan.

Ten behoeve van de instelling van belastingrechtspraak in twee instanties is in het vorig jaar bij alle rechtbanken een sector belasting ingesteld.

Prestaties van de rechtspraak

1. Budgettair kader rechtspraak

Budget Raad voor de rechtspraak(x € 1000)
 MiljoenennotaEindstand budget Realisatie Verschil realisatie t.o.v. eindstand
 2004200420042004
Gerechtskosten6 9349 0788 698380
Werklastbudget (incl. niet-lamicie zaken)737 995753 529742 96610 563
Totaal744 929762 607751 66410 943
Mutaties budget Raad voor de rechtspraak(x € 1000)
Stand Miljoenennota744 929
Diverse mutaties, waaronder loon- en prijsbijstelling en extra capaciteitsmiddelen25 173
Stand Voorjaarsnota 2004/Ontwerpbegroting 2005770 102
Diverse mutaties, waaronder verhoging gerechtskostenbudget, reservering eigen vermogen 2005, CAO-afspraken te betalen in 2005– 7 679
Stand Najaarsnota 2004762 423
Diverse slotwetmutaties (excl. realisatiemutatie), waaronder bijdrage VWS t.b.v. medisch tuchtcollege184
Budgettaire stand 2004762 607

2. Productie rechtspraak

Productie aantallen
 Afspraak Minister*RealisatieRealisatie vs afspraak
Rechtbank Civiel**230 474250 833109%
Rechtbank Bestuur46 10148 135104%
Rechtbank Straf254 065234 52392%
Rechtbank Kanton875 5221 012 807116%
Rechtbank VK78 42587 724112%
Rechtbank Belasting000
Totaal Rechtbanken1 484 5871 634 022110%
 
Hof Civiel11 51412 285107%
Hof Straf38 79436 97195%
Hof Belasting17 13617 922102%
Totaal Hoven67 44467 178100%
 
CRvB6 9687 212104%
Totalen Rechtbank, Hoven en CRvB1 558 9991 708 412110%

* Afspraak zoals opgenomen in de begroting 2005 inclusief 2,5% doelmatigheid.

** Bij de sector Civiel van de rechtbanken zijn de zogenaamde akten en verklaringen niet meer in de productie opgenomen. Hiermee is aansluiting gezocht wijze van rapporteren die de invoering van het baten- en lastenstelsel met ingang van 1 januari 2005 met zich mee brengt.

Toelichting

De rechtspraak heeft in 2004 10% meer productie (in aantal) gerealiseerd. Vrijwel alle sectoren bij de rechtbanken kenden een hogere gerealiseerde productie dan overeengekomen is in de afspraak tussen de Raad voor de rechtspraak en de minister van Justitie. Met name de sector Kanton kende een forse stijging van zowel de instroom als de uitstroom van zaken. Bij de rechtbanken is de gerealiseerde productie van de sector Straf achtergebleven bij de bestuursafspraken. De oorzaken voor deze lagere productie zijn divers. Bij enkele gerechten leek bij het Openbaar Mininisterie onvoldoende capaciteit om het aantal afgesproken zaken aan te leveren. Bij enkele andere gerechten is de afspraak gebaseerd op onjuiste aannames, waardoor de afspraak te hoog uitviel.

3. Doorlooptijden

Zaakstype (gebaseerd op Lamicie)    
 RealisatieBegrotingVerschil
Rechtbank sector kanton    
Handelszaak op tegenspraak58776611
Handelszaak zonder verweer (verstek)111013– 3
Familiezaak272527– 2
Voorlopige voorzieningen282930– 1
Strafzaak bij kanton (overtreding)56604317
     
Rechtbank sector civiel    
Handelszaak- arbeidszaak met verweer/beschikking38941032387
Handelszaak zonder verweer (verstek)413441– 7
Beschikking op verzoekschrift (met name insolventie)51574512
Faillissement* Niet beschikbaar
Scheidingszaak11111710413
Beschikking op verzoekschrift aan de kinderrechter3536351
Overige familiezaak (b.v. adoptie)1561561488
Kortgeding4949490
     
Rechtbank sector straf    
Strafzaak (meervoudig behandeld=MK)138102124– 22
Uitwerken vonnis strafzaak voor hoger beroep (MK)1091161142
Politierechterzaak (incl. economische)514257– 13
Strafzaak bij de kinderrechter (enkelvoudig)624371– 28
     
Rechtbank sector bestuur    
Bestuurszaak346330373– 43
Voorlopige voorziening bij een bestuurszaak4545450
Vreemdelingenzaak469435
     
Gerechtshof    
Handel521511 
Familie (excl. Bopz en kinderrechter)230210 
Belastingzaak511508527– 19
Strafzaak** (enkelvoudig of meervoudig behandeld) Niet beschikbaar
Uitwerken arrest voor cassatie Niet beschikbaar
     
College van Beroep voor het Bedrijfsleven    
Bestuurszaak494417
Voorlopige voorziening3677
     
Centrale Raad van Beroep    
Bestuurszaak713709
Voorlopige voorziening4647

* Het verkrijgen van doorlooptijden van faillissementszaken bij de rechtbanken zal met de introductie van REIS worden gerealiseerd (zie paragraaf 4.2).

** Met de introductie van NIAS bij de hoven zal de Raad voor de rechtspraak in 2005 beschikken over de doorlooptijden van strafzaken bij de gerechtshoven.

DEEL C

HOOFDSTUK 9 – VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Justitie (VI)€ 1 000
  (1)(2)(3) = (2) – (1)
ArtikelOmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
 TOTAAL5 031 0755 034 464958 0035 469 8065 543 198979 376438 731508 73421 373
           
 Totaal beleidsartikelen4 896 3474 899 736954 1925 299 2505 366 450967 539402 903466 71413 347
           
1.1.Strategie10 66811 3509111 29912 101806631751715
           
2.1.Regelgeving7 9727 97208 1048 178185132206185
2.2.Wetgevingskwaliteitsbeleid6 5596 55904 7026 9598421 857400842
           
3.1.Criminaliteitspreventie33 73633 73614 03020 88119 90411 930– 12 855– 13 832– 2 100
3.2.Slachtofferzorg21 32821 328026 73325 0062465 4053 678246
3.3.Rechtshandhaving561 324561 32419 387611 591602 19039 07850 26740 86619 691
3.4.Jeugdbescherming387 177387 1779 500417 696409 76819 91830 51922 59110 418
           
4.1.Rechtspleging794 301794 301150 512793 464777 661164 468– 837– 16 64013 956
4.2.Rechtsbijstand370 577370 5774 129398 608378 3544 50928 0317 777380
4.3.Schuldsaneringnatuurlijke personen11 14311 143017 37915 47126 2364 3282
4.4.Juridische dienstverlening9 9009 900017 47312 544577 5732 64457
           
5.1.Tenuitvoerlegging strafrechterlijke sancties1 524 1951 524 195451 559 1511 551 5284 99434 95627 3334 949
5.2.Boeten en transacties52 91952 919561 03471 50368 924612 87118 58416 00551 837
           
6.1.Toelating asiel en regulier221 685221 6850254 163254 0586532 47832 37365
6.2.Asielopvang454 514454 514195 010618 224746 68798 513163 710292 173– 96 497
6.3.Toezicht en terugkeer vreemdelingen156 593156 5930177 647173 96656121 05417 373561
6.4Integratieminderheden271 756274 463454290 632303 1518 49418 87628 6888 040
           
7Totaal niet-beleidsartikelen134 728134 7283 811170 556176 74811 83735 82842 0208 026
           
7.1.Algemeen135 570135 5703 811168 114174 29911 81332 54438 7298 002
7.2.Nominaal en onvoorzien– 2 844– 2 84400002 8442 8440
7.3.Geheime uitgaven2002200202 4422 4492444044724

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

Mij bekend,

De minister van Justitie,

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

HOOFDSTUK 10 – DEPARTEMENTALE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2004 van het ministerie van Justitie (bedragen in euro's)
Debetzijde van de balans20042003
Uitgaven ten laste van de begroting5 543 174 998,285 653 576 431,71
Liquide middelen1 185 718,07667 011,24
Uitgaven buiten begrotingsverband982 512,686 515 874,65
Openstaande rechten0,000,00
Extra-comptabele vorderingen417 348 354,48337 995 545,87
Tegenrekening extra-comptabele schulden0,000,00
Voorschotten3 587 060 291,323 855 059 083,84
Tegenrekening garantieverplichtingen3 162 701,000,00
Tegenrekening openstaande verplichtingen2 403 489 665,132 487 804 475,00
Deelnemingen0,000,00
Totaal11 956 404 240,9612 341 618 422,31
Creditzijde van de balans20042003
Ontvangsten ten gunste van de begroting979 397 117,231 002 902 994,97
Rekening-courant RHB4 397 898 168,484 494 496 671,59
Ontvangsten buiten begrotingsverband168 047 943,32163 359 651,04
Tegenrekening openstaande rechten0,000,00
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen417 348 354,48337 995 545,87
Extra-comptabele schulden0,000,00
Tegenrekening voorschotten3 587 060 291,323 855 059 083,84
Garantieverplichtingen3 162 701,000,00
Openstaande verplichtingen2 403 489 665,132 487 804 475,00
Tegenrekening deelnemingen0,000,00
Totaal11 956 404 240,9612 341 618 422,31

De Minister van Justitie,namens de minister,de directeur van de Directie Financieel-Economische Zaken,

M. C. J. Groothuizen

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2004 van het ministerie van Justitie

Onderstaand wordt een toelichting verstrekt op de posten die zijn opgenomen in de saldibalans per 31 december 2004. Met ingang van de slotwet 2002 wordt de verantwoording van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten separaat aangeleverd. Deze separate aanlevering vloeit voort uit de invoering van de Wet op de Rechtelijke Organisatie. De feitelijke splitsing van de arrondissementale financiële administratie heeft in de loop van 2004 plaatsgevonden. Uit de Justitiesaldibalans zijn de posten geëlimineerd op basis van de financiële verantwoording van de Raad voor de rechtspraak. Met ingang van het begrotingsjaar 2004 is het NFI als agentschap gaan administreren overeenkomstig met het Baten en Lastenstelsel.

Alle bedragen zijn weergegeven in euro's, tenzij anders vermeld.

Debetzijde van de saldibalans

Uitgaven ten laste van de begroting

De post uitgaven ten laste van de begroting geeft per jaar de volgende stand:

 20042003
Uitgaven ten laste van de begroting 20030,005 653 576.431,71
Uitgaven ten laste van de begroting 20045 543 174.998,280,00

De post «uitgaven ten laste van de begroting 2004» geeft het totaal weer van de in het jaar verantwoorde begrotingsuitgaven. Volledigheidshalve wordt verwezen naar de financiële toelichting op de (niet)beleidsartikelen waarin deze uitgaven nader worden toegelicht.

Onder het hoofd «uitgaven ten laste van de begroting 2003» is het totaalbedrag opgenomen van de begrotingsuitgaven over het begrotingsjaar 2003. De afrekening in 2004 heeft plaatsgevonden op initiatief van het ministerie van Financiën, nadat de Slotwet over het begrotingsjaar 2003 door de Staten-Generaal was goedgekeurd.

Liquide middelen

De liquide middelen worden als volgt gespecificeerd:

 20042003
Kas260 265,48292 586,83
Postbank916 532,37353 196,54
Bank8 920,2221 227,87
Saldo liquide middelen1 185 718,07667 011,24

De saldi op de Bank en de Postbank worden veroorzaakt door de buitenlandse bankrekeningen die door het CJIB voor incasso-activiteiten worden aangehouden en die niet opgenomen zijn in de dagelijkse saldoregulatie.

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

De uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) worden als volgt gespecificeerd:

 20042003
Vorderingen buiten begrotingsverband0,003 394 752,49
Door te belasten uitgaven767 126,402 500 809,99
Salarisvoorschotten112 149,91291 211,35
Gedeponeerde geldsommen72 419,870,00
Nog te verantwoorden salarisjournaal30 816,50329 100,82
Saldo uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)982 512,686 515 874,65

Vorderingen buiten begrotingsverband ministerie

Met ingang van het begrotingsjaar 2004 zijn de salarisvorderingen op (ex)personeelsleden binnen begrotingsverband verantwoord. De wijziging van de bestendigde gedragslijn heeft plaatsgevonden op verzoek van de auditdienst op basis van «de aanwijzingsregeling boekingen buiten begrotingsverband 2004».

Door te belasten uitgaven

Het saldo van deze post wordt voornamelijk gevormd door projecten die door het ministerie van Justitie worden uitgevoerd en waarbij de uitgaven en ontvangsten niet binnen hetzelfde jaar worden verantwoord doordat achteraf op declaratiebasis de projectafrekening plaatsvindt.

Salarisvoorschotten

Op deze rekening worden de salarisvoorschotten verantwoord die door de decentrale diensten zijn verstrekt na goedkeuring van de salarisadministratie. Het verstrekte voorschot wordt vervolgens op het salaris van de medewerker ingehouden.

Extra-comptabele vorderingen

 20042003
Vorderingen binnen begrotingsverband417 348 354,48337 995 545,87

Een onderscheid naar Justitie-organisatie geeft het volgende beeld:

Justitiebrede vorderingen2 823 574,90
Bestuursdepartement6 785 346,20
Directie Bestuurszaken2 206 898,96
Jeugdbescherming en Reclassering49 467,07
Rechtspleging13 719 256,83
CJIB391 763 810,52
  
Naar aard kunnen de vorderingen als volgt worden ingedeeld: 
Salarisvorderingen op ex-personeel2 823 574,90
Ministeries2 813 033,32
Semi-overheden/gesubsidieerde instellingen1 891 845,18
Leges notarissen1 169 330,61
Voorlopig buiten invordering gestelde vorderingen2 761 104,57
Eénmalige debiteuren7 076 756,87
Advocaten rechtspraak4 003 182,83
Strafrechtelijke boetes (STRABIS)129 154 089,00
Sancties (wet Mulder)167 235 072,00
Vorderingen opgelegde ontnemingsmaatregelen95 374 648,91
Derden3 045 716,29

Het inningspercentage van de strafrechtelijke boetes bedraagt 60,6% en voor Sancties 95,0%. Het betreft hier het percentage van de zaken die binnen één jaar zijn geïnd cq afgedaan.

Opbouw van de vorderingen (* € 1mln) gerangschikt naar ouderdom is als volgt:
Jaar waarin de vordering is ontstaanBedrag
<20014,4
20016,2
200235,0
2003101,6
2004270,1
Totaal417,3
Omzetgegevens debiteuren over het jaar 2004
 aantalbedrag (€ 1 mln)
Stand per 1 januari 20044 159 457341,4
Bij: opgeboekte vorderingen10 897 8031 045,9
Sub15 057 2601 387,3
Af: betaalde vorderingen10 358 935773,9
Af: correcties667 886236,1
Stand per 31 december 20044 303 439417,3

Voorschotten

De post voorschotten wordt als volgt gespecificeerd:

 20042003
Voorschotten gesubsidieerde instellingen3 449 265 133,523 700 893 434,48
Incidentele reisvoorschotten169 143,41303 300,73
Doorlopende reisvoorschotten17 818,01117 987,33
Kasvoorschothouders55 309,1335 160,06
Voorschotten PC-privé113 985,92708 598,76
Overige voorschotten137 438 901,33153 000 602,48
Saldo voorschotten3 587 060 291,323 855 059 083,84

Het totaalbedrag van de in 2004 afgerekende voorschotten bedraagt € 3 311,6 miljoen, waarvan het voor € 3 215,3 miljoen subsidies betrof.

Opbouw van de voorschotten (* € 1 mln) gerangschikt naar ouderdom is als volgt:
JaarSubsidiesOverige voorschotten
<200114,426,7
20013,121,1
2002118,228,4
2003624,232,4
20042 689,329,3
Totaal3 449,2137,8

In overeenstemming met met de subsidievoorschriften dienen de gesubsidieerde instellingen binnen dertien weken na afloop van het boekjaar een door een registeraccountant gecertificeerde jaarrekening bij het ministerie van Justitie in te dienen. Na controle en akkoordbevinding van de stukken wordt de subsidie definitief vastgesteld en vindt de verrekening met de verstrekte voorschotten plaats. Indien in afwijking van de wens van een gesubsidieerde instelling een of meerdere posten uit de jaarrekening niet subsidiabel worden verklaard, vindt overleg met betrokkenen plaats, alvorens tot vaststelling van de exploitatiesubsidie wordt overgegaan. Bij de overige voorschotten bestaat het saldo voornamelijk uit betalingen waarbij de bijbehorende prestatie op het moment van de betaling nog niet is verricht.

Tegenrekening openstaande verplichtingen

 20042003
Tegenrekening openstaande verplichtingen2 406 652 366,132 487 804 475,00

De tegenrekening openstaande verplichtingen maakt onderdeel uit van de obligoboeking openstaande verplichtingen.

Creditzijde van de saldibalans

Ontvangsten ten gunste van de begroting

De post ontvangsten ten gunste van de begroting geeft per jaar de volgende stand:

 20042003
Ontvangsten ten gunste van de begroting 20030,001 002 902 994,97
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2004979 397 117,230,00

De post «ontvangsten ten gunste van de begroting 2004» geeft het totaal weer van de in het jaar verantwoorde begrotingsontvangsten. Volledigheidshalve wordt verwezen naar de financiële toelichting op de (niet)beleidsartikelen waarin deze ontvangsten nader worden toegelicht.

Rekening-courant RHB

De post rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding geeft de volgende stand:

 20042003
Rekening-courant RHB4 397 898 168,484 494 496 671,59

Het saldo van deze post geeft de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weer. Het saldo sluit aan met het Rekening-courant overzicht van de Afdeling Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën.

Ontvangsten buiten begrotingsverband

De post ontvangsten buiten begrotingsverband wordt als volgt gespecificeerd:

 20042003
RC-kasbeheerders6 819 333,505 268 017,87
Vooruit ontvangen bedragen21 064 068,7525 333 705,13
Af te dragen inhoudingen44 592 921,7744 943 722,34
Nog te betalen premies112 205,3636 532,08
Te verrekenen BTW5 932,4711 474,25
Tussenrekening liquide middelen274 860,642 243 725,66
Af te wikkelen proceskosten2 101 035,541 898 701,42
Af te wikkelen OM32 520 083,0729 432 664,66
Conservatoir IBG60 557 502,2254 191 107,63
Saldo ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)168 047 943,32163 359 651,04

RC-kasbeheerders

Met de onder het ministerie ressorterende kasbeheerders wordt een Rekening-Courantverhouding aangehouden. Het saldo wordt normaliter veroorzaakt door een tijdsverschil tussen het boeken in de concernadministratie en de decentrale financiële administratie. Doordat dit jaar door de Raad voor de rechtspraak een separate verantwoording wordt aangeleverd, zijn de posten die hierop betrekking hebben uit de saldibalans geëlimineerd. Om die reden bedraagt het Rekening-courant saldo met de Raad voor de rechtspraak € 6,8 miljoen credit.

Vooruit ontvangen bedragen

Het saldo van deze rekening bestaat voornamelijk uit sociale lasten over de maand december die bij de agentschappen in rekening zijn gebracht. Deze bedragen zijn in januari 2005 aan de diverse instanties afgedragen. Daarnaast wordt het creditsaldo opgenomen van de projecten die door het ministerie van Justitie worden uitgevoerd en waarbij de uitgaven en ontvangsten niet in hetzelfde jaar worden verantwoord.

Af te dragen inhoudingen

Op de rekening af te dragen inhoudingen is met name de loonheffing verantwoord, die in de maand december 2004 op de ambtenarensalarissen is ingehouden. In de maand januari 2005 is deze post aan de belastingdienst afgedragen.

Tussenrekening liquide middelen

Op deze rekening worden met name de ontvangsten tijdelijk verantwoord, waarbij er op het moment van ontvangst nog geen zekerheid bestaat over de bestemming van het geld.

Af te wikkelen proceskosten

Deze rekening geeft het saldo weer van de proceskosten die nog met partijen moet worden afgerekend.

Af te wikkelen OM

Bedragen die in het kader van het «vrijlaten op borgtocht» van een verdachte zijn ontvangen, worden op deze rekening verantwoord. Daarnaast wordt deze rekening gecrediteerd voor de gelden die in beslag genomen zijn. De uiteindelijke bestemming van de gelden kan worden bepaald door een uitspraak van de rechter in de desbetreffende zaak of door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke beslissing kan leiden tot geheel of gedeeltelijke teruggave of verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.

Conservatoir In Beslaggenomen Gelden

Het creditsaldo op deze rekening wordt gevormd door de gelden waarop in het kader van ontnemingsmaatregelen conservatoir beslag is gelegd.

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

De post tegenrekening extra-comptabele vorderingen wordt als volgt gespecificeerd:

 20042003
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen417 348 354,48337 995 545,87

De tegenrekening extra-comptabele vorderingen maakt onderdeel uit van de obligoboeking van de extra-comptabele vorderingen.

Tegenrekening voorschotten

De tegenrekening voorschotten maakt onderdeel uit van de obligoboeking van de openstaande voorschotten:

 20042003
Tegenrekening voorschotten3 587 060 291,323 855 059 083,84

Openstaande verplichtingen

De rekening openstaande verplichtingen geeft de volgende stand:

 20042003
Openstaande verplichtingen2 406 652 366,132 487 804 475,00
Staat van de openstaande verplichtingen per 31 december 2004 x € 1000,00
Openstaande verplichtingen per 1 januari 2004 2 487 804
Correctie NFI– 7 757 
Aangegane verplichtingen in het begrotingsjaar 20045 469 780 
Tot betaling gekomen in het begrotingsjaar 2004– 5 543 175 
Openstaande verplichtingen per 31 december 2004 2 406 652

De correctie NFI is het gevolg van het feit dat het NFI met ingang van 1 januari 2004 is gaan administreren op basis van het Baten en Lasten stelsel. De overlopende verplichtingen uit 2003 dienen daarom te worden gecorrigeerd in 2004.

Een opgave per begrotingsartikel van de stand per 31 december 2004 van het deel van de aangegane verplichtingen dat nog niet tot uitgaven heeft geleid (bedragen op duizenden euro's naar boven afgerond), geeft het volgende beeld:

Artikelnr.Omschrijvingx € 1 000
0101Strategie6 078
0201Wetgeving112
0202Wetgevingskwaliteitbeleid1 756
0301Criminaliteitspreventie6 764
0302Slachtofferzorg10 137
0303Rechtshandhaving40 395
0304Jeugdbescherming290 978
0401Rechtspleging761 669
0402Rechtsbijstand359 751
0403Schuldsanering natuurlijke personen12 780
0404Juridische dienstverlening8 935
0501Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties135 889
0502Innen van opgelegde financiële straffen2 579
0601Toelating asiel en regulier143
0602Opvang vreemdelingen500 800
0603Tegengaan illegaal verblijf9 345
0604Intergratieminderheden220 020
0701Niet-beleidartikel Algemeen35 342
0703Niet-beleidsartikel Geheime uitgaven16
   
 totaal aangegane verplichtingen, die nog niet tot uitgaven hebben geleid2 403 489
   
0301garantieverplichting voor procesrisico's van faillissementscuratoren3 163
   
 totaal overlopende verplichtingen2 406 652

HOOFDSTUK 11 – BATEN-LASTENDIENSTEN

11.0 Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Justitie (VI)

x € 1 000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgesteld begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
01Immigratie en Naturalisatiedienst   
     
 Totale baten324 488323 475– 1 013
 Totale lasten324 488325 057569
 Saldo van baten en lasten0– 1 582– 1 582
     
 Totale kapitaalontvangsten12 5001 045– 11 455
 Totale kapitaaluitgaven– 22 720– 12 29710 423
     
02Dienst Justitiële Inrichtingen   
     
 Totale baten1 657 5071 740 00682 499
 Totale lasten1 657 5071 756 65499 147
 Saldo van baten en lasten0– 16 648– 16 648
     
 Totale kapitaalontvangsten60 00015 875– 44 125
 Totale kapitaaluitgaven– 94 224– 112 234– 18 010
     
03Centraal Justitieel Incassobureau   
 Totale baten53 17471 39818 224
 Totale lasten53 17472 43319 259
 Saldo van baten en lasten0– 1 035– 1 035
     
 Totale kapitaalontvangsten8 3006 300– 2000
 Totale kapitaaluitgaven– 9 316– 10 263– 947
     
04Studiecentrum Rechtspleging   
     
 Totale baten21 10226 1675 065
 Totale lasten21 10224 6333 531
 Saldo van baten en lasten01 5341 534
     
 Totale kapitaalontvangsten000
 Totale kapitaaluitgaven– 252– 21339
     
05Nederlands Forensisch Instituut   
     
 Totale baten41 97143 6171 646
 Totale lasten41 97143 1471 176
 Saldo van baten en lasten0470470
     
 Totale kapitaalontvangsten23 20525 4832 278
 Totale kapitaaluitgaven– 26 975– 27 606– 631

Mij bekend,

De Minister van Justitie,

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

11.1 IMMIGRATIE EN NATURALISATIEDIENST(IND)

Toelichting exploitatie 2004

De opbrengsten derden, grotendeels bestaande uit legesopbrengsten, zijn gedaald ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting als gevolg van het feit dat de werkelijke aanvragen lager zijn dan begroot alsmede ten gevolge van een verschuiving van het aantal aanvragen met het hoge tarief naar aanvragen met het lage tarief.

De stijging van de personele kosten ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting wordt veroorzaakt door de loonbijstelling 2004 van € 2 miljoen alsmede door de extra inhuur van externen voor € 6 miljoen. Deze zijn voornamelijk ingehuurd voor het inlopen van de achterstanden bij het proces regulier alsmede het verbeteren van de bereikbaarheid van de IND.

De materiele kosten zijn met € 13 miljoen gedaald ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De navolgende (grote) oorzaken zijn hiervoor te benoemen:

• Door de lagere instroom asiel zijn de tolkenkosten met € 4 miljoen gedaald en zijn de opvangkosten van de aanmeldcentra met € 3 miljoen gedaald;

• Als gevolg van minder verwijderingen en een lagere prijs per charter dan begroot, zijn de verwijderingkosten met € 3 miljoen gedaald;

• Door de overstap naar een nieuwe technisch beheerder zijn de automatiseringskosten met € 3 miljoen gedaald.

Het negatieve saldo van baten en lasten bedraagt € 1,5 miljoen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de niet begrote dotatie aan de voorziening FPU-plus. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. Hiermee wordt beoogd een matching te bewerkstelligen tussen de door het FPU-arrangement ontstane vacatureruimte en de herplaatsing van andere medewerkers. De medewerkers die in aanmerking komen voor het FPU-plus arrangement ontvangen gedurende een periode van maximaal acht jaar een aanvulling op de reguliere FPU-uitkering. In 2004 is aan 70 medewerkers een FPU-plus arrangement aangeboden. De totale kosten hiervan worden geraamd op € 8 miljoen.

Op grond van de richtlijnen is voor het volledige bedrag een voorziening gevormd ten laste van het resultaat 2004. Bij de bepaling van de voorziening is rekening gehouden met doorlopende bezoldigingscomponenten en de uitvoeringskosten van de regeling. Geabstraheerd is van het verdisconteren van sterftekansen in de berekening. De voorziening zal jaarlijks worden herzien op basis van het gewogen gemiddelde van de contractloonstijging van alle «overheids» sectoren, voor zover het ABP-fonds (conform besluitvorming ABP-bestuur) dat toelaat.

Balans per 31 december 2004x € 1 000
OmschrijvingBalans 2004Balans 2003
Activa  
Immateriële activa
Materiële activa16 41525 283
* grond en gebouwen3 7395 345
* installaties en inventarissen5 4798 379
* overige materiële vaste activa7 19711 559
Voorraden1 3901 573
Debiteuren4 2407 375
Nog te ontvangen15 70717 847
Liquide middelen19 6745 173
Totaal activa57 42657 251
   
Passiva  
Eigen Vermogen1 5693 151
* exploitatiereserve3 151
* verplichte reserves
* onverdeeld resultaat– 1 5823 151
Leningen bij het MvF16 88425 806
Voorzieningen8 035
Crediteuren9 4987 948
Vooruitontvangen project gelden3 000
Nog te betalen18 44020 346
Totaal passiva57 42657 251
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement245 588277 78832 200
Opbrengst overige departementen28 000– 28 000
Opbrengsten derden50 70045 496– 5 204
Rentebaten200191– 9
Buitengewone baten
Exploitatiebijdrage
Totaal baten324 488323 475– 1 013
    
Lasten   
Apparaatskosten309 820304 897– 4 923
* personele kosten168 052175 9007 848
* materiële kosten141 768128 997– 12 771
Rentelasten9219276
Afschrijvingskosten13 74711 198– 2 549
* materieel13 74711 198– 2 549
* immaterieel8 0358 035
    
Dotaties voorzieningen8 0358 035
Buitengewone lasten
Totaal lasten324 488325 057569
Saldo baten en lasten0– 1 582– 1 582
Kasstroomoverzicht 2004x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening courant RHB 1 januari 20047 1075 445– 1 662
    
2 Totaal operationele kasstroom13 74726 47612 729
    
3a totaal investeringen– 12 500– 3 3759 125
3b totaal boekwaarden desinvesteringen1 0451 045
3 Totaal investeringskasstroom– 12 500– 2 33010 170
    
4a eenmalige uitkering aan Moederdepartement
4b eenmalige storting door Moederdepartement
4c aflossingen op leningen– 10 220– 8 9221 298
4d beroep op leenfaciliteit12 500– 12 500
4 Totaal financieringskasstroom2 280– 8 922– 11 202
    
5 Rekening courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)10 63420 66910 035

11.2 DIENST JUSTITIELE INRICHTINGEN (DJI)

Toelichting exploitatie 2004

De bijdrage 2004 van het moederdepartement is gedurende het jaar met € 35 miljoen bijgesteld in verband met beleidsintensiveringen (€ 11,3 miljoen), loon- en prijsbijstelling (€ 34,3 miljoen), taakstellingen (€ 2,1 miljoen) en (inter)departementale boekingen/technische correcties (€ – 8,5 miljoen).

Voorts is de stand van de vooruitontvangen (project)bijdragen in de balans per ultimo 2004 € 11,9 miljoen lager dan per ultimo 2003. Dit bedrag is als opbrengst moederdepartement verantwoord in 2004 ter financiering van de betreffende (project)kosten.

Per saldo is de gerealiseerde bijdrage moederdepartement hierdoor € 46,9 miljoen hoger dan de stand in de oorspronkelijke begroting. De gerealiseerde opbrengsten van derden zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting € 24,6 miljoen hoger uitgekomen. Deze hogere opbrengst hangt enerzijds samen met de capaciteitsontwikkeling (hogere AWBZ-opbrengsten). Anderzijds is een aantal incidentele opbrengsten in 2004 gerealiseerd, waaronder een incidentele opbrengst van € 9 miljoen als gevolg van het wegwerken van een achterstand die was ontstaan in de vaststelling van de exploitatiesubsidies over voorgaande jaren en bouwsubsidies.

Met de bijdrage van het moederdepartement en de opbrengsten van derden dient de DJI de kosten af te dekken die worden gemaakt om de afgesproken productietaakstelling te realiseren. De gerealiseerde capaciteiten en dagprijzen zijn opgenomen en nader toegelicht bij de betrokken operationele doelstellingen, te weten: 5.1.2, 5.1.3, 5.1.4 en 6.3.6.

De apparaatskosten zijn in totaal circa € 40 miljoen (2,5%) hoger uitgekomen dan was voorzien in de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Deze stijging is te verklaren door de loon- en prijsontwikkeling, de (beleids)ontwikkelingen in 2004 ten opzichte van de stand van de begroting en de realisatie van in voorgaande jaren vertraagde projecten waarvoor een vooruitontvangen bijdrage was opgenomen in de balans. Door de toename van de post langlopende voorzieningen was het niet nodig een beroep te doen op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën voor de financiering van de boekwaarde van de vaste activa. Als gevolg daarvan vielen de rentelasten € 3,2 miljoen lager uit.

Voorts is het resultaat 2004 in belangrijke mate beïnvloed door de volgende incidentele zaken:

• dotaties aan voorzieningen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. In 2004 is aan 576 medewerkers een FPU-plus arrangement aangeboden. De totale kosten hiervan gedurende de gehele periode worden geraamd op € 55,3 miljoen. Op grond van de richtlijnen is voor het volledige bedrag een voorziening gevormd ten laste van het resultaat 2004.

Voorts is in verband met de aangekondigde sluiting van de rijks jeugdinrichting 't Nieuwe Lloyd ten laste van het resultaat 2004 een reorganisatievoorziening ter grootte van € 4,1 miljoen gevormd.

Aan de reeds bestaande voorzieningen (met name de voorziening voor functioneel leeftijdsontslag) is per saldo € 4,5 miljoen gedoteerd.

• onttrekkingen aan de voorzieningen

In 2004 heeft nadere besluitvorming plaatsgevonden over het afstoten van panden waarvan de geraamde afkoop boekwaarde in de door DJI gevormde voorziening is opgenomen. Omdat besloten is een aantal panden (langer) in gebruik te houden, is de omvang van de voorziening geactualiseerd. Hierdoor is in 2004 een bedrag ad € 10,9 miljoen als buitengewone bate vrijgevallen ten gunste van het exploitatieresultaat.

Uiteindelijk is over 2004 een negatief resultaat ad € 16,6 miljoen gerealiseerd. Dit komt overeen met circa 0,9% van de totale omzet in 2004. Dit saldo is het resultaat van de consolidatie van de verlies- en winstrekeningen van de onder de DJI ressorterende inrichtingen en diensten en de bovengenoemde incidentele zaken in 2004.

Voorgesteld wordt het negatieve exploitatieresultaat 2004 ten laste van de exploitatiereserve te brengen. De stand van de exploitatiereserve bedraagt na het in mindering brengen van het exploitatieresultaat 2004 € 54,4 miljoen.

Balans per 31 december 2004x € 1 000
 Balans 2004Balans 2003
Activa  
Materiële vaste activa  
* installaties en inventarissen162 315147 535
* overige materiële vaste activa23 33120 805
* eigenaarszaken RGD1 0501 738
Voorraden4 3244 836
Debiteuren10 7818 632
Nog te ontvangen136 761137 242
Liquide middelen66 608119 036
Totaal activa405 170439 824
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve71 08050 183
* onverdeeld resultaat– 16 64820 896
Leningen bij het ministerie van Financiën91 553120 171
Voorzieningen97 08949 763
Crediteuren34 86422 782
Nog te betalen127 232176 029
Totaal Passiva405 170439 824
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004x € 1 000
OmschrijvingOorspr. vastgest. begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgst. Begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement1 472 7411 519 64746 906
Vooruitontvangen bijdrage IPZ13 88013 8800
Opbrengst overige departementen000
Opbrengsten derden170 886195 53224 646
Rentebaten000
Buitengewone baten010 94710 947
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten1 657 5071 740 00682 499
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten840 408852 64012 232
* materiële kosten755 628783 72328 095
Rentelasten8 4525 287– 3 165
Afschrijvingskosten   
* materieel51 28951 123– 166
* immaterieel000
Dotaties aan voorzieningen1 73063 88162 151
Buitengewone lasten000
Totaal lasten1 657 5071 756 65499 147
Saldo baten en lasten0– 16 648– 16 648
Kasstroomoverzicht 2004x € 1 000
 (bedragen x € 1000)(1)(2)(3)=(2)–(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200434 729117 70282 973
 
2.Totaal operationele kasstroom35 90943 6657 756
     
3aTotaal investeringen (-/-)– 60 000– 83 616– 23 616
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)015 87515 875
3.Totaal investeringskasstroom– 60 000– 67 741– 7 741
 
4aEenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
4bEenmalige storting door moederdepartement (+)000
4cAflossingen op leningen (–/–)– 34 224– 28 6185 606
4dBeroep op leenfaciliteit (+)60 0000– 60 000
4.Totaal financieringskasstroom25 776– 28 618– 54 394
 
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)36 41465 00828 594

11.3 CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU(CJIB)

Toelichting exploitatie 2004

In de staat van baten en lasten is zichtbaar dat de opbrengst moederdepartement aanzienlijk hoger is dan zoals die is opgenomen in de begroting 2004. De verklaring hiervoor is dat het productieniveau in 2004 voor alle producten van het CJIB hoger is dan de aantallen die vastgesteld zijn in de begroting 2004. Hieruit vloeit voort dat de hiermee samenhangende kosten en opbrengsten moederdepartement hoger zijn dan begroot.

Tevens heeft het hogere productieniveau geleid tot hogere ontvangsten uit boeten en transacties, (totaal realisatie: € 610,5 miljoen) vergeleken met de doelstelling die voor 2004 is gesteld (doelstelling: € 561 miljoen).

Voortkomend uit het stijgende productieniveau heeft het CJIB haar huisvesting in 2004 uitgebreid met het betrekken van een nieuw pand. De belangrijkste investeringen die in 2004 zijn gepleegd hebben betrekking op de verbouwing van het in gebruik genomen pand en de aanschaf van meubilair ten behoeve van de uitbreiding van de huisvesting. De omvang van de investeringen is lager dan geraamd in de begroting. Bovendien is een groot gedeelte van de investeringen op een later tijdstip gepleegd dan voorzien. Hierdoor liggen de afschrijvingskosten onder het niveau van de begroting 2004.

Voor de financiering van de investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteiten bij het ministerie van Financiën.

De opbrengsten ontvangen van derden voor de inning van bestuurlijke boetes is hoger dan geraamd in de begroting 2004. De reden is dat de raming in de begroting 2004 een afbouw van de bestuurlijke boetes veronderstelt terwijl dit niet meer aan de orde is. Gezien het besluit van het beraad van de Secretarissen-Generaal (juli 2004) dat het CJIB ook bevoegd is bestuurlijke boetes te innen voor rijksoverheidsdiensten, ligt een uitbreiding van deze activiteiten in de lijn der verwachting. Met het oog hierop is het CJIB gestart met de ontwikkeling van een systeem ten behoeve van de inning van bestuurlijke boetes. Voor zover het systeem gereed is, is het in de balans opgenomen onder «immateriële activa in ontwikkeling». De verwachting is dat het systeem medio 2005 gereed is. Na ingebruikname zal het systeem in 5 jaar afgeschreven worden. In verband met de activering van dit systeem is, in overeenstemming met de geactiveerde kosten, een verplichte reserve (€ 0,6 miljoen) gevormd ten laste van de exploitatiereserve.

In 2004 is het restant resultaat uit het boekjaar 2003, dat volgens de regelgeving niet aan de exploitatiereserve mag worden toegevoegd in verband met het overschrijden van de maximum stand, afgeroomd (€ 2,3 miljoen) ten laste van het eigen vermogen.

Over 2004 bedraagt het exploitatieresultaat van het CJIB € 1,0 miljoen negatief. Dit resultaat zal ten laste worden gebracht van de exploitatiereserve. Ten laste van het exploitatieresultaat in 2004 is een voorziening gevormd voor de geraamde verplichtingen vanuit het zogeheten «FPU-plusarrangement», oftewel de «Remkes-regeling».

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. Hiermee wordt beoogd een matching te bewerkstelligen tussen de door het FPU-arrangement ontstane vacatureruimte en de herplaatsing van andere medewerkers. De medewerkers die in aanmerking komen voor het FPU-plus arrangement ontvangen gedurende een periode van maximaal acht jaar een aanvulling op de reguliere FPU-uitkering. In 2004 is aan zes CJIB-medewerkers een FPU-plus arrangement aangeboden. De totale kosten hiervan gedurende de gehele periode worden geraamd op€ 960 000.

Balans per 31 december 2004x € 1 000
 Balans 2004Balans 2003
Activa  
Immateriële activa (in ontwikkeling)5970
Materiële activa11 9927 852
* grond en gebouwen3 545733
* installaties en inventarissen5 5064 224
* overige materiële vaste activa2 9412 895
Voorraden00
Debiteuren4944
Nog te ontvangen3 7122 103
Liquide middelen10 02013 247
Totaal activa26 37023 246
   
Passiva  
Eigen Vermogen1 7955 206
* exploitatiereserve2 2331 868
* verplichte reserves5970
* onverdeeld resultaat– 1 0353 338
Leningen bij het ministerie van Financiën11 4126 057
Voorziening FPU-plus9600
Crediteuren2 9863 229
Vooruit ontvangen Dovergelden2 5682 798
Nog te betalen6 6495 956
Totaal passiva26 37023 246
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement52 82470 79617 972
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden125342217
Rentebaten225210– 15
Buitengewone baten05050
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten53 17471 39818 224
    
Lasten   
Apparaatskosten39 25160 01520 764
* personele kosten18 21531 80813 593
* materiële kosten21 03628 2077 171
Gerechtskosten5 9395 99859
Rentelasten677282– 395
Afschrijvingskosten3 7221 793– 1 929
* materieel3 7221 793– 1 929
* immaterieel000
Dovergelden3 5853 385– 200
Dotaties voorzieningen0960960
Buitengewone lasten000
Totaal lasten53 17472 43319 259
Saldo van baten en lasten0– 1 035– 1 035
Kasstroomoverzicht 2004x € 1 000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200412 15712 694537
 
2.Totaal operationele kasstroom3 7221 244– 2 478
     
3aTotaal investeringen (-/-)– 8 300– 6 9421 358
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3.Totaal investeringskasstroom-8 300– 6 9421 358
 
4aEenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 2 376– 2 376
4bEenmalige storting door moederdepartement (+)00 
4cAflossingen op leningen (-/-)– 1 016– 94571
4dBeroep op leenfaciliteit (+)8 3006 300– 2000
4.Totaal financieringskasstroom7 2842 979– 4 305
 
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)(maximale roodstand 0,5 miljoen euro)14 8639 9754 888

11.4 STUDIECENTRUM RECHTSPLEGING (SR)

Toelichting Exploitatie 2004

De hogere bijdrage Raad voor de opdrachtgevers wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de personele kosten raio. Ten opzichte van 2003 is deze post verder toegenomen doordat ook de overige personeelskosten raio vanaf 1 januari 2004 onder verantwoordelijkheid van SR vergoed worden. Hier is dus sprake van een uitbreiding van het takenpakket. Ook stromen meer oudere raio's in hetgeen veelal gepaard gaat met hogere kosten.

De Opbrengsten derden zijn verder toegenomen. Met name als gevolg van een toename van het aantal maatwerktrajecten en aanwending van de lopende projectgelden.

Onder de bijzondere baten is de vrijval van de voorziening Zutphens Museum Hotel opgenomen.

De overschrijding in de personele kosten kent een aantal oorzaken. Zoals reeds aangegeven is er sprake van aanzienlijk hogere raio kosten. Daarnaast heeft de hogere omzet derden geleid tot extra personeelsinzet. Tenslotte heeft de reorganisatie tot een verhoging van de personele kosten geleid.

Onder de buitengewone lasten is de dotatie aan de reorganisatievoorziening verantwoord.

Na de vorming van een reorganisatievoorziening resteert nog een positief saldo ad € 1 534 000.

Vanaf 1 januari 2005 is SR als dienst ondergebracht bij de Raad voor de rechtspraak. Over de afrekening van het vermogen ultimo 2004 dienen nog nadere afspraken gemaakt te worden. In dit kader wordt een overdrachtsprotocol opgesteld.

Balans per 31 december 2004x € 1 000
 Balans 2004Balans 2003
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa  
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen471625
* overige materiële vaste activa00
Voorraden1612
Debiteuren51252
Nog te ontvangen109132
Liquide middelen7 4735 382
Totaal activa8 1206 403
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve1 120149
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat57971
Leningen bij het ministerie van Financin00
Voorzieningen1 676809
Crediteuren3766
Nog te betalen5 2304 408
Totaal passiva8 1206 403
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2004x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement*19 53121 6972 166
Opbrengst overige departementen   
Opbrengst derden1 5294 1012 572
Rentebaten425715
Buitengewone baten 312312
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten21 10226 1675 065
 
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten14 46216 9182 456
* materiële kosten6 3876 366– 21
Rentelasten110
Afschrijvingskosten   
* materieel252237– 15
* immaterieel   
Dotaties voorzieningen 1111
Buitengewone lasten 1 1001 100
Totaal lasten21 10224 6333 531
 
Saldo van baten en lasten01 5341 534

* Raad van opdrachtgevers

Kasstroomoverzicht 2004x € 1 000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB per 1 januari 2004*95 3825 373
 
2.Totaal operationele kasstroom2522 3042 052
 
3aTotaal investeringen (-/-)– 252– 141111
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3Totaal investeringskasstroom– 252– 141111
 
4aEenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 72– 72
4bEenmalige storting door moederdepartement (+)000
4cAflossingen op leningen (-/-)000
4dBeroep op leenfaciliteit (+)000
4.Totaal financieringskasstroom0– 72– 72
 
5.Rekening-courant RHB per 31 december 2004 * (=1+2+3+4)97 4737 464

* Rekening-courant RHB per 1 januari 2004 bedraagt € 70 000 en per 31 december 2004 € 7 424 000 het resterende bedrag betreft de overige liquide middelen.

11.5 NEDERLANDS FORENSISCH INSTITUUT (NFI)

Toelichting exploitatie 2004

In de opbrengst derden is voor € 1 miljoen aan opbrengsten van bureau PIDS begrepen die niet in de begroting waren opgenomen.

De hogere realisatie van de personele kosten ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is voornamelijk veroorzaakt door onder andere loonbijstellingen, interim functievervulling en inhuur mensen als gevolg van langdurige ziekte.

De materiële kosten zijn lager dan begroot omdat de verhuizing naar de nieuwbouw later dan gepland is gerealiseerd. Daardoor zijn vooral de huurlasten lager geweest. Daartegenover zijn de kosten nieuwbouw, zie buitengewone lasten, veel hoger dan gepland.

Doordat de nieuwbouw NFI later dan gepland is opgeleverd, is de daarmee verband houdende lening ter financiering van die investering later ingegaan. Daardoor is de rentelast lager.

De buitengewone lasten bestaan voornamelijk uit kosten nieuwbouw.

De overschrijding van de geplande nieuwbouwkosten is veroorzaakt door:

• De herindeling van de nieuwbouw in 2003;

• Verlate oplevering van het pand, hierdoor zijn extra kosten gemaakt voor beveiliging, inrichting van het pand en de verhuizing en het onderhoud van de onderzoeksapparatuur. Tevens zijn extra adviseurs ingehuurd ter ondersteuning en begeleiding van de verhuizing, de implementatie van de telefooncentrale, de uitrol van computers en ICT componenten;

• Voor de ontruiming van het oude pand in Rijswijk zijn extra krachten ingehuurd om het pand voor wederoplevering gereed te maken.

De verhuizing heeft onder een krap tijdsschema plaats gevonden en daar waar nodig was, is extern extra capaciteit ingehuurd om dit in goede banen te leiden.

Over 2004 bedraagt het resultaat € 0,5 miljoen positief.

Ten laste van het resultaat is een voorziening FPU plus gevormd € 0,8 miljoen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. Hiermee wordt beoogd een matching te bewerkstelligen tussen de door het FPU-arrangement ontstane vacatureruimte en de herplaatsing van andere medewerkers. De medewerkers die in aanmerking komen voor het FPU-plus arrangement ontvangen gedurende een periode van maximaal acht jaar een aanvulling op de reguliere FPU-uitkering. In 2004 hebben 7 medewerkers FPU-plus arrangement geaccepteerd. De totale kosten hiervan gedurende de gehele periode worden geraamd op € 0,8 miljoen.

Balans per 31 december 2004x € 1 000
 Balans 20041–1–2004*
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa21 38910 999
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen19 5269 634
* overige materiële vaste activa1 8631 365
Voorraden10392
Debiteuren1360
Nog te ontvangen8991 171
Liquide middelen6 0121
Totaal activa28 53912 263
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve00
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat4700
Leningen bij het ministerie van Financiën22 85310 999
Voorzieningen7550
Crediteuren1 5270
Nog te betalen2 9341 264
Totaal passiva28 53912 263

* betreft de definitieve openingsbalans.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    
Baten   
Opbrengst moederdepartement41 68142 194513
Opbrengst overige departementen   
Opbrengst derden2901 3591 069
Rentebaten06464
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten41 97143 6171 646
    
Lasten   
Apparaatskosten36 56536 369– 196
* personele kosten17 94718 414467
* materiële kosten18 61817 955– 663
Rentelasten936426– 510
Afschrijvingskosten3 7703 751– 19
* materieel3 7703 751– 19
* immaterieel000
Dotaties voorzieningen0755755
Buitengewone lasten7001 8461 146
Totaal lasten41 97143 1471 176
Saldo van baten en lasten0470470
Kasstroomoverzicht 2004x € 1 000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004000
     
2.Totaal operationele kasstroom3 7708 1344 364
     
3aTotaal investeringen (-/-)13 70014 061361
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)08484
3.Totaal investeringskasstroom– 13 700– 13 977– 277
     
4aEenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)9 50510 9991 494
4bEenmalige storting door moederdepartement (+)000
4cAflossingen op leningen (-/-)3 7702 546– 1 224
4dBeroep op leenfaciliteit (+)23 20525 3992 194
4.Totaal financieringskasstroom9 93011 8541 924
     
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen euro)06 0116 011

DEEL D BIJLAGEN

BIJLAGE 1: OVERZICHTSCONSTRUCTIES

Overzichtsconstructie jeugd

BeleidsartikelOperationele doelstellingPrestatiegegevensIn 2004 bereikt effectOntwerp- begroting2004Realisatie2004Percentage jeugdToelichting
3.1 Criminaliteitspreventie3.1.12 Een veilige samenleving door brede toepassing van (nieuwe) preventieve instrumenten of methoden op (inter)nationaal, regionaal en lokaal niveau door bestuurlijke en andere relevante partners op het gebied van criminaliteitspreventie.– Beperken geweld in de audiovisuele media;– Bestrijding huiselijk geweld in allochtone kring;– In 120 gemeenten een samenwerkingsverband aanpak huiselijk geweld;– Verbeteren vroegsignalering seksueel geweld tegen jongeren;– Aanpak tegen geweld op school;– Stimuleren van kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan;– In standhouden 28 JIBbureaus;– CtC in 7 gemeenten. 19 614 10 – 20% 
3.3 Rechtshandhaving3.3.1 Een tijdige en adequate strafrechtelijke reactie op daders van strafbare feiten, rekening houdend met de slachtoffers van die feiten.– Instroom minderjarigen;– Afdoeningen door Kinderrechter;– Doorlooptijd jeugdstrafzaken; 462 593 OnbekendEen percentage is op dit moment niet te geven. Ongeveer 12 ½ % van de zaken zijn jeugdzaken, echter op dit moment is er geen directe relatie te leggen tussen het aantal jeugdzaken en het budget.
3.4 Jeugdbescherming3.4.7 Efficiënt en kwalitatief goed rekwestreren van maatregelen van kinderbescherming, efficiënt en kwalitatief goed adviseren van Justitiële autoriteiten inzake beslissingen over kinderen in civiele en strafrechtelijke aangelegenheden en het voeren van adequate casusregie.– Percentage zaken binnen de norm voor doorlooptijden;– Gemiddelde doorlooptijd;– Aantal afgeronde zaken;– Het percentage klachten;– Klanttevredenheidsonderzoek. 116 245 100% 
 3.4.8 Het adequaat uitvoeren van de opgelegde maatregelen van jeugdbescherming en van de jeugdreclassering.– Aantal instroom;– Aantal uitstroom;– Aantal maatregelen 1 januari;– Gemiddelde duur en percentage gehaalde doorlooptijden;– Aantal verlengde OTS-en;– Hulp en Steunverlening;– Begeleiding tijdens en na taakstraf;– Verzoek toezicht/begeleiding vooraf strafzaak;– Begeleiding bij schorsing voorlopige hechtenis;– Aantal instroom ITB Harde Kern en ITB Criem;– Aantal voorgelichte aspirant-adoptief ouders;– Gemiddelde wachttijd voor in behandeling nemen aanvraag beginseltoestemming;– Aantal binnen 12 maanden afgehandelde aanvragen als percentage van het totale aantal in behandeling genomen aanvragen;– Aantal in Nederland aangekomen adoptiekinderen;– Teruggeleiding (inkomend);– Teruggeleiding (uitgaand);– Omgangsregeling (inkomend);– Omgangsregeling (uitgaand);– Recidive onderzoek jongeren na jeugdreclassering;– Voorbereiding effectmeting ITB;– Klantvriendelijkheidonderzoek interlandelijke adoptie. 182 738 100% 
 3.4.3 Het effectief en efficiënt uitvoeren van inningstaken op het gebied van wettelijke onderhoudsbijdragen.– Geïnd bedrag ten opzichte van lopende vordering (%);– Kosten per geïnde Euro (x €1,–);– Verzoeken die tot inning leiden (%). 2 975 100% 
 3.4.4 Zorgdragen voor de uitvoering van de voogdijmaatregel en de opvang ten behoeve van alleenstaande minderjarige asielzoekers.– Aantal AMA's onder voogdijaan het begin van het jaar;– Aantal instroom AMA's onder voogdij;– Aantal uitstroom AMA's onder voogdij;– Aantal AMA's onder voogdij aan het einde van het jaar;– Het gemiddeld aantal AMA's dat in het jaar is opgevangen door NIDOS. 78 314 100% 
4.1 Rechtspleging4.1.1 Het ter beschikking stellen van voldoende financiële middelen aan de Raad voor de Rechtspraak.– Instroom;– Uitstroom. 747 431 OnbekendHet huidige werklastregistratiesysteem voorziet niet in aparte categorieën voor jeugdzaken, hierdoor is ook niet aan te geven welk budgettair beslag dit type zaken inneemt.
 4.1.2 Het zorgen voor voldoende financiële middelen en een adequaat inzicht in het functioneren van de rechtspraak zoals deze bij de Hoge Raadplaatsvindt.– Instroom;– Uitstroom. 19 783 OnbekendHet huidige werklast-registratiesysteem voorziet niet in aparte categorieën voor jeugdzaken, hierdoor is ook niet aan te geven welk budgettair beslag dit type zaken inneemt.
5.1 Tenuitvoerlegging strafrechterlijke sancties5.1.3 De tijdige en volledige, ongestoorde en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen binnen de justitiële jeugdinrichtingen en het bevorderen van de maatschappelijke reïntegratie van jeugdige delinquenten en onder toezicht of voogdij gestelde jeugdigen.– Formele capaciteit (plaatsen);– Capaciteit programma Jeugd Terecht;– Bezettingsgraad;– Capaciteitsbeslag voor nachtdetentie (plaatsen);– Substitutie-effect door scholings- en trainingsprogramma's/proefverlof (plaatsen);– Substitutie-effect door STP Jeugd Terecht;– Plaatsing PIJ-passanten binnen normtijd;– Crisisplaatsing OTS-ers binnen normtijd;– Aantal ontvluchtingen uit gesloten inrichtingen;– Aantal bevolen nachtdetenties;– Aantal STP/proefverlof;– PIJ-uitstromers na STP of proefverlof. 267 013 100 % 
 5.1.6 De tijdige, volledige en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van taakstraffen voor minderjarigen en het bevorderen van het voorkomen van recidive.– Aantal taakstraffen;– Percentage taakstraffen gerealiseerd binnen normtijd;– Percentage geslaagde taakstraffen;– Evaluatieonderzoek naar de uitvoering van twee leerstraffen;– Aantal recidive na taakstraf. 16 321 100% 
 5.1.8 Het voorkomen van verder delinquent gedrag door minderjarigen door een tijdige, volledige en pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van de Halt-afdoeningen voor minderjarigen en de Stop-reacties voor twaalfminners.– Aantal Halt-verwijzingen;– Aantal Stop-reacties;– Doorlooptijd Halt-afdoeningen binnen de norm;– Gerealiseerde Halt-afdoeningen;– Evaluatieonderzoek naar effectiviteit van Halt-afdoeningen. 11 622 100% 
 5.1.9 In stand houden en faciliteren van een orgaan belast met een wettelijk opgedragen onafhankelijk advies-, toezicht-, en rechtsprekende taak op het terrein van de ten uitvoer legging van straffen en maatregelen.– Aantal adviezen;– Aantal toezichtbezoeken;– Aantal beroepen;– Aantal behandeling klachtbrieven. 2 572 10–15%Het percentage betreft een schatting van het aandeel jeugd in de drie wettelijke taken.

Overzichtsconstructie: Tolken en Vertalers

Project Tolken en vertalers en het kwaliteits- en harmonisatietraject

Justitie is thans (nog) verantwoordelijk voor de inzet, financiering en certificering van tolken.

Om het tolkendossier op orde te brengen is een projectorganisatie ingericht.

Resultaten

In 2004 is het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de inzet van tolken en vertalers afgerond (IBO-Tolken). Het kabinet heeft de aanbevelingen uit het onderzoek overgenomen, waarbij de rode lijn is dat verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie naar de afnemers van tolk- en vertaaldiensten wordt overgedragen en dat een – wettelijke -basis voor het kwaliteitsbeleid wordt verschaft (TK, 2003–2004, 29 482, nrs. 1–2).

Veel van de onderdelen uit het standpunt van het kabinet zijn in 2004 uitgevoerd of voorbereid:

– Overheveling per 1 januari 2005 van budgetten voor afnemers van kosteloze tolk- en vertaaldiensten naar de ministeries verantwoordelijk voor deze afnemers;

– Afweging van de beleidsmatige wenselijkheid kosteloze tolk- en vertaaldiensten aan te bieden;

– Uit de markt betrekken van de bemiddelingsdienst zoals die nu door TVCN wordt uitgevoerd door middel van een interdepartementale aanbesteding; de aanbesteding is op 4 januari 2005 gepubliceerd;

– Heroverweging verantwoordelijkheid Minister van Justitie voor gesubsidieerde activiteiten ten behoeve van tolken en vertalers en afbouw van bestaande subsidierelaties, die in 2005 zijn beslag moet krijgen.

Ook op het gebied van de borging van de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten is in 2004 uitvoering gegeven aan het standpunt van het kabinet:

– Het wetsvoorstel gerechtstolken en beëdigde vertalers is aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 2004–2005, 29 936, nrs. 1–5);

– De Commissie Jurgens heeft zich in 2004 gericht op aanbevelingen voor kwaliteitseisen en een kwaliteitsinstituut als onderdeel van een systeem van kwaliteitsborging;

– Verdere professionalisering van het Kwaliteitsregister Tolken en vertalers.

Op nationaal vlak is tenslotte te melden dat in 2004 de oprichting van een brancheorganisatie voor tolken en vertalers vanuit Justitie is ondersteund. Op Europees niveau heeft in november een belangrijke conferentie van de EU plaatsgevonden, welke door AGIS is georganiseerd. Deze conferentie heeft zich uiteraard ook gebogen over het recente voorstel van de Europese Commissie over de positie van tolken en vertalers in het kader van rechtswaarborgen.

Overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden

Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden (bedragen x € 1 000)

Doel operationele doelstellingDep. artikelMaatregelBeoogd effect volgens ontwerpbegrotingIn 2004 bereikt effectOntwerpbegroting 2004Realisatie 2004Perc.Toelichting
Inburgering en huisvesting   
Personen uit minderheden zijn toegerust met de vaardigheden en middelen die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan de samenleving, om te kunnen concurreren op de verschillende maatschappelijke markten en om een zelfstandig bestaan op te bouwen.Jus 6.4.5Gemeenten faciliteren om inburgeringsprogramma's uit te voeren.Gemeenten in staat stellen om de Wet Inburgering nieuwkomers effectief uit te voeren en om een oudkomersbeleid te voeren.Het beschikbaar budget voor de uitvoering van de WIN is over de gemeenten verdeeld conform de bekostigingssystematiek en is tijdig aan de gemeenten overgemaakt. De Rijksbijdrage voor de inburgering oudkomers hebben de gemeenten eveneens tijdig ontvangen. In de oudkomersregeling voor de G54 gemeenten, is in analogie aan de oudkomersregeling voor de niet G54 gemeenten, waar circa 300 kleinere gemeenten partciperen, overgegaan op een systeem van outputfinanciering.210 401227 797100%De doelgroep van de WIN is ruimer dan etnische minderheden. Voor de definitie wordt verwezen naar artikel 1, lid a van de WIN.Deze middelen worden via oudkomersregelingen aan gemeenten verstrekt.
         
Toenadering tussen minderheden en autochtonen, d.w.z. het bereiken van wederzijdse communicatie en acceptatie op basis van een minimale consensus over gemeenschappelijke waarden en normen.Jus 6.4.6Integratie in wijken en buurten en huisvesting:– Beleidsvoornemens uit de brief van de ministers van VROM en V en I en eerste huisvesting vergunninghouders via taakstellingssystematiek en bemiddeling door het COA; – Rijksbijdrage (lump-sum) aan de gemeenten voor ex-VVTV'ers die nog recht hebben op zorg op grond van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000.Negatieve effecten segregatie tegengaan; verdere segregatie voorkomen; alle statushouders worden gehuisvest. De gemeenten financieel in staat stellen de op grond van de wet verplichte zorg te bieden aan ex-VVTV'ers in procedure.Politieke afwegingen in het kabinet hebben er toe geleid dat de nota Integratie in wijken en buurten niet is uitgebracht.In 2004 zijn volgens opgave van gemeenten 7 263 vergunninghouders gehuisvest. De achterstand is per 1 januari 2005 verminderd tot 1 372 nog te realiseren huisvestingsplaatsen. Ook in 2004 is aan gemeenten de rijksbijdrage verstrekt, die hen in staat moet stellen ex-VVTV'ers de zorg te kunnen bieden waarop zij recht hebben.11 50519 561100%De minister voor V en I heeft een coördinerende rol. Bij suppletore wet is voor VVTV € 8 miljoen toegevoegd, omdat het uitstroompercentage achtergebleven is bij de prognose (10% i.p.v. 18%), voornamelijk vanwege het moeizaam op gang komen van het terugkeerbeleid.
Arbeid & werkgelegenheid        
Ondersteunen/bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is.BZK 3.2Momenteel wordt er een nulmeting gedaan. Vervolgens zullen pilots, taakstellingen en concrete plannen worden ontwikkeld.Vergroting aandeel minderheden bij de brandweerIn 2004 is prioriteit gegeven aan de vergroting van het aandeel vrouwen bij de brandweer. Als gevolg hiervan zijn er op het terrein van etnische minderheden bij de brandweer in 2004 geen concrete resultaten bereikt.PM0nvtVoor diversiteitsbeleid brandweerpersoneel (BZK, artikel 3.2) is in 2003 € 440 000 beschikbaar en in 2004 € 400 000. Naast vergroting aandeel minderheden bij de brandweer gaat het hier ook om vergroting aandeel vrouwen.
         
Personen uit minderheden zijn toegerust met de vaardigheden en middelen die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan de samenleving, om te kunnen concurreren op de verschillende maatschappelijke markten en om een zelfstandig bestaan op te bouwen.Jus 6.4.5Stimuleren duale trajecten werk in inburgering; stimulering interculturalisatie van het personeelsbeleid in ondernemingen; project lokaal arbeidsmarktbeleid; experimenten etnisch ondernemerschap.Verbetering van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden (was in 2002 50,2%)Toename van het etnische ondernemerschap (in 2002 was 4,6 % van de 967 000 ondernemers in Nederland van niet-westerse allochtone origine).Arbeidsparticipatie etnische minderheden is 48,2 %. De doelstelling is niet gehaald. De economische laagconjunctuur en algemene stijging van de werkloosheid speelden daarbij een belangrijke rol.In 2003 was 6,9 % van de 970 000 ondernemers in Nederland van niet westerse allochtone origine. Over 2004 zijn nog geen cijfers bekend.607244100% 
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden.SZW 2Wet SAMENIndividuele ondernemingen stimuleren tot het voeren van een multicultureel personeelsbeleid. Hoewel het aantal bedrijven dat een jaarverslag in het kader van de Wet Samen deponeerde jaarlijks toenam, heeft de wet nooit tot een volledige naleving geleid.0 100%Nadat de, op voorhand tijdelijke, wet in 2002 nog eenmaal met twee jaar is verlengd, is de wet op 31 december 2004 afgelopen. Als follow up op de Wet worden nog wel activiteiten ondernomen die vorm krijgen via het Landelijk netwerk diversiteitsmanagement (Div LND).
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden.SZW 2Stimuleringsprojecten allochtone groepen (SPAG).Gemeenten subsidiëren en ondersteunen om de arbeidskansen van allochtonen te verbeteren via een projectmatige aanpak gericht op activering en begeleiding naar werk of scholing.In opdracht van het ministerie van SZW hebben Research voor Beleid en Regioplan de monitoring en evaluatie uitgevoerd van de SPAG-regeling. Forum heeft in opdracht van het ministerie van SZW een handreiking ontwikkeld (juli 2003) waarin een beschrijving wordt gegeven van ontwikkelde SPAG-methodieken. Deze rapporten zijn aan Tweede Kamer aangeboden.Concluderend kan worden dat de SPAG-projecten succesvol zijn geweest in de zin dat er succesvolle methodieken zijn ontwikkeld waar veel (bijna 6 000) deelnemers baat bij hebben gehad. Ten aanzien van de uitstroom naar werk of scholing zijn de projecten relatief minder succesvol gebleken. Meer dan 2 200 deelnemers zijn uitgestroomd naar werk, scholing of een ander programma.01 361100%Met ingang van 1 mei 2001 ingezet voor zowel jongeren als ouderen uit diverse minderheidsgroepen. Ook WAO-ers of niet-uitkeringsgerechtigden konden aan de projecten deelnemen. De projecten zijn eind mei 2004 beëindigd.
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden. (Voor de periode 1998–2002 gold de doelstelling het verschil in werkloosheid tussen autochtonen en allochtonen te halveren. Dit betekende de werkloosheid onder allochtonen terug brengen tot ten hoogste 10%. In de Sociale Nota 2003 is als nieuwe doelstelling opgenomen de arbeidsparticipatie te verhogen tot 54% in 2005 (jaarlijkse toename met .75 procentpunt). Terwijl wat betreft de werkloosheid de etnische minderheden niet onevenredig mogen worden getroffen door verslechtering van de arbeidsmarkt.SZW 2Bureau Ruim Baan voor Minderheden.De projectorganisatie Ruim Baan voor Minderheden ondersteunt de 110 grote ondernemingen waar convenanten mee gesloten bij het realiseren van gemaakt afspraken t.a.v. de multicultureel personeelsbeleid en de in- en doorstroom van etnische minderheden.Het RGO liep in juni 2004 af.Resultaat: ruim 90 procent van de 700 convenantsafspraken is in uitvoering gebracht en de meeste bedrijven hebben aangegeven te zullen doorgaan met diversiteitsmanagement. De resultaten uit het convenant worden door het Landelijk netwerk diversiteitsmanagement verspreid onder werkgevers.300nb100%In maart 2002 hebben de toenmalige ministers Vermeend en Van Boxtel de laatste convenanten gesloten met grote ondernemingen. Het totaal aantal is daarmee op 110 uitgekomen. Het convenant is in juli 2004 beëindigd. De evaluatie, uitgevoerd door extern onderzoeksbureau SEOR, is op 15 oktober 2004 naar de Tweede Kamer verstuurd.
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden.SZW 2Stuurgroep Hoger opgeleide vluchtelingen.Een landelijk stuurgroep coördineert activiteiten in de keten van toeleiding/reïntegratie gericht op het realiseren van verbetering van registratie en overdracht van gegevens, snellere en betere waardering diploma's (IDW) en competenties (EVC) en meer maatwerk bij de vormgeving van (duale) programma's.Er is een aantal activiteiten in gang gezet zoals IDW en EVC. Over het plan van aanpak arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen is in juli 2004 een rapportage naar de TK gegaan. De Staatssecretaris van SZW heeft tijdens het AO op 4 november 2004 de Tweede Kamer toegezegd om met zijn collega's van V&I, EZ, OCW en VWS de mogelijkheden te verkennen voor maatwerktrajecten voor de beroepsgroepen medici, ingenieurs en leraren. In het eerste kwartaal van 2005 gaat een rapportage naar de TK over de resultaten van deze gesprekken.0 0%De werkloosheid onder vluchtelingen blijkt beduidend hoger dan bij andere groepen. Onder de vluchtelingen bevinden zich relatief veel hoger opgeleiden die hun opleiding buiten Nederland hebben doorlopen. De helft van de werkende vluchtelingen werkt echter in banen onder hun niveau.
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden.SZW 2Commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische minderheden (PaVEM).De commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PaVEM) gaat gemeenten ondersteunen om de maatschappelijke en arbeidsparticipatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen te bevorderen.De commissie heeft in 2004 met 20 gemeenten van de G30 participatie-agenda's afgesloten. Deze agenda's betreffen afspraken die de commissie met de desbetreffende gemeente maakt op het terrein van de drie werktitels van de commissie, namelijk: taal plus, werk en dialoog ter bevordering van zowel de maatschappelijke als de arbeidsparticipatie van de doelgroep. Om de maatschappelijk dialoog omtrent het integratieproces verder te stimuleren, wenst de cie een wetenschappelijk inbreng; hiertoe is een leerstoel geïnstalleerd. Verder heeft de cie een netwerk van succesvolle allochtone vrouwen opgezet. Deze vrouwen gaan hun eigen achterban mobiliseren om meer te participeren in de samenleving. Ook zullen zij optreden als gesprekspartner/ervaringsdeskundigen in de eigen gemeenten. Daarnaast heeft de cie een Nationaal Actieplan Taal Totaal gelanceerd, waarin zij aangeeft voornemens te zijn om binnen een tijdsbestek van 6 jaar (uiterlijk 2010) alle allochtone vrouwen met een taalachterstand (240 000) de Nederlandse taal te leren1 200800100%De activiteiten van de commissie PaVEM vloeien voort uit de kabinetsreactie op de aanbevelingen van de commissie AVEM (Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheden) in maart 2002. De commissie is geïnstalleerd door minister De Geus mede namens minister Verdonk voor een termijn van 2 jaar (juli 2003 – juli 2005).De commissie bestaat uit Paul Rosenmoller (vz), HKH Prinses Maxima, Hans Dijkstal, Hans de Boer (voormalig voorzitter MKB Nederland), Lilian Callender (directeur INHOLLAND Hogeschool, wethouder Den Haag) en Yasemin Tumer (managing director en partner KPMGATOS consulting en lid cie Oosting).
         
Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden.SZW 2Sluitende aanpak/Agenda voor de toekomstEvenredige participatie van minderheden in sluitende keten van reïntegratie.In december 2004 is de 3e voortgangsrapportage Agenda voor de Toekomst naar de TK verzonden (gaat over het jaar 2003), met daarin kort aandacht voor de projecten m.b.t. etnische minderheden.Per 1 januari 2004 is de WWB ingevoerd. Gemeenten moeten in hun reïntegratieverordening aangeven hoe zij evenwichtige aandacht besteden aan doelgroepen (w.o. etnische minderheden).pm pmMet de G4 en de G26 zijn afspraken gemaakt over evenredige uitstroom uit de Abw en het ontwikkelen van duale trajecten.
Jeugd (en veiligheid)        
Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het VIP.BZK 4.2ondersteuning van gemeenten bij vormgeven van lokaal jeugdbeleid (inzet Van Montfransgelden voor het VNG-project Lokaal Jeugdbeleid)gemeenten besteden in de integrale aanpak nadrukkelijk aandacht aan jeugd en veiligheid.In 2004 zijn VNG-medewerkers, betrokken bij het Informatiepunt Lokale Veiligheid, overgegaan naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Bij hun werkzaamheden worden tevens betrokken de producten van het project Lokaal Jeugdbeleid met aandacht voor allochtone jongeren. Daarmee bouwen gemeenten voort op de resultaten van eerdere programma's (Eenmalige Intensiveringsbijdrage Jeugd en Veiligheid (EIJV) en Slagen voor Veiligheid). Ook de SGBO-evaluatie van EIJV verankert jeugd en veiligheid in de integrale aanpak van gemeenten1 3611 36133%In 2004 gaat het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid van start. Bij hun werkzaamheden worden tevens betrokken de producten van het project Lokaal Jeugdbeleid met aandacht voor allochtone jongeren.
         
Verbeteren prestatievermogen van de politie.BZK 2.4Specifieke uitkering aan de politiekorpsen ter voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit en geweld (Bolkesteingelden).Gemeenten besteden in de integrale aanpak nadrukkelijk aandacht aan jeugd en veiligheid.Ter versterking van de politiële jeugdtaak hebben de regionale politiekorpsen in 2003 en 2004 de regionale implementatieplannen van kwaliteitsverbeteringen uitgevoerd. Nog niet duidelijk is hoeveel korpsen eind 2004 hun plan daadwerkelijk hebben uitgevoerd. De hoofdconclusie uit het eindrapport «De politiële jeugdtaak «op weg naar volwassenheid»» (maart 2004) van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is wel bekend. De Inspectie geeft aan dat haar onderzoek heeft aangetoond dat er door de politie op het terrein van de jeugdtaak een wezenlijke verbeteringsslag is gemaakt. De Inspectie stelt vast dat het politieveld met voortvarendheid aan de slag is gegaan met de aanbevelingen uit het rapport «De politiële jeugdtaak, de kinderschoenen ontgroeid» uit 2001.11 34511 34533%Op basis van het eindrapport «De politiële jeugdtaak «op weg naar volwassenheid»» (maart 2004) van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, is besloten de markering van deze gelden te verlengen tot en met 2006. Met ingang van 2007 zullen de Bolkestein-gelden in de Algemene Bijdragen van de politiekorpsen worden opgenomen.
         
Het stimuleren van de grote steden tot het nemen van maatregelen op het terrein van sociale integratie en veiligheid onder meer op grond van de regeling sociale integratie en veiligheid G25.BZK 9.3Ondersteuning van gemeenten via derden op het gebied van jeugd en veiligheid. Verbetering van de situatie in de grote steden m.b.t. sociale integratie en veiligheid.pm (zie toelichting)31 85631 85633%Een derde van het budget wordt toegekend op basis van het aantal allochtone jongeren. Het betreft hier de Van Montfransgelden voor de G25. In de eindverantwoording GSB II zullen de resultaten van het GSB zichtbaar komen. De eindverantwoording is van af de tweede helft van 2005 beschikbaar komen.
Personen uit minderheden zijn toegerust met de vaardigheden en middelen die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan de samenleving, om te kunnen concurreren op de verschillende maatschappelijke markten en om een zelfstandig bestaan op te bouwen.Jus 6.4.5Inbedding gemeentelijk preventiebeleid; stimulering taalontwikkeling in voor- en vroegschoolse periode; mentoring; internaatachtige voorzieningen.Voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder jongeren van allochtone afkomst; evenredige deelname van jongeren aan de verschillende vormen van onderwijs door vermindering van de taalachterstand.Vanuit de coördinerende taak van Justitie worden de beleidsprioriteiten zoveel mogelijk samen met de betreffende vakdepartementen ontwikkeld zodat initiatieven, die in de praktijk succesvol blijken, ook beklijven. In 2004 zijn de volgende initiatieven uitgevoerd:– Stimuleren van de taalontwikkeling;– Mentoring;– Begeleid wonen;– Inbedding gemeentelijk preventiebeleid;– Integratie en Operatie JONG en Jeugd Terecht.21 15412 375100%Een deel van deze gelden was gereserveerd om gemeenten te ondersteunen in het opzetten en uitvoeren van preventiebeleid. Achteraf bleken een aantal gemeenten hun oorspronkelijk aangekondigde plannen niet waar te kunnen maken.
         
Landelijk en structureel implementeren van individuele trajectbegeleiding voor minderjarigen als justitiële afdoeningsmodaliteit gericht op het leveren van een bijdrage aan het verminderen van recidive c.q. het tegengaan van het opbouwen van een criminele carriere.Jus 3.4.8ITB-Criem en harde kern: Individuele trajectbegeleiding (ITB) voor jeugdigen uit etnische minderheidsgroepen.Terugdringen van recidive van strafbare feiten en voorkomen van criminele carrière.De beschikbaarheid van ITB-Criem, een specifieke maatregel in de aanpak van jongeren van allochtone afkomst, is in 2004 verruimd tot het hele land. Daarbij is een methodiekbeschrijving beschikbaar gekomen, waarin veel aandacht is besteed aan oriëntatie op de Nederlandse samenleving en aan het overbruggen van culturele afstanden. Onder auspiciën van het WODC wordt, voorafgaand aan de effectevaluatie, momenteel een programma-evaluatie ITB verricht.8 5606 459100%De middelen komen ten goede aan de gezins/voogdij-instellingen, afdelingen jeugdreclassering die belast zijn met de uitvoering van ITB voor minderjarigen in de steden.
Het beter afhandelen van zaken die betrekking hebben op allochtone gezinnen door de Raad voor de Kinderbescherming, door het ontwikkelen van een multiculturele organisatie en het houden van een geïntensiveerd cliëntencontact.Jus 3.4.1, 3.4.5, 5.1.6Werklastverlichting en methodiekontwikkeling («werken met allochtone cliënten») Raad voor de Kinderbeschermingt.b.v. allochtonen.Betere afhandeling van zaken die betrekking hebben op allochtone gezinnen.Het bereikt effect ligt op het vlak van de kwaliteit van het primair proces. Per zaak die betrekking hebben op allochtone gezinnen is een grotere tijdsinvestering nodig omdat een aantal zaken meer tijd kosten, zoals de kennismaking, het gebruik maken van folders en het bespreken van resultaten.2 2692 269100%De kosten voor het werken met allochtonen zitten in de caseload van de raadsmedewerkers verdisconteerd. De versleuteling van het geld in de caseload is gedifferntieerd over het land naar aanleiding van het aantal cliënten per vestiging.
         
Toenadering tussen minderheden en autochtonen, d.w.z. het bereiken van wederzijdse communicatie en acceptatie op basis van een minimale consensus over gemeenschappelijke waarden en normen.Jus 6.4.6Project «Islam en Burgerschap».Stimuleren van een verdergaande bewustwording onder moslims van diverse aspecten van burgerschap; bijdragen aan een goede samenwerking tussen moslimorganisaties op lokaal niveau, de lokale overheid en andere maatschappelijke instellingen.De Stichting «Islam en Burgerschap» heeft in 2004 gefunctioneerd.300300100% 
Ontwikkelen van een planmatige, wijkgerichte aanpak van maatschappelijke uitval, psychosociale problemen, onderwijsachterstanden en jeugdcriminaliteit.Jus 3.1.12Communities That Care (ctc) + Opvoedingsondersteuning en Ontwikkeling op wijkniveau (O&O).a. Terugdringen van probleemgedrag als geweldpleging en problematisch druggebruik (= uiteindelijke doel van CtC);b. Terugdringen van risicofactoren en bevorderen van beschermende factoren (bijv. verbetering van gezinsmanagement);c. Verbetering van beleidsproces en uitvoering c.q. rationalisering van het jeugdbeleid door gemeenschappelijke taal en gebruik van instrumenten.De eerste vier pilotprojecten Communities that Care (CTC) zijn afgerond. Amsterdam en Rotterdam, gaan door met CTC, terwijl ook elders twee nieuwe CTC-pilots zijn gestart. Effecten op risicofactoren en beschermende factoren kunnen niet eerder dan na drie jaar worden verwacht. De onderzoeksbevindingen en de ervaringen in de pilotwijken zijn van waarde voor andere gemeenten die CTC willen implementeren.De extra middelen voor de uitvoering van opvoedingsondersteuning voor ouders van kinderen met (een verhoogd risico op) politiecontact zijn allereerst bij de G4 ingezet. Voorbereidingen zijn getroffen voor de inzet in 2005 van 47 volgende gemeenten. De methodiek van intensieve pedagogische thuishulp is verder verbeterd.1 485 >50%Uit de beschikbare middelen worden de projectleiders in de betreffende steden gefinancierdDe punten a en b bij doelstelling zijn te beschouwen als permanente processen waarbij «het bereikt zijn van het doel» moeilijk in tijd is uit te drukken. De resultaten van beoogd effect «c» beginnen al zichtbaar te worden.
 VWS 16.33.01 De beoogde effecten uit de begroting 2004 zijn bereikt. Hierover is gerapporteerd via halfjaarlijkse rapportages. 53852170%Het project CTC in Den Haag is stopgezet.
Onderwijs        
bestrijding voortijdig schoolverlatenOC&W 4.3Regionale Meld- en Coördinatiefucntie (RMC-functie)teruggeleiding jongeren zonder startkwalificatie 10 55611 01032%Jaarlijks verschijnt de RMC-monitor.
Onderwijs gericht op maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid, Nederlands als 2e taal en Voortgezet Algemeen Volwassenen onderwijs.OC&W 4.2EducatieDoor het aanbieden van cursussen aan regionale opleidingscentra worden volwassenen in staat gesteld hun sociale redzaamheid te verhogen, hun beheersing van het Nederlands te vergroten of alsnog een diploma dan wel deelcertificaat mavo havo-vwo te behalen (tweede kansonderwijs). 235 058232 74638%Het percentage betreft het geschat aantal deelnemers NT-2
         
Moderne vreemde talen (leermiddelen, portfolio's onderzoek, e.d.)OC&W 3.4Diverse projectsubsidiesOndersteuning Gemeenten en scholen. Directe en indirecte ondersteunings-activiteiten ten behoeve van scholen en gemeenten.1 2801 268100%Periodiek vindt onderzoek en analyse plaats
         
Inlopen taalachterstand (op schoolniveau.)OC&W 3.1CUMI-faciliteitenOndersteuning allochtone leerlingen.Methodische ondersteuning/vakgericht taalonderwijs van/aan ca. 57 000 leerlingen.70 56270 567100%Periodiek verschijnt de GOA-monitor met gegevens.
         
Het bieden van extra ondersteuning aan scholen in achterstandssituaties via gemeentelijk beleid.OC&W 3.1Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (voortgezet onderwijs).1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE;3. Reductie voortijdig schoolverlaten met 30%4. Toename met 4% van deelname HAVO en VWO door allochtone leerlingen.Zie onderdeel GOA-beleid bij artikel OCW 1.111 74612 130100%Dit budget maakt deel uit van het totale GOA-budget (po en vo). Dit budget is per 1-8-1998 gedecentraliseerd naar gemeenten.Periodiek verschijnt de GOA-monitor met gegevens.
         
Oplossen arbeidsmarktknelpunten voor scholen met veel CUMI-leerlingen.OC&W 3.1Aanvullende vergoeding arbeidsmarktknelpunten.Personeelsvoorziening Scholen met allochtone leerlingen (26 400 leerlingen per peildatum 1–10–2003).Op ruim 80% van de betrokken scholen is sprake van vermindering van de werkdruk en toename van de arbeidssatisfactie. Dit zou zonder de extra financiering niet of nauwelijks gelukt zijn.*12 605100%Periodiek verschijnt de GOA-monitor met gegevens.* Bij de ontwerpbegroting was nog niet duidelijk of regeling zou worden gecontinueerd.
         
Bevordering instroom/doorstroom/uitstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijsOC&W 6.2*Diverse projecten gericht op 12 thema's**Verhoging van de instroom, doorstroom en uitstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs***Vanaf 2004 geen budget meer dus vervallen.  100%* Betreft gezamenlijk budget HBO en WO. HBO is penvoerder** Programmalijnen waarbinnen verschillende projecten worden uitgezet: effectieve leeromgeving, flexibilisering, streefcijfers, vluchteling studenten, pabo's, regionale samenwerking, implementatie, studentenbetrokkenheid, empowerment, internationale samenwerking, ICT, kunst*** Er is een doeltreffendheids-onderzoek uitgevoerd.
         
Bevorderen van de deelname van vluchtelingstudenten in het hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsOC&W 7.2Stichting UAF steunpuntVersnelde in- door- en uitstroom van vluchtelingen in het hoger onderwijs. Ondersteuning en begeleiding van 650 studenten op jaarbasis 2 5661 081100% 
         
Toegankelijkheid voor leerlingen met onderwijsachterstand vergroten, waardoor betere ontplooiingskansen voor hen worden gerealiseerd.OC&W 1.1De gewichtenregeling primair onderwijs verschaft basisscholen extra faciliteiten (formatie).Prestatie-indicatoren voor het achterstandenbeleid zijn:1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50 % in 2006.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.246 669255 271100% 
         
Het ontwikkelen van instrumenten om feitelijke achterstand te meten en adequate controle op de toepassing ervan.OC&W 1.1Om de ontwikkeling en voortgang van leerlingen te kunnen meten kan gedacht worden aan het toetsen van leerlingen in groep 1 van de basisschool en aan het eind van groep 4.Het kunnen meten van de ontwikkeling en voortgang van leerlingenEr zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.1 0000 Bij de begrotingsbehandelin 2004 is een amendement aangenomen om deze middelen in te zetten voor de taakstelling op het onderwijsachterstandenbeleid.
         
Toegankelijkheid voor leerlingen met onderwijsachterstand vergroten, waardoor betere ontplooiingskansen voor hen worden gerealiseerd.OC&W 1.1Het verschaffen van extra faciliteiten voor speciale scholen voor basisonderwijs (SBaO) om leerlingen in een achterstandssituatie betere ontplooiingsmogelijkheden te biedenPrestatie-indicatoren voor het achterstandenbeleid zijn:1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50 % in 2006. Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid.Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.16 20916 956100% 
Toegankelijkheid voor leerlingen met onderwijsachterstand vergroten, waardoor betere ontplooiingskansen voor hen worden gerealiseerd.OC&W 1.1Het verschaffen van extra faciliteiten voor expertisecentra (scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs) om leerlingen in een achterstandssituatie betere ontplooiingsmogelijkheden te bieden.IdemEr zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.18 35518 165100% 
         
Het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA-beleid) heeft tot doel onderwijsachterstanden weg te werken, waardoor de toegankelijkheid van het onderwijs voor leerlingen met een onderwijsachterstand wordt vergroot.OC&W 1.1Activiteiten i.k.v. Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid betreffende het bieden van extra ondersteuning aan scholen in achterstandssituaties via gemeentelijk beleid1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50% in 2006.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.164 920213 80675%Deze reeks is incl. de middelen voor schakelklassen.In de stand OW 2004 is rekening gehouden met de taakstelling op het onderwijsachterstandenbeleid. Deze is in 2004 niet ingevuld op het GOA, maar met incidentele maatregelen.
         
Onderwijs in allochtone levende talen (OALT) is er op gericht om:1. allochtone leerlingen de eigen moedertaal te leren zodat zij contact kunnen houden met de eigen cultuur. (buitenschools);2. het bieden van taalondersteuning aan de groepen 1 t/m 4 (binnenschools).OC&W 1.1Activiteiten i.h.k.v. Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT):1. Aanbieden lessen in taalondersteuning binnen kader GOA (groep 1 t/m 4 binnen schooltijd);2. Aanbieden lessen in allochtone levende talen door scholen of buitenschoolse instellingen (groep 5 t/m 8).Prestatie-indicatoren voor het achterstandenbeleid zijn:1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50 % in 2006.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.45 87546 841100%Met ingang van 1 augustus 2004 is OALT vervallen.
         
Het oplossen van arbeidsmarktknelpunten voor scholen met meer dan 70% gewichtenleerlingen.OC&W 1.1Arbeidsmarktknelpunten primair onderwijs.Vanaf 1 augustus 2001 zijn deze middelen toegevoegd aan het schoolbudget. Scholen kunnen zelf bepalen hoe zij de middelen willen inzetten.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.nvtnvt75%1. Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling.2. Deze gelden zijn niet meer apart zichtbaar. Per augustus 2001 is € 7,9 miljoen structureel toegevoegd aan het schoolbudget.
         
Het doel van dit onderdeel van het onderwijskansenbeleid is het verbeteren van de onderwijskansen van de kinderen die het meeste risico lopen achter te blijven in het onderwijs binnen de kleinstedelijke en plattelandsgemeenten.OC&W 1.1De ontwikkeling van een aanpak op maat voor scholen met een hoge concentratie aan onderwijsachterstandsproblemen.Prestatie-indicatoren voor het achterstandenbeleid zijn:1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50 % in 2006.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.9 3439 11175%1. Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling2. Alleen onderwijskansen kleinstedelijk en plattelandsgemeenten is buiten GOA gehouden. Het overige OK-beleid is per 1–8–2002 in GOA opgegaan
         
De toegankelijkheid van het onderwijs voor leerlingen met een onderwijsachterstand te vergroten, door kinderen die binnen de GOA-doelgroep vallen een betere entree te geven in het onderwijs.OC&W 1.1Bevordering van het Nederlandse taalonderwijs in de VVE-leeftijd.Het effectief aanpakken van taalachterstanden in de voor- en vroegschoolse fase.Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid. Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.6 0005 91875%Dit betreft de middelen die zijn ingezet voor de ontwikkeling en implementatie van de taallijn VVE in 2004.
         
De toegankelijkheid van het onderwijs voor leerlingen met onderwijsachterstanden te verbeteren.OC&W 1.4Diverse projecten i.v.m. achterstanden (GOA/OALT/Landelijk Steunpunt educatie Molukkers)Landelijke ondersteuning aan gemeenten, onderwijs-begeleidingsdiensten en scholen voor primair onderwijs bij verbetering taalonderwijs aan achterstandsleerlingen.Prestatie-indicatoren voor het achterstandenbeleid zijn:1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006;2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE tot 50 % in 2006. Er zijn geen tussentijdse streefwaarden geformuleerd voor het minderhedenbeleid.Het landelijk beleidskader loopt door tot 2006.9131 15575%Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling.
Overig beleid        
Het kabinet heeft voor de komende jaren de volgende drie prioriteiten op het emancipatieterrein. Vrouwen uit etnische minderheden behoren tot de doelgroep van het emancipatiebeleid.1. Versterken rechten en veiligheid2. Vergroten van de netto-arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid3. Positieverbetering in besluit vorming en bestuurSZW 121. Plan van aanpak emancipatie en integratie2. Conferentie Emancipatie en integratie tijdens EU-voorzitterschap 20043. Emancipatie -SubsidieregelingVerder zal in de komende jaren actief worden meegewerkt aan het opstellen van een Europees Verdrag ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel. Er zullen tevens pilots in samenwerking met gemeenten worden uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van een Vrouwen Veiligheidsindex (VVI).De Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict zal aandacht vragen voor geweld tegen vrouwen bij humanitaire acties en vredesmissies, oorlogs- en conflictsituaties en in asielzoekerscentra en de aandacht daarbij vooral richten op de mandaten, procedures en opleidingen voor politie enmilitair personeel.Er zal een plan van aanpak emancipatie en integratie van allochtone meisjes en vrouwen worden opgesteld en een netwerk worden ontwikkeld. Emancipatie-subsidies zullen worden ingezet om activiteiten van sociale partners en maat-schappelijke organisaties te ondersteunen. Het kabinet zal een plan van aanpak opstellen ter verbetering van de rechten en veiligheid van vrouwen (uitvoering motie Hirsi Ali). In dit plan zullen concrete doelen en maatregelen worden opgenomen ter vermindering van het geweld tegen vrouwen. Bijzondere aandacht zal worden gegeven aan de wijze waarop in samenwerking met de allochtone gemeen-schappen zelf cultureel gelegitimeerde vormen van geweld als eerwraak en genitale verminking kunnen worden voorkomen.1. Eind 2003 hebben SZW en V&I het plan van aanpak emancipatie en integratie op hooflijnen aan de Tweede Kamer gestuurd en in vervolg daarop, in januari 2004, het SCP-rapport «Emanicipatie in Estafette» over vrouwen uit etnische minderheden. In november 2004 is er een brief over de stand van zaken van het plan van aapak naar de Tweede Kamer gestuurd.2. SZW organiseerde in juli 2004 de ministeriële conferentie «Diversity and Participation; the genderperspective» onder het EU-voorzitterschap van Nederland.3. Voor het waarborgen van de Emancipatiekennisinfrastructuur en voor de concrete positieverbetering van laagopgeleide vrouwen en van allochtone vrouwen was in 2004 ruim € 7,7 miljoen beschikbaar in de vorm van institutionele- en projectsubsidies.4. De Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict organiseerde in december 2004 de conferentie «Women in Conflict Situations and Peacekeeping» als onderdeel van het emancipatieprogramma onder het EU-voorzitterschap van Nederland. Daarnaast is in november 2004 het nieuwe werkplan 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd.5. SZW heeft samen met enkele gemeenten de VVI getest en geïntegreerd in al bestaande lokale veiligheidsindexen.2 5002 80090%1. Plan van aanpak «emancipatie en integratie». Centraal in het plan staat de versterking van het lokale beleid. Hiertoe worden in nauwe samenwerking met de commissie PaVEM en de directe Arbeidsmarkt Bijzondere Groepen en de directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden van het ministerie van Justitie samenwerkingsafspraken gemaakt met de G30, gericht op duurzame verankering van een meer doelgericht en effectief emancipatiebeleid voor de doelgroep allochtone vrouwen. Deze afspraken omvatten de ontwikkeling van lokale plannen van aanpak en de inzet van instrumenten voor versterking van het beleid en de interactie met de doelgroep. Ter ondersteuning van dit plan is door DCE een tijdelijke stimuleringsmaatregel ingezet.2. Versteren rechten en veiligheid;Jaarlijks zijn ca. 200 000 vrouwen slachtoffer van mishandeling door de (ex-)partner. Dit geweld komt veerlvuldig in allochtone relaties en gezinnen voor. Vrouwenhandel, gedwongen huwelijken en zwangerschappen, eerwraak en genitale verminking zijn in Nederland een groeiend probleem. Het streven van het kabinet is de emanci
        patie en integratie van allochtone meisjes en vrouwen te bevorderen en het aantal slachtoffers te verminderen.3. Vergroten v/d netto arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid; De arbeidsparticipatie van vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst is lager dan 40%. De vrouwen die werken hebben vaak een kleine deeltijdbaan. Het streven is de arbeidsparticipatie te vergroten tot meer dan 65% en de economische zelfstandigheid tot meer dan 60% in 2010.4. Positieverbetering in besluitvorming en bestuur; De positie van allochtone vrouwen is nog kwetsbaar. In besluitvorming en bestuur is in veel situaties nog lang geen sprake van een evenredige vertegenwoordiging van allochtonen vrouwen.
         
Evenwichtige representatie van verschillende bevolkingsgroepen in aanbod, personeel en publiek van de mediaOC&W 15Instellings- en projectsubsidies voor Mira Media, lokale migrantentelevisie (MTNL), lokale multiculturele radio (FunX)Meer diversiteit in media-aanbod. Stimulering diversiteitsbeleid bij media. Via beleidsevaluatie wordt vastgesteld wat effecten en waardering zijn van het gevoerde beleid.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.3 6303 518100%Daarnaast stimulering dmv wet- en regelgeving (publieke omroep) en werkingsfeer fondsen op het terrein van omroep en pers. Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden regelmatig gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit bij de Publieke Omroep
         
Bevorderen van nieuwe persorganen voor culturele minderhedenOC&W 15Stimuleringsregeling minderhedenbladen bij het Bedrijfsfonds voor de persNieuwe persorganen voor culturele minderheden. Effect wordt gemeten door gegevens te verzamelen over aanvragen, publicaties en oplagen.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.681 100%Per aanvraag is maximaal€ 115 000 beschikbaar per jaar. Per jaar stelt het bedrijfsfonds maximaal € 700 000 beschikbaar voor deze regeling ten laste van eigen middelen. Bedrijfsfonds beschikt over een eigen budget. In 2004 is er niet gedoteerd aan het fonds.
         
Meer ruimte voor diversiteit in het culturele aanbodOC&W 14Bijdrage aan Phenix Foundation (ontwikkeling veelbelovend cultureel divers aanbod)Meer multicultureel aanbod en aandacht voor talentontwikkeling(deze bedragen zijn inclusief de fondsen bijdragen).Phenix heeft haar activiteiten voortijdig beëindigd.400250100%Daarnaast instellingssubsidies aan culturele instellingen die cultureel divers aanbod programmeren. Over de bedragen voor de jaren vanaf 2005 wordt besloten in de nieuwe Cultuurnota. Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit
         
Bereik van een groter en breder publiek voor cultuurOC&W 14Bijdrage aan stedelijke en provinciale programma's cultuurbereik gericht op het bereiken van nieuwe publieksgroepen waaronder allochtonen (onderdeel cultuurbereik)Een grotere deelname van allochtone publieksgroepen en meer samenwerking instellingen.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.11 34513 687100%Er vindt een match van middelen plaats. Gemeenten en provincies zetten een zelfde bedrag in ten behoeve van dit doel. Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit.
         
Bereik van een groter en breder publiek voor cultuurOC&W 14Ontwikkeling netwerk voor uitwisseling kennis en deskundigheid over de manier waarop doelgroepen kunnen worden benaderd en over presentatie en diversiteit van het culturele aanbod.Ontwikkeling van expertise bij culturele instellingen op dit terrein.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.227227100%Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit.
         
Een betere toegang voor minderheden tot bestuur en personeelsbestand van culturele organisaties.OC&W 14Bijdrage aan ATANA, gericht op scouting, coaching en bemiddeling potentiële bestuursleden voor de cultuursector.Een meer divers aanzien van de besturen en adviesraden.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.181175100%Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit.
         
Het bewaren en toegankelijk maken van het culturele erfgoed van minderheden.OC&W 14Ontwikkelen projecten en doen van deelinventarisaties in collecties musea, universiteiten en bibliotheken gericht op de thema's slavernijverleden, islamitische cultuur en migratiegeschiedenis.Zichtbaar en toegankelijk zijn van dit erfgoed.Effect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Ook over 2003 nog geen zicht op de effecten van beleid. Pas op langere termijn inzicht in te verwachten.4491 041100%Valt onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit.
         
Bevorderen van activiteiten bij instellingen om een divers publiek te bereikenOC&W 142% stimuleringsmaatregel. Onder voorwaarden kunnen rijksgesubsidieerde instellingen 2% extra budget krijgen tbv doelgroepactiviteiten.De regeling vervalt per 1–1-2005Breder en meer divers publieksbereikEffect over 2004 pas eind april 2005 bekend.Instellingen hoefden activiteiten op het gebied van doelgroepenbeleid niet meer jaarlijks te verantwoorden. Voorjaar 2005 wordt de periode 2001–2004 geëvalueerd.4 0004 000100%Valt in 2004 onder het actieplan cultuurbereik. Effecten worden jaarlijks gemonitord, bijv. via de monitor culturele diversiteit
         
Welzijnsnota: Bevordering van participatie en toegankelijkheidVWS 16.34.01Subsidiëring zelforganisaties minderhedenStimuleren van de oprichting van levensvatbare landelijke zelforganisaties van met name nieuwe groepen onder minderheden en vluchtelingen.Zie toelichting00nvtDe Tijdelijke stimuleringsregeling zelforganisaties minderheden is per 31 december 2003 geëxpireerd.
         
Participatie bevorderen en ontwikkeling van multiculturele organisatiesVWS 16.34.01FORUM, instituut voor Multiculturele OntwikkelingWaarborgen maatschappelijke inbreng en participatie van etnische minderheden door toerusting, toegankelijkheid, kennisontwikkelingZie toelichting6 2530nvtMet ingang van 1 januari 2004 is de subsidierelatie met FORUM overgedragen aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het budget is dan ook bij suppletore wet overgeboekt naar het ministerie van Justitie.
         
Verbeteren van de toegankelijkheid van de zorg voor allochtone cliëntenVWS 16.24.01Praktijkprogramma «allochtonen in de gezondheidszorg» en monitoring ontwikkelingenBevorderen praktische kennis en kunde op het gebied van allochtonen in de gezondheidszorgVoorbereiding monitor, start opstellen factsheets, voorbereiding praktijkprogramma727150100%Uitvoering beleidsbrief 16 maart 2004, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 484, nr. 1
         
Instellingen en voorzieningen zijn in gelijke mate toegankelijk (d.w.z. staan in gelijke mate open en zijn in gelijke mate produktief) voor minderheden en autochtonenJus 6.4.7Facilitering remigratie (uitkering en voorlichting).Diegenen die behoren tot een etnische minderheid in het verleden zijn geremigreerd of op het punt staan te remigreren en aan wie een remigratie-uitkering is toegekend, faciliteren cf. Remigratiewet.Degenen die behoren tot een etnische minderheid en daadwerkelijk willen remigreren, maar deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren zijn gefaciliteerd conform de remigratiewet.De remigratiewet is cf. de wens van de Tweede Kamer niet ingetrokken.20 90225 990100%Dit bedrag bestaat uit de uitgaven voor de periodieke uitkeringen, uitgaven voor eenmalige bijdragen in reis- en vervoerkosten en kosten hervestiging aan remigranten en de uitvoerings- en voorlichtingskosten.
         
 Jus 6.4.7Bijdragen aan de tot het LOM toegelaten samenwerkingsverbanden van minderheden;Bestuurlijke en maatschappelijke participatie.Bevordering beleidsmatige, bestuurlijke en maatschappelijke participatie.Beleidsmatige participatie: de uitvoering van de Strategische Agenda en de representativiteitstoetsen in LOM zijn op schema;Bestuurlijke participatie: Verbetering in beperkte mate bereikt: medewerking gemeenten viel tegen;Maatschappelijke participatie: De minister voor VWS heeft besloten de «Tijdelijke Stimuleringsregeling zelforganisaties Minderheden» niet te verlengen.2 48010 012100%De subsidiering aan FORUM, VWN en VON is per 1–1–2004 overgekomen van VWS. Bij suppletore wet is het bijbehorend budget naar Justitie overgeheveld
         
Toenadering tussen minderheden en autochtonen, d.w.z. het bereiken van wederzijdse communicatie en acceptatie van minderheden en autochtonen op basis van een minimale consensus over gemeenschappelijke waarden en normen.Jus 6.4.6Onderzoek/monitoring, communicatieprojectenOndersteuning van beleids beslissingen; dialoog tussen burgers en wederzijdse acceptatie;verspreiding van kennis over minderheden (beleid); betere opkomst van minderheden bij verkiezingenIn 2004 is de rapportagesystematiek over de voortgang van het integratieproces gewijzigd. De integratiemonitor en de beleidseffectenrapportage zijn vervangen door een jaarlijks uit te brengen wetenschappelijk jaarrapport integratie, dat is opgesteld door het ISEO onder auspiciën van het SCP. Voorts zijn onder andere verschenen de integratiekaart, het CBS rapport Allochtonen in Nederland 2004 en een rapportage Moslim in Nederland.1 6791 032100% 
         
Toenadering tussen minderheden en autochtonen, d.w.z. het bereiken van wederzijdse communicatie en acceptatie van minderheden en autochtonen op basis van een minimale consensus over gemeenschappelijke waarden en normen.Jus 6.4.6Projecten en activiteiten inzake lokaal integratiebeleid, bestrijding racisme en discriminatie, integratiebevorderende initiatieven.Enkele projecten in 2004 zijn: De Stimuleringsregeling Antidiscriminatiebureau's (ADB's), die tot doel heeft te komen tot verbetering van het functioneren van ADB's door professionalisatie; Invulling Europees voorzitterschap.De Stimuleringsregeling ADB's is per 1 augustus 2004 afgerond. Door de ADB's zijn eindrapporten aangeleverd, waaruit blijkt wat de resultaten zijn. Een ministeriële conferentie over integratie heeft plaatsgevonden, met als hoofdthema's: inburgeringsprogramma's, jongeren met een migrantenachtergrond en het tegengaan van radicalisering; Er is een politiek Akkoord van de JBZ-Raad op de door het Voorzitterschap voorgestelde 11 gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratiebeleid voor immigranten binnen de Europese Unie ; De Europese Raad heeft de conclusies over «Integratie van onderdanen van derde landen» aangenomen2 0141 721100% 
         
UitkeringsregelingenBZK 10.5Wet RietkerkuitkeringToekenning van een uitkering en herdenkingspenningJaarlijkse uitkeringen hebben plaatsgevonden2 2841 79779% 

Overzichtsconstructie Asiel en migratie

Overzichtconstructie Asiel en migratie, verantwoording 2004(x € 1 mln)
Departementsbegroting2004Realisatie 2004
Justitie  
– IND327,5325,8
– COA incl Alleenstaande minderjarige asielzoekers441,4689,7
– Alleenstaande minderjarige asielzoekers; opvang en voogdij94,297,2
– Vreemdelingenkamers83,1 
– Rechtsbijstand55,131,9
– Zorgwet/Eerste huisvesting*11,219,0
   
BZK  
– Politie asiel57,559,4
   
Hoge Colleges van Staat  
– Raad van State, rechtspraak12,711,3
   
OCW**63,068,7
   
Defensie (Koninklijke marechaussee)116,7116,9
   
Buitenlandse zaken***12,17,1

* Op dit artikel is tevens verantwoord de tegemoetkoming van het rijk, die de gemeenten in staat moet stellen de zorgplicht voor voormalige houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf in procedure (ex-VVTV-ers in procedure) af te wikkelen, waartoe zij op grond van de invoeringswet Vreemdelingen wet 2000 zijn verplicht.

** De budgetten van OCW zijn in vergelijking met vorige jaar uitgebreid met de reeksen voor het eerste opvang onderwijs.

De reeksen betreft:– De reguliere onderwijskosten voor het aantal asielzoekers dat geen definitieve verblijfstatus heeft;– De onderwijskosten voor leerplichtige asielzoekers die korter dan een jaar in Nederland verblijven en nog niet in de reguliere onderwijsbekostiging zijn opgenomen ( vorig jaar nog niet inde reeks opgenomen).

*** De realisatiecijfers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn exclusief personeelskosten.

BIJLAGE 2: TOEZEGGINGEN ALGEMENE REKENKAMER

(TOEZEGGINGEN RJV 2003, mei 2004)

Aandachtspunten Algemene RekenkamerToezeggingen aan de Rekenkamer:Stand van Zaken
Subsidiebeheer  
 Het formuleren van «algemene subsidievoorschriften Justitie».De implementatie en naleving van deze voorschriften door zowel de subsidieverstrekkende organisatieonderdelen binnen het ministerie van Justitie als door de ontvangers van subsidie hebben de hoogste prioriteit. Sanctiebeleid en sanctionering vormen het sluitstuk van de subsidievoorschriften maar zijn uitdrukkelijk slechts een onderdeel en niet het meest belangrijke bij het verbeteren van het subsidiebeheer. Het bovenstaande geldt met name voor incidenteel verstrekte subsidies.Parallel aan de financiële controle en toezicht op het verstrekken van subsidies loopt ook een evaluatietraject van de WOb en de Awb. Aangezien de beroep- en bezwaarprocedures meestal voortvloeien uit onduidelijke subsidiebesluiten is gekozen voor een gezamenlijke aanpak. Onder leiding van een Juridisch Adviseur is een werkgroep gestart, die voor beleidsambtenaren zowel de juridische als financiële voorschriften van de subsidieverstrekking gaat vastleggen in een «Leidraad subsidies». Dit document zal medio 2005 gereed komen en daarna bekend gemaakt worden.
 Waar sprake is van structurele subsidierelaties is vooral toezicht van belang. Gelet op de grote verscheidenheid in de beleidsvelden en organisaties (RWT/ZBO's) is het de verantwoordelijkheid van beleidsdirecties om voor structurele subsidierelaties specifieke maatregelen (toezichtarrangement) te treffen.In 2004 is door de auditdienst een project implementatie toezicht uitgevoerd om het toezicht op RWT's en ZBO's te herijken. Aan de hand van zelfevaluaties hebben zowel de subsidieverstrekkende beleidsdirectie als de subsidieontvangende organisatie een risicoanalyse uitgevoerd. De belangrijkste risico's in de toezicht- en verantwoordingsrelatie zijn naast elkaar gelegd. Vervolgens zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in zogenaamde toezichtsarrangementen. Op deze wijze is niet alleen draagvlak verkregen voor de toezichtsmaatregelen, deze zijn ook toegesneden op de specifieke relatie. Hiermee kan gesproken worden van effectief en proportioneel toezicht.
 Ter ondersteuning van de beleidsdirecties is binnen het ministerie van Justitie in 2004 een project gestart dat tot doel heeft de inrichting van toezicht te optimaliseren. Dat leidt onder andere tot standaardafspraken (in VBTB-termen) over product en prijs en daarnaast tot maatwerkafspraken op basis van een risicoanalyse per toezichtarrangement. Dat betekent meer focus op waar het echt om gaat en leidt waarschijnlijk tegelijkertijd in veel gevallen een vermindering van de beheerslast. Deze benadering raakt hierdoor ook de subsidierelaties. zie voorgaand punt.
Financieel beheer Openbaar Ministerie
 Het maken van één integraal plan van aanpak waarin het Openbaar Ministerie aangeeft hoe zij de door de AR genoemde problemen zal oplossen. Het plan zal daarmee ingaan op:– gebrekkige controle van gerechtskostenfacturen;– onvoldoende aandacht voor het tijdig en juist vastleggen van verplichtingen;– tijdige afhandeling van beslagzaken;– tijdige executie van geldboetes.De minister zal het plan vaststellen en eind mei 2004 aan de AR ter beschikking stellen.In 2004 heeft het OM een integraal plan van aanpak opgesteld waarin is aangegeven hoe zij genoemde knelpunten denkt op te lossen. Om de stand van zaken op het gebied van het financieel beheer in beeld te krijgen is KPMG gevraagd hierop een audit uit te voeren. KPMG heeft hierover recentelijk (december 2004) gerapporteerd: zij heeft zich daarbij gebaseerd op onderzoek over de eerste 8 maanden van 2004. In januari 2005 zal KPMG haar werkzaamheden afronden met een aanvullende audit op de financiële afsluiting van 2004. De bevindingen (uit de december-rapportage) waren als volgt:• De bevindingen geven aanleiding tot het geven van absolute prioriteit aan het herstel van de tekortkomingen in de processen gerechtskosten en inkopen. Bij de gerechtskosten moet die prioriteit liggen bij (een betere) documentatie van de wettelijke grondslag en de prestatieverklaringen. Bij de inkopen moet prioriteit worden gegeven bij het Europees aanbesteden;• Lineair geëxtrapoleerd op basis van de eerste 8 maanden 2004 komt het totaal aan onzekerheden bij het OM voor 2004 uit op € 16,2 mln. en € 2,3 mln. aan onrechtmatigheden.• Hoewel sprake is van verbeteringen bestaat nog steeds een groot risico ten aanzien van de kwaliteit van het financieel beheer.
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)
Project Noodvoorzieningen Drugskoeriers
 De DJI zal in 2004 verder gaan met de (na de overdracht naar de DJI van het beheer over de detentievoorzieningen en de bijbehorende budgetten) in gang gezette verbeteringen. De verwachting is dat het beheer in 2004 daarmee op orde komt.Het project drugskoeriers bestaat als zodanig niet meer. Het financieel beheer van Tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen (TDBV) maakt onderdeel uit van het totale financiële beheer en is op orde.
Financieel beheer bestuursdepartement
 Bij een aantal budgethouders vormt de discipline om verplichtingen tijdig en volledig vast te leggen een punt van aandacht. De focus zal in 2004 daarom gericht zijn op de verbetering van de discipline en de verbreding van de kennis.Punt is opgepakt, dit is gemeld in de brief aan AR van 23 april 2004, 5283952/DAD/O4.
 Ook genoemde probleem van de versnippering van de financiële functie wordt niet alleen onderkend maar ook ter hand genomen.1 juli 2005 zal het servicepunt Financiën zijn ingericht.
 Tenslotte zal in het kader van de interne controle komend jaar specifiek aandacht worden besteed aan benoemde thematiek als verplichtingenbeheer, betalingstermijnen en subsidiebeheer.Genoemde onderwerpen hebben bij de interne controle 2004 specifieke aandacht gekregen. Er is een inhaalslag voltooid met betrekking tot de afrekening van subsidies. Zie voor «verplichtingenbeheer» opmerkingen hierboven.
 Afronding onderzoek naar het uitbetalen van verlofuren. Een voorlopige analyse wijst uit dat de oorzaak van deze onterechte betalingen ligt in het onvoldoende opvolgen van de opgestelde procedure. Indien blijkt dat de voorlopige conclusies terecht zijn, zullen maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen.De procedure rond afkoop van verlofstuwmeren via PeRCC in het IPA-salarissysteem is in 2004 strakker gemonitord.
 Justitie heeft inmiddels besloten – mede gelet op de inrichting van een Shared Service Center HRM – alle personeelsdossier te digitaliseren. Justitie heeft in dit kader inmiddels een pilot afgerond binnen het Bestuursdepartement en enkele onderdelen van de DJI. Binnenkort zal binnen het Project Personeels Informatie Toegankelijk (PIT) Justitiebreed gestart worden met het volledig digitaliseren van alle personeelsdossiers. In beide trajecten wordt aan het schonen van de dossiers expliciet aandacht besteed.Naar verwachting zijn alle digitale P-dossiers van het Bestuursdepartement medio 2005 geschoond en actueel.
 De Audit Dienst geeft aan de functiescheiding ten aanzien van salarismutaties onvoldoende te vinden en DP&O adviseert de decentrale personeelsdiensten op de noodzaak van functiescheiding te wijzen. Justitie neemt dit advies over. Op korte termijn zullen de decentrale personeelsdiensten gewezen worden op hun verantwoordelijkheid op dit punt.Decentrale personeelsdiensten zijn op de noodzaak functiescheiding gewezen.Bij de herinrichting van de P-processen zal met de opmerkingen van de DAD rekening worden gehouden.
Financieel beheer agentschappen
Dienst Justis (voorheen Dienst Bestuurszaken)
 Het nakomen van de toezegging van het management van de Dienst Justits om in 2004 de belangrijkste knelpunten in het financieel beheer op te lossen.Op het terrein van financieel beheer zijn in 2004 diverse verbetermaatregelen opgestart. Zo zijn het inkoopbeheer, het ontvangstenbeheer, het beheer van de garantieverplichtingen en het ICT-projectenbeheer verbeterd. De naleving van de voorgeschreven procedures blijft een aandachtspunt.
Gemeenschappelijke Beheersorganisatie
 Het uitvoeren van het verbeterplan Financieel Beheer bij het GBO om de onvolkomenheden in het financieel beheer bij het GBO op korte termijn weg te nemen.Het verbeterplan Financieel Beheer is in 2004 uitgevoerd.
 Om verdere verbeteringen in het financieel beheer (waaronder het inkoopbeheer) door te voeren, zal de DJI in 2004 extra aandacht besteden aan verbeterpunten die zijn blijven liggen. De interne financiële toezichtfunctie zal daarbij op de realisatie toezien.De achterstand bij de subsidieafrekeningen is per 31/12/04 geheel weggewerkt. DJI leeft nadrukkelijk de Europese aanbestedingsregels na en monitort de uitgaven terzake (risico-monitor EA DJI). De monitoring van de inrichtingen op het punt van de administratie van ESF-projecten gaat onverminderd door (ook in 2005).
 Hiernaast wordt een verbetering op het punt van inkoopbeheer door de invoering van het zogenaamde shared service concept binnen de DJI.De uitrol van SSC binnen de DJI is conform plan uitgebreid gemonitord in 2004. Voor 2005 heeft de DAD in haar planning een audit terzake opgenomen. DJI leeft nadrukkelijk de Europese aanbestedingsregels na en monitort de uitgaven terzake (risico-monitor EA DJI).
Raad voor de rechtspraak
 In de wet als in het controleprotocol is in een controle voorzien door een externe accountant voor ieder organisatieonderdeel onder het bereik van de Raad voor de rechtspraak. Dit betekent dat de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de landelijke diensten jaarlijks een eigen onderzoek ondergaan door een externe accountant.De departementale Audit Dienst zal in iedere geval over 2003 een review uitvoeren op het over de rechtspraak als geheel uitgebrachte accountantsrapport.De Departementale Audit Dienst heeft een review op het over de rechtspraak als geheel uitgebrachte accountantsrapport uitgevoerd over het jaar 2003.
 Op basis van de uitkomsten van deze review zal hetJustitie indien nodig reageren richting de Raad voor de rechtspraak.De resultaten van de gehouden review hebben geen aanleiding gegeven om richting de Raad voor de rechtspraak te reageren.
 Voor de verbetering van het financieel beheer lopen twee grote trajecten. Zowel bij de financieel technische ontvlechting tussen OM, ZM en het departement, als bij de invoering van een baten-lastenstelsel voor de rechtspraak is de directie Strategie Rechtspleging (DSR) van mijn ministerie intensief betrokken. Deze trajecten zijn omvangrijk en vragen grote inzet van de financiële afdelingen binnen de rechterlijke organisatie en zullen uiteindelijk leiden tot een verbetering van het financieel beheer in personele en instrumentele zin.De invoering van het baten-lasten stelsel en de financieel-technische ontvlechting zijn succesvol afgerond. Vanaf 1 januari 2005 werken het bureau Raad en de gerechten met het baten-lasten stelsel.
 DSR heeft een eerste opzet gemaakt voor de invulling van de bestuurlijke verhoudingen tussen de minister van Justitie en de Raad voor de rechtspraak. Op basis van de opgedane ervaringen over 2003 en de gewijzigde opzet van de financiering van de rechtspraak in verband met de invoering van het baten-lastenstelsel zal de invulling van de toezichtrelatie waar nodig aangepast worden. Aandachtspunten van de AR zullen hierbij betrokken worden.Op dit moment worden enkele onderdelen van het toezichtsarrangement aangepast mede naar aanleiding van de invoering van het baten-lasten stelsel en het nieuwe Besluit financiering rechtspraak. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan het vernieuwen van het controleprotocol en het informatieprotocol. Deze twee protocollen zullen aan het eind van 2005 gereed zijn.
Beleidsinformatie
 Met ingang van de begroting 2005 is er sprake van een verbetering van de beschrijving van de doelstellingen, waarbij in de interne begrotingsaanschrijving met nadruk de aandacht wordt gevraagd voor de indicatoren en streefwaarden.De begroting 2005 is ten opzichte van de begroting 2004 op fundamentele wijze geherstructureerd. Zowel beleidsdoelstellingen als operationele doelstellingen zijn geheel herzien, waarbij verbetering in inzicht in politieke relevantie en ketenconsistentie leidend waren. Bovendien is er een extra niveau toegevoegd (actorniveau). Bij deze herstructurering is ook met nadruk aandacht besteed aan indicatoren en streefwaarden.

14. AFKORTINGEN

A 
AAfAlgemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ABRIOAanpak Bedrijfsvoering Recherche, Informatiehuishouding en Opleidingen
ACAanmeldcentrum
ACVZAdviescommissie voor Vreemdelingenzaken
ADRAlternative Dispute Resolution
AFBZAlgemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
AIVAdviesraad Internationale Vraagstukken
AMAalleenstaande minderjarige asielzoeker
AMKAdvies- en Meldpunten Kindermishandeling
AMV'sAlleenstaande minderjarige asielzoekers
AMvBAlgemene Maatregel van Bestuur
AOAdministratieve Organisatie
APVAlgemene Politie Verordening
ARARAlgemene Rijksambtenaren Reglement
ATANAProgramma ter stimulering van allochtonen in bestuurlijke functies bij vrijwillige en culturele organisaties
AVEMArbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheden
AVOActieplan Veilig Ondernemen
AWBAlgemene Wet Bestuursrecht
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AZCAsielzoekerscentrum
  
B 
BblvBeveiliging burgerluchtvaart
BAROBasisRaadsOnderzoek
BETBedrijfs Effecten Toets
BIBOBBevordering Integere Besluitvorming Openbaar Bestuur
BIRSBureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken
BCNPBureau Communicatie Nederlandse Politie
BDUBrede Doel Uitkering
B&L-stelselBaten-Lastenstelsel
BFTBureau Financieel Toezicht
BLOMBureau politiële ondersteuning v/d Landelijke Officier van Justitie voor het MOT
BNPBruto Nationaal Product
BOABuitengewone Opsporingsambtenaar
BODBijzondere Opsporingsdiensten
BOOMBureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie
BRTBovenregionaal Recherche Team
BSCBalanced Scorecard
BSGBureau van de Secretaris-Generaal
BTWBelasting Toegevoegde Waarde
BUMABureau voor Muziek-auteursrecht
BVOMBureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie
BWBurgerlijk Wetboek
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
BZMinisterie van Buitenlandse Zaken
  
C 
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBBCollege van Beroep voor het Bedrijfsleven
CBPCollege Bescherming Persoonsgegevens
CBRCentraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CGBCommissie Gelijke Behandeling
CIDCriminele Informatiedienst
CIECriminele Inlichtingen Eenheid
CIECCommission Internationale de l'Etat Civil
CIOTCentraal Informatiepunt Onderzoek & Telecommunicatie
CIRCentraal Insolventie Register
CJDCentrale Justitiële Documentatiedienst
CJIBCentraal Justitieel Incasso Bureau
CNDCommittee on Narcotic Drugs
COACentraal Orgaan opvang Asielzoekers
COVOGCentraal Orgaan Verklaringen omtrent het Gedrag
COWCentrale Opvang Woningen
CRICentrale Recherche Informatiedienst
CRIEMCriminaliteit Etnische Minderheden
CRvBCentrale Raad van Beroep
CS-VISCentrale Visa Informatie Systeem
CTCCommunities that care
CTRCentraal Testamenten Register
CUMICulturele Minderheden
CWComptabiliteitswet
  
D 
DADDepartementale Auditdienst
DAJSDirectie Algemene Justitiële Strategie
DBOBDirectie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement
DFEZDirectie Financieel-Economische Zaken
DIDirectie Informatisering
DIHMDirectie Inkoop Huisvesting en Milieu
DJIDienst Justitiële Inrichtingen
DNIDe Nieuwe Inrichting
DP&ODirectie Personeel en Organisatie
DVDirectie Voorlichting
DVADrugsvrije afdeling
DVBDirectie Vreemdelingenbeleid
DWDirectie Wetgeving
  
E 
EBIExtra Beveiligde Inrichting
ECDEconomische Controledienst
EDEEuropol Drugseenheid
EDUEuropol Drugs Unit
EGEuropese Gemeenschap
EHRMEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
EJNEuropees Justitieel Netwerk
EKEerste Kamer
ELROElektronisch Loket Rechterlijke Organisatie
ESFEuropees Sociaal Fonds
ETElektronisch Toezicht
EUEuropese Unie
EU VISEuropees VisumInformatiesysteem
EVFEuropees Vluchtelingen Fonds
EVRMEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens
ExComExecutive Committee (Verenigde Naties/UNHCR)
EZMinisterie van Economische Zaken
  
F 
FDROFacilitaire Dienst Rechterlijke Organisatie
FIODFiscale Inlichtingen- en OpsporingsDienst
FLOFunctioneel Leeftijds Ontslag
FOBAForensische Observatie en Begeleidingsafdeling
FORUMInstituut voor Multiculturele Ontwikkeling
FteFulltime equivalent
  
G 
GBAGemeentelijke Basis Administratie
GBOGemeenschappelijke Beheerorganisatie
GCTGezamenlijk Comité Terrorismebestrijding
GDGerechtelijke diensten
GGZGeestelijke Gezondheidszorg
GISGezinsvoogdij-Informatie Systeem
GLGerechtelijk Laboratorium
GOAGemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid
GPIOGroot Project Inburgering Oudkomers
GPSGeïntegreerd Proces Systeem
GRIPGedetineerden Registratie en Informatie Punt
GSBGrote Steden Beleid
GSDGemeentelijke Sociale Diensten
GVOGerechtelijk vooronderzoek
  
H 
HAFIRHandboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid
HALTHet Alternatief
HAVOHoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
HBOHoger Beroepsonderwijs
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HOIHalf Open Inrichtingen
HONHandhaving op Niveau
HROHerziening Rechterlijke Organisatie
HRPTHerintegratie Regeling Project Terugkeer
HRWNHerziene Rijkswet op het Nederlanderschap
  
I 
IBA-afdIndividuele begeleidingsafdeling
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
ICInterne controle
ICAOInternational Civil Action Organization
ICCInternationaal Coördinatie Centrum
ICCInternational Criminal Court
ICERInterdepartementale Commissie Europees Recht
ICMInterdepartementale Commissie Minderheden
ICTInformatie- en Communicatietechnologie
IFTInterregionale FraudeTeams
ILOIncidentele loonontwikkeling
ILOImmigration Liaison Officer
IMOInternationale Maritieme Organisatie
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
INDISImmigratie- en Naturalisatiedienst Informatiesysteem
INKInstituut voor Nederlandse Kwaliteit
IOMInternational Organisation for Migration
IPOInterprovinciaal Overleg
IPZInvesteren in Personele Zorg
IRCInternationale Rechtshulp Centra
IRISIntegraal Rechtshulp, Informatiesysteem
ISDInrichting voor Stelselmatige Daders
ITInformatietechnologie
ITBIndividuele Trajectbegeleiding
IteRInformatietechnologie en Recht
IVOIncidenteel Versneld Ontslag
IVOPInformatievoorziening Overheidspersoneel
IVRBesluit Informatie Voorziening in de Rijksdienst
IVUIndividueel Versnelde Uitzetting
IWBInterdepartementaal wetgevingsberaad
  
J 
JBZ-RaadJustitie Binnenlandse Zaken EU-Raad
JESJustitie Emancipatie Stimulering
JHVJeugdhulpverlening
JIBJustitie In de Buurt
JJIJustitiële Jeugdinrichtingen
Justis JWIJustitiële uitvoeringsdienst toetsing, integriteit, screeningJeugdwerkinrichting
  
K 
KBAKosten-baten analyse
KBvGKoninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
KCWKenniscentrum Wetgeving
KIEMKennis Instituut Etnische Minderheden
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KMARKoninklijke Marechaussee
KNBKoninklijke Notariële Beroepsorganisatie
KvKKamer van Koophandel
KVOKeurmerk Veilig Ondernemen
KWUKwaliteitsmeter Veilig Uitgaan
  
L 
LBBLandelijke Bijzondere Bijstandsvoorziening
LBIOLandelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LBRLandelijk Bureau Racismebestrijding
LBSLandelijk Bureau Slachtofferhulp
LCIDOLandelijk Coördinatie Informatiepunt Documenten
LECDLandelijk Expertise Centrum Documentatie
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LOMLandelijk Overleg Minderheden
LOSLandelijke Organisatie Slachtofferhulp
LRTLandelijk Recherche Team
LSOPLandelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
LurisLandelijk Uniform Registratiesysteem van internationale rechtshulpverzoeken
LVLandelijke Vereniging van Antidiscriminatiebureaus
  
M 
MBIMonitor Bedrijven en Instellingen
MBOMiddelbaar Beroepsonderwijs
MBVMededeling over de Bedrijfsvoering
MDManagement Development
MDIMeldpunt Discriminatie Internet
MDWMarktverbetering, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MEZMinisterie in Enge Zin
METMilieu Effecten Toets
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MNITJMarokkaans Nederlands Interactieteam Jeugd
MOTMeldpunt Ongebruikelijke Transacties
MRMinisterraad
MST(programma) Modernisering Sanctie Toepassing
MTVMobiel Toezicht Vreemdelingen
MvTMemorie van Toelichting
MVVMachtiging tot Voorlopig Verblijf
  
N 
NAPSNationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen
NCIPSNederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking
NCTbNationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NFINederlands Forensisch Instituut
NICAMNederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media
NidosJeugdbescherming voor vluchtelingen
NI-VISNationale Interfaces
NMANederlandse Mededingingsautoriteit
NMINederlands MigratieInstituut
NMPNationaal Milieubeleidsplan
NoNationale ombudsman
Nojo-teamNederlands Oorlogstribunaal Joegoslavië
NOvANederlandse Orde van Advocaten
NOvo-teamNederlands Opsporingsteam voor Oorlogsmisdrijven
NPCNationaal Platform Criminaliteitsbeheersing
NRKNederlands Rode Kruis
NSCRNederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving
NSISNationale Schengen Informatiesysteem
NTOMNieuwe Toelatings- en Opvangmodel
NVvRNederlandse Vereniging voor Rechtsspraak
NVWNieuwe Vreemdelingenwet
  
O 
OALTOnderwijs in Allochtone Levende Talen
ODAOfficial Development Assistance
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCOnderzoek- en opvangcentrum
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OKOnderwijs Kansenbeleid
OMOpenbaar Ministerie
OTSOndertoezichtstelling
OVAOverheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling
OvJOfficier van Justitie
  
P 
PaVEMCommissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen
PBCPieter Baan Centrum
PBOParticuliere Beveiligingsorganisatie
PBWPenitentiaire Beginselenwet
P&CPlanning & Control
PGProcureur-generaal
PIPenitentiaire Inrichting
PMJPrognosemodel Justitieketen
PPPenitentiair Programma
PPSPubliek-Private Samenwerking
PVROProject Versterking Rechtelijke Organisatie
  
R 
RARegeerakkoord
REANReturn and Emigration of Aliens from the Netherlands
RGDRijksgebouwendienst
RHBRijkshoofdboekhouding
RMRechterlijke macht
RMCRegionale Meld- en Coördinatiefunctie
RORechterlijke Organisatie
ROARegeling Opvang Asielzoekers
ROCRegionaal Opleidingen Centrum
RPERegeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek
RSJRaad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming
RvSRaad van State
RvdKRaad voor de Kinderbescherming
RvdrRaad voor de rechtspraak
  
S 
SAFIRDienst Salarisadministratie en Financiële Rechtspositietoepassing
SBaOSpeciaal Basisonderwijs
SCPSociaal en Cultureel Planbureau
SENAStichting ter exploitatie van de naburige rechten
SERSociaal-Economische Raad
SGCStichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken
SGMSchadefonds Geweldsmisdrijven
SHNVereniging SlachtofferhulpNederland
SIS IISchengen Informatie Systeem II
SIVStafbureau Informatievoorziening
SIZStafbureau Internationale Zaken
SLAService Level Agreements
SOBStrafonderbreking
SOVStrafrechtelijke opvang van verslaafden
SRStudiecentrum Rechtspleging
SRAStichting RechtsbijstandAsiel
SRNStichting ReclasseringNederland
StbStaatsblad
StcrtStaatscourant
STPScholings- en Trainingsprogramma's
STVStichting tegen Vrouwenhandel
SVBSociale Verzekeringsbank
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
  
T 
TBSTerbeschikkingstelling
TDBVTijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen
TEBITijdelijke extra beveiligde inrichting
TGVTherapeutische Gezinsverzorging
TKTweede Kamer
  
U 
UAHUitvoerbaarheids- en Handhaafbaarheidstoets
UAFUniversitair Asielfonds, Stichting voor Vluchteling-Studenten
UNCITRALUnited Nations Commission on International Trade Law
UNHCRHoge Commissaris voor de Vluchtelingen der Verenigde Naties
USDUnit Synthetische Drugs
USZOUitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid Overheid en Onderwijs
  
V 
VASVreemdelingen Administratie Systeem
VBTBVan Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording
VBAVerslavingsbegeleidingsafdeling
VDSVuurwapendatasysteem
VIPSVerwijs Index Personen Strafrechtshandhaving
VISVisum Informatie Systeem
V&IVreemdelingenzaken en Integratie
VKVreemdelingenkamer
VKCVaste Kamercommissie
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VNVerenigde Naties
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VOGVerklaring omtrent gedrag
VONVluchtelingen Organisaties Nederland
VPVeiligheidsplan
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VSNVereniging SlachtofferhulpNederland
VTVVergunning Tijdelijk Verblijf
VVEVoor- en Vroegschoolse Educatie
VvGBVerklaring van Geen Bezwaar
VVNVereniging Vluchtelingenwerk Nederland
VVTVVoorwaardelijke Vergunning tot Verblijf
VWVreemdelingenwet
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VWNVluchtelingenwerk Nederland
VWOVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  
W 
WAWettelijke Aansprakelijkheid
WAHVWet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften
WESWetgeving voor de Elektronische snelweg
WGWWet goederenvervoer over de weg
WIDWet op de identificatieplicht
WINWet Inburgering Nieuwkomers
WIPOWorld Intellectual Property Organization
WJSWet Justitiesubsidies
WODCWetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
WOKWet op de kansspelen
WORWet op de Ondernemingsraden
WOZWet Waardering Onroerende Zaken
WrbWet op de rechtsbijstand
WROMWet Rechtsbijstand On- en Minvermogenden
WRRAWet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren
WsnpWet schuldsanering natuurlijke personen
WTOWorld Trade Organisation
WvSRWetboek van Strafrecht
WWBWet Werk en Bijstand
WWMWet Wapens en Munitie
  
Z 
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZMZittende Magistratuur

TREFWOORDENREGISTER

Aanmeldcentrum 132

Afdoeningen 60, 73, 113, 114, 125, 190, 193

Alleenstaande minderjarige asielzoeker 73, 192, 220

Ama 57, 73, 74

Asielopvang 127, 132, 163

Auteursrecht 13, 35, 225

AWBZ 178

Beschermingszaken 75, 76, 78

BIBOB 51, 53, 225

Biometrie 134, 152

BOA 63

Boeten en transacties 27, 163, 181

Celcapaciteit 19

Centraal Insolventie Register 51

DNA 16, 40, 62, 67

Drugskoeriers 222

ESF 223

Europees Vluchtelingen Fonds 128, 130

Georganiseerde criminaliteit 15, 16, 41, 57, 58, 66, 67, 69

Gerechtskosten 25, 28, 59, 61, 154, 160, 183, 222

Geschillenbeslechting 98

Geweld op straat 18

Gezinsvoogdij 21, 27, 70, 79, 80, 227

Gratie 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 32, 36, 37, 100, 101, 102, 103, 107, 109, 110, 115, 116, 121, 123, 131, 132, 134, 135, 136, 140, 141, 142, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 150, 154, 155, 163, 164, 173, 174, 193, 197, 201, 202, 203, 204, 205, 214, 215, 217, 218, 219, 220, 227, 229, 231

Griffierechten 83, 85

Halt 71, 73, 113, 114, 193

Hoge Raad 85, 86, 192

Huiselijk geweld 18, 20, 25, 27, 70, 190

Internationaal Strafhof 87, 88

Internationale Organisatie voor Migratie 132, 134, 135

Jeugdbeleid 141, 203, 207

Jeugdbescherming 25, 26, 28, 70, 72, 73, 77, 79, 80, 114, 157, 163, 167, 172, 190, 191

Jeugdcriminaliteit 19, 53, 75, 79, 204, 207

Jeugdinrichtingen 20, 42, 70, 77, 78, 103, 105, 106, 193, 228

Jeugdreclassering 20, 25, 26, 27, 76, 77, 78, 79, 80, 191, 205

Jeugdzorg 20, 21, 27, 36, 70, 72, 75, 78, 79, 80, 81, 104, 105

Justitie in de buurt 5, 10, 25, 29, 54, 59, 61, 119, 120, 166, 167, 181, 182, 190, 226, 228

Kansspelen 39, 117, 118, 157

Kindermishandeling 75

LBIO 28, 72, 73, 228

Mediation 14, 97, 98

Meldpunt Ongebruikelijke Transacties 64, 229

Mulderzaken 60

Naturalisatie 5, 24, 25, 29, 121, 122, 124, 125, 126, 174, 227

ODA 130

Ondertoezichtstelling 78

Opvoedingsondersteuning 19, 25, 26, 27, 54, 78, 80, 207

Preventie 9, 18, 20, 25, 26, 36, 50, 53, 54, 55, 140, 141, 143, 144, 163, 172, 190, 203, 205

Raad van State 13, 14, 18, 36, 40, 41, 43, 55, 65, 96, 99, 220

Raad voor de Kinderbescherming 27, 55, 70, 71, 77, 104, 111, 206

Rechtsbijstand 9, 14, 15, 25, 26, 29, 39, 82, 88, 89, 90, 91, 93, 94, 163, 172, 220

Rechtshandhaving 9, 50, 57, 62, 66, 69, 163, 172, 190

Rechtspleging 5, 9, 14, 38, 55, 61, 82, 83, 115, 163, 167, 172, 174, 192, 224

Recidive 71, 80, 99, 102, 106, 107, 109, 110, 111, 116, 191, 193, 205

Reclassering 19, 25, 26, 27, 55, 78, 80, 99, 102, 107, 109, 110, 111, 116, 117, 157, 158, 167

Sanctiecapaciteit 19, 26, 70, 99, 100

Schadefonds Geweldsmisdrijven 28, 56, 57

Schuldsanering 92, 93, 94, 163, 173

Slachtofferhulp 56

Slachtofferzorg 55, 163, 172

SOV-plaatsen 100

SRN 102, 111, 157, 158

Stop-reactie 113, 193

Taakstraffen 19, 111, 112, 116, 117, 119, 193

TBS 19, 26

Tbs 56, 107, 108, 109

TBS 109, 231

Terrorisme 12, 13, 16, 17, 23, 36, 41, 67, 69, 227

Terugkeerbeleid 23, 131, 132, 147, 197

Veiligheidsprogramma 12, 15, 19, 25, 26, 29, 57, 58, 59, 62, 68, 75, 86

Verblijfsvergunning 21, 23, 37, 121, 122, 123, 137

Visum 134

Vluchtelingenwerk Nederland 128, 150

VOG 18, 52, 53

Voogdij 21, 70, 73, 74, 78, 79, 80, 103, 127, 192, 193, 205, 220

Vreemdelingenbewaring 24, 91, 101, 133, 135

Vreemdelingenkamers 159, 220

Vreemdelingenwet 37, 91, 121, 122, 123, 126, 131, 132, 133, 137, 138, 197

Vroeghulpinterventie 110

WAHV 119, 120

Wet schuldsanering natuurlijke personen 35, 93


XNoot
1

Deze quick scans worden opgesteld door het voor de maatregel eerstverantwoordelijke ministerie en bevatten een instrumentkeuzeverantwoording (afweging van nut en noodzaak van regelgeving, afgezet tegen andere instrumenten in het licht van doelmatigheid, doeltreffendheid en evenredigheid) en een globale inschatting van effecten van de voornemens voor bedrijfsleven, milieu en uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

XNoot
1

Conclusies JBZ Raad 2/3 december 2004, & Informatie van het voorzitterschap over de Ministeriele conferenties in Groningen (9–11 november 2004) en Rotterdam (6–7 juli 2004), 1 december 2004 15 343/04 MIGR 108.

XNoot
1

Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Ministerie van Justitie 23 juli 2004.

Naar boven