Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-IV nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-IV nr. 7 |
Vastgesteld 22 juni 2005
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 7 juni 2005 overleg gevoerd met minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over financiële verantwoording portefeuille Koninkrijksrelaties.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,
Van Beek
De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,
Franke
Dinsdag 7 juni 2005
16.00 uur
De voorzitter: Van Beek
Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:
Van Beek, Van Fessem, Leerdam, Luchtenveld en Nawijn,
en de heer Pechtold, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.
Aan de orde is de behandeling van:
het jaarverslag 2004 van Koninkrijksrelaties (IV) (30100 IV, nr. 1);
rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2004 van Koninkrijksrelaties (IV) (30100 IV, nr. 2);
wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2004 (slotwet) (30100 IV, nr. 3).
De voorzitter:
Hartelijk welkom. Wij zullen vanmiddag het Jaarverslag 2004 van Koninkrijksrelaties, het rapport van de Algemene Rekenkamer daarbij en de wijzigingen van de begroting bespreken. Alvorens wij dat doen, dank ik u, opdat het maar vastligt in het verslag, nogmaals, dit keer persoonlijk, voor het vertrouwen dat u heeft uitgesproken in uw nieuwe voorzitter. U heeft begrepen dat ik er echt niet kon zijn. Ik heb intussen wel begrepen waar het om gaat, want ik heb sindsdien alleen nog maar afspraken over al deze onderwerpen gehad. Ik val met mijn neus in de boter met alle contacten en alle commotie. Ik hoop de acht weken voorsprong te behouden.
Wij hebben voor het gesprek met de minister en zijn staf, die ik ook welkom heet, twee uur uitgetrokken, maar al vastgesteld dat dit ruim bemeten is. Inmiddels wordt bezien of wij in staat zijn een gesprek ter voorbereiding van de activiteiten van volgende week een uur naar voren te halen. Wij zullen zien of het lukt in een uur.
De heerVan Fessem(CDA)
Voorzitter. Ik heb enkele korte vragen over de waarborgfunctie en de reden van uitstel van de uitvoering van het Samenwerkingsprogramma Rechtshandhaving van 2004 naar 2005, dus met een jaar. Dat betekent dat de doelstelling in 2004 niet is gerealiseerd. Wat is de reden daarvan?
Ook vraag ik of de minister al zicht heeft op de uit te voeren evaluatie van de ondersteuning voor de zittende magistratuur en het Openbaar Ministerie. De drie landen en de minister van Justitie zullen naar aanleiding van de nog uit te voeren evaluatie overleg voeren over de omvang van de bijstand. Hoe staat het met de uitvoering van die evaluatie?
Wat is voorts de reden van het achterblijven van de investering voor de Kustwacht van de Nederlandse Antillen en Aruba? Zullen die investeringen in 2006 nog plaatsvinden en waaruit zullen deze bestaan?
Vervolgens gaat het om de aflossingsverplichting en het feit dat de verschuldigde rente niet is betaald. De minister geeft daarop het antwoord dat dit wordt verrekend. Heeft de minister nog instrumenten om in die situatie verandering te brengen? Misschien heeft deze nieuwe minister daarover frisse, nieuwe gedachten en ideeën.
Waarom is ten slotte bij de posten nominaal en onvoorzien de loon- en prijsbijstelling niet direct verdeeld over de verschillende artikelen?
De heerNawijn(LPF)
Voorzitter. Het jaarverslag is altijd een reden om opmerkingen te maken als eventuele voorbodes op de begroting. Als ik dit jaarverslag lees, komt bij mij als eerste conclusie naar boven: geen woorden maar daden. Ik vind dat heel belangrijk. De voorganger van deze minister heeft twee jaar geleden ook een aantal toezeggingen gedaan aan de Kamer, onder meer om zaken nu heel snel in een bepaald tempo te krijgen. Hij heeft toen zelfs tijdsparen en dergelijke genoemd. Ik moet op basis van dit jaarverslag helaas zeggen dat er wel van alles is gebeurd: er zijn veel plannen en veel commissies, er zijn allerlei gesprekken gevoerd, er zijn fondsen ingesteld, maar waar het natuurlijk allemaal om gaat is: wanneer wordt het werkelijkheid? Als ik het jaarverslag lees, word ik daar niet helemaal vrolijk van.
Het samenwerkingplan met de regering van de Nederlandse Antillen is nu gemaakt, ook over de kwijtschelding. Mijn fractie is niet tegen kwijtschelding, maar wij vinden wel: voor wat, hoort wat. Dat kan eveneens een onderhandelingspositie betekenen. Misschien kan de minister daar iets over zeggen, want wij worden er natuurlijk net als de afgelopen jaren niet vrolijker van hoe het op de Antillen gaat, bijvoorbeeld met de armoede en de afdwaling naar nare zaken als de drugs.
In het jaarverslag staat het een en ander over ingestelde ontwikkelingsfondsen. Op zichzelf zijn dat goede zaken. Het was de bedoeling dat daardoor gelden om projecten te financieren rechtstreeks naar de eilanden zouden kunnen. Is dat gebeurd, kan de minister voorbeelden noemen en heeft dat al enig effect gehad? Gaat dat geld meteen naar de eilanden en niet weer via de landsregering?
Een ander punt is nog steeds het Statuut. Hoe denkt de minister over een eventuele wijziging van het Statuut en hoe ver is het daarmee of wordt hieraan op dit moment helemaal niet gewerkt?
Het laatste punt is er een van grote zorg in de laatste jaren: de stijging van de overheidsschuld van de Nederlandse Antillen. Niet van Aruba, moet ik daarbij zeggen. Het schuldquotum loopt op tot 97% in 2004. Hoe kijkt de minister daartegenaan? Dat vergt natuurlijk wel daadkracht van deze minister.
De heerLeerdam(PvdA)
Voorzitter. De PvdA-fractie maakt een compliment voor het jaarverslag en de vragen en antwoorden. Dat compliment geldt in eerste instantie voor minister De Graaf, die er niet meer is.
Wij vragen nogmaals hoe het precies zit met het onderwijs, niet alleen het basisonderwijs, maar ook het hoger onderwijs. In de afgelopen jaren hebben wij daar al aandacht voor gevraagd. Hoe krijgt dat vorm en hoe meent de minister toch op een of andere manier nog meer duidelijkheid te kunnen geven? Onderwijs is een van de speerpunten, zeker bij de ontwikkeling van de zelfredzaamheid van de eilanden.
Als tweede punt vragen wij aandacht voor het urgentieprogramma. De minister heeft daar inderdaad correct antwoord op gegeven, maar toch vragen wij hem hierop verder in te gaan. Ook vragen wij de minister in te gaan op de verdere ontwikkeling van de Staatkundige structuur.
Is de minister het met de PvdA-fractie eens dat wij veel te veel denken in projectsubsidies en niet genoeg in structurele subsidies, waardoor niet echt de motor wordt gaande gehouden en structuur kan worden gegeven? Dat heeft te maken met de criminaliteitsbestrijding en ook met het rapport van het UNDP. Wat is daarvan het resultaat en hoe zit het met de armoedebestrijding? Tot nu toe is er € 2 mln. overgemaakt, maar als wij merken dat 33% van de jeugd werkloos is, wijst dat op een structureel probleem. Dat is niet iets van de afgelopen periode, maar een slopend geheel waaraan de Antillen op een of andere manier niet genoeg structuur kan geven.
Vervolgens vragen wij ook aandacht voor de Kustwacht. Hoe zit het daarmee? Wat is de reden van het achterblijven van de investeringen voor de Kustwacht? Wij hebben uit de media begrepen dat er inderdaad veranderingen plaatsvinden, dat er extra investeringen zijn en dat er in 2005 alsnog investeringen zullen worden gepleegd. Misschien kan de minister nader ingaan op wat dit precies te betekenen heeft.
De PvdA-fractie heeft vanaf haar aantreden aandacht gevraagd voor criminaliteit, onderwijs, urgentieprogramma's en sociale vormingsplicht, maar ook voor positieve zaken als kunst, cultuur en sport voor de jeugd en voor volwassenen. Misschien kan de minister daar alsnog daar iets over zeggen.
MinisterPechtold
Voorzitter. Ik ben verheugd dat de vragen en antwoorden tot duidelijkheid hebben geleid waardoor dit debat op hoofdlijnen kan worden gehouden en een enkele vraag meer aandacht kan krijgen. Wij hebben eerder gesproken over de situatie op de Antillen op dit moment en over de stand van zaken rond de hervormingen, mede aangaande de schulden. Die zaken zijn ook vandaag weer centraal gesteld. Premier Ys is dezer dagen in ons land. Misschien is dat een goed moment om ons nog eens verder te verdiepen in de zaken die op dit moment allemaal spelen.
De voorzitter:
De commissie spreekt overigens ook met de heer Ys.
MinisterPechtold
Ik ben blij dat hij met heel veel mensen spreekt en dat het niet alleen gaat over Antilliaanse jongeren, maar dat wij breder met hem spreken over zaken die nu spelen.
De heren Nawijn en Leerdam hebben gevraagd om wat meer algemene beschouwingen over het Statuut en de wijzigingen daarin. Op de vraag van de heer Nawijn of daaraan op dit moment wordt gewerkt, antwoord ik bevestigend, al dreigt dit in de belangstelling een beetje op de achtergrond te raken doordat het nieuws nu door andere zaken wordt beheerst. Uiteindelijk – dat heb ik ook bij mijn laatste bezoek op de Antillen nog een keer besproken – is dat waarover wij moeten spreken.
De bevolking op de eilanden heeft gesproken over de toekomst. Die ligt in staatkundig verband, maar ik heb al eerder in de Kamer aangegeven dat daar wat mij betreft een aantal randvoorwaarden voor moet worden verkend. Dan doel ik op de grote problematiek rond financiën en de schulden die zich verder opbouwen. Daarover maak ik mij zorgen. De heer Nawijn vroeg naar de visie van de minister. Ik heb al eerder aangegeven dat ik het de allerbelangrijkste uitdaging voor de komende tijd vind hoe wij zorgen dat de schuldenlast wordt genormaliseerd en hoe wij voorkomen dat er weer een nieuwe schuldenlast wordt opgebouwd. De ontwikkeling van de cijfers in de afgelopen jaren is schrikbarend wanneer je die doorvertaalt naar de nabije toekomst. Dan kan men vaststellen dat de Antillen op korte termijn in grote financiële problemen komen, voor zover dat niet al het geval is. De vorm die dan uiteindelijk het Statuut moet bieden om tot nieuwe staatkundige verhoudingen te komen is, zoals ik al eerder heb aangegeven, voor mij daarvan een afgeleide.
De drie zaken die zijn genoemd in het rapport-Jessurun – de financiën, de rechtsorde en een goed bestuur – zijn de zaken waarover ik met de Antilliaanse regering de komende tijd wil spreken en waarover de Nederlandse regering nu een standpunt inneemt dat moet dienen als reactie op de referenda en waarmee wij aan de onderhandelingstafel kunnen gaan zitten.
Wat mij betreft gaat het inderdaad om geen woorden maar daden. Ik vind ook dat wij moeten durven benoemen hoe wij in Nederland tegen die problematiek aankijken. Dan dwingen vreemde ogen misschien toch. Het valt mij op dat wij de afgelopen decennia toch te vaak om zaken heen hebben gedraaid en niet hebben benoemd hoe wij elkaar op de verantwoordelijkheden die wij binnen het Koninkrijk hebben, willen aanspreken. Daarin wil ik de komende tijd verandering brengen. Ik zal proberen zaken ten goede te keren.
De heer Leerdam vroeg naar de uitvoering van het urgentieprogramma. Dat is teleurstellend. Dat vind ik een van de signalen waardoor ik niet echt vertrouwen krijg dat men de koe bij de horens vat. Er is een lijst van zaken. Als je alleen naar het aantal zaken dat men heeft aangepakt zie je misschien nog wel voortgang. Kijk je naar het gewicht daarvan, dan zie je dat in de eenvoudiger zaken wel voortgang wordt geboekt, maar dat er nog veel te weinig beweging is bij de echt cruciale zaken die men zal moeten aanpakken om hervormingen door te voeren en te voorkomen wat ik zojuist heb geschetst. Ik ben van plan dat steviger aan de collega's aan de overzijde te vertellen.
Het heeft naar mijn mening alles te maken met de manier waarop wij armoede, onderwijs en zo meer oppakken. Ook daar zie ik verontrustende bewegingen. Waarschijnlijk heeft collega Van der Hoeven daar ook al met de Kamer over gesproken. Het feit dat op Curaçao de eilandsregering aangeeft tot het 14de jaar het Papiaments als instructietaal te willen, vind ik een zeer slechte keus. Ik wil niet het Nederlands heilig verklaren ten opzichte van het Papiaments, maar het gaat wel om jongeren die daarna vervolgopleidingen niet op de eilanden zelf kunnen volgen, maar voor bijvoorbeeld een hbo- of universitaire opleiding in Nederland of elders in de wereld terechtkomen. Dan zal je toch een taal moeten beheersen – Engels of Nederlands – die in ieder geval buiten het eiland mogelijkheden biedt. Ik heb het met eigen ogen gezien op scholen waar ik was. Er is ook een grote invloed van het Spaans. Dat is wel een wereldtaal. Het Papiaments als instructietaal tot 14 jaar is een plan waarvan men naar mijn mening moet afzien, zoals minister Van der Hoeven ook al heeft aangegeven.
Over projectsubsidies en meer structurele subsidies verkeer ik in dubio. Ik zou het, hopelijk met uw instemming, een slechte zaak vinden om structurele voorzieningen voor de Antillen op te zetten waarin wij geldstromen gaan creëren, want dat verlamt het eigen initiatief. Het is naar mijn mening uiteindelijk de oplossing voor de oorzaak van alle problemen om juist de Antilliaanse regering zelf de verantwoordelijkheid te laten nemen. Twee weken gelden ben ik in uw aanwezigheid hier in het Marriott Hotel met Antillianen in discussie gegaan. Het viel mij op hoe veel mensen hun bijdrage beginnen met woorden als: "wat kan deze minister doen voor ...", "hoeveel geld stopt Nederland in ...", of "wat gaat Den Haag doen?" Ik heb elke vraag teruggekaatst met de vraag: wat doet Willemstad waar Den Haag op kan aanhaken? Dat is de volgorde en daarom wil ik ook niet de weg op van een structurele subsidie, maar die van een projectmatige werkwijze. Daarmee kan Nederland incentives uitdelen en laten zien: dat vinden wij een goed idee en dat vinden wij een minder goed idee. Als een project na een paar jaar loopt, moet het op eigen benen kunnen staan.
De heerLeerdam(PvdA)
Is de minister niet bang dat denken in projectsubsidies alleen maar kortetermijndenken zal zijn omdat wij wel een heel traject hebben te bewandelen? U noemde net zelf het onderwijs, armoedebestrijding, criminaliteit en een heleboel andere zaken. U gaf al aan dat veel ook met het urgentieprogramma niet voor elkaar komt.
MinisterPechtold
Ik denk dat wij het met elkaar eens zijn. Het gaat erom dat er binnen het onderwijs bijvoorbeeld structuren zijn waarin die projecten vorm kunnen krijgen. Ik wil voorkomen dat Nederland zegt: wij geven geld aan het Antilliaanse onderwijs, punt. Er mag van mij structureel geld naar het Antilliaanse onderwijs, zij het niet in de vorm van een algemene subsidie, maar gericht op specifieke projecten waaraan wij ons verbinden. Daarbij is de volgorde dat die projecten door de eilandsregering zelf zijn bedacht, die zelf aangeeft wat zij daaraan kan doen. Vervolgens kunnen die projecten door Nederland worden aangevuld, waardoor het niveau omhoog kan of meer mensen mee kunnen doen. Dat is de opzet die wij meerjarig moeten kiezen. Dat hoeft niet hapsnap te zijn als: nu stoppen wij zoveel geld in een monument en dan weer in een schoolgebouw of wat dan ook. Daarin kan structuur worden aangebracht, maar wat mij betreft niet door structurele geldstromen.
De heerLeerdam(PvdA)
De minister concludeerde al in de richting die ik wilde. Het gaat er inderdaad om dat het onderwijs een langer traject dat gehaald moet worden, heeft te gaan. Ik neem aan dat de minister bedoelt dat hij lange trajecten uit wil stippelen in samenspraak met de Antillen en heel duidelijke afspraken wil maken over wat er moet worden bereikt en wat de doelstellingen zijn om te zorgen dat het onderwijs kan worden opgekrikt, zodat daarna de studenten en de leerlingen niet met de gebakken peren komen te zitten.
MinisterPechtold
Voor alle duidelijkheid: dat is in zekere zin meerjarig. Ik krijg net ingefluisterd dat dit voor onderwijs bijvoorbeeld vier jaar is. Voor die termijn weten wij wat wij aan elkaar hebben. Dat haalt het hap-snapperige ervan af, maar zorgt ook aan de andere kant – mijn angst – dat het niet iets structureels wordt waardoor wij achterover gaan leunen.
Als de heer Leerdam zegt dat er ook positieve zaken zijn, ben ik dat helemaal met hem eens. Kunst, cultuur en sport zijn zeker als positieve zaken te bestempelen. Wij denken iets te gemakkelijk: dat moeten wij ook doen en daarmee leuke dingen laten zien. Misschien mag ik kritisch tegen u zijn. Ik vind het aanleggen van kunstgrasvelden niet een hoofdtaak in onze relatie. Ik prikkel misschien, maar laten wij scherp durven zijn. Wat mij betreft, zijn er op de prioriteitenlijst heel veel punten voordat ik aan een kunstgrasveld toe ben. Natuurlijk moet de majesteit met staatssecretaris Ross en mij naar mooie sport kunnen kijken, maar daarvoor heb ik te veel ellende gezien. Cultuur en sport kunnen belangrijk zijn, ook in tijden met problemen, en ook positieve zaken zijn belangrijk, maar wij moeten scherp durven benoemen dat andere zaken heel belangrijk zijn.
De heerLeerdam(PvdA)
Ik neem aan dat wij niet alleen maar over kunstgrasvelden spreken. De motie van onze waarde collega Rijpstra daarover hebben wij uiteindelijk gesteund. Dat had te maken met de statuutviering. Met alle respect van dien, maar het gaat erom dat je op sportterrein ook heel andere trajecten kunt volgen. Ik hoop dat de minister begrijpt dat het niet alleen om kunstgrasvelden gaat, want daardoor kunnen wij geen voorbeeldfiguren naar voren schuiven en mensen zelfvertrouwen geven.
De heerNawijn(LPF)
Als de minister aan andere zaken denkt, neem ik aan dat hij denkt aan de kinderen die 's morgens zonder eten naar school gaan en dergelijke. Ik neem aan dat de heer Leerdam daarmee ook zeer begaan is, want die verhalen bereiken ons nog steeds. Dat zijn heel trieste verhalen.
De heerLeerdam(PvdA)
Dat is zeker zo. Dat zijn zaken die de PvdA-fractie zeker sinds ik in de Kamer zit steeds op de agenda heeft gezet, en die wij zullen blijven benoemen. Laat daar geen misverstand over bestaan.
MinisterPechtold
Voorzitter, wij zijn het allen met elkaar eens. Ik heb expres geprikkeld omdat ik vind dat ik de urgentie van zaken naar voren moet brengen.
De heer Van Fessem vroeg naar de reden voor het uitstel van uitvoering van het Samenwerkingsprogramma Rechtshandhaving van 2004 tot 2005. De Antillen en Aruba waren primair verantwoordelijk voor de opstelling van die programma's, zoals u weet, en dat duurde wat langer dan werd verondersteld. Ten slotte hebben wij daar van Nederlandse zijde wat meer druk op uitgeoefend en zijn de programma's in januari 2005 vastgesteld. De verantwoordelijkheid ligt dus aan de andere kant en wij hebben hopelijk bewerkstelligd dat deze kwestie in 2005 wel succes zal hebben.
Zijn tweede vraag was of ik al zicht heb op de evaluatie van de ondersteuning van de zittende magistratuur en het OM. Nee, want deze evaluatie moet nog in een breder perspectief van bestuurlijke veranderingen worden geplaatst. Daarom is ervoor gekozen deze even in de wacht te zetten totdat de bestuurlijke structuur helderder is. Die evaluatie plaatsen wij in een breder verband en gaan wij dus niet apart houden.
De heerVan Fessem(CDA)
Doelt u hiermee op de herziening van de staatkundige verhoudingen?
MinisterPechtold
Ja, op het rapport-Jessurun en dergelijke.
De heerVan Fessem(CDA)
Dat kan dus nog wel tien jaar duren.
MinisterPechtold
Dat kan, maar met uw kracht en inzet gaan wij dat versnellen.
De heerVan Fessem(CDA)
Die hebt u.
MinisterPechtold
Dank u zeer.
Vervolgens vroegen de heren Leerdam en Van Fessem naar de Kustwacht van de Nederlandse Antillen en die van Aruba. Het achterblijven van de investeringen daar wordt veroorzaakt door verschillende factoren: langer durende aanbestedingstrajecten, capaciteitsproblemen bij aannemers en de Marine, en de verwerving van grond die langer duurt. De stellige verwachting is toch dat de investeringen wel in 2005 en 2006 zullen kunnen worden gerealiseerd. Eind juli zal het jaarverslag van de Kustwacht door mijn collega van Defensie aan de Kamer worden aangeboden.
Bij de aflossingsverplichting gaat het om rente en dat soort zaken. Indien de Nederlandse Antillen niet voldoen aan hun rente- en aflossingsverplichtingen van kapitaalmarktleningen, wordt door de FMO de staatsgarantie ingeroepen. Feitelijk worden dan dus rente en aflossing in rekening gebracht bij Nederland. Dit gaat ten koste van de beschikbare samenwerkingsmiddelen. Nederland stelt voor het bedrag in kwestie een vordering in op de Nederlandse Antillen. Een deel van deze vorderingen heeft mijn ambtsvoorganger vorig jaar kwijtgescholden. Daarvan is de Kamer op de hoogte gesteld. Mede gezien het betalingsgedrag van de Nederlandse Antillen zal Nederland in de toekomst zeer terughoudend zijn met de verstrekking van staatsgaranties op leningen ten behoeve van de Nederlandse Antillen.
De heerVan Fessem(CDA)
Hebt u misschien ook andere middelen of instrumenten om daaraan iets te doen?
MinisterPechtold
Nee.
De heerLuchtenveld(VVD)
Wij hebben bij het contractplan in januari gehoord dat men op Aruba ook heel graag garantie van de Nederlandse overheid inbrengt in de contacten met de financiële wereld. Ik heb begrepen dat daar wel terug wordt betaald. Als u zegt "geen contracten", bedoelt u dan daarmee ook in één adem Aruba? Of zegt u: daar hebben wij die ervaring niet en hebben wij dus ook die sanctie niet nodig?
MinisterPechtold
Nee, want dat eiland heeft een fatsoenlijk betalingsgedrag. De heer Van Fessem heeft nog gevraagd waarom de loon- en prijsstelling niet direct zijn verdeeld over de verschillende artikelen. De loon- en prijsbijstelling voor 2004 is bij eerste suppletoire wet toegekend en bij tweede wet verdeeld binnen hoofdstuk IV. In het verleden is de toegekende loon- en prijsbijstelling niet volledig verdeeld en geparkeerd bij dit artikel Nominaal en Onvoorzien. Gezien de uitputting van de begroting in 2004 is het budget Onvoorzien niet aangesproken.
Dan is er nog de vraag van de heer Nawijn aangaande projecten buiten de overheid, direct naar de NGO's. In 2004 hebben wij in totaal 497 projecten in behandeling genomen, waarvan er 427, dus een behoorlijk aantal, zijn goedgekeurd, met name op het gebied van armoedebestrijding op de diverse eilanden. Dat is dan toch weer een verheugend punt.
De tekst over de loon- en prijsbijstelling zal ik nog op papier zetten.
De heerVan Fessem(CDA)
Ik complimenteer de minister en de diensten met het compliment van de Algemene Rekenkamer. Ik lees dat in ieder geval zo. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Wij zien elkaar over twee dagen weer, maar dan gaat het om de toekomst.
De heerNawijn(LPF)
Ik hoop dat de minister straks bij de begrotingsbehandeling al wat meer kan melden over de vooruitgang die hij heeft toegezegd.
De heerLeerdam(PvdA)
Ik vraag de minister welk deel van het overgemaakte bedrag van de USONA hij reeds voor 1 januari jl. heeft kunnen toewijzen aan concrete projecten. Hij zegt dat 427 armoedeprojecten zijn gehonoreerd, maar welke concrete projecten zijn dat? USONA is net begonnen, vorig jaar als ik mij niet vergis. Misschien kan de minister aangeven met welke middelen welke concrete projecten nu zijn ingezet bij de SONA, van welke projecten de regering verwacht dat zij grosso modo ook daadwerkelijk tot concreet waar te nemen beleidsresultaten voor de burgers van de Nederlandse Antillen zullen leiden en welke vertragingsfactoren daarbij een rol spelen. Het is toch een heel belangrijk instituut of een belangrijke motor om te bekijken hoe wij daarmee in de toekomst kunnen omgaan.
Ik dank de minister in ieder geval alvast voor de antwoorden. Over twee dagen zien wij hem weer en dan gaan wij natuurlijk op een andere manier nogmaals verder op bepaalde zaken in.
De heerLuchtenveld(VVD)
Voorzitter. Mijn excuses dat ik het begin van deze vergadering heb gemist. Ik zal niet allerlei nieuwe vragen stellen. Ik had overigens alleen vragen in algemene zin, die later deze week aan de orde kunnen komen. De minister is op een aantal algemene punten al ingegaan.
Een van de belangrijke zaken waarmee wij voortgang moeten maken, ook al hebben andere zaken op dit moment meer de aandacht, is de staatkundige vernieuwing, maar ik meen dat donderdag een beter moment is om daarover door te spreken. Dan gaat het erom hoe wij vanuit Nederland onze lijnen trekken, en wat wij aanvaardbaar en niet aanvaardbaar vinden.
De heerLeerdam(PvdA)
Ik had ook nog gevraagd wat de quick scan van de UNDP en de Wereldbank heeft opgeleverd op het punt van de identificering.
MinisterPechtold
Van zowel AMFO als SONA komen op zeer korte termijn de jaarverslagen beschikbaar. Daarom heeft het nu geen zin dat ik daarop inga, want ik ken de details ook niet. Het jaarverslag van de USONA komt voor de zomer en dat van de AMFO vlak na de zomer. De gegevens van de UNDP en de quick scan zijn pas in september beschikbaar. Zodra ik die gegevens heb, stuur ik ze naar uw Kamer.
Ik dank de Kamer voor de complimenten, die ik aan mijn ambtsvoorganger en aan de ambtenaren zal overbrengen.
De voorzitter:
Ik beëindig dit overleg en ik dank de minister, zijn staf en de collega's.
Sluiting 16.44 uur.
Samenstelling:
Leden: Klaas de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), Buijs (CDA),Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Van Bommel (SP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rambocus (CDA), Van Bochove (CDA), Wolfsen (PvdA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van Fessem (CDA), Nawijn (LPF), Tjon-A-Ten (PvdA), Blom (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Visser (VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Arib (PvdA), Van der Laan (D66), Van der Staaij (SGP), Van Dijken (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Van Miltenburg (VVD), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Jager (CDA), Ormel (CDA), Timmermans (PvdA), Van den Brink (LPF), Joldersma (CDA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Kalsbeek (PvdA), Straub (PvdA), Van Heemst (PvdA), Szabó (VVD) Örgü (VVD), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Koenders (PvdA) en Hirsi Ali (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30100-IV-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.