30 100 I
Jaarverslag en slotwet Huis der Koningin 2004

nr. 7
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2005

De minister van Algemene Zaken heeft de Algemene Rekenkamer verzocht de vraag van de Vaste Commissie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer over haar Rapport bij het Jaarverslag 2004 Huis der Koningin (Begrotingshoofdstuk I) te beantwoorden (30 100 I, nr. 6) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 100 I, nr. 2, sub 2). Hieronder zijn de vraag en het antwoord opgenomen.

Vraag

Waarom heeft de Algemene Rekenkamer de onderliggende processen ten aanzien van aan het Koninklijk Huis verbonden kosten niet kunnen beoordelen? Heeft de Algemene Rekenkamer, mede in het licht van de motie-Kalsbeek, u wel gevraagd om deze onderliggende gegevens? Zo ja, wat was hierop uw antwoord? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze zal de Algemene Rekenkamer in haar onderzoek over 2005 wel aandacht besteden aan de verantwoording van deze kosten? Welke informatie acht de Algemene Rekenkamer hiertoe noodzakelijk? Zal zij de minister van Algemene Zaken deze informatie vragen?

Antwoord

In aansluiting op het antwoord van de minister van Algemene Zaken brengt de Algemene Rekenkamer u het volgende onder de aandacht.

De Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften kennen geen bepalingen voor de huidige wijze van verantwoorden van integrale kosten die samenhangen met een begrotingshoofdstuk, maar waarvan de uitgaven onder de ministeriële verantwoordelijkheid van een andere minister vallen. De verantwoording en controle van de aan het Koninklijk Huis verbonden kosten vinden daar plaats waar ze deel uit maken van de verantwoordingsstaat.

De Algemene Rekenkamer heeft in de tijd tussen indiening van het Jaarverslag 2004 van het Huis der Koningin en de vaststelling van haar oordeel over de rijksrekening 2004 een deel van de onderliggende processen kunnen beoordelen. Om de indruk te vermijden dat het overzicht onderworpen is geweest aan de controle van de jaarrekening van het Huis der Koningin heeft zij aangegeven hier in 2005 aandacht aan te besteden. In haar rechtmatigheidsonderzoek 2005 zal de Algemene Rekenkamer bezien welke maatregelen de minister van Algemene Zaken heeft getroffen om de betrouwbaarheid van de informatie over de kosten te waarborgen.

Algemene Rekenkamer

drs. Saskia J. Stuiveling,

president

Jhr. mr. W.M. de Brauw,

secretaris

Naar boven