30 100
Financieel jaarverslag van het Rijk 2004

30 105
Voorjaarsnota 2005

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2005

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de Tweede Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2005 (30 105, nr. 4), alsmede de suppletore begrotingen IX-A (30 105 IXA, nr. 4) en IX-B (30 105 IXB, nr. 3).

Tijdens het verantwoordingsdebat naar aanleiding van het Financieel Jaarverslag heb ik toegezegd voorafgaand aan het debat over de Voorjaarsnota uw Kamer op de hoogte te stellen van de belangrijkste mee- en tegenvallers die zich sinds de Voorjaarsnota hebben voorgedaan. In onderstaande kom ik tegemoet aan deze toezegging.

Een majeure tegenvaller doet zich voor als gevolg van de CBS-revisie van de Nationale Rekeningen: een opwaartse bijstelling van het Bruto Nationaal Inkomen zal zeer waarschijnlijk leiden tot hogere HGIS-uitgaven ad 0,2 miljard en hogere EU-afdrachten van 0,5 miljard in 2005 (in verband met een naheffing over oude jaren). Hier staat tegenover dat de afrekening van de EU-afdrachten over 2004 in 2005 eenmalig ruim 0,1 miljard oplevert. Tenslotte leidt de aanhoudend lage rente tot nieuwe uitvoeringsmeevallers bij de rentelasten in de orde van grootte van 0,1 miljard in 2005.

Benadrukt zij dat dit beeld partieel is; er is geen nieuwe informatie voorhanden over belangrijke open-einde regelingen in de sociale zekerheid en de zorg. Een integraal beeld dat bovendien rekening houdt met de laatste inzichten van het CPB omtrent de ruilvoetontwikkeling zal worden opgenomen in de Miljoenennota.

De Minister van Financiën

G. Zalm

Naar boven