30 098
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersovertredingen (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen)

nr. 27
WIJZIGINGEN VOORGESTELD DOOR DE REGERING

Ontvangen 13 februari 2007

Het voorstel van wet zoals dat luidt na de daarin tot en met 20 juni 2006 aangebrachte wijzigingen (nr. 24) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 184a als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door «, of», onderdeel c en wordt onderdeel d verletterd tot onderdeel c.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met zevende lid.

4. In het nieuwe vijfde lid wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

B

In artikel 184d wordt «artikel 184a, derde lid» vervangen door: artikel 184a, tweede lid.

Toelichting

Het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersovertredingen (Kamerstukken II 2005/06, 30 098, nr. 24) is met name als gevolg van een aantal amendementen ingrijpend gewijzigd. Daarom heeft de regering het wetsvoorstel nogmaals voorgelegd aan de Raad van State. Hierbij is met name aandacht gevraagd voor de amendementen over de keuzemogelijkheid voor het gemeentebestuur, de zekerheidsstelling en de reikwijdte (Kamerstukken II 2005/06, 30 098, respectievelijk nrs. 13, 15 en 21).

Zowel bij gelegenheid van de mondelinge behandeling als in de brief van 6 juni 2006 hebben mijn ambtsvoorganger van Justitie en ik onze bezwaren tegen een uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reikwijdte van het onderhavige wetsvoorstel uiteengezet, zowel op het punt van uitbreiding met delicten als roodlichtnegatie als wat betreft (bepaalde) overtredingen van de Wet op de identificatieplicht. Deze bezwaren gelden thans nog onverkort. Wij voegen hieraan toe dat dit niet betekent dat er geen mogelijkheden zijn voor de toezichthouder om tegen deze delicten op te treden: de gemeente kan hem immers tevens aanstel- len als buitengewoon opsporingsambtenaar en dan zal de betrokkene een sanctie in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften kunnen opleggen. Op het punt van de overtredingen van de Wet op de identificatieplicht heeft bovendien de Raad van State aangegeven het onwenselijk te achten om de mogelijkheid te openen dat een bestuurlijke boete wordt gesteld op het niet voldoen aan een vordering ingevolge artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.

Wij hebben, alles overwegende, daarom besloten tot een nota van wijziging. De hierin opgenomen wijzigingen betreffen het schrappen van de roodlichtnegatie door fietsers en voetgangers en de overtredingen van de Wet op de identificatieplicht als overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete zal kunnen worden opgelegd. Het tweede onderdeel betreft een aanpassing van een vernummering.

Voor de overwegingen verwijzen wij naar hetgeen op dit punt is opgenomen in het nader rapport, alsmede naar de daarin opgenomen uitleg van het begrip lichte verkeersovertredingen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven