nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 26 september 2005
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 220f als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt de tweede volzin vervangen door:
De gemeente die voor een in het eerste lid genoemde belasting een tarief
hanteert dat lager is dan het in de vorige volzin voor die belasting genoemde
tarief, mag dit tarief verhogen tot maximaal het in de vorige volzin voor
die belasting genoemde tarief, met dien verstande dat het in de belastingverordening
opgenomen tarief ten minste verhoogd mag worden met het percentage trendmatige
BBP-groei na correctie voor inflatie en verminderd met de voor dat jaar geraamde
areaalontwikkeling.
B
In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 220g als volgt gewijzigd:
Aan het slot van het vijfde lid wordt de volgende tekst toegevoegd:
Voor het jaar na het kalenderjaar waarvoor de ontheffing is verleend,
gelden de tarieven zoals die in het jaar van ontheffing op grond van artikel
220f zonder de verleende ontheffing maximaal waren toegestaan, onverminderd
de bevoegdheid die tarieven binnen de grenzen van artikel 220f opnieuw te
verhogen en opnieuw een ontheffing aan te vragen als bedoeld in het tweede
lid.
Toelichting
In de tekst van het wetsvoorstel bleken nog enkele onduidelijkheden die
in deze nota van wijziging worden gepreciseerd. Mede namens de Minister en
de Staatssecretaris van Financiën licht ik die als volgt toe.
Onderdeel A
Artikel 220f, derde lid, bepaalt in welke mate gemeenten die een tariefhanteren dat lager is dan het op grond van het eerste lid toegestane
maximum, dat tarief mogen verhogen. De jaarlijkse stijging mag niet hoger
zijn dan het percentage trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en
verminderd met de voor dat jaar geraamde areaalontwikkeling. Een bijzondere
situatie bestaat voor gemeenten met een of meer tarieven die lager zijn dan
de in de eerste volzin van het derde lid genoemde bedragen. Die gemeenten
mogen deze tarieven in een keer laten stijgen tot de in de eerste volzin genoemde
bedragen en in de jaren daarna weer volgens de in de eerste volzin genoemde
norm. De situatie kan zich echter voordoen dat dit uitgangspunt er toe leidt
dat een gemeente de tarieven slechts mag laten stijgen met een percentage
dat lager is dan in de in de eerste volzin van het derde lid bedoelde stijging.
Dat effect is niet bedoeld. Om die reden is de tweede volzin gewijzigd om
zeker te stellen dat de op grond van de tweede volzin van het derde lid bedoelde
stijging steeds ten minste het in het eerste lid bedoelde stijgingspercentage
mag bedragen.
Onderdeel B
Artikel 220g, vijfde lid, bepaalt dat een ontheffing als in dat artikel
bedoeld, slechts voor één kalenderjaar geldt. Uit de tekst blijkt
niet duidelijk wat dit betekent voor de tarieven in het daarop volgende jaar.
Ter wille van de duidelijkheid is daarom een bepaling toegevoegd die er in
voorziet dat in het jaar na het jaar van ontheffing, zonder nader besluit
van de gemeenteraad, weer de tarieven gelden die op grond van artikel 220f
in het jaar van ontheffing zonder die ontheffing maximaal waren toegestaan.
Dat laat onverlet dat de gemeenteraad die laatstbedoelde tarieven weer mag
verhogen binnen de grenzen van artikel 220f en opnieuw een ontheffing mag
aanvragen als bedoeld in artikel 220g.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes