30 088
Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigation Satellite System) (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Staat Israël; Brussel, 13 juli 2004

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 26 november 2004 en het nader rapport d.d. 1 april 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 november 2004, no. 04.004118, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Staat Israël; Brussel, 13 juli 2004, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 november 2004, no. 04.004118, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 november 2004, nr. W09.04.0518/V, bied ik U hierbij aan.

Deze overeenkomst schept een kader voor samenwerking tussen de Europese Unie en Israël bij de ontwikkeling van het satellietnavigatiesysteem Galileo. Dit systeem zal, zo is de bedoeling, te zijner tijd de Europese tegenhanger vormen van het Amerikaanse GPS («Global Positioning System») en het Russische GLONASS. Momenteel verkeert Galileo nog in de ontwikkelingsfase; de planning is dat het systeem in 2008 operationeel zal zijn.

De Raad van State onderschrijft de strekking van de overeenkomst, maar maakt de volgende opmerkingen over de toelichtende nota.

De toelichtende nota bij de overeenkomst is uiterst beknopt. Uit de nota is niet af te leiden welke verdragsverplichtingen exclusief rusten op de Europese Gemeenschap en welke (mede) op de lidstaten. Ook wordt niet duidelijk welke concrete verplichtingen de overeenkomst voor Nederland schept en welke uitvoeringsmaatregelen op nationaal niveau zijn vereist, welke financiële middelen daarmee gemoeid zijn, welke instanties bij de uitvoering betrokken zullen zijn, en in hoeverre hier een rol is weggelegd voor het bedrijfsleven of voor wetenschappelijke instellingen. Afgezien van artikel 15, waarin wordt bepaald dat de hoogte van de Israëlische bijdrage in het Galileo-programma wordt vastgelegd in een afzonderlijke overeenkomst, wordt ook niet duidelijk in hoeverre de bepalingen van het verdrag nog uitwerking vergen in eventueel te maken nadere afspraken.

Meer specifiek acht de Raad het wenselijk, dat in de toelichting wordt ingegaan op de aard van de «aansprakelijkheid», die ingevolge artikel 13 op Nederland kan komen te rusten en de gevolgen die deze aansprakelijkheid kan hebben.

Ten slotte wijst de Raad op een onduidelijkheid in artikel 18 van de overeenkomst (Inwerkingtreding en opzegging). Het vierde lid van artikel 18 bepaalt dat de overeenkomst voor een periode van vijf jaar van kracht blijft vanaf de datum van inwerkingtreding, en dat zij steeds stilzwijgend voor een nieuwe periode van vijf jaar wordt verlengd, tenzij een van beide partijen uiterlijk drie maanden voor afloop van de periode te kennen geeft de overeenkomst niet te willen verlengen. Aangenomen mag worden dat deze bepaling bedoeld is om zekerheid te geven over samenwerking voor een wat langere termijn. Het vijfde lid bepaalt echter dat de overeenkomst altijd met inachtneming van een termijn van een jaar kan worden opgezegd, wat zich moeilijk laat verenigen met de ratio van het vierde lid. De toelichtende nota gaat niet in op de verhouding tussen het vierde en het vijfde lid van artikel 18.

De Raad adviseert in de toelichtende nota aan de hiervoor genoemde punten aandacht te besteden.

Aan de opmerkingen van de Raad van State is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Samenwerkingsvereenkomst wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven