30 081
Ruimte en Cultuur

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 september 2005

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2, de vaste commissie voor Defensie3, de vaste commissie voor Economische Zaken4, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit5, de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer6 en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat7 hebben op 1 september 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, d.d. 15 april 2005 inzake het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (30 081, nr. 1);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, d.d. 22 augustus 2005 met aanvullende informatie ten behoeve van het overleg van 1 september 2005 over het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (30 081, nr. 2);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, d.d. 29 maart 2004 inzake Grote Projecten uit de architectuurnota Ontwerpen aan Nederland, voortgangsrapportage 2003 (27 450, nr. 16);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, d.d. 29 april 2004 inzake de tweede voortgangsrapportage Belvedere Monitor 2003 (26 663, nr. 11).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Nijs (VVD) is blij met de richting van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (ARC). Uit het ARC blijkt dat de regering niet alleen aandacht heeft voor de economie maar ook het cultureel bewustzijn wil vergroten; beide zaken zijn belangrijk voor mensen om zich te kunnen ontwikkelen. De regering verdient lof voor de actiegerichtheid, de goed gestroomlijnde samenwerking tussen departementen en de voorbeeldrol die het Rijk wil vervullen.

In het ARC wordt veel aandacht besteed aan de rol van het Rijk en van deskundigen. De wijze waarop het publiek moet worden bereikt, blijft echter onderbelicht; dat is een gemiste kans. Welke publieksactiviteiten vloeien voort uit het ARC? Hoeveel geld wordt daaraan besteed? Gaat het om extra geld of om geld waarmee wordt geschoven? Het is belangrijk dat het publiek beter in staat wordt gesteld om kunst en cultuur te beleven.

Met het ARC wordt meer nadruk gelegd op cultuur – zo moet er in de milieueffectrapportage (MER) aandacht worden besteed aan cultuur – wat extra lasten kan veroorzaken voor diverse betrokkenen. Wat doet de regering om uitvoerenden, zoals planologen, stedebouwkundigen, waterschappen en ontwikkelaars, te ontzien? Zorgt de regering ervoor dat er één loket komt, zodat iedereen weet waar men met problemen terecht kan? Valt te verwachten dat de procedures langer worden? Komen er extra regels? Zo ja, zijn dit simpele, duidelijke, niet-belastende regels? Bepaalde architectuurinstellingen maken zich zorgen over dit soort zaken, wat mede wordt veroorzaakt door de vaagheid van het ARC.

In het ARC staat heel veel over interdepartementale samenwerking. Er wordt echter nauwelijks aandacht besteed aan het aanbod van kunst en cultuur, terwijl dat steeds belangrijker wordt voor de Nederlandse kenniseconomie. Het blijkt dat creatieve banen vooral ontstaan op plekken met een bruisend en rijk cultureel aanbod. Het is spijtig dat dit aspect niet is uitgewerkt in het ARC. Bovendien is het vreemd omdat cultuur en economie een van de speerpunten van de staatssecretaris is. Kan zij dit uitleggen? Wat is haar visie op dit ontwerp? Is zij bereid om het ARC op dit punt aan te vullen met concrete acties?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) wijst op de snelheid waarmee het herkenbare Nederlandse landschap verandert. In dat licht is het goed dat de culturele component onderdeel is van de ruimtelijke ordening, zodat ontwikkelingen ook in dat perspectief worden bezien. De regering verdient dan ook steun voor de in het ARC gekozen richting. De vraag is echter of alle mooie woorden ook in daden kunnen worden omgezet. Zijn de in het ARC genoemde actiepunten voldoende om de hoge doelstellingen te realiseren? Is het geen illusie dat afstemming tussen zeven departementen mogelijk is? De verschillende doelstellingen ten aanzien van zaken zoals economie, mobiliteit, volkshuisvesting en cultuur lopen zelden synchroon.

Het ARC gaat uit van een zeer centralistische visie. Op landelijk niveau wordt aangegeven wat goed is en wat er moet gebeuren. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de manier waarop decentrale overheden en maatschappelijke organisaties erbij kunnen worden betrokken. Het is opvallend dat er nauwelijks op het ARC is gereageerd. Het lijkt nog niet te zijn doorgedrongen dat eigen initiatieven worden verwacht van het veld en de lagere overheden. Hoe wil de regering andere actoren verleiden om aandacht te besteden aan culturele aspecten? Wat gaat zij doen om het bewustzijn te vergroten? Zonder besef en betrokkenheid in de samenleving zelf kan de overheid wel van alles ondernemen, maar zal er niets van de grond komen.

De concrete acties uit het ARC lijken onvoldoende om de doelstellingen te verwezenlijken. Weliswaar zijn er belangrijke wetswijzigingen in de maak, maar het ARC voegt daaraan niets toe. Het is overigens begrijpelijk dat de regering liever geen nieuwe regels maakt. Er moet een balans worden gevonden tussen deregulering en kwaliteit. In het ARC staat dat specifieke onderdelen worden verkend. Wat bedoelt de regering daarmee? Een wettelijk kader is nodig om de gewenste kwaliteitsimpuls te verwezenlijken.

Gezien de beperkte middelen kan geen grote financiële impuls worden verwacht. Er is echter wel geld nodig om het actieprogramma uit te voeren. De regering haalt dat uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Gaat het om meer dan een symbolisch bedrag?

Het Rijk zal initiatieven van onderop gaan ondersteunen. Daarbij gaat het onder andere om subsidieregelingen en lokale architectuurcentra. Architectuur- en erfgoedinstellingen spelen in dat verband een belangrijke rol. Het is dan ook onverstandig om dit soort instellingen te korten. Dit dreigt te gebeuren omdat ze worden beschouwd als «ondersteunend», een categorie waarop de staatssecretaris wil bezuinigen. Is zij bereid om de architectuur- en erfgoedinstellingen te ontzien? Een voorbeeld is Architectuur Lokaal. Door de korting op het budget zal deze instelling de verwachtingen uit het ARC niet kunnen waarmaken. De architectuur- en erfgoedinstellingen mogen meedenken en meebeslissen over integrale ruimtelijke investeringen. Het is de bedoeling dat zij participeren in de rijksuitvoeringstrajecten. Hoe wordt dit vormgegeven? Wordt het wettelijk vastgelegd?

Op lokaal niveau hebben de welstandscommissies een enorme macht, terwijl hun kwaliteit vaak te wensen over laat. Hoe beoordelen de bewindslieden de rol van de welstandscommissies?

Om de zeven deelnemende departementen op één lijn te krijgen is het noodzakelijk om het culturele bewustzijn binnen de departementen te vergroten. Het is daarom positief dat het ministerie van Defensie een eigen nota over cultuur en ruimte heeft geschreven. Kan dit initiatief worden overgenomen door andere departementen? Daardoor worden zij gedwongen om na te denken over hun eigen rol binnen het ARC.

De Raad voor Cultuur geeft een hard oordeel: de regering heeft geen visie op het architectuurbeleid, het ARC is slechts een optelsom van de lopende projecten. De staatssecretaris heeft terecht betoogd dat zij ook rekening moet houden met de integraliteit, de samenhang met andere beleidsterreinen. Het internationaal befaamde Nederlandse architectuurbeleid verdient echter wel serieuze aandacht. Komt de staatssecretaris later nog met een uitgewerkt plan waarover kan worden gediscussieerd?

De heer Verdaas (PvdA) verwijst naar de doelen van het ARC: het meer betrekken van ontwerpende disciplines bij de ruimtelijke inrichting en de ontwikkelingsgerichte inzet van cultuurhistorie. Het ARC is een uitvoeringsprogramma van de Nota Ruimte en wordt gedragen door zeven ministeries. Op basis van de informatie die de heer Verdaas zelf heeft ingewonnen, heeft hij een beeld gekregen van de wijze waarop het ARC tot stand is gekomen. Blijkbaar zijn twee externe bureaus ermee bezig geweest, is de eerste versie in de prullenbak verdwenen en hebben zeven departementen «hun plasje erover gedaan». Het ARC biedt in dat licht onvoldoende basis om te werken aan de ruimtelijke kwaliteit. Blijkbaar heeft het onderwerp geen urgentie bij de regering. Wat is de reactie van de bewindslieden op deze reconstructie en analyse?

Het ARC mist een visie: wat is belangrijk, waar moet het op uitkomen, hoe wordt het georganiseerd, wat is ruimtelijke kwaliteit eigenlijk? Verder is er geen terugkoppeling naar het eerder gevoerde beleid, het Belvederebeleid en de architectuurnota's. Haskoning doet in zijn rapport zinnige uitspraken over de effecten, successen en zwaktes van het Belvederebeleid. Het ARC is slechts een opsomming van projecten, waarin bovendien geen prioriteiten worden gesteld. Verder is onduidelijk of er voldoende geld is om de ambities te verwezenlijken. Net als bij de Nota Ruimte lijkt te worden uitgegaan van het klassieke economische belang. Het economische belang zou echter op de langere termijn wel eens gediend kunnen zijn met het veel meer inzetten op de culturele component van de ruimtelijke kwaliteit, omdat daarmee het vestigingsklimaat wordt verbeterd. Het is niet verstandig om de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit met dirigistische plannen af te dwingen. Het identificeren van die kwaliteit is echter wel noodzakelijk, omdat je anders niet weet waarmee je bezig bent.

Op bladzijde 12 van het ARC staat dat gebiedsgewijze ontwikkeling, waarvoor het instrument van de structuurvisie concrete mogelijkheden biedt, een krachtige impuls kan zijn. Dit is opmerkelijk omdat de structuurvisie als verplicht instrument onder druk van de Kamer in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is gekomen. De minister wilde er eigenlijk een facultatief instrument van maken.

Er zit een groot gat tussen de adviezen van de Raad voor Cultuur, de Raad voor het Landelijk Gebied en de VROM-raad, en de reactie daarop van de regering. Deze adviesraden formuleren diplomatiek, maar eigenlijk zeggen zij keihard dat het ARC een visie ontbeert en de samenwerking niet stimuleert. Wat vinden de bewindslieden daarvan?

In het ARC staat dat een centrale en operationele welstandstoets voor het integrale routeontwerp van snelwegen wordt ontwikkeld, waarin uitgangspunten over de panorama's op steden, dorpen en landschappen vanaf de weg worden gedefinieerd. Dat is onzin omdat Rijkswaterstaat niet kan treden in de welstandsbevoegdheid van de gemeenten. Het lijkt gemakzuchtig te zijn opgeschreven: wij willen dat dus wij gaan het zo regelen. Rijkswaterstaat moet de ruimtelijke kwaliteit verbeteren door in samenspraak met gemeenten een visie te ontwikkelen.

Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om welstandsbeleid op termijn in bestemmingsplannen vast te leggen. Dit zou een ongewenste juridificering van de welstandseisen betekenen, waardoor alle creativiteit wordt doodgeslagen. Er wordt veel gemopperd over de welstandscommissies, maar dit betekent wel dat zij een belangrijke functie hebben.

In het ARC wordt terecht gewezen op de unieke institutionele infrastructuur in Nederland, zoals architectuurplatforms in dorpen en steden maar ook grote instituten. Een instelling die daarin een belangrijke rol speelt, is Architectuur Lokaal. Er is echter veel onzekerheid over het toekennen van subsidies, waardoor het gevaar bestaat dat de organisatie meer met zichzelf bezig is dan met haar taken. Er moet meer zekerheid worden geboden, zodat wordt voorkomen dat de bestaande goede infrastructuur wordt beschadigd.

De subsidie voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam is gesneuveld in het advies van de Raad voor Cultuur. Waarom wordt over deze manifestatie niets gezegd in het ARC? De vorige keer dat dit evenement werd georganiseerd, had dat een grote spin-off in de media; dat soort zaken moet worden gekoesterd. De staatssecretaris moet hierop haar visie geven: waarom geeft zij wel of geen geld?

Op welke manier kunnen de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Defensie worden aangesproken op de ruimtelijke kwaliteit? Zij zijn tenslotte medeverantwoordelijk voor het ARC. Wie is er nu echt verantwoordelijk voor de uitvoering van het ARC?

Mevrouw Kraneveldt (LPF) is blij dat er een actieprogramma is gekomen, hoewel zij haar twijfels heeft over de inhoud. De eerste twintig bladzijden van het ARC bestaan uit theorie. Hierin staan rake observaties en conclusies over hoe het nu gaat en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. Daarnaast wordt echter ook een academisch betoog gehouden, waaruit niet duidelijk wordt waartoe alles moet leiden. Hoe moet Nederland er over tien of twintig jaar uitzien? Wellicht is het gebrek aan reacties uit het veld te verklaren door het ontbreken van een inhoudelijke visie.

Het kabinet betoogt terecht dat de rijkdom van Nederland op het terrein van cultuurhistorie en ontwerpkracht niet vanzelfsprekend leidt tot ruimtelijke kwaliteit. Nederland heeft heel veel standaardwoonwijken, eenzijdige bedrijfsterreinen en uniforme winkelgebieden. Er moet worden geprobeerd om verschillende belangen op elkaar af te stemmen, van zowel maatschappelijke actoren als de verschillende ministeries. De regering moet keuzes durven te maken; zij doet dat te weinig in het ARC. Waarop wil de regering de nadruk leggen?

Een hoofddoelstelling van het Rijk is om het bestaande stedelijke gebied te vitaliseren door bundeling van verstedelijking, met een substantiële opgave voor binnenstedelijke ontwikkelingen, transformatie van verloederde gebieden en wijken en aanvullende woningbouw in bestaand stedelijk gebied. Betekent dit dat de regering focust op het bouwen van woningen, of staat dit slechts in het ARC omdat het een speerpunt van het ministerie van VROM is? Wat zijn de echte speerpunten? Dreigt er geen versnippering?

In het ARC wordt terecht betoogd dat het platteland transformeert van een productie- naar een consumptielandschap. Industrie, transport, recreatie en dienstverlening spelen een steeds belangrijkere rol. In dat licht moet een balans worden gevonden tussen het behoud van het landelijke karakter en de eisen van de moderne samenleving. Het is belangrijk dat het gezicht, de eigenheid van het platteland behouden blijft, mede gezien de recreatieve functie. Daarnaast moet er uiteraard worden gebouwd voor jonge mensen uit de regio die graag in hun dorp willen blijven wonen.

Het is belangrijk dat er een goede synergie is tussen enerzijds de moderne bouwkunst en anderzijds de meer traditionele bouwkunst en het cultureel erfgoed met een traditioneel karakter. De bouwgolf van na de Tweede Wereldoorlog heeft gezorgd voor een verwijdering tussen monumentenzorgers en architecten. Hoe wil de regering ervoor zorgen dat beide beroepsgroepen beter naar elkaar gaan luisteren?

Mevrouw Kraneveldt sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Nijs over de lasten en lusten: waar komen die terecht? Hoe krijgt de coördinatie tussen de departementen vorm in de praktijk?

Het antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris schetst kort het kader van het ARC. Met de eerste architectuurnota Ruimte voor Architectuur werd in 1991 een grote stap gezet in het bereiken van samenhang tussen cultuur- en bouwbeleid. Met de tweede architectuurnota (1996) werd een extra stap gezet door meer aandacht te besteden aan planologie en landschapsarchitectuur. De derde architectuurnota Ontwerpen aan Nederland hing samen met de Belvederenota Behoud door Ontwikkeling, die vlak daarvoor was verschenen. Met elke nota werd de interdepartementale samenwerking vergroot. Het ARC is in dit proces de volgende, vierde stap, waarmee de integraliteit wederom is vergroot. Het was niet de bedoeling om daarmee een volledig nieuwe visie te ontwikkelen. De regering staat namelijk achter de visie die in de loop der jaren is ontwikkeld. Het ARC bouwt voort op de gedachtevorming over de integrale aanpak van ruimtelijke kwaliteit. Die integraliteit heeft niet alleen betrekking op de visie maar ook op de te ondernemen acties. Hoe hangen de activiteiten van de zeven betrokken departementen samen? In het ARC is gepoogd om daarop een antwoord te geven en dit te vatten in een samenhangend kader, waarbij het doel is om beleid om te zetten in een integrale uitvoering. Het spreekt voor zich dat het enige tijd vergt om met zeven ministeries op één lijn te komen. Het resultaat is echter iets om trots op te zijn. De externe adviseurs zijn ingehuurd om navelstaarderij te voorkomen en met hun kritische, frisse blik mensen bij de ministeries wakker te schudden. Het is zeker niet zo dat er geen gevoel van urgentie was of is.

Bij het integreren van zaken die onderling invloed op elkaar uitoefenen, kunnen belanghebbenden het idee krijgen dat hun specifieke belang wordt weggedrukt. Dit heeft wellicht geleid tot negatieve reacties bij bepaalde adviesorganen. Een goede integrale benadering zorgt echter voor een balans tussen verschillende belangen, zonder dat het ene belang het andere overvleugelt. Hiervoor zijn voldoende waarborgen. Gemeenten kiezen steeds vaker voor een integrale benadering; zij zijn zich steeds meer bewust van de samenhang tussen zaken zoals infrastructuur, toegankelijkheid en architectuur. Het succes van het Belvederebeleid is in dat verband een teken aan de wand. De staatssecretaris weerspreekt de bewering van de Raad voor Cultuur dat met het ARC afscheid wordt genomen van een succesvol architectuurbeleid. Het in balans brengen van verschillende aspecten betekent niet dat één aspect wordt verwaarloosd.

Een belangrijk uitgangspunt van het Belvederebeleid was al dat geld moet worden vrijgemaakt voor publieksactiviteiten. Daarnaast zijn er specifieke publieksacties, bijvoorbeeld voor het Rijksmuseum en de Hollandse Waterlinie. Andere voorbeelden zijn de lokale architectuurinstellingen en het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), die proberen om het publiek meer bij architectuur te betrekken. Bovendien zullen mensen steeds vaker in de praktijk kunnen zien dat de ruimtelijke kwaliteit stijgt door een andere manier van bouwen en krijgen zij op lokaal niveau voorlichting over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Uit onderzoek dat samen met het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) is uitgevoerd, blijkt dat de burger veel waarde hecht aan cultuurhistorie en de kwaliteit van de omgeving. Het ministerie heeft echter geen integrale monitor waarmee de betrokkenheid van het publiek wordt gemeten.

Het aanbod van kunst is niet het centrale onderwerp in het ARC. In dat licht is het logisch dat vooral de nadruk wordt gelegd op de cultuurhistorische aspecten en de ruimtelijke en architectonische kwaliteit. Kunst in de openbare ruimte maakt daar deel van uit, maar het kunstaanbod in den brede niet. Aan dit onderwerp wordt uiteraard wel op andere manieren aandacht besteed, onder andere in het Actieplan Cultuurbereik. Daarnaast wordt veel beleid ontwikkeld op het lokale niveau, met name in de grote steden. Stadsontwikkeling hangt vaak samen met de gemeentelijke visie op de culturele infrastructuur.

Een goede uitvoering van het ARC vereist een goede afstemming tussen rijksoverheid en lokale overheden. In dat licht kan de staatssecretaris niet garanderen dat alle doelstellingen worden gehaald. Zij zet zich wel in om lokale overheden zo veel mogelijk te stimuleren, onder andere met subsidie, «management by speech» en veel overleg. In veel dorpen en steden gebeurt er al heel veel, maar er moet nog een slag worden gemaakt zodat het overal in het land gaat bruisen van de gedachten uit het ARC. Daarnaast heeft er in het kader van de totstandkoming van het ARC overleg plaatsgevonden met allerlei maatschappelijke organisaties, zoals de ANWB en de Unie van Waterschappen. Zij worden uiteraard ook betrokken bij de uitvoering.

Over een periode van vijf jaar komt in totaal 40 mln. uit het ISV beschikbaar voor cultuur; via het ILG wordt jaarlijks 2,2 mln. uitgekeerd. De gemeenten krijgen op basis van indicatoren de vrijheid om dit geld op hun eigen manier te besteden, zodat hun administratieve lastendruk niet onnodig stijgt. Het lijkt er vooralsnog op dat er meer gebeurt dan op basis van de verstrekte middelen mocht worden verwacht.

Bij de korting op de ondersteunende instellingen worden de architectuurinstellingen ontzien. Zij gaan er in vergelijking met vorig jaar niet verder op achteruit. De Raad voor Cultuur heeft in 2004 geadviseerd om de subsidie voor Architectuur Lokaal (€116 000) te schrappen. Desondanks heeft de staatssecretaris €100 000 toegekend. Ondanks dat het totale subsidiebedrag is afgenomen, heeft Architectuur Lokaal voldoende middelen om zijn belangrijke taken uit te voeren. De ministeries hebben hun afzonderlijke subsidiebedragen op elkaar afgestemd en gezamenlijk bepaald hoeveel geld zij overhebben voor de organisatie. Het is begrijpelijk dat Architectuur Lokaal graag meer subsidie had gekregen. De staatssecretaris zegt toe, een brief te schrijven over de verstrekte subsidies aan Architectuur Lokaal in de loop der jaren en over de afwegingen die hebben geleid tot de gemaakte keuzes.

De Raad voor Cultuur heeft op basis van de biënnale in 2003 negatief geadviseerd over de subsidie voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam. De opzet en de ambities voor de biënnale in 2005 zijn echter anders; deze sluiten goed aan bij het ARC. De staatssecretaris overlegt met andere betrokken partijen zoals de gemeente Rotterdam over de toekomst van het evenement. Zij zegt toe, voor het einde van het jaar duidelijkheid te scheppen en de Kamer te informeren over de gekozen lijn.

De uitvoering van het Belvederebeleid is met name gebaseerd op het tot stand brengen van samenhangende wetgeving voor beschermde stads- en dorpsgezichten. Verder wordt geprobeerd om via de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) informatie beter toegankelijk te maken. Daarnaast zijn er leerstoelen ingesteld en is er geld vrijgemaakt. Het Belvederebeleid is zeer succesvol en is belangrijk voor het cultuurhistorisch bewustzijn.

Er zal geen aparte architectuurnota komen. Wel is in het kader van de gewenste impuls voor ruimtelijke kwaliteit advies gevraagd aan de Rijksbouwmeester en het College van Rijksadviseurs over de toekomst van het Nederlandse architectuurbeleid. Dit advies, dat in de zomer van 2006 zal verschijnen, kan bijdragen aan het ontwikkelen van een integrale visie op het architectuurbeleid. Het advies zal inhoudelijk ingaan op het architectuurbeleid. Dit gebeurt niet in het ARC, dat vooral een bestuurlijke invalshoek heeft.

Het gebrek aan reacties uit het veld duidt op een groot draagvlak voor het ARC. Veel reacties betekent meestal dat men ergens tegen is.

Het ARC is bedoeld om zaken met elkaar te verbinden en niet om duidelijke keuzes te maken. Die keuzes zijn al gemaakt door de afzonderlijke ministeries. De minister van VROM en de staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor de coördinatie tussen de departementen. Die vindt plaats via het reguliere overleg. Tweejaarlijks wordt gerapporteerd via de Rijksplanologische Commissie (RPC). Het is niet nodig om één loket in te stellen. De ministeries hebben weliswaar verschillende potjes, maar projecten komen in het algemeen slechts voor één potje in aanmerking; afstemming is dus niet nodig. Verder is bij alle, ook de regionale, projecten een coördinerend of trekkend departement aangewezen.

De steeds betere afstemming tussen «oud» en «nieuw» is een positief gevolg van het beleid sinds 1991. De ontwikkeling van gebouwen en (stedelijke) gebieden wordt steeds meer in een cultuurhistorisch perspectief geplaatst.

De minister plaatst het ARC binnen het ruimtelijk denkkader van de Nota Ruimte. Het is belangrijk, maar tegelijk lastig, om verschillende aspecten van gebiedsontwikkeling met elkaar te verbinden. De essentie van ontwikkelingsplanologie is echter om belangen met elkaar te verbinden en zo tot resultaat te komen. Het is de bedoeling dat dit actieprogramma ervoor zorgt dat plannen uit eerdere rapporten en nota's op een goede wijze worden uitgevoerd. Dat is belangrijk omdat de integraliteit van beleid zich moet bewijzen op projectniveau.

De regering is zich ervan bewust dat het publiek moet worden betrokken bij de uitvoering van de acties uit het ARC. Het ministerie van VROM geeft dit vorm met een publieksagenda en een burgerplatform, middelen om met burgers te discussiëren over bepaalde thema's. Zij blijken vanuit hun eigen perspectief vaak een goede visie te hebben op hoe zaken zich kunnen ontwikkelen. Het culturele aspect kan daarin goed worden ingepast; er zal worden getoetst of dit daadwerkelijk gebeurt. Het ARC biedt in dat kader de juist handvatten, juist omdat cultuur daarin niet is verengd maar breed en integraal wordt neergezet. De diverse acties en projecten moeten ervoor zorgen dat het culturele en cultuurhistorische besef bij het publiek toeneemt.

Het meenemen van cultuurhistorie in de MER zorgt niet voor extra regels; het is een van de elementen in de rapportage. Het moet vanzelfsprekend worden dat dit aspect in de afweging wordt betrokken. De rechter kan toetsen of dit op een correcte wijze is gedaan. In het kader van de wet op de architectentitel loopt een project om de praktijkkennis van jonge architecten goed in te bedden; dit loopt aan het einde van het jaar af. Het is belangrijk dat architecten voldoende kennis hebben van cultuurhistorie. Ook het beschermd stads- en dorpsgezicht en het beschermd landschapsgezicht bieden waarborgen om cultuurhistorie in stand te houden. Zowel het Rijk als de lokale overheden hebben een verantwoordelijkheid om belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde van gebieden met elkaar in overeenstemming te brengen, onder andere in het kader van de gebiedsontwikkeling. Een goed voorbeeld is het Wieringer Randmeer.

Welstandscommissies kunnen heel belangrijk zijn, maar hun adviezen verworden soms tot «subjectieve smaakarrangementen». Om daar verandering in aan te brengen zullen gemeenten zich voortaan duidelijk moeten uitspreken in openbare welstandsnota's. Gemeenten die dat niet doen, hoeven ook geen commissie te hebben. Dit is een eerste stap in de goede richting. Bovendien worden de welstandscommissies steeds beter bemenst, onder anderen met deskundigen op het terrein van architectuur. Er zal onderzoek worden gedaan naar welstandsaspecten die de gemeentegrenzen overstijgen. Daarbij zal worden gezocht naar criteria om zaken voor een groter gebied te wegen.

In de cultuurnota van het ministerie van Defensie wordt aandacht besteed aan de cultuurhistorische betekenis van terreinen en gebouwen. Dit is extra van belang omdat Defensie terreinen afstoot. De nota kan worden betrokken bij de gebiedsontwikkeling aldaar. Het is goed dat bij verschillende ministeries het besef doordringt dat cultuurhistorie en architectuur belangrijk zijn. Dat geldt ook voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, wat tot uitdrukking komt in de ambassadegebouwen. Zo worden bovendien Nederlandse architectuur en kunst in het buitenland gepromoot. Dit kan leiden tot buitenlandse opdrachten voor Nederlandse architecten en kunstenaars.

De Rijksbouwmeester en het College van Rijksadviseurs zijn betrokken bij het ontwerp rond de A12. Dit is een goede manier om de integraliteit vorm te geven en de kwaliteit te verhogen. Uiteraard is het belangrijk dat gemeenten hieraan meewerken. Daarbij moet niet alleen gebruik worden gemaakt van formele bevoegdheden maar vooral van overtuigingskracht.

Er moet een balans worden gevonden tussen enerzijds het behoud van de identiteit van het platteland en anderzijds de (agrarische) bedrijvigheid daar. Veel Nederlanders hechten aan het open landschap. De regering probeert dit op veel plaatsen te behouden, in samenhang met de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur (ehs). De landschappen gaan echter niet op slot.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Nijs (VVD) stelt vast dat de bewindslieden streven naar een groter cultureel bewustzijn in de maatschappij. Zij kiezen daarbij een goede aanpak, en verdienen daarvoor een compliment. Het is echter jammer dat in het ARC geen aandacht is voor het culturele klimaat als positieve factor voor het vestigingsklimaat. Heeft de staatssecretaris duidelijke plannen op dat terrein?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) vindt dat het overleg veel duidelijkheid heeft geschapen. Het ARC is blijkbaar vooral een bestuurlijke visie; de inhoudelijke zaken komen later aan de orde.

Het ARC is geschreven vanuit de centrale overheid. De staatssecretaris heeft echter duidelijk laten merken dat zij het belangrijk vindt om met decentrale overheden samen te werken. De bewindslieden hebben daarnaast betoogd dat de maatschappelijke organisaties zijn geconsulteerd bij het opstellen van het ARC. Zij moeten echter ook worden betrokken bij de voortgang van het proces.

Architectuur Lokaal is een voorbeeld waaruit blijkt dat afstemming tussen de verschillende ministeries van groot belang is.

Het is een goede zaak dat er niet verder wordt gekort op architectuur- en monumenteninstellingen, mede gezien de belangrijke rol die hun in het ARC wordt toebedacht.

De heer Verdaas (PvdA) stelt vast dat het ARC geen bijstelling van het beleid is; het is slechts een uitvoeringsprogramma van eerdere nota's. Dit wordt echter onvoldoende duidelijk uit het ARC zelf. Uit de (wijze van) antwoorden van de bewindslieden blijkt wel oprechte betrokkenheid bij het thema; dat is positief.

Het is geen positief teken dat het beleid van zeven ministeries blijkbaar gecoördineerd moet worden. Als alle ministeries het onderwerp belangrijk zouden vinden, was dat niet nodig.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) vindt dat het streven naar integraliteit niet in tegenspraak is met het maken van keuzes. Indien knelpunten worden geconstateerd, moeten die worden aangepakt. Door de brede opzet van het ARC bestaat het gevaar dat er weinig concreets gebeurt.

De staatssecretaris is blij met de steun van de Kamer voor de ingezette lijn. De kritische opmerkingen neemt zij ter harte.

Het culturele aanbod in algemene zin is geen onderdeel van het ARC. Een belangrijke reden is dat in het ARC de ruimtelijke en niet de functionele keuzes centraal staan. De functionele keuzes vallen bovendien voor een groot deel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Cultuur en economie is echter wel degelijk een belangrijk thema, maar dit komt aan de orde in andere nota's.

Het signaal dat maatschappelijke partners betrokken moeten worden bij (de uitvoering van) het ARC zal serieus worden genomen.

Het ARC is niet bedoeld om een totaal nieuwe visie te ontwikkelen. Het is echter wel een volgende stap in de visie die vanaf 1991 is ontwikkeld. Het ARC bevat dus wel een visie, maar deze bouwt voort op de visie die al bestond. Verder is het niet slechts een bundeling van bestaand beleid; er worden ook nieuwe speerpunten aangegeven. Ten eerste is het de bedoeling om ontwerpend onderzoek vroegtijdig in te schakelen vanuit het ontwerpperspectief waardoor in een vroegtijdig stadium integraliteit wordt bevorderd. De ISV-gelden worden met name daarvoor ingezet. Ten tweede wordt inspirerend opdrachtgeverschap gestimuleerd.

Als zeven departementen samenwerken, moet er worden gezocht naar een balans. De staatssecretaris is van mening dat die balans is gevonden. Het is belangrijk dat de zeven ministeries beseffen dat zij gezamenlijk iets moeten doen.

De minister is blij met het vertrouwen van de Kamer. Op basis daarvan kan verder worden gebouwd aan een Nederland met architectuur van hoge kwaliteit. Het gaat niet altijd om grote veranderingen; kleine stappen vooruit kunnen echter ook heel belangrijk zijn.

Toezeggingen

De voorzitter stelt vast dat de bewindslieden de volgende toezeggingen hebben gedaan:

– De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de subsidiëring van Architectuur Lokaal en de overwegingen van de diverse departementen daarin;

– Eind dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de toekomst van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam;

– In de zomer van 2006 krijgt de Kamer het advies van het College van Rijksadviseurs inzake het architectuurbeleid, voorzien van een kabinetsreactie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA), Jungbluth (GroenLinks).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA), Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Nijs (VVD).

Plv. leden: Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Samsom (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA) Oplaat (VVD).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Klaas de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GroenLinks), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA), Veenendaal (VVD).

XNoot
4

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GroenLinks).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GroenLinks).

XNoot
5

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Nijs (VVD), Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Veenendaal (VVD), Örgü (VVD).

XNoot
6

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (ondervoorzitter), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser-Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD).

XNoot
7

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD).

Naar boven