Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2011
Het programma Ruimte voor de Rivier is door u aangewezen als groot project. Conform de Regeling Grote Projecten stuur ik u
hierbij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de zeventiende voortgangsrapportage
(VGR17).1 Deze rapportage gaat over de tweede helft van 2010.
Voortgang in de verslagperiode
In de verslagperiode is voor de kribverlaging Midden-Waal een projectbeslissing genomen. In totaal is per 31 december 2010
bij negen maatregelen de projectbeslissing genomen, waardoor bij deze maatregelen de planstudiefase is afgerond en de uitvoeringsfase
is gestart.
Bij de ontpoldering Overdiepsche Polder, de ontpoldering Noordwaard, de dijkverlegging Westenholte en de twee uiterwaardvergravingen
bij Deventer heeft de realisator aangegeven dat voldoende grond is verworven om met de realisatie te starten. Bij de ontpoldering
Overdiepsche Polder is in de verslagperiode de aanbesteding gegund en de uitvoering daadwerkelijk gestart.
Vanaf VGR15 is aan u gemeld dat het mogelijk lijkt om de waterveiligheid eind 2015 te halen, behalve voor de hoogwatergeul
Veessen-Wapenveld, de dijkteruglegging bij Lent en de dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei. Deze maatregelen zullen
na 2015 gereed zijn. De geactualiseerde planning toont daarin geen verandering.
Het programmabudget bedraagt per 31 december 2010 € 2 342 miljoen. De raming komt uit op € 2 327 miljoen. De raming, te zien
als een momentopname, kent een bandbreedte van 26 procent. Dit betekent dat de uitgaven tussen € 1,7 miljard en € 3 miljard
kunnen uitkomen.
In de verslagperiode is gestart met de uitvoering van een tussentijdse evaluatie, zoals opgenomen in de PKB. De evaluatie,
die door een externe partij wordt uitgevoerd, heeft betrekking op de voortgang van de doelstelling van de PKB en op de manier
waarop de PKB wordt uitgevoerd. De resultaten van de tussentijdse evaluatie zullen samen met VGR18 aan u worden aangeboden.
Voortgang na de verslagperiode
Na de verslagperiode is door mij inmiddels een aantal besluiten genomen.
Op 2 februari 2011 ben ik akkoord gegaan met het voorkeursalternatief voor de uiterwaardvergraving Millingerwaard. De maatregel
wordt gecombineerd met een NURG-project. Het plan wordt gefinancierd uit opbrengsten van zand- en kleiwinning, een NURG-bijdrage,
een bijdrage van de provincie Gelderland en uit het PKB-budget. Hiervoor heb ik € 7,8 miljoen gereserveerd. Met dit akkoord
is tevens een scopewijziging aan de orde: de hydraulische taakstelling wordt iets meer bovenstrooms gehaald dan in de PKB
is aangegeven.
In het kader van een vervroegde marktbenadering zijn bij deze maatregel marktpartijen gevraagd om in concurrentie met elkaar
het plan verder uit te werken en te realiseren. Doel van deze vervroegde marktbenadering is om tijdswinst te boeken, te komen
tot besparingen en de creativiteit van de markt optimaal te kunnen benutten.
Tevens heb ik op 21 februari 2011 een projectbeslissing genomen voor de dijkteruglegging bij Lent en € 351 miljoen voor de
uitvoering gereserveerd. Gezien de verwachting dat de maatregel pas na 2015 gereed zal zijn, heb ik de gemeente Nijmegen,
als mogelijke toekomstige realisator, verzocht om de ambitie in de planning vast te houden zodat de benodigde waterstanddaling
zo spoedig mogelijk na 2015 kan worden gerealiseerd.
Ook bij dit besluit is een scopewijziging aan de orde. Doordat de dijkteruglegging bij Lent meer waterstanddaling oplevert
dan in de PKB is opgenomen, kunnen twee maatregelen – de kribverlaging Waalbochten en de obstakelverwijdering Suikerdam en
polderkade naar de Zandberg – worden geschrapt.
Tot slot ben ik op 3 maart 2011 akkoord gegaan met het voorkeursalternatief voor de maatregelen langs de Nederrijn bij de
Doorwerthsche Waarden, Middelwaard, De Tollewaard en Elst. Ook hier is voor een vervroegde marktbenadering gekozen. Voor de
verdere afronding van de planstudie en voor de uitvoering heb ik € 43,4 miljoen gereserveerd.
Rijkscoördinatieregeling
Bijgaand treft u het Besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling.1 Dit besluit biedt de mogelijkheid om een rijkscoördinatiebesluit te nemen voor de kribverlagingen langs de Waal en de zomerbedverlaging
Beneden-IJssel. Dit zijn maatregelen in rijkswater, die door het Rijk worden uitgevoerd. Door dit besluit te nemen, kan het
Rijk de benodigde vergunningen en uitvoeringsbesluiten coördineren.
Ook voor de dijkversterkingen uit de PKB die Waterschap Rivierenland uitvoert, wordt op verzoek van het waterschap een rijkscoördinatiebesluit
genomen. Hier wordt tevens een Rijksinpassingsplan vastgesteld, omdat de dijkversterkingen in maar liefst vier provincies
plaatsvinden.
Conform art. 3.35 negende lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt het besluit aan beide Kamers van de Staten-Generaal toegezonden.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma