30 080
Planlogische kernbeslissing Ruimte voor de rivier

nr. 38
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 juni 2009

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de brief van 6 april 2009 inzake de Dertiende voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier (Kamerstuk 30 080, nr. 37).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 juni 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Jager

De griffier van de commissie,

Sneep

1

Welk beleid voeren onze buurlanden op het gebied van verlaging van het waterpeil en welke gevolgen heeft dat beleid voor Nederland?

Het beleid van de Rijn- en Maasoeverstaten is in eerste instantie gericht op verkleining van het overstromingsrisico door preventieve maatregelen. Hierbij heeft het verlagen van waterstanden door rivierverruiming de voorkeur boven dijkversterking. In aanvulling hierop worden ook maatregelen in de sfeer van ruimtelijke inrichting (in stedelijke gebieden) en rampenbeheersing (waarschuwingssystemen, oefeningen) getroffen. Een en ander is gemeenschappelijk vastgelegd in de Actieplannen Hoogwater voor de Rijn en de Maas. Vlaanderen volgt met het zogeheten Sigma-plan een vergelijkbare aanpak voor de Schelde. Het is niet te verwachten dat Nederland nadelen ondervindt van het beleid van de buurlanden. Mede omdat in diverse Europese richtlijnen is vastgelegd dat maatregelen in het ene buurland het andere buurland niet mogen benadelen (zie hierover vraag 3).

2

Zijn onze buurlanden ook bezig met ingrijpende plannen op het gebied van watermanagement?

Zie het antwoord op vraag 3.

3

Welke acties onderneemt u, wellicht in Europees verband, om te voorkomen dat de buurlanden kiezen voor waterbeleid dat ongunstig is voor Nederland?

Momenteel implementeren de lidstaten van de EU de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG, KRW) en de Richtlijn Overstromingsrisico’s (2007/60/EG, ROR). Beide richtlijnen verplichten tot afstemming van doelen en maatregelen binnen een stroomgebied. Belangrijk principe hierin is dat de maatregelen de waterkwaliteit respectievelijk het overstromingsrisico bij buurlanden binnen hetzelfde stroomgebied niet benadelen («niet-afwentelen»). Voor het nakomen van deze verplichting stelt Nederland zich internationaal pro-actief op. Voor de KRW en de ROR maak ik daarbij naast bilateraal overleg vooral gebruik van de vier internationale Riviercommissies. Zij zorgen voor een stroomgebiedbrede coördinatie van actieplannen. Verder is Nederland een actieve speler in het Europees overleg voor de nadere uitwerking en implementatie van de richtlijnen onder leiding van de Europese Commissie en met onder meer workshops gericht op informatie-uitwisseling. De internationale inzet voor de ROR heb ik recent, na overleg met de medeoverheden, vastgelegd in een Internationale Strategie Implementatie ROR, een aanvulling op het Nationaal Implementatieplan EU-Richtlijn Overstromingsrisico’s uit 2008.

4

Bent u van mening dat bouwen in uiterwaarden in het algemeen mogelijk zou moeten zijn, zolang aan voorwaarden van veiligheid wordt voldaan en bent u voornemens om de gemeenten op termijn weer de mogelijkheid te geven om dit door middel van bestemmingsplannen te reguleren?

Ten behoeve van behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied ben ik van mening dat (bouw)activiteiten en natuurontwikkelingen mogelijk moeten zijn, mits de waterveiligheid niet in het geding is. De Beleidslijn grote rivieren bevat het kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt. De rivierkundige beoordeling vindt daarbij plaats via de vergunningverlening in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren vindt plaats via de gemeentelijke bestemmingsplannen. Onder de Wet ruimtelijke ordening is een algemene maatregel van bestuur voor de ruimtelijke ordening (amvb Ruimte) vastgesteld door het kabinet met daarin de nationale ruimtelijke kaders voor doorwerking in bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. De Beleidslijn grote rivieren is onderdeel van de amvb Ruimte.

5

Wat zijn de gevolgen van de aanpassing van het Besluit Rijksrivieren voor Ruimte voor de Rivier en in hoeverre leidt de nieuwe, soepele vergunningverlening op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) tot een daadwerkelijke versnelling van (deel)projecten van Ruimte voor de Rivier?

De herziening van het Besluit rijksrivieren heeft geen gevolgen voor Ruimte voor de Rivier. Naast herziening van het Besluit rijksrivieren is aan de beleidsregels van de Beleidslijn grote rivieren een bepaling toegevoegd (artikel 6 onder e), waarmee een procedureel soepele Wbr-vergunningverlening wordt beoogd voor alle gebieden waar Ruimte voor de Rivier-maatregelen worden uitgevoerd. De nieuwe wijze van vergunningverlening houdt in dat al bij de beoordeling van de planstudie (SNIP 3) wordt gekeken of de vergunning te zijner tijd verleend kan worden zodat vertraging bij de formele vergunningverlening zoveel mogelijk wordt voorkomen.

6

Wat is de planning voor het in kaart brengen van de mogelijkheden om voor het lopende programma van Ruimte voor de Rivier-projecten direct rekening te houden met het advies van de Deltacommissie en welke projecten worden op dit moment in dat kader onderzocht?

Afgelopen half jaar zijn de consequenties van het advies van de Deltacommissie op het lopende programma van Ruimte voor de Rivier in kaart gebracht. Het advies heeft mogelijk consequenties voor Kampen, Zutphen, Nijmegen en het Volkerak-Zoommeer. Voor deze locaties wordt nagegaan of en zo ja wanneer aanvullend op het lopende programma Ruimte voor de Rivier maatregelen kunnen worden genomen.

7

Moeten er (ontwerp)plannen ingrijpend gewijzigd worden om aan de lange termijn doelstelling van 18 000 m3/s en de adviezen van de Deltacommissie te voldoen?

Nee, de plannen in de PKB hoeven niet te worden gewijzigd. Uitvoering van het huidige maatregelenpakket van de PKB behoudt ook op langere termijn zijn nut. De lange termijn visie, die voor de PKB is opgesteld, heeft reeds geleid tot ruimtelijke reserveringen in de PKB om 18 000 m3/s in de toekomst te kunnen afvoeren.

8

In hoeverre heeft (de Nederlandse implementatie van) Natura 2000 geleid tot extra eisen voor het project Ruimte voor de Rivier en moest daardoor de planologische kernbeslissing (PKB) worden aangepast?

Bij het opstellen van de PKB is al rekening gehouden met Natura 2000. Vooruitlopend op de definitieve aanwijzingsbesluiten heeft het ministerie van LNV in 2003 het «Strategisch Kader Ruimte voor de Rivier én Ruimte voor Natura 2000» opgesteld. De PKB is opgesteld met inachtneming van dit strategisch kader. Dit strategisch kader is ook de basis voor de verdere detaillering van Natura 2000 in de ontwerp aanwijzingsbesluiten. De implementatie van Natura 2000 is nog niet afgerond, maar heeft tot op heden niet geleid tot extra eisen aan het project Ruimte voor de Rivier of aanpassing van de PKB.

9

Heeft (de Nederlandse implementatie van) Natura 2000 geleid tot aanpassing van de maatregelen voor Zutphen en moest daardoor de planologische kernbeslissing (PKB) worden aangepast?

Nee, zie ook het antwoord op vraag 8.

10

Is er sprake van spanning tussen enerzijds de aanpak van projecten van Ruimte voor de Rivier en anderzijds de aanpak volgens de Natuurbeschermingswet?

De projecten van Ruimte voor de Rivier dragen in veel gevallen bij aan de versterking van de natuurkwaliteit. Wel is zorgvuldige planvorming noodzakelijk in verband met de behouden ontwikkelopgave van Natura 2000. In dat kader wordt afgestemd met de in ontwikkeling zijnde beheerplannen voor de Natura 2000 gebieden.

11

Is het waar dat er, na vaststelling van de PKB, bij Westenholte op basis van de Natuurbeschermingswet alsnog extra alternatieven moesten worden onderzocht die niet binnen de scope van de PKB vielen? Zo ja, speelt dit ook elders?

Nee, in Westenholte zijn alternatieven onderzocht, primair vanuit veiligheid en secundair vanuit ruimtelijke kwaliteit en niet op basis van de Natuurbeschermingswet. Ook elders speelt dit niet.

12

Is het waar dat bij het projectbesluit Ontpoldering Overdiepse Polder niet is uitgegaan van een waterdalingseffect van exact 30 cm, maar van ongeveer 30 cm?

In de PKB is uitgegaan van een waterstanddaling door de Ontpoldering Overdiepsche Polder van 30 cm; bij het projectbesluit wordt uitgegaan van een waterstanddaling van 27 cm.

13

Waarom leidt de scopewijziging bij de Ontpoldering Overdiepse Polder, waarbij het beoogde waterdalingseffect met 3 cm wordt verlaagd (van – 30 naar – 27cm) niet tot een minder veilige situatie? Betekent dit dat er oorspronkelijk gerekend is met te grote marges? Zo ja, kan dit ook van toepassing zijn op andere projecten?

Bij de Overdiepsche Polder hebben de twee betrokken waterschappen naar aanleiding van het niet geheel behalen van de taakstelling een extra dijktoetsing uitgevoerd. Hierbij is gebleken dat het tekort aan waterstanddaling in de riviertak kan worden opgevangen met de bestaande dijkhoogten. Hierdoor blijft de waterveiligheid gewaarborgd. Dit betekent niet dat er oorspronkelijk met te grote marges is gerekend. De keuze van het maatregelenpakket van de PKB is bepaald door de noodzaak om langs alle riviertakken de beoogde waterstanddaling te halen. Daarbij is voor iedere individuele maatregel uitgegaan van de waterstanddaling die mogelijk leek. De met het pakket bereikte waterstanddaling varieert van plaats tot plaats. Ter plaatse van een maatregel kan de waterstand meer dalen dan op die plaats strikt noodzakelijk is. Dat is veelal nodig om te bereiken dat ook op een wat grotere afstand bovenstrooms van de maatregel voldoende waterstanddaling wordt bereikt.

14

Is er, nu het nagestreefde waterdalingseffect met 10% wordt verminderd, sprake van een besparing op de origineel begrote kosten van het project Ontpoldering Overdiepse Polder? Zo nee, waarom niet?

Er is geen sprake van een besparing. Het originele ontwerp is nader uitgewerkt en begroot. Hierbij kwamen meerkosten naar voren. De kostenstijging is vooral toe te rekenen aan de prijsontwikkelingen in de markt. Deze raming past binnen de bandbreedte van het oorspronkelijke budget.

15

Klopt de conclusie dat er nu voor het oorspronkelijke budget minder gerealiseerd wordt? Kunt u uw antwoord nader onderbouwen?

De conclusie klopt. Zie voor een nadere onderbouwing de antwoorden op de vragen 12, 13 en 14.

16

Wat zou het extra kosten om toch een waterdalingseffect van 30 cm te bereiken?

Om de gestelde taakstelling van 30 cm toch te bereiken is een ander ontwerp nodig, waarbij de overstromingsfrequentie significant toeneemt en waardoor de landbouwfunctie in het gebied verloren gaat. De maatschappelijke en bedrijfseconomische kosten voor zo’n plan zijn buitenproportioneel hoog. Tevens zal hiervoor het draagvlak ontbreken.

17

In welk opzicht was de gebiedsschematisatie, die in de PKB gehanteerd is voor de Ontpoldering Overdiepse Polder, te gunstig en heeft dit ook gevolgen voor andere projecten, bijvoorbeeld omdat daarvoor dezelfde methode van berekening van het ontwerp is gebruikt?

De in de PKB gehanteerde gebiedsschematisatie voor de Ontpoldering Overdiepsche Polder bleek bij nadere uitwerking hydraulisch te gunstig met name doordat het nieuwe dijktracé in het PKB-ontwerp in de geul van het Oude Maasje was gesitueerd. De instroomopening van het te ontpolderen gebied is in het PKB-ontwerp daardoor groter dan feitelijk realiseerbaar is. Daarnaast leidt een aantal te behouden specifieke objecten in het gebied additioneel tot een, zij het gering, verlies in waterstanddalend effect ten opzichte van de PKB. Het betreft het oorlogsmonument gelegen bij de instroomopening en het aan de westzijde hooggelegen defensieterrein. Tot nu toe is bij de nadere uitwerking van de PKB ontwerpen bij andere projecten niet gebleken dat de waterstanddaling niet gehaald kan worden ten gevolge van nader inzicht in gebiedsspecifieke omstandigheden.

18

Is het waar dat de uitvoering van het project Ontpoldering Overdiepse Polder gefaseerd zal plaatsvinden? Zo ja, wat is daarvan de reden en wat zijn daarvan de gevolgen voor de bedrijven die zich daar gaan vestigen; zullen zij ook gefaseerd moeten gaan bouwen?

Ja, het project zal gefaseerd worden uitgevoerd. Voor aanleg van de nieuwe dijk, de hoogwatervrije terpen en de verwijdering van de bestaande dijk is veel grondverzet nodig. Er wordt gestreefd naar maximaal hergebruik van grond die vrijkomt uit ontgraving. De benodigde grond, zand en klei wordt voor een deel uit het projectgebied betrokken en voor een deel van elders aangevoerd. Er is een doordachte fasering van de uitvoering noodzakelijk om het grondverzet en de verplaatsing van de agrarische bedrijven naar de hoogwatervrije terpen binnen de planning uit te kunnen voeren. De maatvoering van de hoogwatervrije terpen is zodanig dat de nieuwe agrarische bedrijven in één fase gebouwd kunnen worden en de bedrijfsvoering kan worden voortgezet. Een belangrijk uitgangspunt voor de uitvoering is dat de hinder voor de bewoners zoveel mogelijk wordt beperkt.

19

Kunt u met betrekking tot het voortgangsoverzicht per maatregel aangeven of en in welke mate de vertragingen in de huidige fasen zullen leiden tot het overschrijden van de oorspronkelijke realisatiedatum?

Zie het antwoord op vraag 20.

20

Kunt u per maatregel uiteenzetten welke maatregelen genomen kunnen worden om overschrijding van de beoogde realisatiedatum te voorkomen en welke kosten daaraan verbonden zijn? Kunt u daarbij tevens aangeven welke van deze maatregelen u heeft genomen of nog gaat nemen en waarom u de overige maatregelen niet zult nemen?

Het is van groot belang dat de planvorming gedegen en gedragen wordt gedaan. Door tijd en aandacht te besteden aan zorgvuldige planvorming – zowel met betrekking tot het inbedden van het plan in zijn omgeving als in zijn inhoudelijke en juridische onderbouwing – worden tijdsrisico’s in het vervolgtraject verkleind. De planvorming van een aantal maatregelen is weliswaar vertraagd, maar alles wordt in het werk gesteld om alle maatregelen volgens planning voor eind 2015 te realiseren. Belangrijke acties voor de beheersing van de tijdrisico’s zijn:

• Strak sturen op mijlpalen in de planning.

• Initiatiefnemers faciliteren, bijvoorbeeld door het aanbieden van een vergunningenhandboek en een planningsmodel.

• Alle Ruimte voor de Rivier-actoren trainen in (politiek-bestuurlijke) samenwerking.

• Anticiperend op de realisatie vroegtijdig, in de planfase, vastgoed aankopen.

• Ten tijde van de planstudiefase de organisatie van de realisatiefase inrichten.

• Samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met de betrokken bevoegde gezagen teneinde de benodigde procedures in de realisatiefase vlot te doorlopen.

• Het benutten van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening die sinds 1 juli 2008 de mogelijkheid biedt van wettelijke coördinatie bij vergunningverlening.

• De GWW-sector informeren over wanneer aanbestedingen te verwachten zijn.

• Risicoregisters van de maatregelen worden aan de planningen gekoppeld conform het Basismodel Beheersing Grote Projecten van Rijkswaterstaat. Hierdoor worden tijdrisico’s inzichtelijk en kunnen adequate beheersacties worden getroffen.

Het betreft een generiek pakket van beheersacties, dat per maatregel wordt toegepast. De beheersacties zijn met name procesmatig van aard en vooralsnog met minimale financiële consequenties.

21

Hoe beoordeelt u, in het kader van de lange termijn opgave voor Ruimte voor de Rivier en het advies van de Deltacommissie, het voorstel voor het project Waalweelde en ziet u mogelijkheden om daar bij aan te haken?

Met het project WaalWeelde worden de doelen vanuit waterveiligheid, natuur, ruimtelijke en economische kwaliteit nader uitgewerkt. Het project richt zich op integrale gebiedsontwikkeling langs de Waal. Voor het Deltaprogramma en de lange termijn opgave voor het rivierengebied zie ik met het project WaalWeelde kansen om gezamenlijk met de regio tot een gebiedsontwikkeling te komen.

22

Waarom kost het Rijksinpassingsplan voor de ontpoldering van de Noordwaard meer tijd dan verwacht, terwijl de vernieuwde Wet Ruimtelijke Ordening juist mogelijkheden zou bieden voor versnelling?

De procedurele versnellingsmaatregelen die de vernieuwde Wet Ruimtelijke Ordening biedt, worden waar mogelijk gebruikt (bijvoorbeeld het gelijktijdig in procedure brengen van het Rijksinpassingsplan en de belangrijkste vergunningen). Echter, de wet bevat ook bepalingen die extra afstemming behoeven. Daarbij komt dat de Noordwaard het eerste Rijksinpassingsplan in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening is, waarbij het tijd kost om de nieuwe procedures toe te passen.

23

Welke consequenties heeft de langere doorlooptijd van het onteigeningstraject voor de ontpoldering van de Noordwaard voor de planning van dit project?

De consequenties kunnen nu nog niet definitief worden bepaald. Onteigening is het sluitstuk van grondverwerving en zal mogelijk voor een deel van de te verwerven percelen moeten worden ingezet. Afhankelijk van het reeds verworven areaal bij het onherroepelijk zijn van het Rijksinpassingsplan kan, voordat alle gronden definitief in bezit zijn, al worden begonnen met de realisatiewerkzaamheden. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de versnelde procedure te doorlopen op basis van art. 3.4 van de Wet Ruimtelijke Ordening, waarmee vertraging in de onteigening wordt voorkomen. Bij de ter visie legging van het Rijksinpassingsplan zal hiervan melding worden gemaakt.

24

Welke concrete gevolgen zou het inrichten van het Volkerak Zoommeer als waterbergingsgebied voor de omwonenden hebben op het moment dat deze functie wordt benut? Komen er in dat geval huizen onder water te staan?

In de lopende planstudie Waterberging Volkerak-Zoommeer worden de gevolgen en effecten van het gebruik van het gebied voor waterberging in een MER onderzocht. Hieruit zal blijken dat er woningen zullen zijn die wateroverlast te verduren krijgen. Het betreft onder andere. 25 buitendijkse woningen in Tholen waarvan de begane grond wateroverlast kan gaan ondervinden. In de PKB Ruimte voor de Rivier is dit ook al geconstateerd. In de planstudie zal worden onderzocht of deze wateroverlast kan worden voorkomen of verminderd.

25

Wordt in de milieueffectrapportage voor het Volkerak Zoommeer ook de optie van voorspuien uit het Hollands Diep meegenomen?

Ja, in de milieueffectrapportage Waterberging Volkerak-Zoommeer zullen alle mogelijkheden van voorspuien worden onderzocht. Daarmee worden de bergingsmogelijkheden op het Volkerak-Zoommeer geoptimaliseerd.

26

Kunt u de situatie rond het project Uiterwaardvergraving Huissensche Waarden nader toelichten?

De Uiterwaardvergraving Huissensche Waarden is het enige particuliere project in het basispakket van de PKB. De gemeente heeft als initiatiefnemer een plan gemaakt en een milieu effectrapport opgesteld. Recentelijk heeft het bevoegd gezag, provincie Gelderland, de MER aanvaard. Momenteel is de benodigde wijziging van het bestemmingsplan in voorbereiding. Het project loopt achter op de planning. Om er zeker van te zijn dat eind 2015 voldoende waterstanddaling is gerealiseerd, is als beheersmaatregel gestart met de voorbereiding van de terugvaloptie: kribverlaging op het Pannerdensch Kanaal.

27

Is het initiatief van de gemeente Culemborg: «Culemborg aan de Lek», eerder overwogen in het kader van Ruimte voor de Rivier? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is het initiatief destijds niet in het maatregelenpakket opgenomen?

Het initiatief van de gemeente Culemborg is nieuw. Wel zijn andere dijkverleggingen in de regio beschouwd bij het opstellen van de PKB, maar deze waren niet kosteneffectief.

28

Welke financiële consequenties kunnen er volgen uit de toevoeging van «Culemborg aan de Lek» aan Ruimte voor de Rivier?

De bovenstroomse waterstanddaling van de dijkverlegging van het plan «Culemborg aan de Lek» is beperkt. Hierdoor zal de in de PKB opgenomen dijkverbetering grotendeels nodig blijven. Als het plan «Culemborg aan de Lek» kostenneutraal (= zonder Rijksbijdrage) uitgevoerd kan worden, is de besparing voor het Ruimte voor de Rivier programma ongeveer 1 miljoen euro.

29

Bent u van plan nog meer (nieuwe) initiatieven toe te voegen aan Ruimte voor de Rivier?

Het is een misverstand om te stellen dat «Culemborg aan de Lek» nu al opgenomen zou worden in het basispakket. Daarvoor is nog te veel onduidelijkheid over het initiatief. Voor het toevoegen van nieuwe initiatieven zijn in de PKB voorwaarden gesteld. Indien nieuwe initiatieven naar voren komen zal ik beoordelen of ze voldoen aan deze voorwaarden.

30

Wat is de oorzaak van de vertraging van het SNIP2A-besluit over de IJsselsprong (was oorspronkelijk gepland voor eind 2008, maar wordt pas eind oktober 2009 genomen) en komt de realisatiedatum van 2015 nu in gevaar?

In juni 2008 heeft de regio zijn plan IJsselsprong Zutphen mondeling met mij besproken. Omdat niet werd voldaan aan de randvoorwaarden uit de PKB, heb ik de regio gevraagd te verkennen of de dijkverleggingen uit de PKB en het plan IJsselsprong kunnen worden gecombineerd. Het in elkaar schuiven van twee plannen en twee projectorganisaties kost uiteraard tijd: enerzijds voor herontwerp en extra berekeningen en anderzijds voor raadpleging van de direct betrokkenen, zoals diverse gemeenteraden en waterschapsbesturen. Realisatie van de rivierverruimende maatregelen in 2015 is mogelijk, maar het zal wel een grote inspanning en toewijding van alle betrokken partijen vergen. De planning en bijbehorende risico’s worden op korte termijn geactualiseerd en beoordeeld.

31

Hoe beoordeelt u, in het kader van de lange termijn opgave voor Ruimte voor de Rivier en het advies van de Deltacommissie, het voorstel van de Stuurgroep IJsselsprong, waarin de PKB-maatregel voor Zutphen robuuster uitgevoerd wordt?

Momenteel wordt gezamenlijk met het ministerie van VROM en de regionale partners verkend of er mogelijkheden en middelen zijn om een buitendijkse geul bij Zutphen te realiseren in combinatie met de dijkverleggingen Cortenoever en Voorster Kleij. De inzet van de regio is daarbij om een oplossing te bieden die voldoende robuust is in het kader van de korte en de lange termijnopgave voor Ruimte voor de Rivier. Dit biedt wellicht een kans om hier kosteneffectief een maatregel te nemen die past in het geheel van de gebiedsontwikkeling en bijdraagt aan de veiligheidsopgave voor de lange termijn. Begin juni heb ik het voorstel van de Stuurgroep IJsselsprong Zutphen toegestuurd gekregen. Ik verwacht na het zomerreces over het definitieve voorstel van de Stuurgroep IJsselsprong in overleg met de minister van VROM een besluit te kunnen nemen.

32

Kent u de bezwaren van Comité Stop de IJsselsprong tegen de IJsselsprong? Kunt u inhoudelijk de bezwaren reageren?

Ik heb een brief van het Comité Stop de IJsselsprong ontvangen en ben dus op de hoogte van hun bezwaren. Zoals hiervoor gesteld heb ik het voorstel van de Stuurgroep IJsselsprong Zutphen recent toegestuurd gekregen. Nadat ik het voorstel van de Stuurgroep heb bestudeerd, zal ik na het zomerreces op de bezwaren reageren.

33

Kunt u garanderen dat de woningbouwplannen in Zutphen nooit een belemmering zullen vormen voor de ruimte die IJssel nodig heeft?

De garantie dat woningbouwplannen in Zutphen nooit een belemmering zullen vormen, kan ik niet geven. Wel zal het plan IJsselsprong Zutphen moeten voorzien in voldoende ruimte voor de IJssel bij een afvoer van 18 000 m3/s bij Lobith en de afgesproken afvoerverdeling over de verschillende Rijntakken. Deze uitgangspunten komen overeen met de strategische beleidskeuzes in de PKB en met het advies van de Deltacommissie.

34

Is de IJsselsprong berekend op eventuele grotere waterafvoeren dan tot nu toe berekend?

Zie het antwoord op vraag 33.

35

Is het waar dat de IJsselsprong maatregelen bevat waarbij de maatregel Cortenoever verlengd wordt en de nieuw aan te leggen dijk verder naar het westen wordt verschoven om de verlaging van de maatgevende hoogwaterstand te bereiken en dat hierdoor de grens van de PKB wordt overschreden? Zo ja, betekent dit dat het bevoegd gezag een onteigeningstitel heeft voor de dijk?

Nee, het plangebied zoals opgenomen in de PKB wordt niet overschreden. Bij de maatregel Cortenoever stelt de regio voor om de dijkverlegging zo uit te voeren dat het landbouwkundig gebruik zoveel mogelijk voortgezet kan worden. Daarom is er gekozen voor een overstromingskans van gemiddeld eens in de 25 jaar en een dijk, die iets westelijker ligt dan in eerdere ontwerpen, maar nog steeds binnen de plangrenzen van de PKB.

36

Is al duidelijk welk alternatief de voorkeur heeft als het gaat om de maatregelen voor Zutphen?

Er wordt nog gewerkt aan de planstudie. Ik verwacht in de tweede helft van 2009 een besluit te nemen over het voorkeursalternatief.

37

Hoe heeft het inspraak- en besluitvormingsproces over de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld plaatsgevonden?

De keuze voor het aanleggen van een hoogwatergeul in het gebied van Veessen en Wapenveld is na uitvoerige bespreking in beide Kamers definitief in de PKB vastgelegd. In de loop van 2007 heeft de provincie Gelderland, conform de motie Eigeman, het initiatief genomen voor de planstudie. Dit in nauw overleg met de gemeente Heerde, het waterschap Veluwe, de bewoners en andere belanghebbenden. Het projectteam heeft vervolgens in een zeer open dialoog met de omgeving stapsgewijs verkenningen uitgevoerd en enkele alternatieven ontwikkeld. Dit zal resulteren in een voorkeursalternatief dat naar verwachting in november 2009 aan mij zal worden aangeboden. De inspraak, die inmiddels heeft plaatsgevonden, betreft slechts de inspraak op de Startnotitie voor de milieueffectrapportage. Deze is eind vorig jaar ter inzage gelegd. Hierop zijn 21 zienswijzen ingediend. Deze zijn meegenomen in de richtlijnen voor de milieueffectrapportage, die binnenkort definitief worden vastgesteld. Verdere inspraak is pas mogelijk op het uiteindelijke projectbesluit, in dit geval een Rijksinpassingsplan, samen met het dan afgeronde milieueffectrapport. Alle belanghebbenden worden overigens gedurende het hele proces geïnformeerd en geconsulteerd.

38

Is het waar dat de gezamenlijke inspraakreactie over de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld van gemeenteraad, bewoners en agrariërs terzijde is geschoven op basis van «nieuwe argumenten»? Zo ja, hoe luiden die argumenten en waarom kwamen deze pas later in het proces naar voren?

Er is geen sprake van een terzijde geschoven inspraakreactie van gemeenteraad, bewoners en agrariërs. Tijdens mijn werkbezoek van 8 juni 2009 aan Veessen-Wapenveld hebben agrariërs wel aangegeven dat zij onvoldoende worden gehoord. Ik heb de agrariërs en alle andere belangenvertegenwoordigers in de klankbordgroep opgeroepen om in het verdere proces mee te blijven doen zodat de stuur- en projectgroep bij de uitwerking van de plannen hun belangen zo goed mogelijk kunnen inpassen.

39

Waarom is bij de inundatieregeling rond Veessen-Wapenveld gekozen voor 22 december 2005 als peildatum, en niet voor bijvoorbeeld 19 december 2007 (de dag waarop in de Eerste Kamer werd ingestemd met de motie Eigeman c.s. (Eerste Kamer, 30 080, nr. E))?

Het is gebruikelijk om de dag waarop de Ministerraad een besluit neemt – in dit geval 22 december 2005 – te hanteren als datum vanaf welk moment een ieder geacht wordt op de hoogte te zijn van een rijksbesluit. Tijdens mijn werkbezoek aan Veessen-Wapenveld heb ik toegezegd om in bepaalde grensgevallen te zoeken naar maatwerkoplossingen.

40

Hoe wordt bij de inundatieregeling rond Veessen-Wapenveld een marktprijs vastgesteld en verwacht u dat in de toekomst in deze buitendijkse gebieden een vrije markt voor verhandeling van (landbouw)gronden blijft bestaan?

Een marktprijs wordt vastgesteld door een grondprijsanalyse uit te voeren naar recente transacties in de regio met vergelijkbare gronden. De historie laat zien dat gronden na de uitvoering van de maatregel weer in een vrije markt worden verhandeld en dat de verschillen tussen binnendijkse en buitendijkse waarden van de grond beperkt zijn.

41

Waarom is de aankoopregeling Veessen-Wapenveld wel opengesteld voor normale pacht, maar niet voor eenjarige pachtgronden, die in de regio veel voorkomen?

De aankoopregeling is niet van toepassing voor eenjarige pachtgronden, omdat bij eenjarige pacht geen rechten afgekocht hoeven te worden. De pacht loopt af op het moment dat deze voor realisatie van de maatregel ingezet moet worden.

42

Vindt u dat met de aankoopregeling Veessen-Wapenveld uitvoering is gegeven aan de motie Van Lith over een ruimhartig aankoopbeleid (30 080, nr. 13)?

De regelingen aankoop en schadevergoeding onroerende zaken behelst dat inundatieschade te allen tijde en volledig wordt vergoed. Tevens blijft te allen tijde de mogelijkheid bestaan om eigendommen tegen binnendijkse waarde te verkopen aan de Staat. Hiermee geef ik invulling aan het ruimhartig beleid volgens de motie Van Lith. Deze regelingen gelden overigens niet alleen voor Veessen-Wapenveld, maar voor het gehele programma. Ter informatie treft u bijgaand de informatiebrochure «Regelingen aankoop en schadevergoeding onroerende zaken, in het kader van de realisatie van de PKB Ruimte voor de Rivier» (oktober 2008).1

43

Op welke termijn verwacht u besluiten te nemen en duidelijkheid te kunnen geven omtrent een eventuele bypass bij Kampen?

Over de rijksinzet voor het eventueel gecombineerd uitvoeren van de hoogwatergeul en de zomerbedverdieping verwacht ik samen met mijn collega van VROM rond deze zomer een principebesluit te kunnen nemen.

44

Hoe verlopen de gesprekken en het proces omtrent de planstudie over de bypass bij Kampen en welke varianten worden hierbij meegenomen met welke wegingsfactoren?

Het proces verloopt goed. Alle bestuurlijke partijen zijn betrokken en hebben samen een intentieverklaring getekend. Er is een actieve klankbordgroep, die nauw is betrokken. Tevens zijn er diverse consultaties voor burgers georganiseerd, waarin zij werden geïnformeerd én hun ideeën kwijt konden in bijvoorbeeld werkateliers. Er zijn verschillende alternatieven onderzocht: een bevaarbare en niet-bevaarbare («groene») bypass, al dan niet in open verbinding met het Vossemeer. Uit de alternatieven heeft de initiatiefnemer gekozen voor een bevaarbare bypass met open verbinding naar het Vossemeer. Bij deze keuze heeft de bijdrage aan de waterstanddaling en de gebiedsontwikkeling een grote rol gespeeld. De voorkeursvariant is vastgesteld in de partiële herziening van het streekplan. Op grond van de uitgewerkte voorkeursvariant zal een principebesluit worden genomen over het al dan niet uitvoeren van de hoogwatergeul in combinatie met de zomerbedverdieping.

45

Bent u bekend met de suggesties van ir. Hartong om het Noorddiep als alternatieve nevengeul te ontwikkelen en om de vernauwing ter hoogte van de IJsselbrug te verwijderen? Is of worden deze suggesties in het planstudieproces betrokken?

Ja, ik ben daarmee bekend. Deze opties zijn onderzocht bij het opstellen van de PKB Ruimte voor de Rivier. De verwijdering van de vernauwing bij de IJsselbrug is hierbij afgevallen omdat deze maatregel te weinig waterstanddaling realiseerde. Een dijkverlegging bij Noorddiep is opgenomen als reservering voor de lange termijn en zal nodig zijn bij een afvoer van 18 000 m3/s bij Lobith, in combinatie met de bypass bij Kampen en de zomerbedverdieping.

46

Waarom kunnen activiteiten zoals marktverkenningen en het betrekken van andere partijen niet altijd naar voren worden gehaald, waardoor projecten sneller voltooid kunnen worden?

Vanaf het plan van aanpak voor de planstudie worden de initiatiefnemers gevraagd bezig te gaan met de aanpak voor de marktbenadering. Daarnaast wordt in de planstudiefase al zoveel mogelijk de beoogde realisator betrokken om vertraging in de overgang van planstudie naar realisatie zoveel mogelijk te voorkomen. Deze activiteiten worden bij alle maatregelen toegepast.

47

Voor welke uitvoeringsrisico’s is de voorziening van euro 50 miljoen bedoeld? Heeft deze bijvoorbeeld te maken met extra kosten voor de te ontwikkelen natuur in het kader van Natura 2000?

Op dit moment is het programma in een transitiefase van planstudie naar realisatie. Door het voortschrijden richting deze uitvoeringsfase verandert de inventarisatie van risico’s voor het risicoprofiel. Gegeven ervaringen bij andere grote projecten en programma’s is het realistisch dat ook hier flinke risico’s kunnen optreden. Daarom is het verstandig om tijdig te beginnen met het in kaart brengen van deze risico’s. Risicothema’s die zullen groeien richting uitvoeringsfase zijn; natuurcompensatie, kabels en leidingen, archeologie, markt en aanbesteding, vergunningen, beheer en onderhoud en grond. Eventuele onttrekkingen worden gedekt uit de post onvoorzien. De voorziening is onderdeel van het begrotingsartikel Ruimte voor de Rivier (= IF 16.02.02).

48

Waarom is de voorziening van euro 50 miljoen voor uitvoeringsrisico’s juist nu toegevoegd en hoe wordt deze aanvulling gedekt? Kunt u dit specifiek (met nummers van begrotingsartikelen) aangeven?

Zie het antwoord op vraag 47.

49

Welke afspraken zijn er gemaakt over ontkoppelmomenten bij de koppeling van Ruimte voor de Rivier-maatregelen aan andere gebiedsontwikkelingen?

De PKB koppelt heel nadrukkelijk de waterstandverlaging in een aantal gevallen aan gebiedsontwikkeling. Tegelijkertijd geeft de totaalplanning aan wanneer de projectbeslissing genomen moet worden om de gestelde waterstandverlaging te krijgen. In de project- en stuurgroepen van de verschillende maatregelen wordt dit proces bewaakt. Uit de motie Eigeman (EK.30 080.E) blijkt dat de opleverdoelingstelling van de waterstandverlaging prevaleert boven de wens van gebiedsontwikkeling.

50

Kunt u de stelling dat de koppeling van maatregelen met andere gebiedsontwikkelingen in de regio kansen biedt, maar een project anderzijds ook complex maakt en kans op vertraging oplevert, concretiseren voor de belangrijkste gebiedsontwikkelingen in Ruimte voor de Rivier, zoals de bypass bij Kampen en de nevengeul bij Zutphen?

Bij Zutphen en Kampen bieden de integrale gebiedsontwikkelingen zeker kansen. Ik denk daarbij aan het inhoudelijk afstemmen van het ontwerp van de rivierverruimende maatregel op geplande of beoogde infrastructuur, natuurontwikkeling en woningbouw en vice versa. Een stedebouwkundige architectuur gericht op wonen aan het water, brugpeilers die rekening houden met een nieuwe geul, in- en uitlaten aan de IJssel die precies aansluiten op de nieuwe ecologische hoofdstructuur, agrarische versterking die ook zorgt voor duurzaam beheer van nieuwe buitendijkse gebieden, enzovoorts. Ik denk daarbij ook aan het combineren van diverse overlegstructuren, processen en financieringsmogelijkheden. Zo worden in de regio Zutphen nu beslissingen over waterveiligheid, wonen, bereikbaarheid en natuur in een gremium, de stuurgroep IJsselsprong voorbereid. Dit verkleint de bestuurlijke drukte en vergroot het regionaal bestuurlijk draagvlak. De koppeling maakt het echter ook meer complex, omdat een breder maatschappelijk proces meer afstemming vraagt. De onderlinge afhankelijkheid van de verschillende ontwikkelingen vraagt dan ook om een goede ruimtelijke samenhang. Het uiteindelijke doel is om te komen tot een betere ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijke meerwaarde.

51

Zijn er in de verslagperiode nieuwe koppelingen met gebiedsontwikkeling bijgekomen in Ruimte voor de Rivier (zoals «Culemborg aan de Lek») en hoe worden eventuele nieuwe koppelingen met gebiedsontwikkeling getoetst op hun gevolgen voor de maatregel waar ze aan gekoppeld worden?

Er zijn in de verslagperiode geen nieuwe koppelingen met gebiedsontwikkeling bijgekomen. Zie verder antwoord vraag 29.

52

Worden standaard afspraken gemaakt over welke partij de rekening betaalt als een waterveiligheidsproject, dat onderdeel is van een gebiedsontwikkeling, door één van de andere deelprojecten uit de gebiedsontwikkeling vertraging oploopt?

Uitgangspunt is dat het waterveiligheidsproject geen vertraging mag oplopen ten gevolge van gebiedsontwikkeling. Extra kosten ten gevolge van vertraging zijn hierbij niet aan de orde.

53

Volgen de hoge eisen aan de te ontwikkelen natuur uit Europese regelgeving of uit een Nederlandse «kop» op die Europese regelgeving?

De eisen volgen uit Europese regelgeving en niet uit een Nederlandse »kop»op die Europese regelgeving. In de 13de voortgangsrapportage wordt gedoeld op mogelijk hoge eisen aan PKB-projecten vanuit de Natura 2000 beheerplannen die nu in voorbereiding zijn. De Ruimte voor de Rivier maatregelen, die worden uitgevoerd in of rond Natura 2000 gebieden, worden opgenomen in de betreffende Natura 2000 beheerplannen. In deze beheerplannen komt te staan op welke locaties Ruimte voor de Rivier in autonome zin zou kunnen bijdragen aan het Natura 2000-netwerk. De programmadirectie let er op dat een realiseerbare opgave in het beheerplan Natura 2000 wordt opgenomen waarbij het «strategisch kader Ruimte voor de Rivier en Ruimte voor Natura 2000» alsmede het Koepelplan Natura 2000 Rijntakken als basis dienen.

54

Waardoor wordt het grote verschil tussen de herijking van de raming op basis van het Landelijke Kostprijzen Bestand (LBK) en de budgetaanpassing op basis van de Index Bruto Overheids Investeringen (IBOI)-prijscompensatie veroorzaakt? Wordt één van beide aangepast?

De IBOI heeft een ander grondslag dan het LBK. De IBOI is een samengesteld gewogen gemiddelde binnen de collectieve sector en is gebaseerd op prijsontwikkeling in infrastructuur, vervoer, software, en dergelijke. De IBOI vormt de basis van de jaarlijks door het ministerie van Financiën uit te keren prijscompensatie. Het LBK is gebaseerd op de feitelijke prijsontwikkeling in de GWW-sector Voor zover bekend blijft de jaarlijkse loon- en prijscompensatie voor V&W gebaseerd op de IBOI en niet op de specifieke prijsontwikkeling in de GWW-sector.

55

Welk deel van het verschil van euro 167 miljoen wordt gecompenseerd door de afvlakking van het risicoprofiel en welk deel door doelmatige keuzes? Kunt u heel precies aangeven wat de afvlakking in houdt en welke doelmatige keuzes er zijn gemaakt?

De afvlakking van het risicoprofiel draagt voor circa 1/3 deel bij aan de compensatie. Deze afvlakking wordt in het bijzonder veroorzaakt door beheersing van het grondrisico (zie VGR13, 5.2 grondrisico). De rest van de compensatie wordt gerealiseerd door functioneel en doelmatig te ontwerpen binnen de budgettaire randvoorwaarden.

56

Hoe groot is de storting in het Groenfonds in de verslagperiode geweest en kunt u helderheid geven over de prestaties die door inzet van middelen uit het Groenfonds zijn geleverd?

Er is in de verslagperiode 20 miljoen euro in het Groenfonds gestort. Van deze middelen zijn agrarische bedrijven, particuliere woningen en grondpercelen aangekocht. Ook zijn notariskosten en bijkomende kosten (deskundigheidskosten) van verkopers uit het Groenfonds vergoed.

57

Verlopen de uitgaven via het Groenfonds volgens verwachting?

Ja.

58

Was niet eerder duidelijk dat de totale raming voor Europese subsidies niet reëel was en op welk moment werd duidelijk dat de subsidietoekenning door verscherpte criteria niet toereikend zou zijn?

In 2007 was bekend dat de totale raming voor EU subsidie inkomsten zeer ambitieus was en door verscherpte criteria niet haalbaar zou zijn. Dit is gerapporteerd in de 11e voortgangsrapportage over de periode 1 juli 2007–31 december 2007, waarbij toen de verwachting is uitgesproken dat de ontvangsten uit EU subsidies circa 15 miljoen euro zouden kunnen bedragen.

59

Kunt u toelichten waarop de oorspronkelijke verwachtingen van het kabinet over de ontvangsten uit de Europese subsidies en projectgebonden ontvangsten destijds op zijn gebaseerd? Zijn de criteria voor subsidietoekenning wel goed bekeken toen de raming werd gemaakt?

In 2005 was de verwachting dat de ontvangstentaakstelling van 100 miljoen euro uit de EU subsidies en de projectgebonden ontvangsten haalbaar was. Met betrekking tot de EU subsidies was de verwachting gebaseerd op de toenmalige geprioriteerde thema’s waterbeheer en natuurbeheer en een specifieke focus op het Nederlandse project Ruimte voor de Rivier. Echter, de criteria voor subsidieverlening waren toen nog niet bekend. Deze worden namelijk door de «Steering committees» van de subsidieprogramma’s in iedere periode en ook tussentijds aangepast en verscherpt, afhankelijk van de actualiteit.

60

Wat heeft de in het eerste kwartaal van 2009 uitgevoerde actualisering van de mogelijkheden voor de verwerving van Europese subsidie opgeleverd en wat is de actuele inschatting van de haalbaarheid van de ontvangstentaakstelling van euro 100 miljoen?

De programmadirectie Ruimte voor de Rivier heeft in het eerste kwartaal van 2009 gesproken met alle partijen die betrokken zijn met de EU subsidie verstrekkingen om te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn voor nieuwe subsidies. Er moet geconstateerd worden dat de prioriteit van waterbeheer en natuurbeheer is verschoven naar andere thema’s. Thema’s waar Ruimte voor de Rivier op kan inspelen zijn op dit moment: transnationale scheepvaart, innovatieprojecten en kennisuitwisseling. Deze thema’s hebben binnen het programma Ruimte voor de Rivier een kleinere financiële impact dan de eerdere thema’s waterbeheer en natuurbeheer. Om toch Europese subsidie te verwerven, is door de programmadirectie in het eerste kwartaal van 2009, 450 000 euro subsidie aangevraagd voor de pilot van 100 kribben van de maatregel kribverlaging Waal. De programmadirectie is in afwachting van het oordeel van de «Steering Committee» over dit project en eventuele toekenning van de subsidie. De huidige inschatting is dat de ontvangstentaakstelling van 100 miljoen euro niet zal worden gerealiseerd.

61

Welke gevolgen hebben de lagere ontvangsten vanuit Europese subsidies voor Ruimte voor de Rivier?

Naarmate het programma Ruimte voor de Rivier verder evolueert, van planstudie naar realisatie, zullen de werkelijke kosten van de realisatie van het programma inzichtelijk worden. Dan zal ook duidelijk worden of een lagere ontvangst vanuit de Europese subsidies daadwerkelijk leidt tot een financieel tekort.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vendrik (GL), van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Jager (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (CU), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA), De Rouwe (CDA) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Halsema (GL), Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Vacature (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Sterk (CDA), De Krom (VVD), Vermeij (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Vacature (SP), Anker (CU), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA), Van Heugten (CDA) en Depla (PvdA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven