30 079 VMBO

Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2010

Conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg over stapelen en doorstromen op 14 oktober 2009 1 bied ik u twee adviezen aan over de toekomst van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo): Vmbo herkend. Structuur van het vmbo in de toekomst, advies op basis van het veldonderzoek Stichting Platforms VMBO (Bunnik, januari 2010) van de Stichting Platforms VMBO en T(L) splitsing: van vmbo-tl naar havo of mbo. Onderzoek naar de knelpunten in de aansluiting van vmbo-tl met mbo en havo en mogelijke oplossingen daarvoor (Utrecht, januari 2010) – met de 2 bijlagen, t.w. Advies verbetering aansluiting vmbo-tl op havo en mbo en Wat heb je nou aan informatie zonder motivatie? – van de VO-raad.2 Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om u de Evaluatie van de Regeling doorontwikkeling vmbo (Nijmegen, november 2009)2 en conform mijn toezegging tijdens de behandeling van het wetsvoorstel assistentopleiding in het vmbo het rapport Van experiment naar succes. De implementatie van de niveau 1-opleiding in het vmbo (Nijmegen 2009) te sturen. 32

De bovengenoemde rapporten bevestigen mijn positieve beeld van het vmbo. De meerderheid van de docenten, het management, ouders en leerlingen geeft het vmbo een ruime voldoende. Op basis van de twee veldraadplegingen is er geen noodzaak om direct en ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de programmastructuur van het vmbo. Deze constatering betekent echter niet dat we op onze lauweren gaan rusten. Ik wil de gelegenheid aangrijpen om samen met de leerlingen, de docenten, het management en de sectororganisaties een vmbo neer te zetten dat toekomstbestendig is, waarbij de sterke kanten gehandhaafd blijven en de minder sterke kanten verbeterd worden. Een vmbo dat het solide fundament vormt van de beroepskolom vmbo-mbo-hbo.

Toezeggingen doorstroom vmbo-havo

Tijdens het algemeen overleg over het vmbo op 14 oktober 2009 heb ik u toegezegd om u nader te informeren over de toelatingscriteria tot havo 4 en het doubleerverbod van doorgestroomde vmbo-gediplomeerden in havo 4. 4

Ik heb u tijdens het algemeen overleg reeds aangegeven positief te staan tegenover het verplicht bekend maken van de toelatingscriteria tot havo 4. Ook heb ik u gemeld dat ik bijzonder kritisch ben over het doubleerverbod van doorgestroomde vmbo-gediplomeerden in havo 4. Conform mijn toezegging heb ik hierover contact gehad met de VO-raad. De VO-raad heeft aangegeven mijn zienswijze te delen. De VO-raad zal op korte termijn zowel de transparantie van de toelatingseisen als het doubleerverbod met haar leden bespreken met als inzet om beide thema’s nog in 2010 geregeld te hebben. Ik wacht deze gesprekken met belangstelling af. Indien de uitkomsten onverhoopt niet het gewenste resultaat opleveren, dan zal ik mij beraden op welke wijze ik het bekend maken van de toelatingscriteria en het teniet doen van het doubleerverbod alsnog kan realiseren.

Veldraadplegingen

In september 2008 heeft de Adviesgroep vmbo in haar eindrapport Vensters op de toekomst van het VMBO een eerste aanzet gegeven tot een inventarisatie van de wensen en ambities van docenten en management. 5 Dat heeft onder meer geleid tot het besluit om in 2009 twee veldraadplegingen te starten waarmee alle onderwijsgeledingen worden betrokken bij het denken over de to./ekomst van het vmbo.

De Stichting Platforms vmbo heeft de beroepsgerichte vmbo-docenten en het (midden)management in het vmbo geraadpleegd over de wenselijkheid en de mogelijkheid tot inhoudelijke herordening van het beroepsgerichte programma-aanbod in het vmbo. De VO-raad heeft onderzoek gedaan naar de aansluiting van de theoretische leerweg met zowel de havo als het mbo. Het doet mij deugd dat het onderwijsveld actief heeft deelgenomen aan de beide onderzoeken. Het toont eens te meer aan hoe sterk docenten en management betrokken zijn bij hún vmbo.

Het afgelopen jaar vierden wij het tienjarig jubileum van het vmbo. Een mooie gelegenheid om terug te kijken op de afgelopen jaren, maar ook om gezamenlijk te constateren dat het vmbo niet af is. Dit beeld wordt door beide adviezen onderstreept. Het vmbo is de afgelopen tien jaar vanuit het onderwijsveld zelf doorontwikkeld in een richting die tegemoet kwam aan de sterk uiteenlopende leerlingenpopulatie van het vmbo. Sinds de invoering van de leerwegen heeft dat tot verschillende maatwerktrajecten geleid zoals de leerwerktrajecten, de assistentopleiding in het vmbo, intra- en intersectorale programma’s en recentelijk het experiment vmbo-mbo 2 (VM2) en de vakcolleges. De Adviesgroep vmbo stelde terecht vast dat de programmastructuur en met name het beroepsgerichte programma-aanbod door het voortdurend zoeken naar maatwerkoplossingen sterk gedifferentieerd is geworden.

In haar advies Vmbo herkend constateert de Stichting Platforms VMBO dat:

  • Docenten positief zijn over deze eerste, serieuze raadpleging.

  • Docenten positief zijn over het vmbo; 70 procent is tevreden over de oriënterende functie van het vmbo en de mogelijkheden om maatwerk te leveren. Ze geven het vmbo een ruime voldoende.

  • Loopbaanleren en loopbaanoriëntatie en -begeleiding centraal moeten staan en stevig verankerd moeten worden in álle programmaonderdelen.

  • Docenten goede mogelijkheden zien om binnen het huidige stelsel van leerwegen en sectoren het vmbo-onderwijsprogramma te vernieuwen. Ze willen hier intensief en actief aan werken, samen met het mbo. Het regelmatig actualiseren van de programma’s is nodig om de vmbo-leerlingen op basis van actuele en realistische beroepsbeelden een bewuste studiekeuze te kunnen laten maken.

  • De doorstroom naar het mbo verbeterd kan worden door programmatische afstemming. Voor sommige leerlingen is het belangrijk dat dit in een bekende, vertrouwde sfeer gebeurt en in een doorlopend traject tot en met niveau 2 van het mbo. Andere leerlingen willen graag in een andere setting (op het mbo) verder leren. Voor beide groepen moeten vmbo en mbo samen werken aan doorlopende programma’s.

  • Een oplossing voor de wisselende (en soms sterk teruglopende) leerlingaantallen in het vmbo is om het onderwijs in programmaclusters te organiseren. Deze moeten dan bestaan uit een kerndeel en keuzedelen (waarmee de huidige 146 verschillende beroepsgerichte vakken teruggebracht worden tot een beperkter aantal).

De VO-raad constateert in T(L) splitsing: van vmbo-tl naar havo of mbo dat:

  • Een intensievere samenwerking van vmbo-tl met havo en mbo gewenst is om de programmatische aansluiting te verbeteren.

  • Meer aandacht voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding in de theoretische leerweg noodzakelijk is om leerlingen in een vroeger stadium van hun opleiding bewuster en gerichter te leren kiezen.

  • Een kwaliteitsslag nodig is op de vakken Nederlands, Engels en wiskunde.

  • Het doorstroomrendement tussen de theoretische leerweg en mbo/havo in beeld gebracht moet worden. En dat dit doorstroomrendement benut kan worden als intake-/terugkoppelingsinstrument van vmbo en vervolgonderwijs op leerlingenniveau.

Korte en lange termijn

Ik herken het beeld dat zowel de Stichting Platforms VMBO als de VO-raad schetst in de onderzoeken. Het vmbo heeft zich de afgelopen jaren gestaag ontwikkeld tot een schoolsoort dat als geen ander in staat is om in te spelen op de leerstijlen en -behoeftes van jongeren. Het vmbo biedt leerlingen de gelegenheid om hun eigen talenten en interesses te ontplooien. Vmbo is onderwijs dat hoofd, hart en handen boeit. Door in toenemende mate mogelijkheden tot stapelen en doorstromen te creëren, krijgen jongeren de gelegenheid om dat onderwijs te volgen dat het beste bij hem of haar past. Ook kunnen leerlingen makkelijker hierdoor eerder gemaakte loopbaankeuzes corrigeren.

Dat betekent echter niet dat het vmbo af is. In mijn ogen zijn er nog steeds knelpunten aan te wijzen die op korte termijn aangepakt kunnen worden. In de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs 2008–2011 snijd ik verschillende punten aan. De rapporten van de Stichting Platforms VMBO en de VO-raad hebben mij er echter van overtuigd dat ik op korte termijn aanvullende inspanningen moet ondernemen. Ik denk hierbij specifiek aan de aansluiting tussen het vmbo en het vervolgonderwijs. Ik heb dan ook de VO-raad gevraagd om in aanvulling op haar Stimuleringsplan LOB specifieke aandacht te richten op lob-activiteiten voor het vmbo. Ik heb u dit toegezegd in februari 2010. 6

De beide onderzoeken wijzen echter eveneens op de noodzaak om vooruit te kijken. Een vmbo dat tegemoet komt aan de wensen en ambities van leerlingen, ouders, docenten, management, vervolgonderwijs en bedrijfsleven, dat meer is dan reagerend op de problemen van vandaag de dag. Kortom een toekomstbestendig vmbo, dat herkenbaar en transparant is. Ik zie uiteenlopende ontwikkelingen in het onderwijs die op termijn van invloed zullen zijn op de doorontwikkeling van het vmbo. Ik denk hierbij aan de versterking van taal en rekenen, het versterken van de (centrale) examinering, de opkomst van VM2, de vakcolleges en de intersectorale programma’s, het indalen van mbo-1 in het vmbo, de aansluiting en het doorstroomrendement theoretische leerweg-vervolgonderwijs en ten slotte de ontwikkelingen in het mbo. Ook de demografische ontwikkelingen zullen het vmbo in de komende jaren parten spelen. De gevolgen van teruglopende leerlingaantallen zijn in de basisberoepsgerichte leerweg al duidelijk zichtbaar.

Ter voorbereiding van het nieuwe kabinet zal ik de periode tot aan de zomer van 2010 gebruiken om de toekomstperspectieven voor het vmbo concreet uit te werken. Hierbij wil ik vaststellen of en zo ja hoe de bovengenoemde trends een dergelijke verstrekkende herziening van inhoud, structuur en organisatie rechtvaardigen en of dit tegemoet komt aan de wensen en ambities van het onderwijsveld en de samenleving, zoals neergelegd in de beide adviezen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 30 079, nr. 22.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Zie de Behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het volgen van de assistentopleiding in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (31 868), Handelingen 2008–2009, nr. 86, pag. 6677–6690.

XNoot
4

Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 30 079, nr. 22.

XNoot
5

Zie bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 079, nr. 12.

XNoot
6

Zie de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter vereenvoudiging van de wettelijke regels over de sectorvakken in het vmbo Tweede Kamer, Handelingen 2009–2010, nr. 50, pagina 4698–4710.

Naar boven