30 079
VMBO

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2008

De afgelopen periode heb ik met de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van gedachten gewisseld over het stapelen van diploma’s en het doorstromen naar hogere schoolsoorten. Aanvankelijk voornamelijk over het Besluit Samenwerking VO-BVE en het uitbesteden van leerlingen uit het voortgezet onderwijs (vo) naar het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo). Tegen de achtergrond van de Commissie Dijsselbloem is de discussie in de loop van 2008 verbreed naar alle vormen van stapelen en doorstromen in het voortgezet onderwijs.

Elk talent verdient een kans. Leerlingen moeten de gelegenheid krijgen om zich tijdens hun schoolloopbaan verder te ontwikkelen. Het stapelen van opleidingen kan hierbij een belangrijke rol spelen. In mijn ogen moeten leerlingen uitgedaagd worden om het uiterste uit zichzelf te halen. Zo heb ik al eerder de toestemming van de inspectie laten vallen om vanuit de gemengde leerweg van het vmbo over te kunnen stappen naar havo. Het verruimen van de stapel- en doorstroommogelijkheden is niet alleen in het belang van de leerling, maar ook van de samenleving als geheel.

Ik heb de Tweede Kamer dan ook toegezegd om een onderzoek in te stellen naar mogelijkheden en belemmeringen in de regelgeving over doorstroom en het stapelen van opleidingen. Het onderzoeksbureau Regioplan heeft inmiddels het onderzoek «Doorstroom en stapelen in het onderwijs» afgerond. U treft het als bijlage bij deze brief aan.1 De Tweede Kamer heeft verschillende malen benadrukt de resultaten van het doorstroomonderzoek voor de begrotingsbehandeling te willen ontvangen. In de komende periode zal ik de consequenties van een verdere verruiming van de wet- en regelgeving inclusief de kostenaspecten nader uitwerken.

Onderzoeksconclusies

Op basis van literatuuronderzoek over stapelen en doorstromen, een analyse van het beschikbare cijfermateriaal, interviews met zaakdeskundigen en een kleine webenquête is Regioplan tot de volgende conclusies gekomen:

• Scholen hebben veel mogelijkheden om leerlingen te laten stapelen en doorstromen. In het algemeen zijn er weinig wettelijke beperkingen.

• Scholen hebben ook niet veel behoefte aan aanvullende verruiming. Met name de recente mogelijkheden tot flexibilisering en maatwerk, zoals het vakken kunnen volgen op een hoger niveau, hebben deze behoefte doen afnemen.

• Op enkele deelaspecten bestaan er echter wel juridische belemmeringen. Het gaat dan met name om de verblijfsduur in het vmbo, het behalen van een tweede diploma voor voortgezet onderwijs in dezelfde schoolsoort, het uitbesteden van vo-leerlingen naar het volwassenenonderwijs en het uitbesteden van leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs naar het volwassenenonderwijs.

• Wel geeft Regioplan aan dat het door ontbrekend cijfermateriaal lastig is om te bepalen hoeveel leerlingen hinder ondervinden van de bovengenoemde vier juridische belemmeringen. Regioplan gaat er vanuit dat het om kleine leerlingenaantallen gaat. Per deelaspect zou het eerder om tientallen tot honderden leerlingen gaan dan om duizenden leerlingen.

Aanpassing van de bestaande wet- en regelgeving

De Tweede Kamer heeft verschillende malen benadrukt de resultaten van het doorstroomonderzoek voor de begrotingsbehandeling te willen ontvangen. Ik heb u op 3 juli 2008 al toegezegd dat ik het stapelen van diploma’s voor uitbestede vo-leerlingen mogelijk zal maken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 007, nr. 28). Ik sta eveneens positief tegenover een verruiming van de verblijfsduur van het vmbo, het behalen van een tweede vo-diploma in dezelfde schoolsoort en het uitbesteden van vso-leerlingen aan het vavo (mede met het oog op het verhogen van het rendement van het vso), maar ik wil wel de consequenties inclusief de kostenaspecten overzien alvorens ik hierover definitief het besluit wil nemen. Ik zal hierbij in ieder geval de resultaten van het veldonderzoek van de Stichting Platforms vmbo (SPV) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 079, nr. 10), het in januari 2009 te verschijnen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) over de uitval van «overbelaste» jongeren, de binnenkort te verschijnen brief over onderadviseren en onderpresteren van staatssecretaris Dijksma en de tussenrapportage van het project meerdere examenmomenten dat ook ingaat op doorstroomaspecten betrekken.

Ik deel de ambitie van de Tweede Kamer om leerlingen meer ruimte te bieden om zich te kunnen ontplooien. Wel wil ik benadrukken dat ik bij verdere wettelijke verruiming zorgvuldig te werk wil gaan. Het is mijn streven om het stapelen van diploma’s voor uitbestede vo-leerlingen vanaf 1 augustus 2010 mogelijk te maken. Met de eventuele overige verruimingsvoorstellen zijn wijzigingen van de Wet op het voortgezet onderwijs gemoeid. Omdat deze meer tijd vergen, zet ik hierbij na bovengenoemde zorgvuldige afweging en beslissing in op inwerkingtreding vanaf 1 augustus 2011.

Programmatische en organisatorische hindernissen

Regioplan constateert in haar onderzoek dat er naast de wettelijke belemmeringen voor het stapelen en doorstromen ook enkele praktische hindernissen zijn. Het gaat hier hoofdzakelijk om programmatische en organisatorische hindernissen, zoals bijvoorbeeld uit het advies «Doorlopende of doodlopende leerwegen? Een advies over in- en doorstroom in het onderwijs» (november 2008) van de Adviesraad Diversiteit en integratie aan de gemeente Amsterdam. Niet alle scholen voor voortgezet onderwijs zijn even enthousiast over stapelen en/of doorstromen. Daarnaast sluiten opleidingen ook niet altijd optimaal op elkaar aan. Het gaat dan met name over de aansluiting tussen vmbo en havo en tussen havo en vwo. Ik zal op korte termijn contact opnemen met de VO-raad om deze programmatische en organisatorische hindernissen te bespreken. Ik wil het dan met name hebben over de schoolspecifieke toelatingscriteria voor het havo, de positie van de theoretische leerweg, het niet te snel laten afstromen van leerlingen en de beperkte bekendheid met de ruimte die de huidige wet- en regelgeving al biedt.

Ik zal u in april 2009 nader informeren over de consequenties van een verdere verruiming van de wet- en regelgeving inclusief de kostenaspecten.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven