Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30075 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30075 nr. 4 |
Vastgesteld 22 november 2005
De commissies voor Defensie1 en voor Buitenlandse Zaken2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie naar aanleiding van de brief van 4 oktober 2005 over de inzet van Nederlandse militairen in Afrika (30 075, nr. 2).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 november 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor Defensie,
Albayrak
De voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken,
De Haan
Adjunct-griffier van de commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Waarom is de brief niet op de eerste plaats ondertekend door de minister van Buitenlandse Zaken?
Het betreft een toezegging van de minister van Defensie die mede namens de minister van Buitenlandse Zaken gestand is gedaan.
In welke Afrikaanse staten is sprake van een substantiële activiteit van Al Qaida of soortgelijke terroristische organisaties met een radicaal-islamitisch karakter?
Op dit moment heeft de MIVD geen concrete aanwijzingen dat er in Afrika sprake is van substantiële activiteiten van al-Qa’ida. Wel is sprake van een meer uitgebreide aanwezigheid van leden van enkele radicale groeperingen in andere Afrikaanse landen dan het, veelal Noordafrikaanse, land van oorsprong.
Wat bedoelt u precies met de additionele inlichtingenbehoefte van Nederland met betrekking tot Afrika?
Welke initiatieven heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) inmiddels genomen?
Deze additionele inlichtingenbehoefte vloeit voort uit de geïntensiveerde belangstelling van het ministerie van Defensie voor respectievelijk de Hoorn van Afrika en het Grote Meren-gebied. Deze belangstelling is gebaseerd op het Afrikabeleid van het kabinet en het streven naar een geïntegreerd veiligheidsbeleid. Over concrete initiatieven kunnen in het openbaar geen nadere mededelingen worden gedaan.
Houden AIVD en MIVD zich ook bezig met het verzamelen van inlichtingen over illegale wapenhandel en illegale grondstoffenhandel ten gunste van gewapende groepen, criminele en/of terroristische organisaties?
Melden de inlichtingendiensten eventuele informatie aan de hiertoe geëigende internationale (VN met betrekking tot embargo’s) dan wel nationale instanties (Justitie of het OESO-contactpunt, indien relevant) wanneer het om overtredingen van internationale embargo’s of andere strafbare feiten gaat? Zo nee, waarom niet?
Het in kaart brengen van groeperingen en hun (militair) potentieel is het uitgangspunt bij onderzoek van de MIVD. Indien binnen een onderzoek informatie beschikbaar komt over illegale wapen- en grondstoffenhandel, wordt een ambtsbericht opgemaakt. Eventuele vervolgstappen op grond van een ambtsbericht worden niet door de inlichtingendiensten, maar door de verantwoordelijke departementen (resp. Buitenlandse Zaken en Justitie) ondernomen.
Werkt Nederland ten aanzien van de reïntegratie van ex-combattanten samen met organisaties als het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en overige deskundige nationale of internationale NGO’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja op welke wijze?
Zal ook lokaal maatschappelijk middenveld worden betrokken bij DDR activiteiten die door uitgezonden militairen worden uitgevoerd?
Uitvoering van programma’s gericht op ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van ex-combattanten (DDR) geschiedt vrijwel altijd via multilaterale organisaties zoals UNDP en de Wereldbank. Binnen dergelijke programma’s worden voor reïntegratieactiviteiten vaak nationale en/of internationale NGO’s gecontracteerd. Nederlandse steun aan DDR programma’s bestaat vooral uit financiering van bovengenoemde programma’s. Wanneer wordt besloten ook via internationale militaire samenwerking een bijdrage te leveren aan DDR programma’s wordt over deze bijdrage met uitvoerende organisaties en andere donoren overlegd.
Deelt u de mening dat in de overgangsfase van conflictsituatie naar wederopbouw, economische ontwikkeling essentieel is? Welke positie neemt armoedebestrijding gericht op ex-combattanten (vrouwen, mannen en kinderen) daar bij in?
Economische ontwikkeling is essentieel om te voorkomen dat landen na beëindiging van een gewelddadig conflict weer terugvallen. Economische ontwikkeling heeft echter weinig kans van slagen wanneer veiligheid en stabiliteit niet zijn gegarandeerd. Na afloop van een conflict dient de eerste aandacht uit te gaan naar verbetering van de veiligheidssituatie. Armoedebestrijding, gericht op ex-combattanten vindt veelal plaats via de reïntegratieprogramma’s in het kader van DDR en is een belangrijke bijdrage aan zowel verbetering van de veiligheid, evenals economische ontwikkeling.
Kunt u aangeven wat de exacte taken en bevoegdheden zijn van de «pool» van militaire deskundigen die zich gaan bezig houden met het bieden van ondersteuning bij de hervorming van de veiligheidssector (Security Sector Reform – SSR)?
Zal deze «pool» van deskundigen ook aandacht besteden aan anti-corruptiemaatregelen en de naleving van het oorlogsrecht en van overige internationale mensenrechtenverdragen? Zo ja, op welke wijze?
Experts uit de «pool» zullen worden ingezet in het kader van Security Sector Reform programma’s. Dergelijke programma’s worden opgezet op basis van een analyse van de veiligheidssector in een bepaald land. Activiteiten van Nederlandse deskundigen zullen voornamelijk gericht zijn op het adviseren en trainen van functionarissen die werkzaam zijn in de veiligheidssector. Als zaken als corruptie of onbekendheid met internationale mensenrechtenverdragen (mede) oorzaak zijn van een slecht functionerende veiligheidssector en er is expertise op deze terreinen nodig om het probleem op te lossen dan zal deze ook worden ingezet.
Waarom is er geen eenduidigheid over de samenstelling en inzet van de «pool» van deskundigen, aangezien deze volgens het Ministerie van Defensie bestaat uit louter militaire deskundigen die inzetbaar zijn voor SSR, terwijl volgens de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (p. 35) een pool van zowel militaire als civiele deskundigen inzetbaar voor SSR alsmede voor ontwapening, demobilisatie en reïntegratie (DDR) zou zijn?
Bestaat de «pool» van deskundigen uitsluitend uit militairen? Aan welke eisen moeten de militairen voldoen die onderdeel gaan uitmaken van deze «pool»? Wat zijn de selectiecriteria?
Voor de uitvoering van SSR-programma’s kan zowel militaire als civiele deskundigheid noodzakelijk zijn. Het ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor de samenstelling van een «pool» van militaire deskundigen. Het onlangs opgerichte interdepartementale SSR team, dat is gehuisvest bij het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van de inzet van de militaire deskundigen. Naast de militaire deskundigen uit de «defensie pool» zal het SSR-team eveneens civiele deskundigen voor SSR-activiteiten kunnen inzetten. Te denken valt aan juridische experts en deskundigen op het gebied van wetgeving met betrekking tot de veiligheidssector. Deze civiele deskundigen zijn niet noodzakelijkerwijze afkomstig van het ministerie van Defensie.
Bent u van plan het Nederlandse maatschappelijk middenveld te betrekken bij de opleiding van de «pool» van deskundigen (ten behoeve van SSR en DDR) om een zo breed mogelijke visie te ontwikkelen op de problematiek ter plekke, zoals bijvoorbeeld «community reintegration»? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kan er van worden uitgegaan dat de vanuit de «pool» uit te zenden militairen in het land waarheen zij worden uitgezonden geen gevechtsfunctie zullen vervullen?
Ja.
Is deelname aan de «pool» van militair deskundigen vrijwillig of vindt deelname ook plaats op basis van een dienstopdracht?
Is deelname van Nederlandse militaire deskundigen aan de ondersteuning bij de hervorming van de veiligheidssector in Soedan en het Grote Merengebied vrijwillig of in opdracht?
Nederlandse militairen worden te allen tijde op basis van een dienstopdracht uitgezonden. De persoonlijke omstandigheden van een individuele militair, waaronder zijn wensen, zullen worden meegewogen bij het besluit tot uitzending. De mate van vrijwilligheid voor deelname aan de pool is afhankelijk van de wijze waarop de pool wordt ingericht. De Commandant der Strijdkrachten onderzoekt thans diverse mogelijkheden om de pool in te richten. Indien burgermedewerkers van Defensie deel gaan uitmaken van de pool en uitgezonden worden, zal dit op basis van vrijwilligheid zijn.
Wat zijn de redenen dat Zuid-Afrika de troepenlevering voor de waarnemingsmissie van de Afrikaanse Unie in Darfur (AMIS) heroverweegt? Welke andere landen kunnen de toegezegde troepen leveren en binnen welke termijn?
Hoewel Zuid-Afrika september jl. veertig extra politiemensen naar Darfur heeft gezonden, heeft het besloten dat uitbreiding van de Zuid-Afrikaanse bijdrage aan AMIS met een tweede bataljon niet haalbaar is. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat de Zuid-Afrikaanse militaire capaciteit vanwege militaire verplichtingen in de DRC, Burundi, Ivoorkust en Soedan te gering is om het aangeboden tweede bataljon te kunnen leveren. De AU heeft september jl. Gambia, Senegal en Malawi benaderd met het verzoek dit tekort op te vullen. Vooralsnog hebben deze landen niet officieel gereageerd.
Hoe beoordeelt het kabinet de verslechterde situatie in Darfur en deelt u de mening van onder meer de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (zie persbericht 25 oktober 2005) dat voortduring van de huidige impasse een zeer groot risico vormt voor de voortgang van het vredesproces in Zuid-Soedan en ook voor de omliggende landen, waaronder Tsjaad, Eritrea en Ethiopië?
In de laatste maanden is het aantal schendingen van het staakt het vuren in Darfur toegenomen. Vooral tijdens de zesde ronde van de vredesbesprekingen, die plaatsvonden van 15 september tot 20 oktober in Abuja (Nigeria), hebben zich veel incidenten voorgedaan met als dieptepunt de aanval op het vluchtelingenkamp Aro Sharow. Dit is een zorgwekkende situatie. Alleen een politiek akkoord tussen de rebellen en de regering kan een einde maken aan de onveiligheid in Darfur. De inspanningen van de Nederlandse regering zijn er dan ook op gericht dat er snel een akkoord tot stand komt. De vredesonderhandelingen in Abuja verlopen echter moeizaam mede vanwege verdeeldheid binnen de Sudan Liberation Movement (SLM).
De regering is van mening dat snelle implementatie van het Noord Zuid vredesakkoord essentieel is om een klimaat te creëren waarin een vredesakkoord voor Darfur tot stand kan komen. De toetreding van de SPLM tot de nationale regering heeft er bijvoorbeeld al toe geleid dat de relaties met Eritrea zijn verbeterd. Er wordt de laatste tijd goede voortgang gemaakt met de implementatie van het Noord-Zuid vredesakkoord. Zo is de grondwet voor Zuid-Soedan afgerond en is het parlement van Zuid-Soedan op 29 september geïnaugureerd. Verder is onlangs het zuidelijke kabinet benoemd. De oprichting van de Assessment and Evaluation Commission (AEC) is eveneens een belangrijke mijlpaal. De AEC, waar Nederland lid van is, moet toezicht houden op de voortgang van de implementatie van het Comprehensive Peace Agreement (CPA). Het gebrek aan voortgang in het vredesproces in Darfur maakt geen direct verschil voor de situatie in Ethiopië, maar wel voor Tsjaad. Zo herbergt Tsjaad ruim 400 000 Sudanese vluchtelingen. Dit leidt tot spanningen met de lokale bevolking. Ook de etnische banden tussen bevolkingsgroepen in Darfur en Tsjaad zouden ertoe kunnen leiden dat men partij gaat kiezen, waardoor het conflict zou kunnen overslaan.
Is het kabinet bereid om binnen de EU te pleiten voor extra financiële middelen, naast de African Peace Facility, om de noodzakelijke uitbreiding van AMIS te ondersteunen?
De EU heeft november jl. een bedrag van 70 miljoen EURO uit het African Peace Facility (APF) toegezegd ten behoeve van de AU-vredesmissie in Darfur (AMIS). Dat brengt de totale steun die de EU aan AMIS heeft verleend vanuit de AFP op 162 miljoen euro. Dat is meer dan de helft van het bedrag dat in totaal tot en met 2007 voor Afrikaanse operaties beschikbaar is in de AFP. Eind november zal de AU samen met donoren een «Joint Assessment Mission» uitvoeren om de operationele behoeftes en capaciteitstekorten van AMIS in kaart te brengen. Nederland zal aan deze missie deelnemen. Aan de hand van de uitkomsten van deze missie zal de regering bepalen op welke wijze verdere steun geboden kan worden en of het wenselijk is om binnen de EU te pleiten voor extra financiële middelen voor AMIS
Wordt de 14 miljoen euro uit het Stabiliteitsfonds als onderdeel van de African Peace Facility uitgegeven?
Nee. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief Stabiliteitsfonds (DMV/VG-04/22- DVB/CV-04/15) is het Stabiliteitsfonds een Nederlands fonds dat bestaat uit middelen die al gereserveerd waren voor stabiliteitsbevorderende activiteiten van het geïntegreerde Nederlands buitenlandsbeleid. De African Peace Facility (APF) is een Europees fonds dat gefinancierd wordt uit het European Development Fund.
Welke activiteiten heeft de NAVO tot nog toe uitgevoerd in samenwerking met de Afrikaanse Unie (AU) en welke steun heeft de NAVO aangeboden met betrekking tot AMIS?
In hoeverre is de NAVO betrokken bij de militaire oefeningen in Afrika?
Op verzoek van de AU heeft de NAVO tot dusver in het kader van AMIS strategisch transport verzorgd ten behoeve van AU-troepen. Op dit moment onderzoekt de NAVO de mogelijkheid in te gaan op een verzoek van 31 oktober jl. van de AU om voor een langere periode ondersteuning op het gebied van strategisch transport te leveren: dit in verband met de vertraging die de ontplooiing van AMIS in Darfur heeft opgelopen.
Tevens zijn trainingen verzorgd in Addis Abeba en El Fashir aan AU-officieren onder meer op het gebied van command & control, logistiek en communicatie en informatiesystemen. De trainingen worden eind november geëvalueerd, waarna de AU een nieuw verzoek aan de NAVO zal doen voor de training behoeften in het voorjaar van 2006.
De NAVO heeft ook bijgedragen aan een door de Verenigde Naties georganiseerde zogenaamde «operational mapping exercise» (MAPEX) in augustus 2005. Dit betrof een oefening voor de Afrikaanse Unie-missie in Soedan (AMIS).
De Navo is betrokken bij andere oefeningen in Afrika. Training van derde landen, bijvoorbeeld in Afrika, zal de komende tijd zeker een onderwerp van aandacht blijven voor de NAVO.
Wordt voor het zenden van materieel naar gebieden als Darfur gebruik gemaakt van overtollig Defensiematerieel?
Ja.
Is het bedrag van 175 000 euro voor materieel en goederen ten behoeve van Rwandese troepen in Darfur afkomstig uit de Defensiebegroting?
Ja. Daarnaast zijn de transport- en opleidingskosten ten laste gekomen van het Stabiliteitsfonds.
Wat zal de functie zijn van de uit te zenden Nederlandse militaire inlichtingenfunctionaris in het hoofdkwartier van AMIS?
In het voorjaar van 2005 heeft de Afrikaanse Unie samen met de EU en de VN een onderzoek uitgevoerd in Darfur om de werkwijze van het AMIS- hoofdkwartier in El Fasher te bezien. Op basis van de bevindingen zijn aanbevelingen gedaan om de kwaliteit en werkwijze te verbeteren. Eén van de aanbevelingen was gericht op het opzetten van een effectieve inlichtingenstructuur. De Nederlandse inlichtingenspecialist gaat in het AMIS hoofdkwartier advies en assistentie verlenen bij het opzetten van deze structuur.
Uit welke begroting of welk fonds zal het eventuele luchttransport van Zuid-Afrikaanse militairen naar Soedan worden betaald?
De kosten die gemoeid zijn met de inzet van, indien beschikbaar, Nederlands luchttransport zullen gefinancierd worden uit het Stabiliteitsfonds.
Wat zijn de «lessons learned» ten aanzien van het robuustere mandaat en de toewijzing van meer troepen aan MONUC voor de missies in Darfur en Zuid-Soedan?
De conflicten en missies laten zich niet eenvoudig vergelijken. Zo is MONUC gemandateerd de regeringstroepen te ondersteunen bij het ontwapenen van rebellen, terwijl een dergelijke taak niet is opgenomen in het mandaat voor UNMIS. Darfur is opnieuw een ander geval, waar momenteel de AU de leidende rol vervult en de analyse maakt wat de benodigde troepensterkte is en welk mandaat daarbij past.
In het geval van MONUC is wel duidelijk geworden dat de uitbreiding en de aanscherping van het mandaat heeft bijgedragen aan de slagvaardigheid van deze VN-operatie.
In algemene zin zal Nederland zich er altijd voor inzetten dat troepen voor crisisbeheersingsoperaties voldoende worden toegerust en van een voldoende sterk mandaat worden voorzien om hun opdracht uit te kunnen voeren. De regering ondersteunt voorts de ontwikkeling dat VN-vredesoperaties vaker onder hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties het mandaat hebben alle noodzakelijke acties te ondernemen ter bescherming van VN-personeel, -gebouwen, -installaties en -uitrusting, en om de veiligheid en bewegingsvrijheid van humanitaire hulpverleners, waarnemers, alsmede burgers die direct worden bedreigd met geweld, te verzekeren.
Hoe schat het kabinet de veiligheidssituatie in Soedan (Darfur, Zuid-Soedan) op dit ogenblik in? Wat zijn de verwachtingen voor de nabije toekomst?
In de laatste maanden is het aantal schendingen van het staakt-het-vuren in Darfur toegenomen. Ten tijde van de zesde ronde van de vredesbesprekingen in Abuja (Nigeria), hebben zich veel incidenten voorgedaan. De toegenomen onveiligheid, in het bijzonder de gewelddadige overvallen op de wegen, zet de hulpverlening in bepaalde gebieden sterk onder druk, waardoor de kosten stijgen en het voor hulporganisaties moeilijker wordt om personeel te vinden. Ondanks de onveiligheid kunnen de meeste NGO’s nog steeds hun werk doen doordat goede banden zijn ontwikkeld met zowel lokale gemeenschapleiders als rebellenbewegingen en regeringstroepen en is daar geen sprake van een acute dreiging voor de hulpverleners. Een politiek akkoord tussen de regering en de rebellenbewegingen is een belangrijke voorwaarde om tot duurzame verbetering van de veiligheidssituatie in Darfur en de rest van Soedan te komen. Daarom blijft Nederland, naast het ondersteunen van UNMIS en AMIS, druk op alle partijen uitoefenen om tot een snelle politieke oplossing te komen voor Darfur. De volgende ronde in de vredesonderhandelingen in Abuja staat nu gepland voor 21 november. Nederland zal ook aan deze ronde als waarnemer deelnemen en ondersteunt de AU financieel om de onderhandelingen mogelijk te maken.
Hoewel schendingen van het staakt-het-vuren aanmerkelijk minder vaak voorkomen in Zuid-Soedan, vond er recent een tweetal ernstige incidenten plaats waarbij de Lord’s Resistance Army (LRA) uit Oeganda een rol speelde. Deze activiteiten van het LRA vormen een bron van zorg. Soedan steunt de regering van Oeganda bij haar strijd tegen deze beweging, maar een snelle ontplooiing van UNMIS in Zuid-Sudan is minstens evenzeer van belang. Het kabinet heeft inmiddels het besluit genomen om met militaire waarnemers en politiefunctionarissen bij te dragen aan UNMIS. De Tweede Kamer is hierover met behulp van een artikel 100-brief geïnformeerd.
Kan het kabinet een overzicht geven van de huidige en voorgenomen Nederlandse uitgaven ten behoeve van het vredesproces in Soedan en in Congo, zowel uit het Stabiliteitsfonds als uit andere posten op de begroting Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking?
Wordt ten aanzien van de SSR en DDR in Congo ook samengewerkt met het UNDP en andere (internationale) organisaties? Zo ja, hoe verloopt deze samenwerking?
In Congo bestaat de Nederlandse bijdrage aan het vredesproces uit de volgende onderdelen:
a) verkiezingen: € 8 miljoen via UNDP Trust Fund. Bijdrage komt uit de centrale begroting voor goed bestuur.
b) DDR: € 103 miljoen (Stabiliteitsfonds) voor het Wereldbank Multi-Country Demobilization and Reintegration Program (MDRP), een regionaal DDR-programma met activiteiten in zeven landen. Een aanzienlijk deel van deze € 103 mln. is bestemd voor DRC. De totale begroting van het MDRP bedraagt ruim $ 500 mln. Hiervan is $ 200 mln. bestemd voor het nationale DDR programma in Congo.
c) SSR leger: € 5 miljoen (Stabiliteitsfonds) ten bate van integratie van rebellen in het regeringsleger. Steun loopt via het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Defensie en wordt ter plekke begeleid door een Nederlandse generaal.
d) SSR-politie: € 5 miljoen (Stabiliteitsfonds ODA) voor politiehervorming via UNDP en € 500 000 (Vredesfonds) voor training politieeenheden in Kinshasa, via EU.
e) Opbouw justitie: in het kader van Amendement Brinkel is € 1,6 miljoen gereserveerd waarvan € 500 000 voor programma tegen straffeloosheid door Radio Benevolencia en € 1,1 miljoen bijdrage aan EU- programma t.b.v. opbouw justitieel apparaat in Oost-Congo.
f) Bijdrage van € 265 000 aan het radiostation van de VN-vredesmissie in de DRC, Radio Okapi en € 300 000 voor kleine mensenrechtenactiviteiten via de ambassade in Kinshasa.
Voor Soedan geldt dat Nederland uit het stabiliteitsfonds tot nu toe € 549 000 heeft bijgedragen ter ondersteuning van de vredesonderhandelingen in Abuja. Daarnaast heeft Nederland 14,3 miljoen euro beschikbaar gesteld aan AMIS en is daarmee de vierde bilaterale donor. Dit bedrag is gebruikt voor communicatie-uitrusting, inzet van helikopters, luchttransport van Rwandese en Senegalese troepen en materieel (transport- en medische middelen) voor de Rwandese troepen in Darfur. Nederland heeft AMIS ondersteund met vijf man aan personeel, waaronder twee militaire waarnemers en een politie expert. In 2005 is uit OS middelen voor 28 miljoen uitgegeven aan wederopbouwactiviteiten die snel resultaat opleveren ter bestendiging van de vrede. Verder heeft Nederland ter ondersteuning van het Noord–Zuid Vredesakkoord voor de komende 3 jaar € 150 miljoen beschikbaar gesteld voor grootschalige wederopbouwactiviteiten via twee Multi Donor Trust Funds beheerd door de Wereldbank. Een eerste tranche van € 39 miljoen is in september dit jaar overgemaakt.
Welke andere landen leveren bijdragen aan UNMIS en om welke bijdragen gaat het precies?
De bijdragen van andere landen aan UNMIS zijn te onderscheiden in troepenleverende landen die bijdragen aan de beschermingsmacht en landen die militaire waarnemers en/of politiefunctionarissen sturen.
De volgende landen zullen bijdragen aan de beschermingsmacht van UNMIS, verdeeld over 6 sectoren: sector 1 Juba (Bangladesh); sector 2 Wau (Kenia): sector 3 Malakal (India); sector 4 Nuba mountains (Egypte); sector 5 Ed Damazin in Upper Nile (Pakistan); en sector 6 Abiye (Zambia).
Daarnaast hebben 62 landen militaire of politiewaarnemers toegezegd, waaronder Duitsland, Denemarken, Zweden, Australië, Ierland, Noorwegen, Italië, Griekenland Roemenië, Hongarije, Polen, België en Canada.
Wat zijn de resultaten van de «fact finding» missie die in augustus/september Soedan heeft bezocht? Wat is precies besproken in het kader van deze missie? Om welke redenen is de presentatie van de bevindingen van de «fact finding mission» vertraagd (volgens de brief van 5 september 2005 (29 237, nr. 23) zou de Kamer hier eind september over worden geïnformeerd)?
Stelt Nederland ten aanzien van een bijdrage aan de VN-missie in Soedan (UNMIS) extra voorwaarden aan de bewapening en bescherming en de omstandigheden van de eigen militairen ten opzichte van voorwaarden die door andere betrokken landen worden gesteld? Zo ja, welke en waarom?
Hoeveel Nederlandse militairen wenst het kabinet uit te zenden ten behoeve van UNMIS? Zullen de ten behoeve van UNMIS uit te zenden Nederlandse militairen ook deel uitmaken van de «pool» van deskundigen op het gebied van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie?
Heeft een van de coalitiepartijen een veto hebben uitgesproken over Nederlandse militaire bijdragen aan de missies in Soedan?
Voor het antwoord op bovenstaande vragen verwijs ik naar de brief op grond van artikel-100 van de Grondwet inzake het besluit de VN-missie in Soedan, Unmis, te versterken met dertig Nederlandse militairen in Zuid-Soedan. Dit besluit heeft langer op zich laten wachten dan voorzien, omdat het nodig was tot nadere afspraken met de VN te komen over de voorwaarden die de Nederlandse regering stelt ten aanzien van de inzet van Nederlandse militairen in Soedan. Het is niet uitgesloten dat een deel van deze militairen uit de op te richten pool van deskundigen voor SSR-activiteiten komt. Het kabinet heeft een zelfstandig besluit genomen en wil niet vooruitlopen op een eventueel standpunt dat partijen innemen als dit besluit in uw Kamer wordt besproken.
In hoeverre ziet het kabinet duurzame mogelijkheden voor SSR in Soedan in de vorm van Nederlandse deelname aan het Internationaal Militair Advies Team (IMAT), als er nog geen DDR programma’s van start zijn gegaan?
Security Sector Reform (SSR) is de algemene naam voor het opzetten, veranderen en of hervormen van de veiligheidssector in een land. Het omvat verschillende soorten disciplines waaronder de hervorming van het politieapparaat, justitie apparaat, gevangeniswezen en strijdkrachten. Vaak zullen pas na een specifiek onderzoek in een land de verschillende SSR-activiteiten geïdentificeerd kunnen worden. Een belangrijk specifiek SSR-traject is het ontwapenen, demobiliseren en reïntegreren van strijders (Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR). Het IMAT in Soedan is gericht op het adviseren over het oprichten van gezamenlijke eenheden (Joint Integrated Units) van de voormalig strijdende partijen. Dit traject is voorzien gedurende de gehele zes jaar zoals genoemd in het CPA.
Is het kabinet bereid in het kader van de hervorming van het Congolese leger lokale mensenrechtenorganisaties te betrekken bij de opleiding van het leger ten aanzien van de naleving van de ook door Congo onderschreven mensenrechtenverdragen?
Nederland is niet betrokken bij training en/of opleiding van het Congolese leger. De Nederlandse steun aan de hervorming van het Congolese leger bestaat uit financiële steun aan Zuid-Afrika voor de verbetering van de humanitaire situatie in twee kampen in de provincie Noord-Kivu, waar rebellen worden geïntegreerd in het Congolese leger. In het kader van deze samenwerking is een Nederlandse generaal voor een periode van zes maanden geplaatst in Kinshasa. Zijn taak is toezicht te houden op de uitvoering van de samenwerking met Congo en Zuid-Afrika, alsmede het adviseren van de Congolese autoriteiten op het gebied van militaire integratie.
Wat is de reactie van het kabinet op het eerdere verzoek van Kofi Annan voor ca. 2 500 extra troepen voor de VN-missie in Congo (MONUC), mede in de aanloop naar de verkiezingen?
In het licht van het belang van de verkiezingen in het transitieproces in de DRC had Nederland begrip voor het verzoek van Annan. De Veiligheidsraad heeft, na langdurig overleg terzake, middels VNVR 1621 en 1635, een tijdelijke uitbreiding van MONUC met ruim 1100 gemandateerd (veelal bestaand uit additionele politie-eenheden en uitbreiding troepenpresentie in Katanga). Nederland vertrouwt erop dat MONUC hiermee voldoende toegerust is om de DRC-autoriteiten, bij wie de eindverantwoordelijkheid ligt, te assisteren bij een ordelijk verloop van het verkiezingsproces.
Overlegt het kabinet met andere Westerse landen over mogelijke bijdragen aan MONUC?
Ja, via diverse wegen (bijv. EU-werkgroep, Informele Contactgroep Oost-Congo, Permanente Vertegenwoordigingen VN te New York, CIAT) wordt overlegd over mogelijke bijdragen aan MONUC.
Wanneer kan de Kamer de resultaten van het onderzoek van de regering verwachten naar de vraag of het mogelijk en wenselijk is de activiteiten van MONUC en/of die op het gebied van SSR verder te ondersteunen? Om welke inzetopties en modaliteiten gaat het exact?
Dit onderzoek is nog in volle gang. Pas als het onderzoek is afgesloten kan de regering tot een conclusie komen over exacte inzetopties en modaliteiten. Naar verwachting zal het onderzoek tot conclusies leiden. Vooruitlopend daarop is reeds een Nederlandse stafofficier toegevoegd aan de Nederlandse divisiecommandant van Monuc.
Uit welke begroting of welk fonds wordt de Nederlandse deelname aan de Europese politiemissie EUPOL in Kinshasa betaald?
Uit de HGIS-voorziening voor vredesoperaties.
Zal Nederland de deelname aan EUPOL in Kinshasa beëindigen wanneer zal blijken dat Nederland niet meer dan één functie kan vervullen?
Ja.
Wat hield de functie van «plaatsvervangend hoofd van de civiel-militiaire coördinatiecel» van de VN-missie in Burundi (ONUB) precies in en waarmee heeft de luitenant-kolonel zich beziggehouden op het gebied van civiel-militaire samenwerking?
De luitenant-kolonel coördineerde vanuit het ONUB-hoofdkwartier de militaire hulpprogramma’s tussen ONUB en de diverse hulporganisaties (NGO’s). Ook functioneerde hij als liaison tussen de Force Commander en de humanitaire hulporganisaties. Daarnaast leverde hij CIMIC gerelateerde informatie aan het Information Collection Plan van ONUB en maakte hij de periodieke CIMIC-rapportages voor de Force Commander ONUB.
Wat is de reden dat de Nederlandse bijdrage aan ONUB niet wordt voortgezet en is er in opvolging voorzien?
Op 8 juni 2004 is door het Department of Peacekeeping Operations (DPKO) van de Verenigde Naties (VN) aan Nederland gevraagd om een Deputy Chief Civil Military Coordination (CIMCOORD) te leveren voor de duur van één jaar. Nederland heeft aan dit verzoek voor de vulling voor één jaar voldaan.
Welke taken en bevoegdheden hebben de twee Nederlandse officieren die bij de Task Force Horn of Africa zijn geplaatst? Om welke projecten gaat het hierbij?
De twee Nederlandse officieren maken integraal deel uit van de staf en vervullen de functies van Plaatsvervangend Chef Staf en Teamchef bij de afdeling operaties. Defensie heeft op dit moment geringe actuele operationele ervaring in Afrika. Door Nederlandse functionarissen op functies te plaatsen op het hoofdkwartier krijgt Nederland meer inzage in operaties in de Hoorn van Afrika en daaraan gerelateerde operaties.
Wordt de militaire samenwerking met Rwanda ook benut voor het voeren van een dialoog over democratie en rechtsstaat?
Nederland staat positief ten opzichte van Afrikaanse staten die verantwoordelijkheid willen nemen voor vrede en veiligheid op het eigen continent, zoals Rwanda. Nederland hoopt Rwanda concreet te ondersteunen in het versterken van de capaciteit deel te nemen aan vredesoperaties. Het militaire Memorandum of Understanding (MoU) met Rwanda staat nadrukkelijk in het kader van het bevorderen van democratie, vrede, veiligheid en stabiliteit. Als mogelijke terreinen voor samenwerking noemt het MoU activiteiten die betrekking hebben op de organisatie, structuur en het management van het leger in de democratische context. De militaire samenwerking moet echter nog tot volle wasdom komen.
Kan op enigerlei wijze worden gegarandeerd dat de Nederlandse steun die Rwandese militairen krijgen niet zal worden misbruikt bij mogelijke betrokkenheid bij het conflict in Oost-Congo? Op welke wijze komt dit aan de orde in het kader van de dialoog met zowel het Rwandese leger als de regering?
Uitgangspunt bij ondertekening van het Memorandum of Understanding (MoU) is dat Nederlandse steun er strikt op is gericht de Rwandese capaciteit om deel te nemen aan vredesoperaties te vergroten. Bovendien is ervoor gekozen om slechts non lethal goederen (zoals medicijnen en watertrucks) te leveren.
Legt het kabinet, bij het steeds verder aanhalen van de militaire banden met Rwanda, zich voldoende rekenschap af van onder meer de omstreden voorgeschiedenis van de Rwandese president Kagame, de nog steeds grote macht van het door Tutsi’s gedomineerde Rwandan Patriotic Front (RPF) en de wijze waarop de RPF de media beïnvloedt? In hoeverre wordt daarbij rekening gehouden met kritiek die vanuit de Tweede Kamer op het bestuur in Rwanda is geleverd? En in hoeverre wordt rekening gehouden met de negatieve beoordeling van Rwanda door internationale organisaties voor de mensenrechten als het Freedom House in New York?
Bovenstaande vragen zijn in de overweging meegenomen voordat in juni jl. het militaire MoU tussen Nederland en Rwanda is ondertekend. In overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om een militaire samenwerking met Rwanda aan te gaan omdat het de bredere beleidsdoelstellingen van Nederland in Rwanda en op het Afrikaanse continent naderbij helpt brengen. Het eerste praktische resultaat van het MoU was de ondersteuning van de deelname van Rwanda aan de AU- missie in Darfur. De inhoud van de beoordeling door het Freedom House is bekend, maar heeft geen rol gespeeld bij het besluit een MoU met Rwanda aan te gaan.
Samenstelling: Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Vacature (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Kraneveldt (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA), Veenendaal (VVD).
Samenstelling: Leden: Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Oplaat (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30075-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.