30 075
Wederopbouw na gewapend conflict

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2005

Tijdens het Algemeen Overleg over de notitie «wederopbouw na gewapend conflict» d.d. 7 september jl., heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de verschillende wijzen waarop Defensie de VN-operatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), Monuc, zou kunnen ondersteunen. Ook vroeg de Kamer om een overzicht van de inzet van Nederlandse militairen in Afrika. Met deze brief informeer ik u, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking, over de stand-van-zaken ten aanzien van beide onderwerpen.

A. De rol van de krijgsmacht in het Nederlands Afrika-beleid

Duurzame armoedebestrijding is alleen mogelijk in een veilige en stabiele omgeving. Derhalve is één van de vijf hoofdthema's van het Nederlandse beleid ten aanzien van Afrika het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit (Nota «Sterke mensen, zwakke staten», kamerstuk 29 237, nr. 1, d.d. 15-10-2003). Een stabiele politiek-militaire situatie is een voorwaarde voor sociaal-economische ontwikkeling. Voor een effectief en efficiënt Afrika-beleid is een geïntegreerd buitenlands- en veiligheidsbeleid een vereiste. Defensie draagt via twee sporen bij aan het Nederlandse Afrika-beleid:

1. Crisisbeheersingsoperaties in Afrika

De regering heeft de Kamer in april vorig jaar middels de «Beleidsnotitie besluitvorming over deelneming van Nederlandse militaire eenheden aan internationale crisisbeheersingsoperaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 1 d.d. 8 april 2004) deelgenoot gemaakt van haar overtuiging dat het complexe karakter van de aard van intrastatelijke conflicten noodzaakt tot een meer integrale aanpak. Ook Afrika (de Grote Meren en de Hoorn van Afrika) geldt als een gebied dat prioriteit verdient. Primair vanuit humanitaireen ontwikkelingssamenwerkingsoverwegingen maar ook vanwege het in deze notitie genoemde verband tussen falende staten, internationale criminaliteit, terrorisme en vluchtelingenstromen enerzijds en, daaruitvoortvloeiend, het Nederlandse belang anderzijds. In maatschappijen waar de staat vrijwel afwezig is, hebben terroristische c.q. criminele organisaties vrij spel – met alle gevolgen van dien. Verder ontstaat in het kader van het geïntegreerde buitenlands beleid ook een ruimere betrokkenheid van Nederland bij Afrika die leidt tot additionele inlichtingenbehoefte. De MIVD heeft daartoe inmiddels initiatieven ondernomen.

2. Internationale militaire samenwerking

Defensie wil door middel van internationale militaire samenwerking een bijdrage leveren aan het geïntegreerd buitenlands en veiligheidsbeleid. Het gaat hierbij om het ondersteunen van onder andere hervormingen van de veiligheidssector en van de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van ex-combattanten. Het betreft ook het helpen opbouwen van lokale operationele capaciteit. (Zie de Toets Internationale Militaire Samenwerking, Kamerstuk 29 957, nr. 1, d.d. 30 december 2004). In de notitie «Wederopbouw na gewapend conflict» (Kamerstuk 30 075, nr. 1, d.d. 22 maart 2005) is vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de Nederlandse krijgsmacht de capaciteiten op dit gebied uitbreidt. Nog dit jaar zullen de voorbereidingen voor het samenstellen van een «pool» van deskundigen worden getroffen. Vanaf 1 januari 2006 voorziet deze «pool», bestaande uit zestig personen, in een bestand van militair deskundigen die ondersteuning kunnen bieden bij de hervorming van de veiligheidssector (security sector reform – SSR). Defensie kan enkele militairen uit deze pool binnen één maand beschikbaar stellen en een maximum van 30 deskundigen tegelijkertijd uitzenden. Ten behoeve van deze inzet zal het ministerie van Defensie een opleidingsprogramma uitwerken, in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken. De militairen die in de «pool» worden ingedeeld zullen regelmatig bijeen worden geroepen in het kader van deze opleiding en voor het uitwisselen van kennis en ervaring.

B. Overzicht van de huidige activiteiten van Nederlandse militairen in Afrika.

Soedan

In Soedan is momenteel sprake van twee verschillende internationale crisisbeheersingsoperaties. Ten eerste leidt de Afrikaanse Unie een waarnemingsmissie in Darfur (Amis – African Union Mission in Sudan). Aan deze missie neemt een beperkt aantal Europeanen, Amerikanen en Canadezen deel, omdat de Afrikaanse landen het van belang achten deze missie zelf uit te voeren. Wel vindt op grote schaal financiële ondersteuning plaats. Nederland ondersteunt deze missie op verschillende manieren, waaronder financieel (in totaal ruim 14 miljoen euro uit het Stabiliteitsfonds) en met experts via de Europese Unie. Binnenkort zal in dit verband een Nederlandse militaire inlichtingenfunctionaris naar het hoofdkwartier van Amis worden uitgezonden. Defensie heeft voorts transportmaterieel en medische middelen ter waarde van €175 000 beschikbaar gesteld voor de Rwandese troepen in Darfur. Tevens zijn in Nederland trainingen verzorgd voor het gebruik van deze middelen. Uit het stabiliteitsfonds zijn de transportkosten van dit materiaal gefinancierd. Het materiaal is op 26 augustus jl. door Defensie naar Darfur gevlogen en overgedragen aan de Rwandezen. Nederland heeft tenslotte in Navo-verband luchttransport aangeboden, voor het vervoer van 750 Zuid-Afrikaanse militairen, hun bewapening en hun uitrusting ten behoeve van Amis. Onlangs maakte Zuid Afrika bekend de troepenlevering te heroverwegen. Er wordt nu in samenspraak met de AU bekeken of een transport van andere Afrikaanse troepen enkele weken later alsnog plaats kan vinden.

De tweede missie in Soedan is Unmis, de «United Nations Mission in Sudan». Het vredesproces in Soedan lijkt veelbelovend gestart met het ondertekenen van het Comprehensive Peace Agreement (CPA). Het komt nu aan op de implementatie van de afspraken door de Regering van Nationale Eenheid. Een VN-waarnemersmissie is nodig om druk op het proces te houden door te verifiëren of de partijen hun toezeggingen nakomen. De VN-missie in Soedan ontplooit troepen in zes sectoren in Midden- en Zuid-Soedan en één tijdelijke sector in Noord-Soedan (Kassala). Een VN-troepenmacht van uiteindelijk 10 000 militairen treedt op als beschermingsmacht voor de voorziene 750 militaire waarnemers en 750 civiele politiewaarnemers. Er is vertraging opgetreden bij de ontplooiing, De VN verwacht dat de beschermingsmacht de komende maanden volledig ontplooid zal zijn waarna de volledige waarnemersmissie kan volgen.

Op dit moment onderzoekt de regering onder welke omstandigheden en voorwaarden Nederland een bijdrage aan Unmis zou kunnen leveren. Van 27 augustus tot en met 6 september jl. heeft een «fact finding» missie van Defensie en Buitenlandse Zaken een bezoek aan Soedan gebracht. Op basis van de resultaten van de missie wordt momenteel onderzocht of een bijdrage met Nederlandse militaire waarnemers aan Unmis tot de mogelijkheden behoort. De Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.

Nederland neemt, samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, deel aan een Internationaal Militair Advies Team (IMAT) voor Soedan. Dit team vervult een adviserende rol ten behoeve van de Soedanese partijen over veiligheidsaspecten van het vredesakkoord die buiten het VN-raamwerk vallen. Het gaat hier vooral om de militaire samenwerking tussen Noord en Zuid Soedan in het algemeen en de oprichting en het functioneren van de «Joint Defence Board» alsmede de oprichting en het functioneren van de «Joint Integrated Units» in het bijzonder. De Nederlandse bijdrage aan dit project wordt gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds. Defensie stelt twee officieren beschikbaar om deel te nemen aan dit team.

Democratische Republiek Congo

In de Democratische Republiek Congo (DRC) is de VN-missie «Monuc», UN Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo actief. Sinds februari van dit jaar is een bij de VN gedetacheerde Nederlandse generaal de plaatsvervangend force-commander, die tevens divisiecommandant van de oostelijke Monuc-divisie is. Deze divisie is verantwoordelijk voor onder meer de provincies Ituri, Noord- en Zuid-Kivu en Katanga. Sinds het aantreden van deze Nederlandse generaal is verschillende malen hardhandig opgetreden tegen rebellen die verdacht worden van extreme wreedheden tegen de bevolking en MONUC troepen in dit gebied. Deze hardere opstelling van Monuc verdient alle lof en draagt bij tot het succes van de VN-interventie in de DRC.

Een belangrijk onderdeel van het vredesproces in de DRC is het formeren van een nieuw Congolees regeringsleger, dat samengesteld wordt uit de voormalige strijdende partijen. Om de veiligheid en stabiliteit in het land te kunnen waarborgen is het van belang dat dit leger over voldoende kwaliteit beschikt om uiteindelijk een geloofwaardig geweldsmonopolie te bewerkstelligen. Daarnaast moeten oud-rebellen die geen deel uit zullen maken van het regeringsleger gedemobiliseerd worden. Een ander probleem vormen de vele «spooksoldaten» in het regeringsleger: niet-bestaande militairen aan wie wel salaris wordt uitgekeerd dat vermoedelijk in de zakken van corrupte politici en/of commandanten verdwijnt. Nederland heeft samen met de Congolese regering en Zuid-Afrika het initiatief genomen de hervorming van de veiligheidssector voortvarend ter hand te nemen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft voor dit project initieel vijf miljoen euro beschikbaar gesteld. Om toe te zien op de besteding van dit geld en met militaire kennis bij te dragen aan het proces van hervormingen in de veiligheidssector (SSR) is sinds deze maand een Nederlandse generaal geplaatst in de hoofdstad Kinshasa. Tevens draagt hij zorg voor een goede samenwerking met de EU-SSR missie «Eusec». Hij wordt ondersteund door een Nederlandse luitenant en de Nederlandse ambassade in Kinshasa.

Tenslotte heeft Nederland dit jaar gedurende 6 maanden één officier van de Koninklijke marechaussee uitgezonden naar de Europese politiemissie «Eupol» in Kinshasa. Deze missie richt zich voornamelijk op het trainen en begeleiden van het Congolese politieapparaat. In het vervolg wil ik voor deze missie minimaal twee nieuwe marechaussees aan Eupol Kinshasa aanbieden. Ik heb daartoe besloten nadat ik tijdens een bezoek aan de regio tot de conclusie gekomen ben dat de uitzending van één functionaris, die in relatieve afzondering moet functioneren, niet wenselijk is (zie Kamerstuk 25 098, nr. 34 d.d. 23 juni 2005). In november krijgt Nederland inzicht in de beschikbaarheid van functies en indien daaruit volgt dat er Nederland twee functie kan vervullen, zal de Nederlandse bijdrage begin volgend jaar met twee marechaussees worden voortgezet.

Op dit moment duurt het onderzoek van de regering voort naar de vraag of het mogelijk en wenselijk is de activiteiten van Monuc en/of die op het gebied van hervorming van de veiligheidssector (SSR), in het bijzonder in Oost-Congo, verder te ondersteunen. Hierbij worden diverse inzetopties en modaliteiten betrokken. Het bieden van technische ondersteuning bij het bepalen van de locatie van mobiele telefoons maakt deel van uit van het onderzoek.

Burundi

In Burundi is de VN-missie «Onub» actief. Nederland heeft voor deze missie één luitenant-kolonel beschikbaar gesteld. Hij heeft een jaar lang de functie van plaatsvervangend hoofd van de civiel-militaire coördinatiecel vervuld. Zijn termijn is deze maand beëindigd en er is niet in voortzetting van de Nederlandse bijdrage aan Onub voorzien. De Nederlander in Onub was één van de drie westerse officieren in deze missie.

Eerder heeft een Nederlandse kolonel en een medewerker van Buitenlandse Zaken drie maanden in Burundi deelgenomen aan een uit het Stabiliteitsfonds gefinancierd bilateraal demobilisatieproject. Nederland heeft samen met België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bijgedragen aan het project «Espoir», Equipe Spéciale Pour les Opérations dans la Reforme de sector de securité. Doel van dit project was het vastgelopen proces van demobilisatie (Disarmament, Demobilisation en Reintegration, DDR) op gang te brengen.

Als gebaar van waardering voor het voortvarend verloop van het vredesproces in Burundi en het ordelijk verloop de eerste verkiezingen, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aangeboden de nieuwe Burundese regering te steunen bij het opzetten van een school voor vredesoperaties. Alvorens dit idee concreet vorm zal kunnen krijgen dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan, namelijk de ondertekening van een alomvattend formeel vredesakkoord tussen de Burundese regering en het FNL en een aantoonbare committment van de Burundese overheid om een vredesschool op langere termijn in stand te houden. Aan een derde voorwaarde: succesvolle afronding van de verkiezingen is inmiddels voldaan. Defensie wil in beginsel aan dit project bij gaan dragen.

Djibouti

Op dit moment zijn twee Nederlandse officieren geplaatst bij de staf van de Task Force Horn of Africa van het Amerikaanse commando «Centcom». Deze taakgroep, die zijn hoofdkwartier in Djibouti heeft, richt zich als onderdeel van Operatie «Enduring Freedom» op het bestrijden van terrorisme in de Hoorn van Afrika. Het accent ligt daarbij op diverse projecten die in samenwerking met de regeringen van de betreffende landen worden uitgevoerd en niet op militaire operaties.

Nigeria

Nederland overweegt een officier te detacheren bij het War College in Abuja, Nigeria. Deze officier zal assisteren bij de ontwikkeling van een curriculum voor strategische opleidingen van West-Afrikaanse officieren die worden ingezet in vredesmissies.

Rwanda en Zuid-Afrika

Rwanda en Zuid-Afrika zijn op militair gebied belangrijke partners om mee samen te werken. Via beide landen kan en wil Nederland bijdragen aan het verder ontwikkelen van Afrikaanse capaciteit op het gebied van crisisbeheersingsoperaties. Daarom wil Nederland met deze landen een militaire samenwerkingsrelatie aangaan.

Met Zuid-Afrika zijn afspraken tot samenwerking in voorbereiding en vorig jaar is een defensieattaché in Pretoria geplaatst, die behalve in Zuid-Afrika ook is aangemeld in Namibië, Botswana en Mozambique. Een voorbeeld van samenwerking met Zuid-Afrika is zowel de gezamenlijke inspanning ten behoeve van de hervorming van de veiligheidssector in de DR Congo als het mogelijke transport van Zuid-Afrikaanse troepen naar Darfur.

Onlangs heb ik in Kigali met mijn Rwandese collega een Memorandum of Understanding getekend dat de militaire samenwerking tussen Nederland en Rwanda beschrijft (zie Kamerstuk 25 098, nr. 34 d.d. 23 juni 2005). Deze samenwerking richt zich primair op het ondersteunen van de Rwandese krijgsmacht bij het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties op het Afrikaanse continent. Een voorbeeld van de wijze waarop Nederland Rwanda kan ondersteunen is de hierboven beschreven schenking van materieel aan Rwandese militairen die voor de Afrikaanse Unie crisisbeheersingstaken uitvoeren in Darfur, inclusief opleiding. Via de defensieattaché die sinds vorig jaar in samenspraak met Ontwikkelingssamenwerking in Kigali is geplaatst, zal verdere samenwerking vorm krijgen. Hij is ook aangemeld in Oeganda, Burundi en de DRC.

Egypte

De relaties tussen Egypte en de landen in de Hoorn van Afrika, in het bijzonder die landen die in het stroomgebied van de Nijl liggen, zijn van strategisch belang bij het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit. Daarnaast speelt Egypte een actieve rol bij de bestrijding van het internationale terrorisme. Er zijn contacten tussen de MIVD en de Egyptische militaire inlichtingendienst om de uitwisseling van gegevens te structureren. De defensieattaché in Cairo, die tevens is aangemeld in Soedan, coördineert de mogelijkheden voor samenwerking met Egypte.

Oefeningen in Afrika

Teneinde voorbereid te zijn op eventuele inzet op het Afrikaanse continent zal de Nederlandse krijgsmacht meer oefenen in Afrika. Vanwege de bijzondere klimatologische omstandigheden, het terrein en de gezondheidsrisico's die een operatie in Afrika in de regel tot een zware opgave maken, is het van belang dat Nederlandse militairen ervaring opdoen.

Afgelopen maand namen circa 500 militairen van de luchtmobiele brigade deel aan de internationale oefening «Bright Star 2005» die van 2 – 30 september 2005 in de omgeving van El Alamein, Egypte werd gehouden. Aan deze oefening namen onder meer ook eenheden uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Egypte deel. In het najaar zullen circa 225 militairen van de Koninklijke Marine en van het Korps Mariniers deelnemen aan de internationale oefening «Green Osprey 05», die nabij en in Senegal zal plaatsvinden van 7 oktober tot 2 december 2005. Aan deze oefening nemen naast Nederland ook Italië, Noorwegen, het gastland Senegal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, alsmede in Senegal gestationeerde Franse landeenheden deel.

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Naar boven