30 072 Internationale kinderontvoering

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2015

1. Inleiding

Kinderontvoering is een diep ingrijpende gebeurtenis, zowel voor het kind als voor de getroffen ouders. Het is daarom van belang dat de procedure in deze zaken goed is ingericht en snel doorlopen kan worden. Jaarlijks worden ca 300 kinderen door één van hun ouders ongeoorloofd overgebracht of keren niet terug naar of vanuit Nederland. Van deze kinderen worden er circa 50 ongeoorloofd vanuit het buitenland naar Nederland meegenomen (inkomende zaken).

Het Nederlandse stelsel voor inkomende internationale kinderontvoeringszaken is ingericht op basis van het Haags Kinderontvoeringsverdrag van 1980 (HKOV) dat in 1990 in Nederland in werking is getreden. In de uitvoeringswet zijn de procedure en de taken van de Centrale autoriteit (Ca) opgenomen. De taken van de Ca zijn belegd bij de Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

In 2012 is het stelsel ten aanzien van inkomende internationale kinderontvoeringszaken op belangrijke onderdelen gewijzigd1.

In bijgevoegd onderzoeksrapport vindt u de resultaten van de door het WODC uitgevoerde evaluatie naar de gewijzigde uitvoeringspraktijk bij inkomende kinderontvoeringszaken.

2. Het onderzoek

Het onderzoek beschrijft en evalueert de werking van het huidige stelsel en richt zich op de vraag hoe de huidige uitvoeringspraktijk in Nederland wordt ervaren door alle betrokken organisaties in de keten. Op basis van dit onderzoek kom ik tot de conclusie dat het fundament van het huidige stelsel goed is, maar dat er op de volgende onderdelen verbeteringen mogelijk zijn:

  • doorlooptijden;

  • verantwoordelijkheden van de Ca;

  • overdracht naar de advocatuur;

  • teruggeleiding.

3. Beleidsreactie

Doorlooptijden

Sinds de stelselwijziging is de procedure ingedeeld in 3 fasen: de intakefase, de rechtbankfase en de hoffase. Op dit moment ontstaat er een vertraging in de eerste fase; de intakeprocedure. Deze vertraging wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de Ca in deze fase beoordeelt of mogelijk sprake is van kinderontvoering. De onderzoekers bevelen aan deze procedure aan te passen.

Omdat de rechtbank een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft om te onderzoeken of sprake is van een kinderontvoering in de zin van het HKOV en het aan een advocaat is voorbehouden de procedure in gang te zetten, zie ik geen reden om vast te houden aan de huidige door de Ca gehanteerde intakeprocedure. Ik zal de intakeprocedure op dit punt aanpassen.

Verantwoordelijkheden van de Ca

Doordat de rol van de Ca sinds de stelselwijziging is veranderd en haar uitvoerende rol sterk beperkt is tot de intakefase heeft zij geen zicht meer op het zaaksverloop gedurende de procedure. Ook vindt er geen terugkoppeling plaats vanuit de overige betrokken organisaties en ketenpartners naar de Ca. Uit het WODC-onderzoek komt naar voren dat door deze verandering niet duidelijk is voor ketenpartners welke taken en verantwoordelijkheden de Ca nu heeft.

Naar mijn oordeel zijn de taken van de CA omschreven in het HKOV en de uitvoeringswet. Het HKOV vereist dat centrale autoriteiten met elkaar samenwerken, elkaar informeren over de werking van het verdrag en zoveel mogelijk eventuele belemmeringen bij de toepassing ervan wegnemen. De Nederlandse Ca zal samen met haar ketenpartners bekijken hoe invulling aan deze taken en verantwoordelijkheden kan worden gegeven, binnen het kader van het HKOV en de uitvoeringswet. Uit gesprekken die met de ketenpartners zijn gevoerd blijkt de bereidheid om de Ca daarin te ondersteunen.

De onderzoekers hebben geconstateerd dat evenmin voor ketenpartners helder is hoe de taken van de Ca zich verhouden tot die van het Centrum IKO. Naar aanleiding daarvan zal ik de praktische uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van de Ca en het Centrum IKO vastleggen zodat duidelijk wordt waarin zij zich onderscheiden.

Een van de doelstellingen van het HKOV is het bevorderen van een minnelijke schikking. Om een minnelijke schikking in Nederland te stimuleren, subsidieert het Ministerie van VenJ sinds 2009 een gedeelte van de kosten voor mediation. In het geval een verzoekschrift buiten de Ca om rechtstreeks bij de rechtbank wordt ingediend, bestaat er geen recht op subsidie. Dit leidt in veel gevallen tot onduidelijkheid bij ouders en mediators. Om wel in aanmerking te komen voor deze subsidie dient het verzoek namelijk alsnog ter beoordeling te worden ingediend bij de Ca en loopt de zaak onnodig tijdsverlies op.

Ook blijkt uit het onderzoek dat het kindgesprek gedurende het mediationproces geen deel uitmaakt van het vergoedingssysteem. Dit acht ik onwenselijk. Ik heb besloten om de procedure op deze 2 punten te herzien. De verzoeken tot teruggeleiding van ouders die rechtstreeks bij de rechtbank terechtkomen en door de rechtbank naar mediation worden verwezen zullen voortaan voor dezelfde subsidiefaciliteiten in aanmerking komen als ouders die via de Ca binnenkomen. Voorts onderschrijf ik het belang van het kindgesprek in de mediationprocedure en zal ik bezien op welke wijze ik in een tegemoetkoming van de hiermee gemoeide kosten kan voorzien.

Overdracht naar de advocatuur

Uit het onderzoek blijkt dat de doorlooptijden zoals deze zijn ingevoerd ten tijde van de stelselwijziging in de eerste fase bij de overdracht van zaken door de Ca aan een advocaat in de meerderheid van de gevallen niet worden gehaald. Een van de redenen hiervoor is dat de ouders tijd nodig hebben voor het vinden van een advocaat. De onderzoekers stellen de vraag of ouders bij het vinden van een gespecialiseerde advocaat verwezen dienen te worden naar een andere instantie, of dat de Ca hierin een rol dient te spelen, bijvoorbeeld door lijsten van gespecialiseerde advocaten ter beschikking te stellen.

Voor een goede procesgang acht ik het van belang dat het ouders vrij staat om zelf een advocaat met kennis van zaken te kiezen. Thans verwijst de Ca reeds naar meerdere instanties. Zo kunnen ouders kiezen uit een lijst met gespecialiseerde IKO-advocaten die geregistreerd staan bij het Centrum IKO. Ook verwijst de Ca naar advocaten die voorkomen op de lijst die de Raad voor de Rechtsbijstand hanteert. Dit betreft advocaten die zijn aangesloten bij de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsmediators (vFas). Daarmee wordt in voldoende mate in de behoefte van de ouders voorzien. Ik zie hierin dan ook geen nadere rol weggelegd voor de Ca. Dit laat onverlet dat ik met betrokkenen zal bezien op welke wijze de overdracht van zaken aan de advocatuur kan worden bespoedigd.

Teruggeleiding:

In het geval de rechter beslist dat het kind dient terug te keren, wordt de daadwerkelijke overdracht van het kind overgelaten aan de ouders. Indien een ouder niet wenst mee te werken aan de terugkeer van het kind is sprake van een gedwongen teruggeleiding. Uit het WODC-onderzoek blijkt dat er op dit moment geen instantie is die verantwoordelijk is voor het toezicht op de uitvoering van de (gedwongen) teruggeleiding. Ik zal dit najaar benutten om te onderzoeken op welke wijze dit toezicht vormgegeven kan worden en de Kamer daarover nader informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

De belangrijkste wets- en beleidswijzigingen bij inkomende zaken zijn;

  • opheffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Ca van de achtergebleven ouder,

  • concentratie van de rechtspraak in eerste aanleg en hoger beroep in Den Haag

  • oprichting van het Mediation Bureau als onderdeel van het Centrum Internationale Kinderontvoering (IKO)

  • invoering van extra gesubsidieerde rechtsbijstand voor mediation in inkomende zaken internationale kinderontvoering

  • invoering van de zogenaamde verkorte procedure in drie fasen die in totaal niet meer dan 18 weken mag bestrijken; zes weken voor het voortraject (aanmelding bij de CA), zes weken voor de Rechtbankfase en zes weken voor de Hoffase.

Naar boven