30 063
Overgangsrecht inzake de beëindiging van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overgangsrecht te formuleren ten behoeve van uitkeringsgerechtigden die, woonachtig buiten Nederland maar in de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, als gevolg van een wijziging van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet verliezen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na het opschrift van hoofdstuk VII van de Toeslagenwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder verordening verstaan: Verordening (EU) nr. (nummer) van het Europees Parlement en de Raad van (datum), tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PbEU (nummer)).

2. Aan de persoon, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, die:

a. op de dag voor de inwerkingtreding van de verordening recht op toeslag heeft op grond van artikel 10, eerste lid, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149); en

b. niet in Nederland woont maar wel in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een land aangesloten bij de Europese Economische Ruimte dan wel in Zwitserland, wordt in afwijking van artikel 4a:

1°. vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening tot en met een jaar na de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van inwerkingtreding van de verordening het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen;

2°. gedurende het tweede jaar na de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van inwerkingtreding van de verordening twee derden van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen; en

3°. gedurende het derde jaar na de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van inwerkingtreding van de verordening een derde van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na de datum van inwerkingtreding van de Verordening (EU) nr. (nummer) van het Europees Parlement en de Raad van (datum), tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PbEU (nummer)), werkt zij terug tot en met die datum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven