30 052
Benoeming Nationale ombudsman

nr. 2
VERSLAG VAN EEN OVERLEG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN1 OP DONDERDAG 17 MAART 2005 IN HET GEBOUW VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TE DEN HAAG OVER DE PROFIELSCHETS VOOR DE NIEUW TE BENOEMEN NATIONALE OMBUDSMAN

Aanvang: 15.00 uur

Voorzitter: Noorman-den Uyl

Voorts zijn aanwezig de leden Eski (CDA), Wolfsen (PvdA) en Van Beek (VVD).

De voorzitter: De functie van de profielschets die thans aan de orde is, is die van leidraad voor de CANO, de Commissie Aanbeveling Nationale ombudsman, die een voordracht voor de nieuwe Nationale ombudsman maakt. Die commissie bestaat uit de heer Tjeenk Willink, vice-president van de Raad van State, mevrouw Stuiveling, president van de Algemene Rekenkamer en de heer Davids, president van de Hoge Raad.

De commissie zal een aanbeveling doen waarin zij haar voorkeuren over de mogelijke kandidaten tot uiting brengt. Daaraan voorafgaand stelt de Tweede Kamer het profiel van de Nationale ombudsman vast. Naar verwachting doen wij dat in de vergadering van volgende week dinsdag of eventueel donderdag.

Om tot een profiel te komen heeft de vaste commissie uit haar midden een kleine werkgroep aangewezen, bestaande uit de leden Eski, Wolfsen en Van Beek, die met een aantal geledingen gesprekken heeft gevoerd om tot een voorstel voor een profiel aan de Tweede Kamer te komen. Daarover zullen wij straks spreken. De werkgroep heeft gesproken met de CANO, met een delegatie van het bureau van de Nationale ombudsman en met de huidige Nationale ombudsman. Dat waren heel nuttige gesprekken, waarin veel deskundigheid en ervaring bleek inzake het functioneren van de Nationale ombudsman in het verleden en het heden. Zo kon de sprong worden gemaakt naar de toekomst.

Als voorzitter van de vaste commissie heb ik gefungeerd als voorzitter van de werkgroep. Wij hebben ons een beeld kunnen vormen van de Nationale ombudsman, of -vrouw. Welke vaardigheden zijn relevant voor kandidaten voor deze in de ogen van de Kamer heel belangwekkende functie? Ik stel mij voor dat ik na een kleine introductie steeds een aspect aan de leden van de vaste commissie voorleg, met het verzoek te reageren. Aan de hand van hun reactie zullen wij de komende dagen komen tot een concept dat wij aan de Kamer zullen voorleggen.

Het eerste punt is de inhoud van de taak. De Nationale ombudsman is een Hoog College van Staat, dat op grond van de Wet Nationale ombudsman tot taak heeft, te onderzoeken op welke wijze een bestuursorgaan zich in bepaalde aangelegenheden jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen. Eenieder heeft het recht zich met een desbetreffende klacht tot de Nationale ombudsman te wenden. De Nationale ombudsman is voorts bevoegd om uit eigen beweging een onderzoek in te stellen. De bevoegdheid van de Nationale ombudsman omvat bestuursorganen op het niveau van de rijksoverheid, met inbegrip van zelfstandige bestuursorganen, en voorts de politie, waterschappen, provincies en een groot aantal gemeenten. Inmiddels hebben wij hieraan toegevoegd, dat binnenkort ook de rechterlijke macht onder de bevoegdheid van de Nationale ombudsman valt. Naast de Nationale ombudsman functioneert een substituut-ombudsman, wiens werkzaamheden door de Nationale ombudsman worden geregeld. De Nationale ombudsman heeft de beschikking over een bureau, met ca.125 medewerkers.

Deze taakinhoud is de basis waarop de functionaris geworven zal worden.

De heer Van Beek: Voorzitter. Ik heb het stukje tekst dat u zojuist aanhaalde overgeslagen, in de veronderstelling dat hetgeen daar staat feitelijk is. Als dat niet zo is, moet ik er nog eens naar kijken. Ik neem echter aan dat u formuleringen hebt gekozen die uit allerlei stukken bekend zijn. De toevoeging had ik al gesignaleerd. Wij moeten niet zelf teksten ontwikkelen als er officiële teksten zijn, die te vinden zijn in wetsartikelen, oprichtingsstatuten enz.

De voorzitter: Daar hebt u gelijk in. Het zijn formele teksten, zij het dat er een toevoeging is over de rechterlijke macht. Wel geef ik u in overweging, bijvoorbeeld in de inhoud van de taak en de wijze waarop de Nationale ombudsman is gepositioneerd er aandacht voor te vragen dat de Nationale ombudsman rapporteert aan de Tweede Kamer. Dat is een hoofdpunt van zijn rol als Hoog College van Staat. Dit punt staat er officieel niet in, maar de commissie zou dat kunnen toevoegen.

De heer Wolfsen: Ik wil dit nog aanvullen. Ik vind het ontzettend waardevol dat de Nationale ombudsman in zijn rapportage aan de Kamer een bepaald thema uitkiest, waarover hij in het bijzonder rapporteert. Mijn fractie hecht eraan dat de ombudsman uit eigen beweging onderzoek doet, in ieder geval zoveel als nu al het geval is en misschien nog wel meer, naar algemene verschijnselen bij de overheid, waar in algemene zin iets aan kan worden gedaan. De Kamer kan de regering daar dan in algemene zin op aanspreken. Straks wil ik bij de algemene eisen daaraan nog een accent geven. Met de heer Van Beek ben ik het wel eens dat dit geen verplichting is voor de Nationale ombudsman, maar meer een wijze van werken die wij graag voortgezet zien worden. Als hierover nog een toevoeging kan plaatsvinden, weet de nieuwe ombudsman dat die manier van rapporteren zeer op prijs wordt gesteld.

De voorzitter: Wij zullen nog een regel in die zin toevoegen.

Het tweede punt betreft de algemene eisen die aan de functionaris worden gesteld: een academische opleiding dan wel een academisch werk- en denkniveau, inzicht in wet- en regelgeving en bestuurlijke verhoudingen, affiniteit met juridische beoordelingsprocedures op nationaal en lokaal niveau en brede maatschappelijke ervaring op verscheidene niveaus. De niveaus van eerder vervulde functies zijn zodanig, dat zij benoeming tot Nationale ombudsman rechtvaardigen.

De heer Van Beek: Voordat wij de andere besprekingen hadden zou ik met deze formulering akkoord zijn gegaan, maar na de gesprekken die wij hebben gehad denk ik dat «affiniteit met juridische beoordelingsprocedures» een te zwakke formulering is. Ik heb de tekst die door het bureau is aangereikt nog eens bekeken. Daarin wordt een veel scherpere formulering gebruikt voor een erkende reputatie als juridisch vakman. Dat is wat anders dan: affiniteit hebben met.

De voorzitter: Ik zou mij de zinsnede kunnen voorstellen dat het gaat om voldoende juridische en bestuursrechtelijke kennis en ervaring.

De heer Eski: Wij moeten dat iets aanscherpen, met: een goed inzicht in wet- en regelgeving.

De heer Wolfsen: Wij ontkomen er waarschijnlijk niet aan dat het een jurist zal moeten zijn, juist omdat hij een maximaal begrip moet hebben van de juridische wereld. Ik bedoel het niet oneerbiedig, maar hij moet tegelijkertijd een beetje een gelouterde jurist zijn, iemand die het strak juridische achter zich heeft gelaten. Om goed te kunnen begrijpen en beoordelen moet je echter ook een goede jurist zijn.

De voorzitter: Kunnen wij ervan maken: een door kennis en ervaring gelouterde jurist?

De heer Van Beek: Dat is echt anders, want dan wordt om een jurist gevraagd.

De voorzitter: «Gelouterde juridische kennis»? Dan houd ik het bestuursrechtelijk juridische nog even open.

De heer Van Beek: Ik gaf geen waardeoordeel. Ik ben in de loop van de discussies steeds meer in de richting van een jurist opgeschoven.

De heer Eski: Ik ook.

De heer Van Beek: Wij hoeven nu de precieze formulering niet te maken.

De voorzitter: Ik heb goed geproefd dat u de passage iets scherper wilt hebben. Er moet meer accent zijn op kennis en ervaring op het juridische vlak. Het woord «gelouterd» vond ik eigenlijk wel mooi. De kandidaat moet op dat vlak goed geopereerd hebben. Wij studeren er nog even op.

De heer Van Beek: Bij die studie zou ik vooral het profiel dat is aangeboden door het bureau niet over het hoofd zien. Daar staan heel andere formuleringen in.

Er is ook sprake van een brede maatschappelijke ervaring op verscheidene niveaus. Wat wordt daarmee bedoeld?

De voorzitter: Er wordt gedacht aan bestuurlijke ervaring op nationaal niveau en op lokaal dan wel regionaal niveau. Met maatschappelijke ervaring wordt gedoeld op meer ervaring dan alleen de juridische ervaring. Dat kan bestuursrechtelijke ervaring zijn.

De heer Wolfsen: Er zullen ook steeds meer gemeenten beoordeeld worden door de Nationale ombudsman. Ik kan er wel mee leven als erop wordt gedoeld dat hij ontzettend goed moet kunnen invoelen wat in de gemeenten leeft. Of je echt actief moet zijn geweest op dat niveau is vers twee, maar je moet er wel maximale betrokkenheid bij hebben. Je moet goed kunnen begrijpen wat er in zo'n gemeente omgaat. Ik weet niet of je daar per se ervaring moet hebben.

De heer Van Beek: «Verscheidene niveaus» is geen mooie uitdrukking.

De heer Eski: «Ervaring met het functioneren van het openbaar bestuur op verschillende niveaus»?

De voorzitter: Ik begrijp het probleem van de heer Van Beek. Geef ons even de gelegenheid om op een verfijning van de tekst te studeren. De bedoeling is duidelijk. Je zou ook kunnen spreken over de verschillende maatschappelijke geledingen. De niveaus brengen niet een waardeoordeel met zich. Met «verscheidenheid» wordt «differentiatie» bedoeld.

De heer Van Beek: Bij Albert Heijn zeiden ze altijd dat je om in de directie te komen ook vakkenvuller geweest moest zijn. Dat wordt hier niet bedoeld. Je zou dat er wel uit kunnen lezen.

De voorzitter: Ik begrijp het probleem. Het gaat om een verscheidenheid en niet om verschillende niveaus in de zin van goed, beter en best.

Onderdeel 2 houdt in dat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de Nationale ombudsman gewaarborgd moeten zijn. Eerder vervulde functies mogen daaraan niet in de weg staan.

De heer Van Beek: Dat vind ik mooi geformuleerd.

De voorzitter: In onderdeel 3 wordt gevraagd om een uitgesproken motivatie voor de inhoud van het werk van de Nationale ombudsman als voorziening ter bescherming van de belangen van de burger, ten opzichte van de overheid, in een democratische rechtsstaat. Voorts wordt gevraagd om het vermogen om de belangen van het instituut Nationale ombudsman doeltreffend te behartigen, vooral in contacten met politiek en bestuur.

De heer Wolfsen: Mijn fractie vindt het ook erg belangrijk dat de Nationale ombudsman zich in het huidige tijdperk ontzettend gemakkelijk beweegt in maatschappelijke discussies, voor radio en televisie enz., om het instituut onder de aandacht te brengen. Het komt het gezag van het instituut ten goede als iedereen het ziet. Het wordt dan wel wat persoonlijker. De mens wordt dan wat dominanter dan het instituut, maar dit punt is toch erg belangrijk.

De heer Van Beek: Ik weet niet of het hier moet staan, maar ik mis wel iets. Ik denk niet alleen aan contacten met politiek en bestuur, maar vooral aan de media. Wij kunnen nagaan of dit nog eens apart moet worden genoemd. De functionaris moet echter een gezicht, een smoel aan het instituut kunnen geven.

De voorzitter: In het concept zijn eerst algemene eisen en vervolgens specifieke eisen opgenomen. Onder punt 7 van de specifieke eisen komt dit aspect naar voren. Wij komen daar dadelijk aan toe. Als u vindt dat dit vooraan in de rij moet staan, dan kan dat. Ik ga verder.

In onderdeel 4 wordt gevraagd om een grote belangstelling voor de verhouding tussen burger en overheid, een goed inlevingsvermogen in de problemen die burgers kunnen ondervinden in hun contacten met de overheid en in de omstandigheden waarin de overheden hun werk moeten doen. De kandidaat moet doordrongen zijn van de notie dat de verhouding tussen burger en overheid naast een juridische ook een sociale dimensie heeft. De Nationale ombudsman moet oog hebben voor meer aspecten dan uitsluitend juridische aspecten. Ik stel vast dat de commissie hiermee instemt.

In onderdeel 5 wordt gevraagd om het beschikken over een natuurlijk gezag, inzicht in de factoren die dit gezag bepalen – waartoe in elk geval de kwaliteit, de effectiviteit en de behandelingssnelheid van het werk moeten worden gerekend – en het besef van de mogelijkheden en de beperkingen van de rol van de Nationale ombudsman in het bestuurlijke en politieke krachtenveld.

In onderdeel 6 wordt gesteld dat de Nationale ombudsman in staat moet zijn om algemene tekortkomingen in het overheidshandelen vast te stellen, de oorzaken daarvan aan te duiden en daarvoor oplossingen voor te stellen. De commissie gaat met deze punten akkoord.

Vervolgens komen de specifieke eisen aan de orde. De eerste is dat de Nationale ombudsman integer, onafhankelijk, onpartijdig en voor burgers toegankelijk is.

Ten tweede wordt gevraagd om op ervaring gebaseerde besluitvaardigheid en productiviteit.

Ten derde wordt gevraagd om een groot analytisch vermogen, in staat zijn om verbanden te leggen, evenwichtigheid in oordeelsvorming, het vermogen tot overtuigen, een goed oog voor de zorgvuldigheid van het werk van de Nationale ombudsman, de beschikking over durf en vasthoudendheid en het bestand zijn tegen een hoge werkdruk.

Ten vierde wordt gevraagd naar de visie op de rol en functie van de Nationale ombudsman in het toekomstige perspectief, tactisch, pragmatisch en oplossingsgericht. Men zou ook kunnen zeggen dat de kandidaat conceptuele vaardigheden moet hebben, om de ervaring van de dag om te zetten in meer verstrekkende adviezen en concepten, ten dienste van de overheid.

De heer Eski: Volgens mij biedt de voorgestelde formulering voldoende ruimte.

De voorzitter: De commissie stemt dus in met de eerste vier punten.

In het vijfde punt wordt gevraagd om het vermogen en de bereidheid om met eerbiediging van de af te spreken taakverdeling op basis van collegialiteit samen te werken met de substituut-ombudsman.

In het zesde punt wordt gevraagd om het vermogen het bureau Nationale ombudsman te inspireren, te stimuleren en samen te werken met onderzoekers.

In het zevende punt wordt gevraagd om de vaardigheid in het op anderen overdragen van kennis, ervaring en inzicht, goede communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk, het zijn van een bekwaam publicist en het vermogen om het werk van de Nationale ombudsman op een open, toegankelijke en overtuigende manier te presenteren, ook via de diverse nieuwsmedia. Daar hebben wij het eerder over gehad.

Punt 8 behelst de vaardigheid om actief en initiërend, vanuit een gezaghebbende positie, deel te nemen aan internationale bijeenkomsten, ter manifestatie van het ambt.

Ik stel vast dat de commissie instemt met deze punten. Ik vraag haar wat er nog meer in moet.

De heer Eski: Ik vind het prima.

De heer Wolfsen: Ik vind het concept ook uitstekend. Het is moeilijk om het goed te omschrijven, maar ik wil toch een accent leggen dat misschien bij de selectie van kandidaten wel tot uitdrukking kan komen. Wij hebben diverse mensen gesproken. Anders dan ik aanvankelijk dacht, zo zeg ik maar heel eerlijk, ligt het accent voor de ombudsman wat minder op het managen en besturen van het instituut dan op het beoordelen van inhoudelijke zaken. Het is sterk inhoudelijk georiënteerd. Ik had het grote genoegen destijds mijn maidenspeech te houden over het jaarverslag van de Nationale ombudsman. Sindsdien ben ik er een beetje verknocht aan geraakt. Ik zie er ook het grote belang van in dat men in een nutshell een doorkijkje krijgt in de kwaliteit van het functioneren van de hele overheid.

Mijn indruk is dat het beoordelen van individuele klachten goed verloopt. Ik heb gesproken over een gelouterde jurist. Hij moet allerlei zaken ontzettend goed begrijpen. Hij moet ook goed kunnen beoordelen. Iets dat rechtmatig is kan toch onbehoorlijk zijn. Voor een jurist is dat misschien een rare manier van denken, maar zo is het wel. Je moet af en toe stevig in je schoenen staan. Ik vind het belangrijk dat in de gesprekken daarbij het accent wordt gelegd. Dat moet worden verbreed door het aanhalen van een thema in de jaarverslagen. Een bepaald onderwerp kan in het voorbije jaar heel urgent zijn geweest. De ombudsman moet daarvoor assertief zijn en durven. Hij heeft niet meer dan zijn natuurlijke gezag. Dat is goed geaccentueerd in het concept. De ombudsman kan niets afdwingen. Hij maakt een rapport en that's it. Als de ombudsman iets rapporteert, moet iedereen in Nederland, zeker de bestuurders, overtuigd zijn dat het zo is. Dat is van veel groter belang dan het oordeel van een bestuurder, want die heeft concrete macht. Het natuurlijke gezag is van groot belang voor de ombudsman, ook om op eigen initiatief onderzoek te kunnen doen. Er is een zekere moed nodig om meer de diepte in te gaan. Wij hechten daaraan. Daarvoor is een goed begrip van wat bij alle overheidslagen speelt noodzakelijk. Ik zou daarop meer het accent willen leggen dan op het zijn geweest van een goede bestuurder of het hebben gedaan van zwaar bestuurlijk werk.

Over de communicatieve aspecten heb ik al gesproken. Als de ombudsman heeft gerapporteerd dat iets onbehoorlijk was, moet er ook de overtuiging zijn dat het onbehoorlijk was. Daarover mag geen discussie meer mogelijk zijn.

De heer Van Beek: Ik vind dat het inzicht in het bestuurlijke traject in de tekst nog niet goed tot uitdrukking is gekomen. Wilt u daar nog eens goed naar kijken?

Wij hebben al vastgesteld dat de Nationale ombudsman geen bekende Nederlander hoeft te zijn, maar dat hij het wel moet worden. De externe gerichtheid is nog te zwak in de tekst. Onder 2.3 is het niet genoemd. Onder 3.7 staat: «ook via de diverse nieuwsmedia.» Dat is per saldo wat weinig. Ik kan mij voorstellen dat dit punt onder 2.3 wat krachtiger wordt uitgewerkt.

Het stuk van het bureau is op een aantal punten heel concreet geformuleerd. Ik verzoek u daar nog goed naar te kijken. Het profiel wordt daardoor meetbaar. Hoe kan een kandidaat bewijzen dat hij bepaalde eigenschappen heeft? Ik vind het belangrijk dat een aantal eisen meetbaar en toetsbaar is. Anders wordt het profiel wel erg zweverig. Het moet hanteerbaar zijn voor degenen die straks moeten selecteren.

De voorzitter: Wij zullen de opmerkingen van de leden nog in de tekst verwerken. Misschien is het charmant de opvatting van de heer Wolfsen, «ook al is iets rechtmatig, dan nog kan het onbehoorlijk zijn», als thema mee te nemen. Daarmee wordt het gewicht van de Nationale ombudsman daadwerkelijk aangegeven. Wij zullen proberen dit erin te fietsen.

Wij zullen de opmerkingen van de heren Eski en Van Beek ook meenemen. Het is al kort dag. De commissie zal in het weekend een concept-tekst onder ogen krijgen waarop zij nog kan reageren. Wij zullen proberen de tekst in de loop van maandag naar de CANO en de Kamer te sturen. Ik stel vast dat de commissie hiermee akkoord gaat.

Als de CANO straks met de kandidaten spreekt, zullen allerlei achterliggende stukken beschikbaar zijn. De Kamer zal aanstaande dinsdag over het aangepaste profiel beslissen.

Sluiting 17.35 uur.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks),Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Griffith (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Balemans (VVD), Eski (CDA), Vergeer (SP).

Naar boven