nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
A. Artikel 173a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Hij die opzettelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het
oppervlaktewater brengt, wordt gestraft
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete
van de vijfde categorie, indien daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete
van de vijfde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
2. Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
B. Artikel 173b wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Hij aan wiens schuld te wijten is, dat een stof op of in de bodem,
in de lucht of in het oppervlaktewater wordt gebracht, wordt gestraft
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van
de vierde categorie, indien daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van
de vierde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Toelichting
De aanleiding voor de voorgestelde wijzigingen is in de nota naar aanleiding
van het verslag reeds aangegeven.
De wijziging strekt ertoe dat de bestaande strafbaarstellingen in artikel
173a en 173b Sr ongewijzigd blijven, en dat daaraan een tweetal strafbaarstellingen
wordt toegevoegd die het plegen van de in artikel 2, onderdeel a en, voor
zover daarmee in verband staand, artikel 3 van het kaderbesluit bedoelde gedragingen
strafbaar stellen, ongeacht of bij die gedragingen ook bestuurlijke voorschriften
zijn overtreden. Op deze wijze worden ter uitvoering van het kaderbesluit
twee nieuwe gemeengevaarlijke delicten gecreërd, waarmee het vervallen
van het bestanddeel van de wederrechtelijkheid en daarmee de uitbreiding van
de strafbaarstellingen beperkt blijft tot wat door het kaderbesluit vereist
wordt.
Bij de voorgestelde strafmaat is reeds rekening gehouden met de ten aanzien
van de artikelen 173a en 173b voorgestelde aanpassingen in het wetsvoorstel
inzake de herijking van de strafmaxima (Kamerstukken I, 2004–2005, 28 484,
A).
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner