30 035
Regels over de verplichting om bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsmede bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld, de schrijfwijze van de Nederlandse taal te volgen, waartoe de Nederlandse Taalunie beslist (Spellingwet)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de wet van 14 februari 1947 (Stb. H52) over de spelling van de Nederlandse taal te vervangen door een eenvoudiger wet, die geen spellingregels meer bevat, maar waarin het voorschrift om bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen en bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld, de spellingregels te volgen van de Nederlandse Taalunie direct gekoppeld is aan die spellingregels;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. Comité van Ministers: het orgaan, bedoeld in artikel 6, onder a, van het op 9 september 1980 tot stand gekomen Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie (Trb. 1980, 147);

b. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2

1. De schrijfwijze van de Nederlandse taal waartoe het Comité van Ministers beslist, wordt gevolgd bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsook bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld.

2. Onder een overheidsorgaan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.

Artikel 3

1. Iedere beslissing van het Comité van Ministers betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse taal treedt voor de toepassing van deze wet in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin Onze Minister die beslissing bekendmaakt, tenzij Onze Minister met het oog op de belangen van het onderwijs daarbij een later tijdstip van inwerkingtreding vaststelt.

2. Onze Minister maakt een beslissing als bedoeld in het eerste lid terstond bekend in de Staatscourant.

3. Indien een beslissing als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft of mede betrekking heeft op een lijst met woorden, kan Onze Minister in afwijking van het tweede lid die lijst bekendmaken door terinzagelegging. Van een terinzagelegging wordt door Onze Minister terstond mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 4

1. Op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, geldt als schrijfwijze van de Nederlandse taal de schrijfwijze waartoe het Comité van Ministers op 21 maart 1994, 24 oktober 1994 en 25 september 1995 heeft beslist.

2. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op een beslissing van het Comité van Ministers betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse taal, die na 25 september 1995 maar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is genomen.

Artikel 5

De wet van 14 februari 1947, houdende voorschriften met betrekking tot de schrijfwijze van de Nederlandsche taal (Stb. H52), wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze wet wordt aangehaald als: Spellingwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven