30 033
Samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 mei 2005

1. Inleiding

Met genoegen bied ik u hierbij de nota naar aanleiding van het verslag aan met betrekking tot het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de fracties van de VVD en de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel. De leden van de D66-fractie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling, maar niet met onverdeeld enthousiasme kennisgenomen van het voorliggende voorstel.

De leden van de fractie van de VVD drongen er op aan dat er nog voor het reces duidelijkheid kan ontstaan of de voorgenomen herindeling doorgang zal vinden of niet. Ik ben het van harte met de leden van de VVD-fractie eens dat deze duidelijkheid voor de betreffende gemeenten van het grootste belang is. Met de beantwoording wil ik bijdragen aan een spoedige parlementaire behandeling. Bij de beantwoording heb ik zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Uit praktisch oogpunt ben ik enkele keer van die volgorde afgeweken, door vragen van gelijke strekking samen te nemen.

1.1 Provinciale discussie over bestuurskracht

De leden van de fractie van het CDA stelden vast dat er in de memorie van toelichting gewag wordt gemaakt van het advies van de Stuurgroep krachtige gemeenten, waarin gesteld wordt dat de bestuurlijke organisatie in de Duin- en Bollenstreek en de Leidse regio aanpassing behoeft. De leden van de CDA-fractie hebben de minister gevraagd welke aanpassingen bedoeld worden en waarom deze aanpassingen nodig zijn.

De Stuurgroep krachtige gemeenten heeft zes gebieden in Nederland onderzocht; de Leidse regio en Duin- en Bollenstreek was daar een van. In haar rapport van april 2000 heeft de Stuurgroep advies uitgebracht aan de regering over de kwetsbaarheid van gemeenten in relatie tot de eigen taken (nu en in de toekomst) en in relatie tot de positie van die gemeenten in het regionale krachtenveld. Ten aanzien van de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek adviseerde zij dat zowel gemeentelijke herindeling als versterking van de bestuurlijke samenwerking in de regio noodzakelijk was. Ten aanzien van regionale samenwerking in het gebied stelt de Stuurgroep dat zij van mening is,«dat bundeling van krachten in dit gebied dringend gewenst is teneinde op regionaal niveau over voldoende bestuurlijke slagkracht te beschikken. Dat geldt met name, en zeker voor de korte termijn, voor de strategische beleidsterreinen planologie, economie en infrastructuur.» Ten aanzien van gemeentelijke herindeling stelt de Stuurgroep dat de schaal van sommige gemeenten in het gebied aan de krappe kant is en dat de bestuurlijke organisatie in het gebied aanpassing behoeft teneinde tot voldoende bestuurskrachtige gemeenten te komen. De beide middelen van regionale samenwerking en bestuurlijke schaalvergroting zijn volgens de Stuurgroep niet uitwisselbaar, maar vullen elkaar aan. Dit in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van het CDA welke aanpassingen in bestuurlijke organisatie bedoeld werden. Daarnaast wezen de leden van de CDA-fractie er terecht op dat in de memorie van toelichting wordt gesproken over «bestuurlijke belemmeringen» zonder dat hierop een nadere toelichting gegeven wordt voor de gemeenten genoemd in onderhavig wetsvoorstel. In die passage van de memorie werd immers gerefereerd aan algemeen rijksbeleid zoals verwoord in het beleidskader gemeentelijke herindeling.

De leden van de CDA-fractie stelden dat op basis van bestuurskrachtmetingen zou blijken dat geen van de drie gemeenten «optimaal scoren». Deze leden vroegen de minister gedetailleerd aan te geven, waarin de drie gemeenten tekort schieten en welke gevolgen dit heeft voor toekomstige opgaven voor de gemeenten? Daarbij vroegen de leden van de fractie van het CDA de regering aan te geven welke grote regionale opgaven een opschaling dringend gewenst maken.

Alle bij deze arhi-procedure betrokken gemeenten, te weten Warmond, Oegstgeest, Sassenheim, Voorhout, Alkemade, Leiderdorp en Leiden, hebben hun bestuurskracht laten meten. De provincie heeft door een extern bureau een onderzoek laten uitvoeren waarin de individuele bestuurskrachtmetingen van de gemeenten getoetst zijn aan provinciale criteria, opdat de bestuurskracht van de verschillende gemeenten onderling vergelijkbaar zou zijn. In ditzelfde onderzoek is gekeken naar de maatschappelijke en bestuurlijke oriëntatie van de gemeenten. Bovendien heeft dit bureau in hetzelfde onderzoek gekeken naar de mogelijkheid van genoemde gemeenten om de grote lokale en bovenlokale vraagstukken en opgaven, die op dit gebied afkomen, voldoende en adequaat op te pakken. Dit onderzoek is een belangrijke basis geweest voor de oordeelsvorming van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van de bestuurlijke vraagstukken voor de bij deze arhi-procedure betrokken gemeenten.

De provincie heeft op basis van de analyse van de individuele bestuurskrachtmetingen van de betreffende gemeenten in het genoemde onderzoek geconcludeerd, dat er sprake is van kwetsbaarheid van de kleinere gemeente. Die kwetsbaarheid geldt dan met name ten aanzien van de ambtelijke capaciteit, de financiële armslag, beleidsontwikkeling en het kunnen vasthouden aan de gemeentelijke regierol. Die kwetsbaarheid van deze gemeenten moet ook worden bezien in het licht van grote regionale opgaven in deze regio. Het gaat dan met name om vraagstukken van infrastructurele, economische of planologische aard. De veelheid van dergelijke opgaven die op een relatief klein gebied afkomen vragen om bestuurskrachtige gemeenten, niet alleen naar de eigen bevolking toe, maar ook naar de omliggende gemeenten in de samenwerkingsverbanden toe. Deze geconstateerde kwetsbaarheid geldt zowel Sassenheim en Voorhout, als Warmond. Waarbij de problematiek bij deze laatste, en overigens kleinste gemeente het meest pregnant is. Voor de gemeente Voorhout komt daarbij, zo concludeert het onderzoeksrapport, dat deze gemeente een zeer afhoudende opstelling heeft ten aanzien van regionale samenwerking. Daar waar de inhoudelijke opgaven in de regio van een dergelijke omvang zijn als in deze regio het geval is, en samenwerking zowel in dit onderzoek als in het rapport van de Stuurgroep noodzakelijk wordt geacht, vergroot dit de genoemde kwetsbaarheid van de gemeente Voorhout.

De leden van de CDA-fractie vroegen zich af wat het rendement is van bedoelde herindeling. Daarnaast vroegen de leden van de fractie van het CDA wat precies bedoeld wordt met «bestuurlijke drukte». Betekent minder gemeenten de opheffing van een aantal regionale verbanden, of domweg dat de regionale verbanden als zodanig blijven bestaan, maar minder gemeenten tellen? Ofwel, vroegen de leden van de fractie van het CDA, op welke wijze neemt de «bestuurlijke drukte» af door deze herindeling?

In de regio is een aantal gemeenschappelijke regelingen op verschillende beleidsterreinen. Het feit dat het hier een regio met relatief grote regionale opgaven op een relatief klein gebied betreft, maakt dit mede noodzakelijk. De bestaande samenwerkingsverbanden kennen, naast de drie gemeenten betrokken in onderhavig wetsvoorstel, meerdere deelnemende gemeenten uit de regio. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat door de voorgestelde gemeentelijke herindeling het aantal gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden wezenlijk in aantal zal afnemen. Wel zal als gevolg van de nagestreefde fusie door de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg, en de voorgestelde fusie van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond het aantal deelnemende gemeenten binnen deze gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden aanzienlijk verminderen. Deze samenwerkingsverbanden zullen dan minder, en tevens bestuurskrachtiger deelnemers kennen. De door de leden van het CDA aangehaalde bestuurlijke drukte neemt in deze regio dan inderdaad af. Bovendien komt dit de slagkracht en bestuurskracht van gemeenschappelijke regelingen ten goede.

1.2 Het herindelingsbeleid van de provincie Zuid-Holland

De leden van de CDA-fractie gaven aan zich ervan bewust te zijn dat de problemen rond Warmond opgelost moeten worden en dat ondanks de reserves van de gemeenten Sassenheim en Voorhout toch voor de variant gekozen is om Warmond samen te voegen met Sassenheim en Voorhout. De leden van de fractie van het CDA vroegen de regering aan te geven waarom niet andere varianten zijn onderzocht, waardoor gevolg kan worden gegeven aan de wens van zowel Sassenheim als Voorhout om zelfstandig te blijven. Ook de leden van de SGP-fractie hebben gevraagd welke alternatieven door de regering overwogen zijn om tegemoet te komen aan de positie van de gemeente Warmond. Zij vroegen om welke redenen er niet voor deze alternatieven is gekozen. Tevens vroegen zij in hoeverre daarbij ook mogelijke voornemens tot herindeling in andere delen van de betreffende regio een rol spelen.

In de procedure zoals die door de provincie is gekozen is in de volle breedte naar verschillende alternatieven gekeken om zo tot de beste oplossing te komen voor deze gemeenten en de regio. Daarbij zijn verschillende samenvoegingsvarianten overwogen. Tevens is de gemeenten de mogelijkheid gelaten om met voorstellen te komen voor vergaande niet-vrijblijvende samenwerking als alternatief voor gemeentelijke herindeling.

Warmond heeft in haar coalitieakkoord van 2002 nog opgenomen dat zij indien mogelijk een zelfstandige gemeente wil blijven, en het dan ook noodzakelijk acht intensief te zoeken naar mogelijke samenwerkingsvormen met andere gemeenten. Indien die samenwerking niet een goed alternatief voor herindeling zal blijken, zal Warmond een mogelijke fusie onderzoeken, daarbij geen enkele gemeente uitsluitend. De provincie heeft aangegeven open te staan voor een dergelijk alternatief. De provincie heeft echter in haar herindelingsontwerp moeten constateren dat de door Warmond gewenste samenwerking met de buurgemeenten niet tot resultaten heeft geleid. Daarnaast heeft de provincie moeten constateren dat er slechts een beperkte bereidheid is bij de gemeenten om via versterking van niet-vrijblijvende samenwerking een bijdrage te leveren aan het oplossen van de problemen van Warmond. Ook later in de arhi-procedure, na vaststelling van het herindelingsontwerp, hebben de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond nog eens zelf onderzocht of vergaande niet-vrijblijvende samenwerking een alternatief voor de in het herindelingsontwerp voorgestelde fusie zou kunnen zijn. Ook toen hebben de gemeenten hier onderling geen overeenstemming weten te bereiken en hebben de pogingen van de drie gemeenten niet tot een resultaat geleid.

Naast de onderzochte mogelijkheden voor een alternatief voor een gemeentelijke herindeling zijn tevens verschillende samenvoegingsvarianten onderzocht. Bij de door de provincie in gang gezette arhi-procedure zijn, om alle mogelijke varianten voor een herindeling open te houden, behalve Warmond ook Oegstgeest, Sassenheim, Voorhout, Alkemade, Leiderdorp en Leiden betrokken. Verschillende combinaties van deze gemeenten met Warmond zijn serieus onderzocht. De provincie heeft ervoor gekozen een extern onderzoek te laten uitvoeren gericht op de toetsing van de bestuurskrachtmetingen van de zeven gemeenten, gericht op de maatschappelijke en bestuurlijke oriëntatie van deze gemeenten en gericht op de grote lokale en regionale vraagstukken die op het gebied afkomen.

Op basis van dit onderzoek en de gesprekken die de provincie met de zeven gemeenten heeft gevoerd, zijn verschillende samenvoegingsvarianten overwogen en is de provincie tot het standpunt gekomen dat de samenvoeging van Warmond met Sassenheim en Voorhout de beste oplossing is voor de gemeenten zelf en voor de regio. In dit kader is ook de samenvoegingsvariant Warmond en Oegstgeest bekeken. De gemeente Warmond was daarbij van mening dat een dergelijke nieuwe gemeente onvoldoende bestuurskrachtig zou zijn, juist nu die bestuurskracht zou worden aangepakt. Dit in antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie of de variant Warmond-Oegstgeest onderzocht is.

De leden van de SGP-fractie vroegen de regering waarom, gezien het geringe draagvlak voor de voorliggende variant (en voor andere mogelijke varianten), is gekozen voor een samenvoeging van drie gemeenten en niet is volstaan met de samenvoeging van een minimum van twee gemeenten. Deze leden plaatsten hun vraag in de context dat er van de betrokken gemeenten in de gemeente Voorhout het minste draagvlak bestaat voor de voorgenomen samenvoeging. In antwoord op die vraag kan ik aangeven dat ook de samenvoegingsvariant van Warmond met alleen Sassenheim onderzocht is door de provincie. Zowel Warmond als Sassenheim bleken geen voorstander van deze variant. Deze gemeenten gaven daarbij aan dat dit een onvoldoende versterking van de bestuurskracht meebrengt, geen duurzame oplossing is en onvoldoende financieel draagvlak genereert. De provincie deelde deze opvatting van de beide gemeenten. Zij voegde daar in haar herindelingsontwerp aan toe dat in haar visie een dergelijke nieuwe gemeente van ongeveer 20 000 inwoners het evenwicht in de regio slechts in beperkte mate zou versterken.

Alle alternatieven en samenvoegingsvarianten overwegende, is de provincie tot het besluit gekomen dat de samenvoeging van de gemeente Warmond met Sassenheim en Voorhout de beste oplossing is. Op deze manier ontstaat er een gemeente van op termijn 40 000 inwoners, die nu en naar de toekomst toe bestuurskrachtig kan optreden ten aan zien van lokale en regionale vraagstukken. Uit het genoemde onderzoeksrapport concludeert de provincie dat er bij de drie gemeenten een zodanige sociaal-economische en maatschappelijke samenhang is, dat er van een eenheid gesproken kan worden.

De leden van de CDA-fractie vroegen de regering, nu de voorgenomen fusie niet kan rekenen op draagvlak in één van de betrokken gemeenten, te komen met een alternatieve oplossing waarbij de bestuurlijke problemen van Warmond op adequate wijze kunnen worden opgelost, zonder dat sprake is van een onvrijwillige fusie. Voorts stelden de leden van de fractie van het CDA dat in het algemeen regiovorming betekent dat een aantal taken in regionaal verband uitgevoerd kan worden, wat de noodzaak tot een daadwerkelijke fusie tussen gemeenten kan verminderen. Zij vroegen daarbij of deze redenering ook voor dit gebied opgaat?

In mijn ogen heeft de provincie alle ruimte geboden aan de gemeenten om de mogelijkheden van een alternatief in de vorm van vergaande niet-vrijblijvende samenwerking nader uit te werken. De gemeenten hebben zelf geen overeenstemming kunnen bereiken over een model voor niet-vrijblijvende samenwerking dat naar het oordeel van de drie gemeenteraden de bestuurlijke opgaven en het kwaliteitsvraagstuk adequaat kan oplossen. Daarnaast heeft de provincie een zorgvuldige afweging gemaakt tussen vele samenvoegingsvarianten. De provincie heeft haar afweging gebaseerd op gesprekken met de betrokken gemeentebesturen en daarnaast ook op extern onderzoek. De serieuze wijze waarop de provincie dit traject heeft doorlopen, heeft het kabinet tot de overtuiging gebracht, dat de provincie met zijn herindelingsadvies een reëel voorstel heeft gepresenteerd. Het is dan ook op grond van het kabinetsbeleid logisch om dit provinciale voorstel als grondslag voor onderhavig wetsvoorstel te nemen.

De leden van de fractie van de VVD merkten terecht op dat er in dit voorstel sprake is van een herindelingsvoorstel dat op decentraal niveau is voorbereid. Toch is er sprake van verschil van opvatting tussen de drie betrokken gemeenten. Twee gemeenten steunen de samenvoeging, terwijl de gemeente Voorhout een voorkeur heeft voor zelfstandigheid. Het voorstel heeft de steun van de meerderheid van de Staten van Zuid-Holland. Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens wanneer zij stellen dat het voorstel daarmee voldoet aan de voorwaarden zoals afgesproken in het regeerakkoord. Wel vroegen deze leden het kabinet nader in te gaan op het verschil in appreciatie van de drie betrokken gemeenten.

Ook de leden van de fractie van D66 hebben vragen gesteld over het verschil in appreciatie van de drie gemeenten ten aanzien van de fusie zoals voorgesteld in onderhavig wetsvoorstel.

Na het verschijnen van het herindelingsontwerp waarin de provincie haar plan neerlegde voor een fusie tussen de gemeenten Voorhout, Sassenheim en Warmond, hebben de drie gemeenten zoals hierboven beschreven nog een initiatief genomen om te komen met een alternatief voor fusie in de vorm van vergaande niet-vrijblijvende samenwerking. De gemeenteraad van Sassenheim heeft aan deze poging op 20 april 2004 een einde gemaakt, door te besluiten niet in te stemmen met de niet-vrijblijvende samenwerking tussen de drie gemeenten. Hoewel de gemeenteraad van Sassenheim daarmee officieel terugviel op de oorspronkelijke keuze voor zelfstandigheid, werd aangegeven dat een fusie met Voorhout en Warmond als next-best oplossing werd gezien. De gemeenteraad van Warmond heeft ingestemd met het herindelingsontwerp van de provincie. De gemeente Voorhout blijft vasthouden aan haar ingenomen standpunt van zelfstandigheid. Overigens werken alle drie gemeenten inmiddels actief samen om de mogelijke aanstaande fusie voor te bereiden. De gemeente Voorhout blijft daarbij echter een tweesporenbeleid voeren. Zij werkt ambtelijk en bestuurlijk wel mee aan de voorbereidingen van de fusie, maar blijft de voorkeur geven aan behoud van zelfstandigheid van de eigen gemeente. Zowel de provincie als de regering heeft er goede nota van genomen dat de gemeente Voorhout zelfstandigheid prefereert boven een fusie.

1.3 Rijksbeleid

De leden van de fracties van het CDA en D66 stelden in hun inbrengen vragen in verband met het Beleidskader gemeentelijke herindeling, zoals ook op 11 september 2003 besproken in een algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De leden van de D66-fractie signaleerden een mogelijke onderlinge tegenstrijdigheid tussen de zes criteria uit het beleidskader aan de hand waarvan het kabinet herindelingsvoorstellen beoordeelt. Deze signalering is zeer te begrijpen. In het beleidskader zelf wordt ook met zoveel woorden aangegeven, dat in concrete situaties verschillende criteria onderling kunnen conflicteren of dat de toepassing van één criterium bij de betrokken gemeenten tot uiteenlopende conclusies kan leiden. «Dan zal dus een afweging moeten worden gemaakt tussen die criteria, respectievelijk tussen de belangen van de betrokken gemeenten.», zo vervolgt het beleidskader. De leden van de D66-fractie vonden, dat een herindeling in principe alleen door kan gaan als de (meerderheid van de) gemeenteraad en de bevolking achter een herindeling staan. Voor het kabinet geldt draagvlak eveneens als een belangrijk criterium, dat met het criterium van bestuurskracht het zwaarst dient te worden gewogen. Toch dient te worden voorkomen, dat het criterium zou worden verabsoluteerd. Hiertegen dient in zijn algemeenheid te worden gewaarschuwd, omdat het in zijn uitwerking kan betekenen, dat de afspraak in het Regeerakkoord dat herindeling op een daartoe strekkend voorstel van de provincie berust materieel onmogelijk wordt gemaakt. In concreto – bij onderhavig voorstel – kan niet voluit aan het criterium worden voldaan, omdat de betrokken gemeenten uiteenlopende opvattingen hebben over gewenste herindelingsvarianten. Het draagvlak in de ene gemeente moet worden afgewogen tegen het draagvlak in de andere gemeente. Bij de voorbereiding van onderhavig voorstel heeft het kabinet – net als provinciale staten – onder ogen gezien, dat de gemeenten Sassenheim en Voorhout in eerste instantie opteerden voor zelfstandigheid, maar dat de gemeente Sassenheim op een gegeven moment het spoor van niet-vrijblijvende samenwerking niet meer heeft vervolgd, en een fusie van de drie gemeenten verkoos. Van een verschil in waarneming tussen provinciale staten en het kabinet zoals de leden van de D66-fractie suggereren is dan ook geen sprake. De leden van de fractie van het CDA hanteerden voor het voldoen aan het criterium draagvlak als uitgangspunt een democratisch besluit van de verschillende gemeenteraden en van provinciale staten. Deze leden moet worden nagegeven, dat aan het criterium inderdaad niet volledig wordt voldaan, en ook niet kán worden voldaan: andere varianten zullen weer ten koste gaan van het draagvlak in Sassenheim of Warmond.

Bij de weging van het draagvlak hebben de leden van verschillende fracties ook vragen gesteld in verband met het draagvlak onder de bevolking. Zowel de drie beoogde fusiepartners als de provincie Zuid-Holland hebben in de herindelingsprocedure serieuze aandacht geschonken aan het draagvlak onder de bevolking, hetzij door enquêtes, hetzij door referenda. Uit deze raadplegingen blijkt een beperkt draagvlak onder de bevolking, zoals de leden van de fractie van de ChristenUnie verwoordden. Met name in Voorhout, maar ook in Sassenheim en Warmond werd zichtbaar, dat een meerderheid van de bevolking aan zelfstandigheid de voorkeur geeft. Desgevraagd kan worden bevestigd, dat de leden van de D66-fractie het goed zien, dat in de drie betrokken gemeenten een meerderheid van de mensen die aan de referenda hebben meegedaan, zich tegen de voorgenomen fusie heeft uitgesproken. De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen de regering aan te geven wat de belangrijkste redenen zijn voor dit beperkte draagvlak. Deze vraag is op basis van de uitkomsten van de verschillende raadplegingen niet ondubbelzinnig te beantwoorden. Naast de genoemde meerderheden in de referenda blijkt met name in Sassenheim en in Warmond, dat er ook een besef is dat het bestuurlijk toekomstperspectief van de gemeente aandacht behoeft. De provincie Zuid-Holland stelt vast, dat iets meer dan de helft van de bevolking van Sassenheim kan instemmen met een fusie met Voorhout en Warmond, en vat samen dat in Warmond bij een enquête 38% een fusie het beste toekomstperspectief vindt, maar in een referendum bij een opkomst van 52% van de kiesgerechtigden 52,3% tegen herindeling heeft gestemd. Wanneer de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom ondanks het beperkte draagvlak toch tot herindeling wordt overgegaan, en de leden van de SGP-fractie vragen welke factoren tegenover de factor draagvlak de balans naar de andere kant laat doorslaan, dan is het antwoord tweeledig. In de eerste plaats heeft het kabinet ook te maken met het draagvlak, zoals dat blijkt in besluitvorming door provinciale staten van Zuid-Holland en de gemeenteraden van Sassenheim en Warmond. In de tweede plaats is het beoordelingscriterium bestuurskracht ook zwaar gewogen, en dat pleit beslist voor onderhavig voorstel.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

2.1 De nieuwe gemeente Teylingen in haar omgeving

De leden van de CDA-fractie vroegen de regering of er een totaalvisie van de provincie ten grondslag ligt aan de inzet van de provincie om verschillende gemeenten in deze regio aan te moedigen gesprekken tot een fusie te beginnen, en wat daar de inhoud van is. Ook de leden van de fractie van de SGP vroegen of het voorliggende wetsvoorstel voortgevloeid is uit een integrale en samenhangende visie?

In 1999 is door mijn ambtsvoorganger de Stuurgroep krachtige gemeenten ingesteld. Met het verschijnen van het rapport van de Stuurgroep krachtige gemeenten in 2000 is de discussie over de bestuurlijke toekomst van de Leidse regio en de Duin- en bollenstreek nieuw leven ingeblazen. De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen de gemeenten te vragen zelf met een plan van aanpak te komen voor de vraag of en op welke wijze de gemeenten nu en in de toekomst in staat zijn zowel de lokale als regionale vraagstukken adequaat op te pakken. De provincie heeft voor deze aanpak gekozen. Enerzijds omdat op deze wijze maatwerk in de oplossing kan worden gegenereerd, waarbij recht wordt gedaan aan de diversiteit in karakter en bestuursstijl van de diverse gemeenten in deze provincie. Anderzijds is voor deze aanpak gekozen omdat de provincie de eigen inbreng van gemeenten in eventuele oplossingsrichtingen van het van het grootste belang vindt. Gemeenten zijn bij het maken van een plan van aanpak gevraagd in te gaan op de volgende aspecten:

1 Intensiveren van niet-vrijblijvende samenwerking tussen de gemeenten en de samenwerkingsverbanden;

2 Het meten van de bestuurskracht van de gemeenten;

3 Voorstellen voor verbetering van de kwaliteit van het lokaal bestuur waarbij gemeentelijk herindeling als ultimum remedium niet uit de weg mag worden gegaan.

In de nota «ontwikkelingen en ambities bestuurlijke organisatie op lokaal niveau in Zuid-Holland 2003–2006» werkten gedeputeerde staten de gebiedsvisie voor de hele regio nog eens uit. Het college geeft daarin aan dat zij samen met het lokaal bestuur wil werken aan voldoende bestuurskracht voor lokale en regionale vraagstukken, ook op de langere termijn. Daarvoor is een palet aan oplossingen mogelijk volgens gedeputeerde staten. Zij geven daar nog eens aan er de voorkeur aan te geven wanneer gemeenten zelf met adequate oplossingen komen voor vraagstukken betreffende de toekomst van de bestuurlijke organisatie. Niet-vrijblijvende samenwerking tussen gemeenten en gemeentelijke herindeling op vrijwillige basis hebben daarbij de voorkeur van deze provincie. Een door de provincie geïnitieerde gemeentelijke herindeling wordt gezien als «ultimum remedium». Maar de provincie geeft daarbij aan dat wanneer zij dit als noodzakelijke stap ziet, opdat burgers zich verzekerd weten van lokaal bestuur dat optimaal ten behoeve van hen kan functioneren, zij deze stap niet uit de weg zal gaan.

De leden van de SGP-fractie vroegen naar de samenhang van het onderhavige wetsvoorstel met de ontwikkelingen en mogelijke voorgenomen wijzigingen ten aanzien van de bestuurskracht van de verschillende gemeenten in de regio. Zij vroegen welke consequenties een integrale visie van de provincie op het gebied heeft voor de overige gemeenten in de regio? Voorts vroegen de leden van de fractie van de SGP welk eindbeeld de regering (al of niet in lijn met de opvattingen van de provincie) voor ogen heeft voor de onderhavige regio?

De hierboven beschreven visie van de provincie ten aanzien van de bestuurlijke organisatie in de regio ligt ten grondslag aan het nu voorliggende wetsvoorstel tot samenvoeging van Sassenheim, Voorhout en Warmond. Het ligt ook ten grondslag aan het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg. Voor de overige gemeenten in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek geldt dat de provincie ook hier volgens bovenstaande strategie werkt. Binnen het huidige kabinetsbeleid en het beleidskader gemeentelijke herindelingen is het passend dat de regering het door de provincie ingezette beleid ten aanzien van de bestuurlijke organisatie respecteert.

Op dit moment wordt, binnen de kaders van het hier boven beschreven provinciale beleid, ook elders in de regio het gesprek gevoerd over bestuurskracht en de bestuurlijke organisatie. De leden van de CDA-fractie vroegen naar de mening van de regering over de positie van de gemeente Noordwijk in het kader van fusiebesprekingen tussen Noordwijkerhout, Lisse en Hillegom. Deze leden vroegen zich af of voor de gemeente Noordwijk niet een geïsoleerde positie dreigt met de voorgenomen samenvoegingen van Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg en het onderhavige wetsvoorstel betreffende Voorhout, Sassenheim en Warmond, mede in het licht van besprekingen tussen Noordwijkerhout, Lisse en Hillegom. Deze leden vroegen de regering naar de gevolgen hiervan voor de gemeente Noordwijk. Aan de noordzijde van de nagestreefde nieuwe gemeente Katwijk en de thans voorgestelde nieuwe gemeente Teylingen liggen nog vier zelfstandige gemeenten in de provincie Zuid-Holland: Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse en Hillegom. Deze vier gemeenten zijn volgens bovenstaand provinciaal beleid, net als de andere gemeenten in de regio, gevraagd na te denken over de eigen bestuurskracht en bestuurlijke toekomst. In dat kader vinden gesprekken plaats tussen gedeputeerde staten van Zuid-Holland en de vier gemeentebesturen. Zonder thans vooruit te lopen op de precieze inhoud van mogelijke toekomstige voorstellen, heeft het kabinet er alle vertrouwen in dat gedeputeerde staten als insteek bij deze gesprekken zullen hebben dat er geen restproblematiek mag ontstaan binnen de regio. Het kabinet ziet door onderhavig voorstel geen belemmeringen voor andere gemeenten ontstaan.

De leden van de fractie van het CDA vroegen zich af of met dit wetsvoorstel wordt voldaan aan het criterium planologische ruimtebehoefte, wanneer de planologisch-ruimtelijke discussie tussen Rijnsburg en Voorhout in dit wetsvoorstel onopgelost blijft.

Binnen het rijksbeleid zoals verwoord in het beleidskader gemeentelijke herindelingen worden de criteria bestuurskracht en draagvlak als meest belangrijk geduid. Uit bestuurskrachtmetingen is gebleken dat de drie in het wetsvoorstel genoemde gemeenten kwetsbaar zijn, waar het gaat om bestuurskracht. Deze kwetsbaarheid in bestuurskracht is dan ook het motief voor de gemeentelijke herindeling zoals voorgesteld in onderhavig wetsvoorstel. Ik ben het met de leden van het CDA eens dat planologische ruimtebehoefte een motief kan zijn voor een herindeling. Dat is bij onderhavig wetsvoorstel echter niet het geval geweest. Vraagstukken met een ruimtelijke component zijn weliswaar actueel in de regio. Maar de grote infrastructurele, economische en planologische vraagstukken beslaan in dit geval de gehele regio. Deze vraagstukken zijn een opgave voor de bestaande regionale samenwerkingsverbanden in samenwerking met de provincie Zuid-Holland.

De leden van de ChristenUnie-fractie stelden vast dat de memorie van toelichting ervan gewag maakt dat als gevolg van de ontwikkeling van de VINEX-locatie in de gemeente Voorhout, Sassenheim en Voorhout dichter naar elkaar toe groeien. Deze leden vroegen zich af hoe dit zich verhoudt tot de stelling van de gemeente Voorhout dat de te ontwikkelen VINEX-locatie juist verder van Sassenheim af ligt en het feit dat het gebied tussen Voorhout en Sassenheim beschermd veenweidegebied betreft, waar geen enkele vorm van bebouwing is toegestaan.

In antwoord op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie kan ik aangeven dat de VINEX-locatie zelf inderdaad niet aan de zijde van Sassenheim ligt. Door recente en toekomstige ontwikkeling van VINEX- en bedrijventerreinlocaties komt het zwaartepunt van de kern Voorhout steeds dichter bij het zwaartepunt van de kern Sassenheim te liggen. Op grond van het streekplan Zuid-Holland West zal tussen de twee kernen een smalle strook veenweidegebied onaangetast blijven, die van betekenis is als groene verbindingszone.

2.2 Buitengrenzen van de nieuwe gemeente

De leden van de fracties van CDA, PvdA, VVD, D66, ChristenUnie en SGP schonken in hun inbrengen aandacht aan de buitengrenzen van de voorgestelde nieuwe gemeente. De leden van de CDA-fractie constateerden dat de Raad van State grote bezwaren had tegen het wetsvoorstel, zoals dat aan de Raad werd voorgelegd, omdat onzeker is of de voorgestelde begrenzing in stand zal kunnen blijven. Deze leden vroegen waarom het wetsvoorstel toch was ingediend en niet was afgewacht tot de provincie met gemeenten overeenstemming had bereikt over de buitengrenzen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen in hoeverre herindeling per 1 januari 2006 dermate noodzakelijk was, dat een herindelingsvoorstel, welke de buitengrenzen met alle betrokken buurgemeenten afbakende niet kon worden afgewacht. De leden van de D66-fractie schaarden zich achter de ernstige bezwaren die de Raad van State had gemaakt tegen de onzekerheid van de voorgestelde begrenzing en waren van mening, dat het veel meer voor de hand lag om de definitieve ontwikkelingen in de regio af te wachten. De leden van de SGP-fractie vonden het een onwenselijke situatie wanneer in een later stadium over de buitengrenzen van de nieuw te vormen gemeente zou worden beslist. Deze leden pleitten voor maximale duidelijkheid bij deze toch al omstreden voorgenomen samenvoeging. Naar de opvatting van de leden van de VVD-fractie zou nu ook gekeken dienen te worden naar het grensbeloop. De leden van de fractie van de PvdA oordeelden, dat ten aanzien van de buitengrenzen van de nieuwe gemeente enige kansen zijn gemist teneinde met de herindeling een paar knelpunten op te lossen.

Zowel gedurende de provinciale herindelingsprocedure, als in de navolgende voorbereiding van onderhavig wetsvoorstel hebben de buitengrenzen van de nieuwe gemeente veel aandacht gekregen. Op verschillende momenten hebben respectievelijk de buurgemeenten Alkemade, Leiderdorp, Oegstgeest en Rijnsburg aandacht gevraagd voor het grensbeloop met de nieuwe gemeente. Ook de fusiepartner Sassenheim heeft stelselmatig aandacht gevraagd voor een onderdeel van de buitengrenzen, met name met de gemeente Lisse. Uiteindelijk hebben provinciale staten ten dele op procedurele gronden, en ten dele op inhoudelijke gronden gekozen voor de vaststelling van een herindelingsadvies waarin werd uitgegaan van een integrale samenvoeging. Daarnaast hebben provinciale staten in een motie uitgesproken, dat gedeputeerde staten op korte termijn een traject in gang zetten om in overleg met de betrokken gemeenten de grenzen nauwkeuriger te definiëren.

Het vastgestelde herindelingsadvies tot integrale samenvoeging was voor het kabinet het vertrekpunt bij de voorbereiding van onderhavig wetsvoorstel. Hierbij was goede nota genomen van genoemde statenmotie. Hoewel het kabinet – onder verwijzing naar het Beleidskader gemeentelijke herindeling – meent dat niet lichtvaardig moet worden afgeweken van op decentraal niveau voorbereide herindelingsvoorstellen, zijn naar aanleiding van het advies van de Raad van State de buitengrenzen nog eens grondig heroverwogen. In het kader van die heroverweging is met alle rechtstreeks bij de betreffende buitengrenzen belanghebbende gemeentebesturen, alsmede met het provinciebestuur van Zuid-Holland overleg gevoerd. Met name de gemeentebesturen van de beoogde fusiepartners onderstreepten het belang, dat zij hechtten aan snelle duidelijkheid: ongeacht het antwoord op de vraag of men voor- of tegenstander van de fusie is. Voortgezette discussie over de buitengrenzen, alvorens tot fusie over te gaan, wordt door deze gemeenten als zeer ongewenst ervaren. In het licht van de lange voorgeschiedenis van de herindelingsdiscussie voor deze gemeenten begrijpt het kabinet de behoefte aan een snelle afronding van het fusietraject, en wil die snelle afronding dan ook bevorderen. Op de vragen van de leden van de fracties van CDA, D66 en ChristenUnie, die duiden op de mogelijkheid eerst nadere grenzendiscussies af te wachten alvorens tot herindeling over te gaan, moet worden geantwoord dat dat naar de mening van het kabinet niet gewenst en niet nodig is. Het kabinet is wel met deze leden en met de leden van de fracties van PvdA, VVD en SGP eens, dat met onderhavig voorstel voorzover mogelijk grenzen moeten worden bepaald, die een duurzaam karakter hebben. Bovendien ben ik het met de leden van de CDA-fractie eens, dat het niet de voorkeur heeft wanneer burgers tot twee keer toe met een nieuwe gemeente te maken krijgen. Dat is ook niet aan de orde voor de bewoners van de gemeente Lisse in het woonbuurtje rond de Derde Poellaan. Op grond van onderhavig voorstel blijft de situatie voor deze bewoners ongewijzigd. In mijn heroverweging van de buitengrenzen naar aanleiding van het advies van de Raad van State heb ik ook bij elk van de vier onderdelen die in discussie zijn een afweging gemaakt waarbij ik enerzijds rekening heb gehouden met de inhoudelijke opvattingen van betrokkenen en anderzijds ruimte heb willen geven aan door provincie of gemeenten voorgenomen vervolgprocessen. In mijn overleg met de portefeuillehouder van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heb ik reeds gevolg gegeven aan de wens van de leden van de fractie van het CDA om te bevorderen, dat bij toekomstige samenvoegingsvoorstellen de uiteindelijke buitengrenzen aandacht krijgen. Overigens wil het kabinet voorkomen, dat het misverstand ontstaat dat de buitengrenzen van onderhavig voorstel niet definitief zijn, zoals de leden van de D66-fractie vroegen. De nieuwe gemeente krijgt buitengrenzen, die op grond van onderhavig voorstel definitief en eenduidig bepaald worden. Het provinciebestuur heeft evenwel het voornemen, respectievelijk mij toegezegd, dat een aantal onderdelen van de buitengrenzen onderwerp zullen zijn van een vervolgproces. Afhankelijk van de uitkomsten van dat vervolgproces worden te zijner tijd mogelijk nieuwe grenzen getrokken.

Blijkens een aantal vragen in het verslag hadden de leden van verschillende fracties zich bij de onderscheiden onderdelen van de buitengrenzen een andere afweging kunnen voorstellen, respectievelijk wordt het kabinet uitgenodigd nogmaals een afweging te maken. De leden van de VVD-fractie leek het zeer denkbaar, dat reeds nu een definitieve keuze wordt gemaakt ten aanzien van de buitengrenzen van de nieuwe gemeente. Dit voorkomt problemen en langdurige discussie achteraf, zo stelden deze leden. Met deze leden ben ik eens, dat daar waar het kabinet bij een aantal onderdelen van de buitengrenzen ruimte heeft willen geven aan een provinciaal vervolgproces het thans maken van een definitieve keuze denkbaar was geweest. Anders dan deze leden heb ik geen redenen om problemen of langdurige discussie achteraf te vrezen.

2.2.1 Derde Poellaan

De leden van de PvdA-fractie pleitten ervoor de grens tussen de huidige gemeente Lisse en de nieuwe gemeente ter hoogte van de Derde Poellaan zodanig aan te passen, dat het bebouwde gebied van de gemeente Lisse naar de nieuwe gemeente Teylingen overgaat. De leden van de fractie van de VVD was het onduidelijk waarom het kabinet niet nu reeds een grenscorrectie heeft voorgesteld ten aanzien van de Derde Poellaan. Het ontging deze leden wat een dergelijke grenscorrectie van doen heeft met een eventuele gemeentelijke herindeling van de gemeenten Lisse, Hillegom en Noordwijkerhout. Gelet op de stedenbouwkundige samenhang van de Derde Poellaan met de aangrenzende bebouwing van de kern Sassenheim, alsmede de nabijheid van diverse voorzieningen voor de bewoners van de Derde Poellaan in Sassenheim, is een grenscorrectie inhoudelijk zeker te motiveren. In de afweging van het kabinet om bedoelde grenscorrectie niet voor te stellen waren procedurele overwegingen doorslaggevend. De gemeente Lisse heeft niet op dezelfde voet als de andere betrokken gemeenten geparticipeerd in de provinciale arhi-procedure. De bewoners van de Derde Poellaan zijn dan ook niet op dezelfde wijze betrokken in de arhi-procedure als de bewoners van de fusiegemeenten. Gelet op de verwachting, dat binnen afzienbare termijn een arhi-procedure wordt geëntameerd waarin de gemeente Lisse wél participeert en waarin door het provinciebestuur ook aandacht zal worden geschonken aan de Derde Poellaan, leek het het kabinet verantwoord die procedure af te wachten. Hierbij overweegt het kabinet bovendien, dat het vraagstuk rond de Derde Poellaan zich reeds enkele decennia voordoet en in die periode niet is gebleken van een dermate urgentie dat het vraagstuk beslist tegelijk met de fusie van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond dient te worden beslecht. Tot slot dient opgemerkt te worden, dat het in de rede ligt dat te zijner tijd bij een heroverweging van de grens tussen de gemeenten Lisse en Teylingen eveneens het grensbeloop ter hoogte van de autosnelweg A44 in beschouwing wordt genomen.

2.2.2 Boterhuispolder

Het was de leden van de VVD-fractie ook onduidelijk waarom ten aanzien van het grensbeloop tussen de gemeente Teylingen en de gemeenten Alkemade en/of Leiderdorp geen beslissing wordt genomen. De gemeenten Alkemade en Leiderdorp begrepen dat kennelijk ook niet, want zij deden zeer hun best om de leden van deze fractie te overtuigen van hun gelijk, aldus deze leden. De leden van de fractie van de PvdA nodigden mij uit het voorliggend wetsvoorstel zodanig aan te passen dat de Boterhuispolder aan de oostkant van de huidige gemeente Warmond bij de gemeente Alkemade gevoegd wordt. Deze leden hadden begrip voor het argument dat de toekomstige toeristische ontwikkelingen in het Kaaggebied aandacht hebben gekregen, maar vonden het desondanks merkwaardig dat een deel van de nieuw te vormen gemeente via de openbare weg slechts bereikt kan worden via twee andere gemeenten. Bij de eerdergenoemde heroverweging van de buitengrenzen naar aanleiding van het advies van de Raad van State hebben de gemeentebesturen van Alkemade en Leiderdorp eveneens indringend aandacht gevraagd voor het grondgebied van de huidige gemeente Warmond, dat gelegen is aan de oostzijde van de Kagerplassen. Hierbij werd bovendien gememoreerd, dat deze discussie ook een langdurige voorgeschiedenis kent en gaven de beide gemeenten te kennen te hechten aan een spoedige afronding van die discussie. Juist tegen de achtergrond van de langdurige voorgeschiedenis is de wens tot een spoedige afronding van de discussie naar mijn mening redelijk. Om die reden vond ik het ook zo belangrijk, dat ik met het provinciebestuur heb kunnen overleggen, dat het provinciebestuur zal bevorderen, dat de grenzendiscussie tussen de gemeenten Alkemade, Leiderdorp en Teylingen kan worden gevoerd en afgerond zodra de contouren van een fusievoorstel van de gemeente Alkemade zich zullen aftekenen. Hierdoor doe ik enerzijds recht aan het provinciebestuur, dat zijn verantwoordelijkheid wil gaan nemen, en anderzijds aan de wens van de gemeenten Alkemade en Leiderdorp dat binnen afzienbare termijn duidelijkheid ontstaat.

2.2.3 Sassenheim-Warmond

De leden van de fractie van de ChristenUnie maakten gewag van het feit dat de gemeente Voorhout in haar commentaar wijst op een reservering van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor de realisering van een NS station op de grens van Sassenheim en Warmond. Dit zou volgende de gemeenten Voorhout extra woningbouw met zich meebrengen. De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen of dit juist is.

Het is inderdaad juist dat de minister van Verkeer en Waterstaat geld heeft gereserveerd voor de bouw van een spoorwegstation in Sassenheim. Aan een nieuw station stelt de NS een norm voor het aantal in- en uitstappende reizigers per dag. De beoogde locatie in de Wasbeeklaan in Sassenheim voldoet aan die norm. Realisatie van het station is gepland tussen 2007 en 2010. Warmond heeft ingestemd met deze locatie voor het station. Het is eveneens juist dat Warmond de mogelijkheid heeft onderzocht voor woningbouw in de Klinkenbergerpolder. Daarbij hebben zij ook gekeken naar een mogelijke koppeling tussen extra woningbouw en de mogelijkheid dat het nieuwe station in Sassenheim dichter bij Warmond zou kunnen komen te liggen. Probleem echter bij de bouwlocatie die Warmond voor ogen heeft is dat deze binnen de geluidscontouren van Schiphol ligt en buiten de zogenaamde rode contouren uit het Streekplan West van de provincie Zuid-Holland. Op de vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie of de regering van mening is dat deze extra woningbouw de oplossing zou kunnen zijn voor de – overigens bestuurlijke – problematiek van de gemeente Warmond, kan ik dan ook niet positief antwoorden.

2.2.4 Klinkenbergerplas

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen waarom de regering er voor gekozen heeft een grenscorrectie voor te stellen met betrekking tot de Klinkenbergerplas. Waarom is op dit punt wel een voorstel door de regering gedaan, en op de andere punten niet, zo vroegen deze leden. De leden van de VVD-fractie vroegen wat het oordeel is over het verzoek van de gemeente Oegstgeest om onderhavige grenscorrectie zo vorm te geven, dat ook de jeugdgevangenis op het grondgebied van deze gemeente komt te liggen.

Het kabinet gaf er naar aanleiding van het advies van de Raad van State in het kader van zijn heroverweging de voorkeur aan om de Klinkenbergerplas geheel binnen de grenzen van de gemeente Oegstgeest te brengen. Goede inhoudelijke argumenten pleitten hiervoor. Op dit moment is de plas gelegen in de gemeenten Oegstgeest, Sassenheim en Warmond. Bij de verdere ontwikkeling en inrichting en vervolgens beheer van het gebied, alsmede de uitoefening van verantwoordelijkheden zoals in de sfeer van openbare orde en veiligheid, verdient het de voorkeur wanneer het gebied binnen één gemeente komt te liggen. Toedeling aan de gemeente Oegstgeest ligt het meest in de rede. Bovendien is mij gebleken dat een dergelijke grenscorrectie op een breed draagvlak kan rekenen. Nadat het gemeentebestuur van Oegstgeest aandacht had gevraagd voor zijn wens de Klinkenbergerplas binnen de grenzen te krijgen, vroeg het vervolgens ook om uitbreiding van de gemeente met de jeugdgevangenis. Bij de jeugdgevangenis ontbreekt het echter aan inhoudelijke argumenten vergelijkbaar met die ten aanzien van de Klinkenbergerplas: of het nu gaat om de ontwikkeling of beheer van het betreffende grondgebied, dan wel om de oriëntatie. De jeugdgevangenis is thans gelegen op het grondgebied van de gemeente Sassenheim, en wordt vanuit deze gemeente ontsloten. Voor het kabinet is er geen enkele aanleiding om de jeugdgevangenis nu ineens «over te hevelen» van de nieuwe gemeente Teylingen naar de gemeente Oegstgeest. Bij de gemeente Sassenheim ontbreekt het ook aan draagvlak voor een dergelijke grenscorrectie.

2.2.5 Rijnsburg

De leden van de PvdA-fractie deden een beroep op mij het verloop van de grens tussen de gemeente Rijnsburg en de nieuw te vormen gemeente Teylingen niet boven de markt te laten hangen en met een voorstel te komen waarin een toekomstbestendige keuze wordt gemaakt voor wat betreft de nieuw te vormen buitengrens. Ook deze buitengrens is naar aanleiding van het advies van de Raad van State overwogen en onderwerp van overleg met de betrokken gemeenten en provincie geweest. Mij is hierbij gebleken, dat deze gemeentegrens belangrijk wordt gevonden als afgeleide van een regionaal gevoerde discussie over ruimtelijke vraagstukken in het gebied, die verder reikt dan de nagestreefde ruimtelijke functies voor het grondgebied van de huidige gemeenten Rijnsburg en Voorhout. De discussie wordt met actieve betrokkenheid van de provincie Zuid-Holland gevoerd, maar heeft nog niet tot conclusies geleid die op dit moment kunnen worden «vertaald» in een nieuwe gemeentegrens. Het is niet denkbeeldig, dat het thans wijzigen van deze grens juist de bredere discussie doorkruist. Ik geef er dan ook de voorkeur aan, dat de regio – in samenspraak met de provincie – de ruimtelijke discussie afrondt waarna vervolgens provincie en betrokken gemeenten tot een eventuele wijziging van gemeentegrenzen kunnen overgaan.

3. Financiële aspecten

De leden van de CDA fractie hebben de regering gevraagd, wat de financiële gevolgen zijn voor de burgers betreffende de lokale lasten in de nieuwe gemeenten.

In antwoord daarop kan ik aangeven dat de herindeling in principe geen aanleiding voor de nieuwe gemeente hoeft te zijn om de totale lokale lasten voor burgers en bedrijfsleven aan te passen. De tarieven (bijvoorbeeld OZB) voor de huidige drie gemeenten zijn verschillend. De nieuwe gemeente zal een harmonisatie van beleid lokale heffingen en tarieven plaats vinden. De vaststelling van het beleid en de tarieven voor lokale heffingen wordt vastgesteld door de nieuwe gemeenteraad. Bij de afweging zal, zoals gebruikelijk, het voorzieningenniveau aan de orde zijn. In die afweging vervul ik geen rol, maar vertrouw op de zorgvuldigheid van het nieuwe gemeentebestuur.

Voorts vroegen de leden van de fractie van het CDA de regering welke maatregelen de nieuwe gemeente van plan is te nemen om een adequaat en goed gespreid voorzieningenniveau voor de burgers te realiseren.

De drie afzonderlijke gemeenten hebben gezamenlijk een visiedocument voor de nieuwe gemeente Teylingen vastgesteld. Dit visiedocument is middels een bijzonder open, interactieve procedure tot stand gekomen. Zo zijn de drie gemeenten, bij de totstandkoming van dit visiedocument, de dialoog aangegaan met inwoners, verenigingen, instellingen en ondernemers. Alle hebben een bijdrage kunnen leveren aan de visie op de nieuwe gemeente. In deze visie wordt aangegeven dat de sociale structuur, en in het bijzonder het rijke verenigingsleven, het fundament is onder de cohesie in de kernen. De gemeenten hechten belang aan het huidige niveau van levendigheid, kwaliteit en variëteit van het verenigingsleven. Daarbij wordt in het visiedocument onderkend dat een belangrijke vraag voor de nieuwe gemeente, bij de vaststelling van haar beleid ten aanzien van het voorzieningenniveau in de toekomst, is of zij het accent op de afzonderlijke kernen legt of op de nieuwe gemeente als geheel. De drie huidige gemeenten geven de nieuwe gemeente daarbij mee dat volgens hen de sleutel tot positieve effecten van de fusie in het accent op het geheel zal liggen. De nieuwe gemeente zal naar het streven van de fusiepartners de kwaliteit en de levendigheid van de afzonderlijke kernen daarbij niet uit het oog verliezen. Tot slot wordt in het visiedocument aangegeven dat de nieuwe gemeenteraad per beleidsthema zal moeten bezien hoe hier zo goed mogelijk mee om te gaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven