30 031
Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lidstaten

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 september 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel IV, wordt als volgt gewijzigd:

Onder verlettering van onderdeel B in onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

B. In artikel 4a, tweede lid, wordt «25 percent» vervangen door: 20 percent.

II

Artikel V, wordt als volgt gewijzigd:

Onder verlettering van onderdeel B in onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

B. In artikel 4a, tweede lid, wordt «25 percent» vervangen door: 20 percent.

III

Artikel VI, wordt als volgt gewijzigd:

Onder verlettering van onderdeel B in onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

B. In artikel 4a, tweede lid, wordt «25 percent» vervangen door: 20 percent.

Toelichting

Artikel 4a, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 sluit aan bij artikel 3, tweede lid van de Richtlijn. Daarbij ziet het artikel op de situatie dat het voor de toepassing van de vrijstelling van dividendbelasting van belang zijnde criterium «deelneming in het kapitaal» bij bilaterale overeenkomst is vervangen door «bezit van stemrechten». Voor het bezitspercentage is gekeken naar de richtlijn die uitging van een percentage van 25. De verlaging van de percentages geldt volgens de wijzigingsrichtlijn eveneens voor de situaties waarin bij wege van bilaterale overeenkomst het criterium «deelneming in het kapitaal» is vervangen door het criterium «bezit van stemrechten». Dat het percentage in artikel 4a, tweede lid, Wet op de dividendbelasting niet is verlaagd betreft dan ook een omissie die bij deze nota van wijziging wordt hersteld.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven